9
Nachtmerrie
Toen ik wakker werd, bleef ik naar het plafond liggen staren. Ik wilde dat alles wat er vanavond gebeurd was niet meer dan een nachtmerrie zou zijn. Als elke nachtmerrie, zou hij nog een tijdje in het geheugen blijven hangen, maar algauw zou hij opgaan in rook en zou zelfs de herinnering eraan moeilijk zijn. Ik zou naar school gaan en Mark naar me zien knipogen in de gang, voorwendend dat hij leed onder mijn afwijzing, om me dan later een briefje in de hand te stoppen met nog meer referenties. Ik zou erom lachen. Ik zou natuurlijk papa blijven gehoorzamen en Mark op een afstand houden, maar dat betekende niet dat ik niet van het spelletje kon genieten, het tantaliserende en gevaarlijke spel dat, ondanks alle beperkingen, me wat opwinding bezorgde.
Ik zou niemand iets vertellen over de nachtmerrie, want dat zou hem alleen maar doen voortleven. Ik wilde die beelden nooit meer oprakelen, maar het was niet gemakkelijk om ze van me af te zetten. Hij was zo flirterig, opwindend en romantisch op me overgekomen. Zijn stem had zachter geklonken, zijn lippen waren uitnodigend. En toen hij zijn handen op mijn middel legde en me uit het raam begon te tillen, voelde ik me verzwakken, alle weerstand verliezen, verlangend te worden genomen. Elke seksuele impuls die me in verleiding had gebracht en me naar een intense begeerte had gelokt, was nu volledig tot leven gekomen en schreeuwde erom erkend en vervuld te worden. Ik wilde niets liever dan een slavin worden van mijn seksualiteit en me als een onzichtbare krachtige hand erdoor laten beetpakken, om me heen en weer te zwiepen tot alle terughoudendheid uit mijn lichaam geschud was, de tegenzin wegstroomde uit elke cel van mijn lijf, en ik me volledig overgaf aan Mark.
Geen jonge vrouw kon ooit sneller gebiologeerd zijn en zo bereid zich totaal over te geven. Een blik door een kamer, een begeleidende sexy glimlach, een kus, toegeblazen door getuite lippen, een zacht gefluister in haar oor, zou een tinteling door haar heen doen gaan van haar borsten naar haar dijen en haar zwak maken en begerig naar liefde, maar niets daarvan kwam in de buurt van Marks stem, Marks hypnotiserende ogen.
Ik wilde hem in me, als een deel van me, me volledig in beslag nemend, me beheersend. Ik wilde dat hij me aantrok als een handschoen en zo lang hij wilde tegen zijn borst en hart hield. Geen waarschuwingen, geen lessen in voorzichtigheid, konden de woeste aanval weerstaan van golf na golf van zijn seks, zijn geslachtsorgaan dat harder werd en steeds dieper in me drong. En niet één keer tijdens dat alles dacht ik iets van mijzelf te verliezen. Niet één keer had ik het geringste gevoel van misbruik of spijt. Ik ben waar ik hoor te zijn, verlang te zijn, dacht ik. Neem me. Neem me nu, op dit moment.
Een paar ogenblikken verloor ik mezelf in die fantasie, maar ik voelde me gelukkig. Ik werd warm, alsof ik wegkroop in mijn ruime dekbed, ook al was ik al bezig het weg te duwen. Ik dacht erover langer in bed te blijven, maar toen draaide ik me enigszins om en zag het bloed op het raam. Het was alsof er een steen doorheen was gegooid en de scherven in het rond waren gevlogen. De koude lucht drong naar binnen en stroomde over mijn warme, sensuele gedachten en gevoelens, verdronk ze, bluste ze als de brandslang van een brandweerman een vuur blust.
Ik hoorde mijn deur opengaan. Mevrouw Fennel stond op de drempel naar me te kijken.
'Nog in bed? Je vader wacht op je in de zitkamer,' zei ze. Niets in haar stem wees op woede of droefheid.
'Zijn alle anderen al op?'
'Aangekleed en wachtend op jou.'
Ik stapte snel mijn bed uit, ging naar de badkamer om mijn gezicht te betten met koud water, haalde snel een borstel door mijn haar en trok haastig een slipje aan, mijn spijkerbroek en een schooltrui, en ten slotte een paar sandalen. Ik liep de gang in en bleef toen staan, beseffend hoe stil het was. Meestal om deze tijd hoorde ik Maria praten en geluiden uit de keuken komen. Ik zette het op een holletje naar de zitkamer. Toen ik binnenkwam zag ik Ava met Maria op de bank zitten. Mevrouw Fennel zat in papa's lievelingsstoel, en hij stond met over elkaar geslagen armen en zijn rug naar ons toe uit het raam te staren. Mevrouw Fennel was zelden bij ons als we bij papa zaten. Papa draaide zich om toen ik binnenkwam. Ze keken allemaal even somber.
'Het spijt me, papa. Het was niet mijn bedoeling zo laat op te staan, maar ik heb nogal slecht geslapen, en...'
Ava kermde bij mijn zenuwachtige uitleg.
'Ga maar zitten, Lorelei,' zei papa, met een knikje naar de bank. Maria schoof een eindje op om ruimte voor me te maken. Ik keek papa vol verwachting aan. Mevrouw Fennel staarde recht voor zich uit, alsof ze verdiept was in een niet-aflatende gedachte. Ze knipperde zelfs niet met haar ogen. Geen spier van haar gezicht vertrok. Heel even dacht ik dat haar gezicht een ontredderde uitdrukking kreeg.
'Goed,' ging papa verder en kwam dichter bij ons staan. 'Ava weet het meeste al van wat ik jullie over dit alles ga vertellen. Normaal zou ik met jullie allebei wachten tot je tijd gekomen was, maar...'
'Maar dit is de eerste keer dat we thuis zijn aangevallen,' voegde mevrouw Fennel er ongeduldig aan toe.
'Precies,' zei papa. 'Hij voelde zich aangemoedigd.'
'Het is haar schuld,' mompelde Ava met een knikje in mijn richting. 'Ze heeft er niet flink en definitief genoeg een eind aan gemaakt.'
'Daar hebben we nu geen tijd voor,' snauwde papa tegen haar. 'Bovendien kan het gisteravond niet haar schuld zijn geweest als ze niet wist waarvoor ze uit moest kijken, wel, Ava? Nou?'
'Nee, ik denk het niet,' zei ze, maar ze keek alsof ze het niet geloofde.
'Ik begrijp het niet, papa. Wie was Mark Daniels?' vroeg ik. Ik had bijna gevraagd wat was Mark Daniels?
'Hij was lid van een afvallige familie. Dat is een familie zoals wij, maar die zich niet aan de regels houdt. Elke familie heeft zijn eigen territorium. Die dingen worden van tevoren vastgesteld. Er wordt goed en zorgvuldig gepland. Geen andere familie mag zich vestigen in het territorium dat door een ander wordt geclaimd. Als twee families daar zouden wonen en werkzaam zijn, zou dat te veel en mogelijk zelfs fatale aandacht op ons vestigen. Er zijn nog meer regels. Geen dochter mag ooit worden gekozen als slachtoffer. Als zich iets dergelijks voordoet, ontstaat er een machtsstrijd. We eindigen met onszelf te vernietigen. De afvalligen trekken zich daar niets van aan.'
'Er is iets mis met ze,' zei mevrouw Fennel knarsetandend. 'Ze hebben een onlesbare dorst naar bloed. Eén voeding per maand vinden ze niet genoeg.'
'Ik heb een paar van de ouderen gebeld om vandaag bijeen te komen,' ging papa verder. 'Je moet ze vertellen hoe die jongen je achtervolgd heeft. Beschrijf het met zoveel details als je je maar kunt herinneren. Ze zullen moeten begrijpen dat dit gerechtvaardigde zelfverdediging was en iedereen gewaarschuwd moet worden. Normaal doen we elkaar niet aan wat hij van plan was met jou te doen en ik met hem moest doen.'
'En we moeten op de hoogte blijven van hun verhuizingen,' zei mevrouw Fennel. 'Om de anderen te kunnen waarschuwen.'
Ik keek even naar Maria. Ze keek enorm verward. Ze had er helemaal niets van gezien en wist niet goed wat papa hier allemaal mee bedoelde, al voelde ze wel dat we gisteravond allemaal in groot gevaar hadden verkeerd.
Was het mijn schuld? Had Ava gelijk? Had ik ons op de een of manier in gevaar gebracht? Maar hoe? Wat vond Ava precies dat ik had gedaan? Ik had hem nooit iets specifieks over ons verteld. Ik had zelfs nooit een gesprek met hem gehad dat langer dan een paar minuten duurde. 'Ik heb nooit iets in hem gezien dat me deed denken dat hij zou... dat hij was... wat hij was, papa. Geen hint, niets in wat hij zei of hoe hij naar me keek dat erop zou kunnen duiden.'
'Ik zou het gezien hebben als hij op school naar me toe was gekomen,' zei Ava.
'Je bent heel wat verder gevorderd dan zij, Ava,' zei mevrouw Fennel.
'Ik heb het niet over nu, maar toen ik haar leeftijd had,' zei Ava op veel scherpere toon dan ik haar ooit tegen mevrouw Fennel had horen spreken.
'Hm, we weten niet of dat waar is, want het is je nooit gebeurd, hè?' merkte mevrouw Fennel op.
Ik trok mijn wenkbrauwen op. Ik zou nooit verwachten dat mevrouw Fennel zich terug zou trekken, maar het verbaasde me wél dat ze het zo fel voor me opnam.
'Dat is nu het punt niet, Ava!' schreeuwde papa. Ava kromp ineen en boog haar hoofd. 'Het punt is,' ging hij veel kalmer verder, 'dat we nu veel alerter moeten zijn, heel veel alerter. Ze weten nu dat hij gisteravond gefaald heeft. Ze zullen óf verder trekken, óf terugkeren om wraak te nemen.'
'Het is niet te zeggen wat afvalligen zullen doen,' vervolgde mevrouw Fennel. 'Meestal is het een stelletje lafaards. Als ze ergens betrapt worden waar ze niet horen te zijn en ze worden bedreigd, trekken ze zich terug. Daarom is het zo ongewoon wat er gisteravond gebeurd is. Hij had de euvele moed om praktisch tot voor onze deur te komen.'
'Raam,' mompelde Ava. 'Haar raam.'
'Ik zweer dat ik hem nooit verteld heb waar we wonen, papa.'
'Je hoefde het hem niet te vertellen.'
'Misschien is hij ons op een dag gevolgd toen we naar huis gingen,' zei Maria. Ook al kende ze niet alle weerzinwekkende details, toch wilde ze ook een duit in het zakje doen.
'Misschien,' gaf papa toe. Ze lachte, blij dat ze een belangrijke bijdrage kon hebben geleverd aan de discussie.
'Wat moeten we nu doen, papa?' vroeg ik. 'Ik bedoel, waar moeten we naar zoeken in de mensen die we ontmoeten?'
'Ik ben bang dat Ava in dat opzicht gelijk heeft,' zei hij. Ava keek zelfingenomen, scheen zich in ere hersteld te voelen. 'Het is iets wat in je groeit, dat instinct om te overleven, ons speciale overleven. Ik weet zeker dat het zich binnenkort in je zal ontwikkelen, maar intussen... nou ja, ik wil natuurlijk niet dat je paranoïde wordt, maar...'
'Vertrouw niemand,' zei mevrouw Fennel. 'Ga ervan uit dat niemand onschuldig is.'
'Hoe wist hij dat ik het doelwit was, papa? Ik ben niet zo heel anders dan de overige meisjes op school.'
'Wie probeer je te bedotten?' vroeg Ava me. Ze keek naar papa alsof ze verwachtte dat hij verder zou ingaan op wat ze zei.
'Laten we het daar nu niet verder over hebben,' zei hij. Ava keek teleurgesteld. 'Ik verwacht onze mensen over ongeveer een uur, dus ga ontbijten en ontspan je. Ik wil geen gekissebis horen,' waarschuwde hij, met een blik op Ava. 'We zijn een eenheid als het om iets dergelijks gaat.'
Mevrouw Fennel stond op. 'Alles staat klaar voor jullie ontbijt.'
We stonden op om naar de eetkamer te gaan. Papa bleef achter, draaide zich om en liep weer naar het raam. Als hij wraak verwachtte, dacht hij dan dat die zo gauw zou komen? Was wat er gisteravond gebeurd was wat hij altijd gevreesd had dat zou gebeuren? Was dit waar hij soms zo ingespannen naar luisterde? Zaten die zogenaamde afvalligen altijd achter een van ons aan? Waarom was het juist mij overkomen? Waarom niet Ava? Misschien zou ze dan niet zo verdomd arrogant zijn, dacht ik.
Geen van ons zei veel aan het ontbijt, ook al wilde Maria meer bijzonderheden weten. Papa liet zich niet zien. Ik ging terug naar mijn kamer en wachtte tot mevrouw Fennel me kwam halen.
'Ze zijn er,' zei ze. 'Sommigen van hen ken je natuurlijk. Doe gewoon wat je vader heeft gezegd. Vertel ze wat er gebeurd is.'
Ik knikte en volgde haar naar de zitkamer. Vier van de genodigden waren er al. Ik herkende meneer Biggi en mevrouw Everstreet. Ze waren hier al vaak geweest en brachten dan cadeautjes mee voor mij en Maria. We noemden ze oom en tante. Meneer Biggi was zo aardig als een opa voor ons. Hij had een dikke bos wit haar, een gezonde huidskleur en een krachtige, zelfverzekerde gestalte. Net als papa's leeftijd was die van hem moeilijk te schatten. Zijn ogen waren zo helder als van een pasgeboren baby, ondanks de lichte rimpels eromheen.
Tante Everstreet daarentegen leek meer op mevrouw Fennel, lang en slank, met een harde trek in haar gezicht. Haar neus was minder puntig en haar kin minder geprononceerd dan die van mevrouw Fennel, maar ze leek dezelfde ogen te hebben en sprak met hetzelfde zelfvertrouwen, straalde een nuchtere, zakelijke houding uit. Maar ze was altijd blij ons te zien.
Vanochtend keek ze ernstiger dan ooit.
Ik werd voorgesteld aan meneer Taggert en meneer White. Beiden zagen er jonger uit dan oom Biggi en tante Everstreet, maar veel ouder dan papa. Ik dacht dat ik meneer White al eens eerder had gezien, misschien toen ik een jaar of vijf, zes was. Hij leek zenuwachtiger dan een van de anderen.
Papa ging in zijn stoel zitten. 'Dit is Lorelei, jullie zullen je haar wel herinneren.'
Oom Biggi was de enige die naar me glimlachte. De anderen knikten en gingen haastig zitten.
'Oké,' zei papa. Hij wilde dat ik tegenover de anderen bleef staan. Hij draaide zich naar me om. 'Begin met de eerste dag dat hij naar je toekwam.' Ik wist niet hoe uitvoerig ik het moest uitleggen, maar ik beschreef zelfs wat hij toen aanhad. Ik herhaalde alles wat hij tegen me gezegd had, zo goed als ik het me kon herinneren, en vertelde zelfs over de grap met de referenties.
Tante Everstreet vroeg me zijn gezicht zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven. Ik wilde het niet zeggen, maar zijn ogen hadden zo intens en zo snel mijn aandacht getrokken, dat ik zijn andere gelaatstrekken nauwelijks leek te hebben opgemerkt. Ze vroeg me ook naar zijn handen, wat ik vreemd vond. Ik kon me niets ongewoons daaraan herinneren.
'Ik heb nooit hand in hand met hem gezeten,' zei ik toen ze vroeg of zijn palmen zacht en glad waren.
Iedereen zweeg even.
'De Ilks hadden een zoon op wie die beschrijving van toepassing is,' zei meneer White. 'Herinneren jullie je nog dat incident in Pittsburgh?'
'Ja, maar dat is al een tijd geleden. Ik geloof dat ik in vijftig jaar al niets meer over hem gehoord heb,' zei oom Biggi. 'Vertel eens precies wat er gisteravond gebeurd is.'
Ik aarzelde even, bang dat ze allemaal zouden zien hoe zwak ik was, hoe ik bijna uit het raam was getild. Toen ik uitgesproken was, zwegen ze. Oom Biggi keek naar papa.
'Dat was op het nippertje. Denk je dat je wilt verhuizen, Sergio?'
'Beslist niet onmiddellijk. Ik ben nog nooit voor een van hen gevlucht, en ik ben niet van plan dat nu te doen. Ik zal het in overweging nemen als de zaak wat bekoeld is,' zei hij. 'Loreleis opleiding moet doorgaan.'
Niemand hoefde me te vertellen dat hij niet mijn schoolopleiding bedoelde.
'Alles ging hier prima tot dit incident,' vervolgde hij. 'Jullie moeten het nieuws naar buiten brengen. Het is belangrijk dat iedereen begrijpt dat wat er gedaan is onontkoombaar was. Niemand hier probeert iets meer te doen of te zijn.'
'Ik betwijfel ten zeerste of iemand je daarvan zou verdenken, Sergio,' zei oom Biggi. Hij keek naar meneer Taggert, die tot dusver zijn mond had gehouden.
'Maar als ze hier aan het werk gaan,' zei meneer Taggert, 'zal dat niet zo best zijn, heel moeilijk voor je om door te gaan.'
'Nou ja,' zei papa, wiens houding iets verzachtte, 'niet meteen. Het is een stad, een enorme bevolking waaruit we kunnen putten.'
'Je wilt toch niet zeggen dat er plaats is voor hen?' vroeg tante Everstreet. 'Denk eens aan wat er net tien jaar geleden in Parijs is gebeurd.'
Ik keek naar papa. Wat was er in Parijs gebeurd?
Even beantwoordde hij mijn blik. 'Dank je, Lorelei. Je kunt nu gaan doen wat je wilt.'
Ik stond op.
'Je bent heel mooi,' zei oom Biggi. 'Je wordt vast een van je vaders favorieten.'
'Opvallend mooi, Sergio. Zorg dat je haar niet kwijtraakt,' zei meneer Taggert.
'Daar zal ik zeker voor zorgen,' zei papa fel. Hij keek me aan met een blik die wilde zeggen: Ga.
Ik ging naar mijn kamer, waar Ava op me stond te wachten bij het raam. Ze staarde naar de bloedspetters die mevrouw Fennel nog niet had verwijderd. Misschien wilde zij ze wel eeuwig daar laten om mij er blijvend aan te herinneren.
'Hoe ging het?' vroeg Ava.
Ik vertelde haar over de vragen en wat ik had gezegd.
'Ik denk dat oom Biggi wilde dat we zouden verhuizen,' zei ik.
'O? Wat was papa's antwoord?'
'Hij was onvermurwbaar. Hij weigerde.'
'Goed zo. Oom Biggi is een watje. Brianna mocht hem ook niet.' Ze keek me even strak aan en toen kwam er een mildere uitdrukking in haar ogen. 'Ik zal nu meer tijd met je moeten doorbrengen, en jij met mij, Lorelei. Het is ook een beetje mijn schuld.'
Ik zei niets. Ik vond dat we de laatste tijd steeds meer van elkaar vervreemdden en dacht dat ze mij dat kwalijk nam. Ik was blij te horen dat ze meer tijd met me samen wilde zijn.
'We zullen dit weekend samen iets doen. Gewoon als zusjes onder elkaar,' ging ze snel verder.
'Oké. Dat zou ik leuk vinden.'
'Maandag breng ik jullie allebei naar school en haal je af. Het kan een vreemd dagje worden daar.'
'Hoe bedoel je?'
'Hoe ik dat bedoel?' Ze rolde met haar ogen. 'Mark Daniels zal er niet zijn, Lorelei. Hij komt niet meer terug.'
'O. Ja. Daar had ik niet aan gedacht.'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik wil geen kritiek op je uitoefenen,' zei ze, 'en ik praat niet als een jaloerse zus, maar óf je negeert je vooruitziende vermogens, óf je hebt ze niet. Later,' wimpelde ze me af voor ik kon reageren, en liep de deur uit.
Wat ze gezegd had bracht de angst weer boven die ik al had zo lang ik me kon herinneren. Ik had niet het zelfvertrouwen dat zij had, en voor zover ik me kon herinneren vroeger ook Brianna. Zelfs Maria had meer zelfvertrouwen dan ik. Ze geloofden in zichzelf, in hun overtuiging dat ze papa konden behagen en tevredenstellen. Ze zouden beantwoorden aan zijn verwachtingen. Ik zocht bij Ava weleens naar wat twijfel aan zichzelf, maar had die nooit kunnen ontdekken. Ik was domweg banger dan zij ooit waren dat ik niet de dochter zou zijn die papa verwachtte.
Er werd geen woord meer gezegd over papa's bijeenkomst met de ouderen of het incident op de avond ervoor. We gingen gewoon door, alsof er niets gebeurd was. Alleen ik leek er nog aan te denken, maar misschien was dat niet ongewoon. Ik was degene op wie hij het voorzien had en ik was degene die er bijna onderdoor was gegaan. Een paar keer ging ik naar papa met de bedoeling me te verontschuldigen, maar ik wist niet waarvoor. Ik wilde hem ook bedanken, maar hij leek er niets meer over te willen horen, dus liet ik dat idee varen.
Zoals ze beloofd had, bracht Ava Maria en mij die maandagochtend naar school.
'Wat je moet doen,' zei ze onderweg, 'is net zo verbaasd kijken als de anderen dat Mark Daniels er niet is. Als iemand je iets vraagt, zeg je gewoon dat je geen flauw idee hebt. Hij heeft je nooit gebeld en je hebt hem nooit ergens anders gezien dan in het schoolgebouw. Zeg verder niks en moedig geen verdere discussies aan. Begrepen?'
'Ja, Ava.'
'Maar als je iemand anders over hem hoort praten, vooral over zijn familie, luister dan heel aandachtig. Papa zal dat zeker willen weten.'
Marks afwezigheid begon pas de derde dag op te vallen. Er werd vluchtig wat over gezegd, maar toen begon de grote belangstelling pas. Naar wat ik erover hoorde, wist niemand eigenlijk veel over zijn familie. Curtis Simon, een Afro-Amerikaan, die waarschijnlijk de afscheidsrede zou houden bij de diploma-uitreiking, leek nog het meeste te weten over Mark en zijn familie. Ik zat dicht genoeg bij hem en zijn vrienden om hem eens tijdens de lunch te horen zeggen dat hij weliswaar nooit iemand van Marks familie had ontmoet, maar wel een keer bij hem thuis was geweest in Westwood.
'Eigenlijk,' zei hij, 'leek het alsof er verder niemand woonde. Hij praatte nooit veel over zijn ouders.'
Hij keek naar mij.
Op luide toon voegde hij eraan toe: 'Waarschijnlijk leed hij zo aan een gebroken hart, dat hij niet meer naar deze school wilde.'
Iedereen lachte.
Later in de middag kwam Curtis in de gang naar me toe en vroeg of ik iets wist over Marks verdwijning.
'Heeft hij je gebeld of zo en gezegd dat hij van plan was weg te blijven?'
'Mark heeft me nooit gebeld,' zei ik. 'Ik heb hem nooit mijn telefoonnummer gegeven. Misschien is zijn vader ontslagen of zoiets. Het interesseert me echt niet.' Ik liep weg.
'Neem me niet kwalijk, Miss Hete Reet!'
Dat alles vervreemdde me nog meer van de andere leerlingen. Maar de enige die het scheen te merken was meneer Burns. Hij vroeg of er iets mis was, of hij me ergens mee kon helpen.
'Het gaat prima,' zei ik.
'Kom bij me als je iets nodig hebt,' zei hij. 'Wat dan ook, Lorelei. Je hebt overigens een heel goed opstel geschreven over Lady Macbeth.'
Ik bedankte hem, maar probeerde de rest van de week zijn ogen en zijn belangstelling te ontwijken. Eindelijk ging het nieuws rond dat Mark Daniels en zijn ouders verhuisd waren. Toen ik thuiskwam, vertelde ik het onmiddellijk aan papa. Hij stond in de keuken te praten met mevrouw Fennel. Ze keken me allebei aan en zwegen even.
'Goed, misschien is het nu dan voorbij,' zei papa ten slotte. Hij glimlachte. 'Laten we gewoon verdergaan alsof er niets gebeurd is.'
Ik keek naar mevrouw Fennel. Ze nam me zo scherp op dat mijn hart begon te bonzen.
'Oké, papa,' zei ik.
Toen ik in mijn kamer kwam, keek ik naar het raam waardoor ik bijna verdwenen was.
De bloedspetters waren weg.