***
Twee dagen voor kerst ging Cato Isaksen met Gard en Vetle op bezoek bij zijn moeder in het Frogner-verpleeghuis. Het lag in de Erling Skjalgsonsgate in Frogner. Het verpleeghuis zelf was een heel gewoon stenen gebouw. Maar het was aan alle kanten omgeven door oude, mooie gebouwen. Gard was er al twee jaar niet geweest. Hij hield de buitendeur voor zijn vader en zijn broer open. Ze namen de lift naar de tweede verdieping. Ze spraken niet met elkaar.
De kleine tafeltjes in de gang waren versierd met rode kerstkleedjes en witte kaarsen.
Gyda Isaksen zat in haar warme kamer in een stoel bij het raam te dutten. Op de vensterbank stonden twee kamerplanten met rode bloemen.
De oude dame begon te huilen toen ze haar oudste kleinkind zag. "Jongen toch", zei ze met trillende stem, "wat lief dat je komt. Ik heb je al weken niet gezien."
Gard pakte de hand die ze naar hem uitstak. Hij zag de lelijke aderen die als dunne, lichtblauwe koordjes onder de huid lagen. Haar handen voelden aan als twee kleine jonge vogeltjes. Ze straalde een vriendelijke, tere warmte uit.
Vetle grijnsde naar zijn vader. "Weken, laat me niet lachen", zei hij, en hij ging op de rand van het bed zitten om zijn beurt af te wachten.
Cato Isaksen keek naar zijn oudste zoon. Hij dacht niet dat zijn oma zoveel voor hem betekende. Waarom zou Gard anders zijn dan hij zelf was?
De stilte in de kamer werd onderbroken door lawaai op de gang. Het klonk alsof iemand een dienblad liet vallen. Een heldere lach volgde op de klap.
De kamer was gemeubileerd met zijn moeders eigen meubilair, afgezien van het ziekenhuisbed. Lijstjes met zwartwitfotos van de familie bedekten een groot deel van de wand. Cato Isaksen bekeek ze, zoals
altijd als hij hier was. Foto's van hemzelf als kind, de trouwfoto van zijn ouders, zijn grootouders, zijn overgrootouders. En de jongens. Gard als vierjarige, genomen in het park. Vetle als vierjarige, genomen in het park. En een nieuwe foto, van Georg. Sigrid moest die aan haar hebben gegeven. Hij was groter dan de andere foto's, en in kleur.
Vetle liep naar zijn grootmoeder toe. Hij haatte het om haar te omhelzen. Hij kon niet tegen de zoetige geur van haar oude huid. Zijn oma wilde hem omhelzen. Vetle kuste haar.
Cato Isaksen liep naar het raam. Hij bleef staan en keek naar de kale boom buiten.
"We hebben een kerstcadeautje voor je meegenomen", zei Vetle en ritselde met de draagtas die hij in zijn handen had.
"Nee maar", zei Gyda Isaksen. "Is het vandaag al kerstavond?"
Niemand gaf antwoord.
"Het is hier lekker warm", zei Cato Isaksen glimlachend tegen zijn moeder.
"Ja, en ik heb gehoord dat er een klein meisje is gekomen", zei Gyda Isaksen met trillende stem.
Cato draaide zich abrupt om. "Wie heeft je dat verteld?" Zijn moeder keek hem met haar troebele ogen aan. "Tja, hoe heet hij ook alweer... hij was hier met Georg."
"Hamza?" vroeg Vetle luid.
"Ja, dat geloof ik wel."
"Het is niet jouw kleinkind, moeder", zei Cato Isaksen.
"Georg niet?"
"Ja, Georg wel, maar de baby. Dat is de dochter van Sigrid."
"Ja... maar, dan is het toch ... mijn kleinkind?"
Cato Isaksen keek haar geïrriteerd aan. "Nee, toch niet", zei hij.
De oude dame keek hem verward aan. "Nee, nee ... juist", zei ze verdrietig. Maar toen fleurde ze weer op. "Ze hebben in elk geval beloofd dat ik een foto van haar krijg om aan de wand te hangen."
Er werd zachtjes op de deur geklopt en een verpleegkundige kwam binnen met een dienblad met twee kopjes koffie, twee glazen rode limonade en een schaaltje met koekjes. "Ik dacht dat jullie wel zin zouden hebben in een kopje koffie", zei ze glimlachend. "Het is tenslotte over twee dagen al kerst."
"Ja, dank u wel", zei Cato Isaksen en hij nam het blad van haar aan.
"Heb je cadeautjes gekregen, Gyda?" vroeg de verpleegkundige luid terwijl ze naar de draagtas knikte die op de grond lag.
De oude dame boog zich een beetje naar voren. "Is het morgen pas kerstavond?" vroeg ze.
"Ja, moeder", zei Cato Isaksen, "morgen."
"Juist ja", zei ze en leunde weer achterover in haar stoel.
Cato en zijn zonen keken elkaar aan. "Je weet dat het niet gemakkelijk voor jou is om helemaal naar ons toe te komen, moeder", zei hij vlug, terwijl hij naar de verpleegkundige keek die zich bukte om de tas op te pakken. "Ik zal er tot morgen op passen', zei ze. "Om vijf uur gaan we met zijn allen beneden de cadeautjes uitpakken."
Ze dronken koffie en limonade. Cato's moeder bleef maar op het koekje kauwen. Ze zei niets.
"Wat heb je mooie kerststerren", zei Cato, terwijl hij naar de vensterbank knikte.
Zijn moeder glimlachte. "Ja", zei ze, "die heb ik pas gekregen. Ik denk van Sigrid. Ze vergeet me nooit."
Cato Isaksen voelde de irritatie door zijn lichaam kruipen. Sigrid hoefde zijn moeder niet op die manier in te palmen. En die Hamza, wat had hij hier verdomme te zoeken?
Hij besloot contact met hen op te nemen om er een eind aan te maken.
Tanja Geber was uit Slemmestad naar huis gekomen om de kerst bij haar familie door te brengen. Verschillende politieagenten zouden de beveiliging verzorgen. Randi Johansen had toegezegd om de avond van de 23e op zich te nemen. Maar kerstavond wilde ze met haar man doorbrengen, omdat het hun eerste kerst samen zou zijn.
Hanne Marie Skage en haar ouders hadden elke vorm van bewaking van de hand gewezen. Ze ontkenden dat hun dochter een relatie had met de drie meisjes uit de flat. Haar vader beweerde dat ze de meisjes alleen maar van school kende. En dat ze in geen geval haar type waren. Hij vond dat de moorden niets met zijn dochter te maken hadden.
Tanja had vannacht over het kerstdiner gedroomd. Het was begonnen als een nachtmerrie. De geluiden in haar hoofd als ze kauwde. Het boze mysterie, kaal en naakt. De smaak, niet goed en niet slecht. Het was een rare droom geweest. Na een tijdje was hij grappig geworden. De zuurkool had gepraat en het vlees had gedanst. De aardappels waren er in een lange rij door de straat vandoor gegaan. Ze was de aardappelen achternagegaan om ze te vangen. Ze had gelachen. De aardappelen vermeerderden zich tot het er heel veel waren. Ze bleef maar lachen terwijl ze ze opraapte. Ze had beloofd dat ze met kerst zou eten. Ze dacht dat haar moeder dat had gevraagd, maar ze wist het niet zeker. Misschien had ze alleen maar gedroomd dat haar moeder dat had gevraagd.
De kerstboom was opgetuigd. De boom verspreidde een vieze, scherpe geur. Hij stond daar als een symbool van vergeten, groen geluk. Berit Geber probeerde zich te vermannen. Sven Wangberg had haar medicijnen gegeven. Ze merkte dat ze er rustig van werd. Ze nam ze zonder
gewetenswroeging in. Maar zelfs haar gebeden werden traag. Ze kon zich niet concentreren op de juiste god. Hij was nauwelijks aanwezig. Daar maakte ze zich zorgen over.
Karen en Tanja trokken zich terug. Zaten met hun armen en benen in elkaar gevlochten zachtjes te praten. "Er zal je niets gebeuren", zei Karen, "ik weet het zeker."
"Ik ook", zei Tanja. "Maar ik voel me erg verward." Ze lachte even. "Snap je?"
Karen keek haar aan en begon ook te lachen. "Vertel me over Marius", zei ze. "Alles."
Tanja had van Marius een ring met een wit pareltje gekregen. Hij had niet tot kerstavond kunnen wachten. "Is het een verlovingsring?" vroeg Karen. "Nee hoor, een gewone ring." "Hebben jullie het gedaan?" "Wat?"
"Je weet best wat ik bedoel."
"Of ik met hem naar bed ga, bedoel je?"
Karen knikte.
Tanja glimlachte. "Het is fijn", zei ze. "Hij ... het is ... Als hij dicht tegen mij aan ligt, dan voel ik dat ik hier ook echt ben, in mijn eigen lichaam."
"Vindt hij je niet te mager?" "Eigenlijk wel."
"Hoe voelt het, als hij... je weet wel." Karen bloosde. Tanja gooide haar hoofd achterover en lachte. Ze bracht haar mond dicht tegen het oor van haar zus. "Ik neem hem ook in mijn mond", fluisterde ze. "Ik doe alles."
Karen duwde haar zachtjes weg. Ze probeerde onbewogen te lijken. "Je weet toch dat je dik wordt van zaad." Ze kneep haar lippen op elkaar om niet in lachen uit te barsten.
"Maar ik slik het niet door", lachte Tanja.
De deur ging open. Berit Geber stond naar haar dochters te kijken, die dicht tegen elkaar aan op het bed zaten en hetzelfde lachje lachten.
Tanja en Karen. Het beeld was fout. Ze vond het niet leuk, maar haar verstand zei haar dat ze het leuk moest vinden. Vroeger was het Tanja en Therese, en Karen alleen.'
Ze glimlachte eventjes. "Dus hier zitten jullie", zei ze. Het was geen vraag, alleen een constatering.
Tanja keek haar met een voorzichtig lachje aan. Ze wist niet zeker of ze er verkeerd aan deden dat ze hier zaten te lachen. Haar moeder droeg een donkerblauwe broek en een blouse met kleine bloemetjes. Ze had stevige heupen en dijbenen. Zo zou Tanja niet worden. Haar moeder zuchtte. "Oma komt zo", zei ze.
"Leuk", zeiden Tanja en Karen tegelijkertijd. Maar ze wisten allemaal dat het niet zo leuk was. Hun moeder veranderde als oma er was, ze werd zo gespannen.
"We moeten het gezellig voor oma maken", zei ze. "Jullie moeten me helpen."
"Ja", knikten ze.
Hun moeder keek hen aan en ze wist dat ze hen was kwijtgeraakt. Niet nu, maar lang geleden. Ze hadden zich teruggetrokken. Ze wist niet wanneer het was gebeurd, of hoe. Alleen dat het was gebeurd. Ze zaten dicht tegen elkaar aan en hielden alle vier de ogen gericht op een punt boven haar hoofd. Ze keken naar haar als naar een foto die ze niet begrepen. Ze hoorde een vreemd bruisend geluid. Ze leken op een slakkenhuis. Twee zusters ineen. Het maakte haar bang. Het slakkenhuis was glad en koud, met marmeren randen die in cirkels naar binnen draaiden, naar het bruisende geluid toe.