2. VERBODEN VOOR LANDRY'S

Uit de keuken stegen heerlijke geuren op naar mijn kamer. Ik deed mijn ogen dicht en mijn maag begon te knorren. Ik kon de zwarte Cajun-koffie ruiken die in de percolator op het fornuis stond te pruttelen, en de gumbo van garnalen en kip die grootmama Catherine klaarmaakte in haar zwarte, gietijzeren kookpannen, om in onze kraam langs de weg te verkopen. Ik ging overeind zitten en snoof de verrukkelijke geuren op.

De zon scheen door de bladeren van de cipressen en platanen rond het huis door de doek voor mijn raam naar binnen en verspreidde een warme, heldere gloed in mijn kleine slaapkamer, die net genoeg ruimte bood voor mijn witgeschilderde bed, een klein rekje voor een lamp bij het hoofdkussen en een grote kast voor mijn kleren. Een koor van rijstvogels begon hun rituele symfonie, sjirpend en zingend, en dwong me om op te staan, me te wassen en aan te kleden zodat ik samen met de vogels de nieuwe dag kon begroeten.

Hoe ik ook mijn best deed, ik slaagde er nooit in vroeger op te staan dan grootmama Catherine, en ik was nooit vóór haar in de keuken. Zelden had ik de kans haar te verrassen met een pot versgezette koffie, warme biscuits en eieren. Meestal stond ze op zodra het licht werd en de zon het duister had verdreven. Ze bewoog zich zo stilletjes door het huis dat ik haar voetstappen in de gang of op de trap niet hoorde. En als ïk naar beneden ging kraakte de trap altijd erg luid. In de weekends stond grootmama Catherine extra vroeg op, om alles voor te bereiden voor onze verkoop.

Ik holde de trap af.

'Waarom heb je me niet wakker gemaakt?' vroeg ik.

'Ik zou je wel wakker hebben gemaakt als ik je nodig had en je niet uit jezelf was opgestaan, Ruby,' zei ze achteloos. Maar ik wist dat ze liever wat extra werk deed dan mij wakker te maken als ik sliep.

'Ik zal alle nieuwe dekens opvouwen en ze buiten klaarleggen,' zei ik.

'Eerst ga je ontbijten. Tijd genoeg om de spullen naar buiten te brengen. Je weet dat de toeristen voorlopig nog niet komen. De enigen die vroeg opstaan zijn de vissers en die hebben geen belangstelling voor onze koopwaar. Ga nu zitten,' beval grootmama Catherine.

We hadden een eenvoudige tafel die van dezelfde brede cipresseplanken waren gemaakt als de muren van ons huis en de stoelen met hun gegroefde poten. Het enige meubelstuk waar grootmama prat op ging was haar grote eikehouten kast. Haar vader had die gemaakt. Al het andere was doodgewoon en verschilde niets van wat elke Cajun-familie in de bayou bezat.

'Meneer Rodrigues heeft vanmorgen een mand met verse eieren gebracht,' zei grootmama Catherine, met een knikje naar de mand op het aanrecht bij het raam. 'Erg aardig van hem om aan ons te denken nu hij het zo moeilijk heeft.'

Ze verwachtte nooit meer dan een eenvoudig bedankje voor de wonderen die ze verrichtte. Ze vond niet dat haar kracht van haarzelf was, maar van het Cajun-volk. Ze geloofde dat ze op de wereld was gekomen om de minder fortuinlijken te dienen en te helpen, en de vreugde om dat te kunnen doen was voldoende beloning.

Ze begon twee eieren voor me te bakken.

'Vergeet nietje nieuwste schilderijen uit te stallen. Ik vind vooral die uit het water opstijgende reiger zo mooi,' zei ze.

'Als je die zo mooi vindt, grootmama, dan verkoop ik hem niet. Dan geef ik hem aan jou.'

'Onzin, kind. Ik wil dat iedereen je schilderijen ziet, vooral de mensen uit New Orleans,' verklaarde ze. Ze had dat al vaker gezegd en op even vastberaden toon.

'Waarom? Waarom zijn die mensen zo belangrijk?' vroeg ik.

'Er zijn daar tientallen kunstgaleries, en er wonen beroemde schilders. Ze zullen je werk zien en je naam bekendmaken, zodat alle rijke creolen een van jouw aquarellen willen hebber,' legde ze uit.

Ik schudde mijn hoofd. Het was niets voor haar om op roem en bekendheid uit te zijn. We verkochten onze handarbeid en onze spulletjes in de weekends omdat het net genoeg geld opleverde om van te kunnen leven, maar ik wist dat grootmama Catherine zich niet op haar gemak voelde bij al die vreemden, ook al hielden de meesten van haar kookkunst en overlaadden ze haar met complimentjes. Er was iets anders, een andere reden waarom grootmama Catherine er op aandrong dat ik mijn schilderijen toonde, een of andere geheimzinnige reden.

De aquarel van de reiger had ook voor mij een speciale betekenis. Ik stond op een dag in de schemering bij de vijver achter ons huis toen ik die nachtreiger van het water op zag stijgen, zo plotseling en onverwacht dat het leek of hij uit het water kwam. Hij zweefde op zijn brede, donkerpaarse vleugels boven de cipres. Ik voelde iets poëtisch en moois in zijn bewegingen en popelde van verlangen dat vast te leggen in een schilderij. Later, toen grootmama Catherine het eindprodukt zag, was ze even sprakeloos. Er glinsterden tranen in haar ogen en ze bekende dat mijn moeder meer van de blauwe reiger had gehouden dan van alle andere moerasvogels.

'Des te meer reden om hem te houden,' zei ik.

Maar grootmama Catherine was het niet met me eens en zei: 'Reden te meer om hem te zien verhuizen naar New Orleans.' Het leek wel of ze via mijn schilderwerk een soort raadselachtige boodschap stuurde naar iemand in New Orleans.

Na het ontbijt begon ik de dekens en al het andere wat we die dag hoopten te verkopen naar buiten te brengen, terwijl grootmama Catherine de roux afmaakte. Dat was een van de eerste dingen die een jong Cajun-meisje leerde maken. Een roux was gewone bloem die zachtjes in boter, olie of dierlijk vet werd gebakken tot hij een mooie, bruine kleur had, zonder hem zo warm te laten worden dat hij verbrandde. Als de roux klaar was, werden er zeevruchten, kip, soms eend, gans of parelhoen door gemengd, en soms wild, met worst of oesters, om de gumbo te maken. Tijdens de vasten maakte grootmama een groene gumbo, die bestond uit roux met groenten in plaats van vlees.

Grootmama had gelijk, het werd druk. De klanten kwamen al vroeger dan gewoonlijk. Sommigen waren vriendinnen van haar of andere Cajuns die hadden gehoord van couchemal en die grootmama's verhaal wilden horen. Een paar van haar oudere vriendinnen zaten om haar heen en haalden herinneringen op aan soortgelijke gebeurtenissen die ze hadden gehoord van hun ouders en grootouders.

Tegen twaalven zagen we tot onze verbazing een mooie, zilvergrijze limousine langskomen. Plotseling stopte hij en reed heel snel achteruit tot hij opnieuw stopte bij onze kraam. Het achterportier ging open en een lange, magere man met een olijfkleurige huid en grijsbruin haar stapte uit. Ik hoorde de lach van een vrouw achter hem in de auto.

'Kalm,' zei hij. Toen draaide hij zich om naar mij en glimlachte naar me.

Een aantrekkelijke blonde dame met zwaar opgemaakte ogen, veel rouge en lippenstift, stak haar hoofd door het open portier. Een lange parelketting bungelde om haar hals. Ze droeg een blouse van felroze zij. De bovenste knoopjes waren open, en de bovenkant van haar blote borsten was te zien.

'Schiet op, Dominique. Ik wil vanavond bij Arnaud eten,' riep ze kribbig.

'Rustig maar. Tijd genoeg,' zei hij zonder naar haar te kijken. Zijn aandacht was gericht op mijn schilderijen. 'Wie heeft die gemaakt?' vroeg hij.

'Ik, meneer,' zei ik. Hij was duur gekleed in een hemd van sneeuwwitte, zachte katoen en een antracietkleurig pak van uitstekende snit.

'Heus?'

Ik knikte en hij kwam dichterbij om de aquarel van de reiger op te pakken. Hij hield hem op armlengte afstand en knikte. 'Je hebt instinct,' zei hij. 'Nog primitief, maar wel opvallend. Heb je les gehad?'

'Een beetje op school en wat ik heb geleerd door het lezen van een paar oude kunsttijdschriften,' antwoordde ik.

'Opmerkelijk.'

'Dominique!'

'Hou je een beetje rustig, wil je.' Hij keek meesmuilend naar mij alsof hij wilde zeggen: 'Let maar niet op haar.' Toen bekeek hij nog twee andere schilderstukjes. Ik had er vijf ligger. 'Hoeveel vraag je voor je aquarellen?' vroeg hij.

Ik keek naar grootmama Catherine die stond te praten met mevrouw Thibodeau. Ze hadden hun gesprek onderbroken zolang de limousine bleef staan. Grootmama Catherine had een vreemde blik in haar ogen. Ze tuurde alsof ze diep in die knappe, rijke vreemde wilde kijken, zoekend naar iets dat haar zou bewijzen dat hij meer was dan zo maar een toerist die zich amuseerde met de plaatselijke nijverheid.

'Ik vraag vijf dollar per stuk,' zei ik.

'Vijf dollar!' Hij lachte. 'Om te beginnen moet je niet voor elke aquarel dezelfde prijs vragen,' zei hij belerend. 'Deze reiger bijvoorbeeld heeft duidelijk meer werk geëist. Hij is zeker vijfmaal zoveel waard als de andere,' verklaarde hij zelfbewust, zich tot grootmama Catherine en mevrouw Thibodeau richtend of ze zijn leerlingen waren. Toen wendde hij zich weer tot mij. 'Kijk eens naar de details... de manier waarop je het water hebt vastgelegd en de beweging in de vleugels van de reiger.' Hij kneep zijn ogen samen, tuitte zijn lippen terwijl hij de schilderijen bekeek, en knikte toen. 'Ik geef je vijftig dollar voor de vijf als aanbetaling,' zei hij.

'Vijftig dollar, maar -'

'Wat bedoelt u, als aanbetaling?' vroeg grootmama Catherine, die naar ons toekwam.

'O, het spijt me,' zei de man. 'Ik had me eerst behoorlijk moeten voorstellen. Mijn naam is Dominique LeGrand. Ik heb een kunstgalerie, die Dominique heet, in de Franse wijk. Hier.' Hij haalde een visitekaartje uit zijn broekzak. Grootmama nam het aan en hield het tussen haar smalle vingers om het te bekijken. 'En die... aanbetaling?'

'Ik denk dat ik heel wat meer voor die aquarellen kan krijgen. Meestal hang ik het werk van een schilder in de galerie zonder vooraf te betalen, maar ik wil iets doen om mijn waardering te tonen voor het werk van dit jonge meisje. Is ze uw kleindochter?' informeerde Dominique.

'Ja,' zei grootmama Catherine. 'Ruby Landry. Zorgt u ervoor dat haar naam bij de stukjes vermeld wordt?' vroeg ze tot mijn verbazing.

'Natuurlijk,' zei Dominique LeGrand glimlachend. 'Ik zie dat ze haar initialen in de hoek heeft geplaatst,' zei hij, en keek toen weer naar mij. 'In de toekomst moet je je volledige naam daar vermelden,' adviseerde hij. 'En ik geloof dat er een goede toekomst voor je is weggelegd, mademoiselle

Ruby.' Hij haalde een stapel bankbiljetten uit zijn zak en telde vijftig dollar af, meer geld dan ik voor alle aquarellen en tekeningen had gekregen die ik tot nu toe had verkocht.

'Dominique!' riep de vrouw weer.

'Ik kom al. Philip,' riep hij, en de chauffeur stapte uit om mijn schilderstukjes in de kofferbak van de limousine te leggen. 'Voorzichtig,' zei hij tegen hem. Toen noteerde hij ons adres. 'U hoort van me,' zei hij, toen hij weer in de auto stapte. Grootmama Catherine en ik stonden naast elkaar en keken de lange wagen na, tot hij om de hoek verdween.

'Vijftig dollar, grootmama!' zei ik, zwaaiend met het geld. Mevrouw Thibodeau was diep onder de indruk, maar mijn grootmoeder keek meer peinzend dan blij. Ik dacht dat ze zelfs een beetje bedroefd keek.

'Het is begonnen,' zei ze met een stem die nauwelijks boven een gefluister uitkwam. Ze keek strak in de richting waarin de limousine verdwenen was.

'Wat, grootmama?'

'De toekomst, jouw toekomst, Ruby. Die vijftig dollar is pas het begin. Denk eraan dat je er niets over zegt als je grootvader Jack toevallig langs mocht komen,' beval ze. Toen richtte ze zich weer tot mevrouw Thibodeau om hun gesprek voort te zetten over couchemals en andere boze geesten die onschuldige mensen belagen.

Maar ik kon mijn opwinding niet bedwingen. De rest van de dag popelde ik van ongeduld. Ik kon bijna niet wachten tot Paul zou komen, ik brandde van verlangen het hem te vertellen, en ik moest stiekem lachen toen ik bedacht dat ik nu een ijsje voor hem kon kopen in plaats van hij voor mij. Alleen wist ik dat hij me niet zou laten betalen. Daar was hij veel te trots voor.

Het enige dat belette dat ik niet uit elkaar sprong van ongeduld was dat we zoveel verkochten. Al onze dekens, plaids en handdoeken, en grootmama verkocht ook nog zes potten met geneeskrachtige kruiden en een kikker op sterk water. Alle gumbo van grootmama Catherine ging op. Ze moest zelfs naar binnen om nog wat meer te maken voor ons eigen avondmaal. Eindelijk zonk de zon achter de bomen, en grootmama verklaarde dat ze het welletjes vond. Ze was blij en zong terwijl ze ons eten klaarmaakte.

'Ik wil mijn geld aan jou geven, grootmama,' zei ik.

'We hebben genoeg verdiend vandaag. Ik hoef jouw geld niet te hebben, Ruby.' Toen kneep ze haar ogen halfdicht. 'Maar geef het maar aan mij om te bewaren. Anders krijg je op een dag natuurlijk medelijden met die zwerver uit het moeras en geef je hem een deel ervan of misschien wel alles. Ik stop het in mijn kist, daar is het veilig. Hij zou het niet wagen daar te zoeken,' zei ze.

Grootmama's eikehouten kist was heilig. Hij hoefde niet op slot. Grootvader Jack zou het niet durven om eraan te komen als hij hier kwam, al was hij nog zo dronken. Zelfs ik durfde het deksel niet open te slaan om erin te kijken, want daarin bewaarde ze haar kostbaarste en intiemste souvenirs, ook de dingen die van mijn moeder waren geweest toen ze nog klein was. Grootmama had me beloofd dat alles op een dag van mij zou zijn.

Toen we hadden gegeten en afgewassen, ging grootmama in haar schommelstoel op de veranda zitten, en ik ging naast haar zitten op de trap. Het was niet zo benauwd en warm als de vorige avond, want er stond een frisse bries. Er dreven maar een paar verspreide wolken aan de hemel, zodat de bayou goed verlicht werd door het geelwitte licht van de maan. Het deed de takken van de bomen in het moeras op beenderen lijken en het stille water glanzen als glas. Op een avond als deze klonken de geluiden snel en duidelijk over de bayou. We konden de muziek horen van meneer Butes accordeon en het gelach van zijn vrouw en kinderen die op hun veranda zaten. Ergens in de verte, bij het dorp, toeterde een auto, terwijl achter ons de kikkers kwaakten in het moeras. Ik had grootmama Catherine niet verteld dat Paul zou komen, maar ze voelde het.

'Je zit op spelden vanavond, Ruby. Wacht je ergens op?'

Voor ik antwoord kon geven hoorden we het zachte gebrom van Pauls scooter.

'Je hoeft niet meer te antwoorden,' zei grootmama. Een paar ogenblikken later zagen we de koplamp van zijn scooter.

'Goedenavond, mevrouw Landry,' zei Paul, terwijl hij afstapte en naar ons toekwam. 'Hallo, Ruby.'

'Hallo,' zei grootmama Catherine, terwijl ze hem behoedzaam opnam.

'Het is gelukkig niet meer zo warm en vochtig als gisteravond,' zei hij, en ze knikte. 'Hoe ging het vandaag?' vroeg hij aan mij.

'Fantastisch! Ik heb alle vijf aquarellen verkocht,' vertelde ik.

'Allemaal? Geweldig. Dat moeten we vieren met twee sorbets in plaats van gewone ijsjes. Als u het goedvindt, mevrouw Landry, zou ik graag met Ruby naar het dorp gaan,' ging hij verder tegen grootmama Catherine. Ik zag dat zijn verzoek haar niet erg beviel. Ze trok haar wenkbrauwen op en leunde achterover in haar schommelstoel. Haar aarzeling maakte dat Paul er onmiddellijk aan toevoegde: 'We blijven niet lang weg.'

'Ik wil niet datje haar meeneemt op dat ding van je,' zei grootmama, met een knikje naar de scooter. Paul lachte.

'Ik loop liever op een avond als deze. Jij niet, Ruby?'

'Ja. Goed, grootmama?'

'Het zal wel. Maar ga alleen op en neer naar het dorp en praat niet met vreemden,' waarschuwde ze.

'Ja, grootmama.'

'Weest u maar niet bang, ik zorg er wel voor dat haar niets gebeurt,' verzekerde Paul. Zijn geruststelling maakte haar niet minder ongerust, maar hij en ik liepen weg in de richting van het dorp. Onze weg werd goed verlicht door de maan. Hij pakte mijn hand pas vast toen we uit het gezicht verdwenen waren.

'Je grootmoeder maakt zich erg bezorgd over je,' zei Paul.

'Ze heeft veel verdriet en moeilijkheden gehad. Maar we hebben een goede dag gehad.'

'En je hebt al je schilderijen verkocht. Dat is geweldig.'

'Ik heb ze eigenlijk niet verkocht. Ze komen in een galerie in New Orleans te hangen,' zei ik. Ik vertelde hem wat er gebeurd was en wat Dominique LeGrand had gezegd.

Lange tijd zei Paul niets. Toen keek hij me met een vreemd bedroefd gezicht aan. 'Op een dag zul je een beroemde schilderes zijn en weggaan uit de bayou. Dan ga je in een groot huis in New Orleans wonen,' voorspelde hij, 'en dan vergeet je ons, Cajuns.'

'O, Paul, hoe kun je zoiets afschuwelijks zeggen? Ik wil natuurlijk graag een beroemde schilderes worden, maar ik zou mijn eigen volk nooit de rug toekeren en... en jou zou ik nooit vergeten. Nooit,' hield ik vol.

'Meen je dat, Ruby?'

Ik gooide mijn haar naar achteren over mijn schouder en legde mijn hand op mijn hart. Toen deed ik mijn ogen dicht en zei: 'Ik zweer het bij Sint Medad. Bovendien,' ging ik verder, terwijl ik mijn ogen weer opende, 'ben jij waarschijnlijk degene die uit de bayou weggaat naar een of andere dure universiteit, waar je rijke meisjes ontmoet.'

'O, nee,' protesteerde hij. 'Ik wil geen andere meisjes ontmoeten. Jij bent de enige om wie ik geef.'

'Dat zeg je nu, Paul Marcus Tate, maar alles kan veranderen in de loop van de tijd. Kijk maar naar mijn grootouders. Die hielden vroeger ook van elkaar.'

'Dat is iets anders. Mijn vader zegt dat niemand met jouw grootvader kan leven.'

'Grootmama heeft het vroeger wel gedaan,' zei ik. 'Maar toen veranderde er iets, iets wat ze nooit verwacht had.'

'Voor mij zal nooit iets veranderen,' verzekerde Paul. Hij zweeg even en kwam dichterbij om mijn hand weer vast te pakken. 'Heb je het aan je grootmoeder gevraagd van de fais dodo?'

'Ja,' zei ik. 'Kun je morgenavond komen eten? Ik vind dat ze de kans moet hebben je beter te leren kennen. Kun je?'

Hij staarde zwijgend voor zich uit.

'Je mag niet van je ouders,' concludeerde ik.

'Ik zal er zijn,' zei hij. 'Mijn ouders zullen moeten wennen aan het idee van jou en mij,' voegde hij er glimlachend aan toe. We keken elkaar strak aan. Hij boog zich naar me toe en kuste me in het maanlicht. Het geluid en de koplampen van een auto dreven ons uiteen en we liepen snel door naar het dorp en de ijszaak.

Het was drukker dan anders op straat. Veel plaatselijke garnalenvissers waren met hun gezin naar het dorp gekomen voor een feestmaal in de Cajun Queen, een restaurant dat adverteerde met zoveel-je-kunt-eten-krab en -aardappels, met pullen tapbier. Er heerste een feestelijke atmosfeer. Het Cajun Swamp Trio speelde accordeon, viool en wasbord op de hoek naast de Cajun Queen. Er liepen marktkramers rond en er zaten mensen op banken van cipressehout naar de stoet voorbijgangers te kijken. Sommigen aten beignets en dronken bekers koffie, en sommigen genoten van 'sea bob', de gedroogde garnalen, die ook wel Cajun-pinda's werden genoemd.

Paul en ik liepen naar de ijs- en snoepwinkel en gingen aan de toonbank zitte met onze sorbets. Toen Paul de eigenaar, meneer Clements, vertelde wat we bezig waren te vieren, mikte hij nog een dot slagroom en een paar kersen op ons ijs. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit zo'n lekkere sorbet had gehad. We hadden zoveel plezier dat we de opschudding buiten bijna niet hoorden, maar anderen stormden naar de deur om te zien wat er aan de hand was, en we volgden hen.

Mijn hart zonk in mijn schoenen toen ik zag wat het was: grootvader Jack werd de Cajun Queen uitgegooid. Hij stond op de trap met zijn vuist te zwaaien en te schreeuwen over onrecht.

'Ik zal maar naar hem toe gaan om te zien of ik hem naar huis kan krijgen,' mompelde ik, en liep haastig naar buiten. Paul volgde. De drom toeschouwers begon al te dunnen; de mensen hadden hun belangstelling verloren voor een dronken kerel die in zichzelf op de trap stond te brabbelen. Ik trok aan de mouw van zijn jasje.

'Grootvader, grootvader...'

'Wa... wie...' Hij draaide zich met een ruk om. Een straaltje whisky droop uit zijn mondhoek langs zijn ongeschoren kin. Even wankelde hij op zijn benen terwijl hij probeerde zijn aandacht op mij te concentreren. De pieken van zijn vuile haar stonden in alle richtingen overeind. Zijn kleren zaten onder de modder en restjes voedsel. Hij bracht zijn ogen dichter bij mijn gezicht. 'Gabrielle?' vroeg hij.

'Nee, grootvader. Ik ben Ruby, Ruby. Kom mee, grootvader. Je moet naar huis. Kom mee.' zei ik. Het was niet de eerste keer dat ik hem stomdronken had aangetroffen en hem had overgehaald om naar huis te gaan. En het was niet de eerste keer dat hij met wazige ogen naar me keek en me bij de naam van mijn moeder noemde.

'Wa...' Hij keek van mij naar Paul en toen weer naar mij. 'Ruby?'

'Ja, grootvader. Je moet naar huis en slapen.'

'Slapen, slapen? Ja,' zei hij, en draaide de Cajun Queen zijn rug toe. 'Deugen niet... ze pakken je geld en als je dan zegt wat je denkt... het is hier niet meer zoals vroeger. Da's een feit, verdomd als het niet waar is.'

'Kom mee, grootvader.' Ik trok aan zijn hand en hij kwam de trap af. Bijna was hij gestruikeld en op zijn gezicht gevallen, maar Paul holde naar hem toe om zijn andere arm vast te houden.

'Mijn boot,' mompelde grootvader. 'Bij de steiger.' Toen draaide hij zich weer en rukte zijn hand los uit de mijne om nog een keer zijn vuist te heffen tegen de Cajun Queen. 'Jullie weten niks. Niemand van jullie weet

hoe het moeras was voordat die verdomde oliekerels kwamen. Hoor je?'

'Ze hebben je gehoord, grootvader. Nu is het tijd om naar huis te gaan.'

'Naar huis. Ik kan niet naar huis,' mompelde hij. 'Ze wil me er niet in laten.'

Ik keek naar Paul, die erg van streek leek ter wille van mij.

'Kom mee, grootvader,' drong ik weer aan, en hij liep struikelend verder terwijl we hem naar de steiger brachten.

'Hij kan niet zelf varen,' zei Paul. 'Laat ik hem maar brengen, dan kun jij naar huis.'

'O, nee. Ik ga mee. Ik ken de weg door de kreken beter dan jij, Paul,' protesteerde ik.

We hielpen grootvader in de boot en hij viel omiddellijk languit over de bank. Paul legde hem zo gemakkelijk mogelijk neer en startte de motor. We voeren weg van de steiger terwijl een paar mensen hoofdschuddend naar ons stonden te kijken. Grootmama Catherine zou het gauw genoeg te horen krijgen, dacht ik, maar ze zou alleen maar knikken en zeggen dat het haar niets verbaasde.

Een paar minuten nadat we van de steiger waren weggevaren, lag grootvader Jack te snurken. Ik probeerde het hem een beetje comfortabeler te maken door een opgerolde zak onder zijn hoofd te leggen. Hij kreunde en mompelde iets onsamenhangends voor hij in slaap viel en weer begon te snurken. Ik ging naast Paul zitten.

'Het spijt me,' zei ik.

'Wat?'

Ik weet zeker dat je ouders dit morgen zullen horen en kwaad zullen zijn.'

'Het geeft niet,' verzekerde hij me, maar ik herinnerde me hoe donker grootmama Catherines ogen waren geworden toen ze me vroeg hoe zijn ouders dachten over zijn bezoekjes aan mij. Ze zouden dit incident natuurlijk gebruiken om hem te zeggen dat hij uit de buurt van de Landry's moest blijven. Stel je voor dat er overal borden kwamen: 'Verboden voor Landry's', zoals grootmama Catherine had verteld dat vroeger was gebeurd? Misschien zou ik de bayou werkelijk moeten ontvluchten om iemand te vinden die van me hield en met me zou trouwen. Misschien was dat wat grootmama Catherine bedoelde.

De maan verlichtte de kreken, maar toen we dieper in het moeras kwamen werd het heldere licht verduisterd door de sombere sluiers van het Spaanse mos en de dikke, dooreengestrengelde bladeren van de cipressen, zodat de waterweg moeilijker te bevaren was. We moesten het langzaam aan doen om de boomstammen te vermijden. Als de maan soms door een opening tussen de wolken scheen, glansden de ruggen van de alligators in het licht. Een ervan sloeg met zijn staart en spetterde water in onze richting, alsof hij wilde zeggen: jullie horen hier niet. Verderop zagen we de ogen van een moerashert oplichten. We zagen zijn silhouet omkeren en in de donkere schaduw verdwijnen.

Eindelijk kwam grootvaders hut in zicht. Zijn veranda was bezaaid met oesternetten. Ik zag een stapel Spaans mos dat hij had verzameld om aan de meubelmakers te verkopen, die het als vulling gebruikten, zijn schommel-stoel met de accordeon erop, lege bierflesjes en een whiskeyfles naast de stoel, en een aangekoekte schotel gumbo. Een paar bisamvallen hingen aan het dak van de veranda en over de reling waren huiden gedrapeerd. Zijn kano met de stok die hij gebruikte om het Spaanse mos te verzamelen lag aan zijn kleine steiger. Paul manoeuvreerde er behendig langs en zette de motor van de boot af. Toen begon de moeilijke taak om grootvader de boot uit te krijgen. Hij werkte absoluut niet mee, en bijna waren we alle drie in het water terechtgekomen.

Het verbaasde me dat Paul zo sterk was. Hij droeg grootvader praktisch naar de veranda en de hut in. Ik stak een butaanlamp aan, maar had er bijna onmiddellijk spijt van. Overal lagen vuile kleren en lege en halflege flessen goedkope whisky. Zijn ledikant was niet opgemaakt, de deken hing grotendeels op de grond. Zijn eettafel stond vol vuile borden en aangekoekte schalen en glazen, en er lag vuil bestek. Ik zag aan Pauls gezicht dat hij het te kwaad had met de stank en de smeerboel.

'Hij kan nog beter midden in het moeras gaan slapen,' mompelde hij. Ik maakte het ledikant op zodat we grootvader Jack erop konden leggen. Toen begonnen we zijn lieslaarzen uit te trekken. 'Dat kan ik wel,' zei Paul. Ik knikte en ging naar de tafel om af te ruimen en de schalen en borden in de gootsteen te zetten, die al vol stond met andere vuile borden en schalen. Toen ik had afgewassen en wat schoongemaakt en opgeruimd, liep Paul om de hut heen om de lege blikjes en flessen op te rapen.

'Het gaat steeds slechter met hem,' kreunde ik, en veegde de tranen uit mijn ogen. Paul gaf een geruststellend kneepje in mijn arm.

'Ik zal wat fris water halen uit de regenton,' zei hij. Toen hij weg was, begon grootvader te kreunen. Ik veegde mijn handen af en ging naar hem toe. Zijn ogen waren nog gesloten, maar hij lag zachtjes te mompelen.

'Het is niet juist om mij de schuld te geven... is niet juist. Ze was immers verliefd? Wat maakt het dan voor verschil. Vertel me dat eens. Toe dan,' zei hij.

'Wie was verliefd, grootvader?' vroeg ik.

'Toe dan, vertel me wat het verschil is. Je hebt iets tegen geld, hè? Ja toch? Toe dan.'

'Wie was verliefd, grootvader? Wat voor geld?'

Hij kreunde en ging op zijn zij liggen.

'Wat is er?' vroeg Paul, die terugkwam met het water.

'Hij praat in zijn slaap, maar ik kan er geen touw aan vastknopen,' zei

ik.

'Dat geloof ik graag.'

'Ik geloof... dat het iets te maken had met het feit dat hij en grootmama Catherine zo kwaad op elkaar zijn.'

'Dat lijkt me anders niet zo geheimzinnig, Ruby. Kijk eens om je heen; kijk eens wat er van hem terecht is gekomen. Waarom zou ze hem in haar huis willen?' zei Paul.

'Nee, Paul. Het is iets anders. Ik wou dat hij het me wilde vertellen,' zei ik, en knielde naast het ledikant. 'Grootvader,' zei ik, aan zijn schouders schuddend.

'Verdomde oliemaatschappijen,' mompelde hij. 'Hebben de moerassen leeggezogen en het driekantige gras verwoest... de bisamratten uitgeroeid... hadden niks te eten.'

'Grootvader, wie was verliefd? Wat voor geld?' vroeg ik. Hij kreunde en begon weer te snurken.

'Het heeft geen zin om met hem te praten als hij zo is, Ruby,' zei Paul.

Ik schudde mijn hoofd.

'Het is de enige keer dat hij me de waarheid zou kunnen vertellen, Paul.' Ik stond op, nog steeds naar hem kijkend. 'Hij en grootmama Catherine praten er anders nooit over.'

Paul kwam naast me staan.

'Ik heb buiten het een en ander opgeraapt, maar er zijn wel een paar dagen nodig om het een beetje op orde te krijgen,' merkte hij op.

'Ik weet het. We kunnen beter teruggaan. We zullen zijn boot in de buurt van mijn huis meren. Dan kan hij hem morgen met de kano komen halen. Hij vindt hem wel.'

'Ik denk dat hij morgen een blikken trommel in zijn hoofd vindt,' zei Paul.

We liepen de hut uit en stapten in de boot. We zeiden niet veel op de terugweg. Ik zat naast Paul. Hij sloeg zijn arm om me heen en ik legde zijn hoofd tegen zijn schouder. Uilen krasten naar ons, slangen en alligators gleden door modder en water, kikkers kwaakten, maar mijn gedachten waren uitsluitend bij grootvader Jacks dronken woorden, en ik hoorde of zag niets, tot ik Pauls lippen op mijn voorhoofd voelde. Hij had de motor afgezet en we dreven naar de oever.

'Ruby,' fluisterde hij. 'Het is zo'n heerlijk gevoel je in mijn armen te hebben. Ik wou dat ik je altijd in mijn armen kon houden, of in ieder geval wanneer ik maar wilde.'

'Dat kun je, Paul,' antwoordde ik zachtjes, en draaide mijn gezicht naar hem toe. Hij drukte zijn lippen op mijn mond. We kusten elkaar teder en lang. We voelden de boot tegen de kant stoten en stilliggen, maar we deden geen poging om op te staan. In plaats daarvan sloeg Paul zijn armen dichter om me heen en ging naast me liggen. Zijn lippen gleden over mijn wangen en liefkoosden mijn gesloten ogen.

'Ik ga elke avond slapen met jouw kus op mijn lippen,' zei Paul.

'Ik ook, Paul.'

Zijn linkerarm drukte zachtjes tegen de zijkant van mijn borst. Mijn hele lichaam tintelde en ik wachtte gespannen af. Hij strekte zijn arm verder uit tot zijn hand zich om mijn borst sloot en zijn vinger mijn kloppende, harde tepel streelde onder de dunne katoenen blouse en beha. Hij maakte de bovenste knoopjes los... Ik wilde dat hij me aanraakte: ik verlangde ernaar, maar toen hij het deed werd de opwinding snel gevolgd door een kille angst. Al verlangde ik nog zo intens dat hij verder zou gaan en me zou kussen op plaatsen die zo intiem waren dat alleen ikzelf ze had aangeraakt of gezien, toch moest ik ondanks zijn tederheid en zijn liefde denken aan grootmama Catherines donkere, waarschuwende ogen.

'Wacht, Paul,' zei ik met tegenzin. 'We gaan te snel.'

'Het spijt me,' zei Paul, en trok zich terug. 'Dat was niet mijn bedoeling. Ik...'

'Het geeft niet. Als we nu niet stoppen, hou ik je over een paar minuten niet meer tegen, en ik weet niet waar het dan op uitloopt,' zei ik. Paul knikte en stond op. Hij hielp me overeind en ik trok mijn rok en blouse recht en knoopte de bovenste twee knoopjes weer dicht. Hij hielp me uit de boot stappen en trok hem op de kant, zodat hij niet zou afdrijven als de vloed uit de Golf het waterpeil in de bayou zou doen stijgen. Ik pakte zijn hand vast en langzaam liepen we terug naar huis. Grootmama Catherine was binnen. We konden haar horen in de keuken, waar ze bezig was met het bakken van de biscuits die ze morgenochtend naar de kerk zou brengen.

'Het spijt me dat ons feestje zo geëindigd is,' zei ik, en vroeg me af hoe vaak ik me nog zou moeten verontschuldigen voor grootvader Jack.

'Ik had geen moment ervan willen missen,' zei Paul. 'Zolang ik maar bij jou ben, Ruby.'

'Gaat je familie morgenochtend naar de kerk?' Hij knikte.'Kom je toch nog eten morgenavond?'

'Natuurlijk.'

Ik glimlachte en we kusten elkaar nog een keer voor ik me omdraaide en de trap opliep naar de veranda. Paul wachtte tot ik binnen was, en liep toen naar zijn scooter en reed weg. Zodra grootmama Catherine zich omdraaide om me te begroeten, wist ik dat ze het gehoord had van grootvader Jack. Een van haar goede vriendinnen had natuurlijk geen seconde kunnen wachten om haar het nieuws te komen vertellen.

'Waarom heb je hem niet gewoon door de politie naar de gevangenis laten brengen? Daar hoort hij thuis, als hij zich belachelijk maakt bij fatsoenlijke mensen en kinderen,' zei ze hoofdschuddend. 'Wat hebben jij en Paul met hem gedaan?'

'We hebben hem teruggebracht naar zijn hut, grootmama. Als je had gezien hoe het er daar uitzag...'

'Dat hoef ik niet te zien. Ik weet hoe een varkensstal eruitziet,' zei ze en wijdde haar aandacht weer aan de biscuits.

'Hij noemde me Gabrielle, toen hij me zag,' zei ik.

'Verbaast me niks. Hij is waarschijnlijk zijn eigen naam ook vergeten.'

'Hij mompelde allerlei vreemde dingen in de hut.'

'O?' Ze keerde me de rug toe.

'Hij zei iets over iemand die verliefd was en wat voor verschil het geld maakte. Wat betekent dat, grootmama?'

Ze draaide zich weer om, maar de manier waarop haar ogen de mijne ontweken beviel me niet. Ik wist in mijn hart dat ze iets voor me verzweeg.

'Ik zou niet weten hoe ik de wartaal van een dronken kerel zou moeten ontraadselen. Het is gemakkelijker om een spinneweb uit elkaar te rafelen zonder het te scheuren,' zei ze.

'Wie was verliefd, grootmama? Bedoelde hij mijn moeder?'

Ze zweeg.

'Heeft hij haar geld, jouw geld vergokt?' ging ik verder.

'Hou op met te proberen een verstandige verklaring te vinden voor dat geraaskal, Ruby. Het is al laat. Je moet naar bed. We gaan morgenochtend naar de vroegmis. En ik kan je wel zeggen dat ik het allesbehalve prettig vind dat jij en Paul met die man door het moeras zijn gevaren. Dat is geen plaats voor jou. Het is mooi om te zien van een afstand, maar het is een duivelsnest, vol gevaren waar je geen idee van hebt. En het stelt me van Paul teleur dat hij je heeft meegenomen,' eindigde ze.

'O, nee, grootmama. Paul wilde niet dat ik meeging. Hij wilde alleen gaan, maar ik stond erop.'

'Toch had hij het niet moeten doen,' zei ze, en keek me met haar donkere ogen aan. 'Je hoort niet al je tijd met één jongen door te brengen. Daar ben je nog te jong voor.'

'Ik ben vijftien, grootmama. Sommige Cajun-meisjes van vijftien zijn al getrouwd en sommigen hebben zelfs al kinderen.'

'Nou, dat zal jou niet gebeuren. Jij zult het beter krijgen, heel wat beter,' zei ze kwaad.

'Ja, grootmama. Het spijt me. Het was niet mijn bedoeling...'

'Goed,' zei ze. 'Het is over en voorbij. Laten we een plezierige dag niet bederven door over je grootvader te praten. Ga slapen, Ruby. Vooruit,' beval ze. 'Na de kerk moet je me helpen ons zondagsmaal klaar te maken. We krijgen toch een gast?' vroeg ze met een sceptische blik.

'Ja, grootmama, hij komt.'

Ik liet haar alleen. Het duizelde me. Er waren die dag zoveel goede en zoveel slechte dingen gebeurd. Misschien had grootmama Catherine gelijk; misschien was het beter niet te proberen duistere dingen te doorgronden. Ze konden helder water vervuilen, frisse en mooie dingen bederven. Het was beter aan prettige dingen te denken.

Het was beter om aan mijn schilderijen te denken, die in een galerie in New Orleans kwamen te hangen... aan Pauls lippen op mijn mond en de manier waarop hij mijn lichaam in vervoering bracht... te dromen over een perfecte toekomst waarin ik in mijn eigen atelier in ons grote huis in de bayou zou schilderen. De goede dingen moesten zwaarder wegen dan de slechte, anders zouden we allemaal worden als grootvader Jack, verloren in een moeras dat we zelf gefabriceerd hadden, trachtend niet alleen het verleden, maar ook de toekomst te vergeten.