15. EEN WANDELING DOOR STORYVILLE

Ik zat met Gisselle op het terras te lunchen, terwijl zij achter haar ontbijt zat en klaagde dat ze zo'n buikpijn had na al dat overgeven de vorige avond. Ze gaf iedereen de schuld behalve zichzelf.

'Beau had me moeten beletten zoveel te drinken. Ik was zo druk bezig met te proberen het voor iedereen gezellig te maken dat ik er niet op gelet heb,' beweerde ze.

'Ik heb je gewaarschuwd,' bracht ik haar in herinnering. Ze meesmuilde.

'Ik heb er nog nooit zo'n last van gehad,' zei ze. Haar gezicht vertrok van pijn.

Ze moest haar grote zonnebril opzetten, want het geringste licht joeg steken van pijn door haar hoofd. Ze had grote hoeveelheden rouge op haar wangen gedaan en beschilderde haar lippen dik met lippenstift toen ze ontdekte hoe bleek ze zag.

Het grijze wolkendek dat het grootste deel van de ochtend had versomberd, was uiteengedreven en het zachte blauw werd zichtbaar. De zon scheen op ons neer en deed de bloesem van de magnolia en camelia glanzen. De blauwe gaaien vlogen energieker van tak tot tak, hun gezang werd nog melodieuzer.

Het was zo'n mooie, warme omgeving dat het moeilijk wasje ongelukkig of ontmoedigd te voelen, maar ik kon een angstig voorgevoel niet van me afzetten. Daphne was erg teleurgesteld in me. Dat zou mijn vader straks ook zijn, en Gisselle zag er geen kwaad in als we hem en Daphne voorlogen. Ik was het liefst naar Nina gegaan om haar om een magische oplossing te vragen, een of ander poeder of betoverd bot dat de slechte dingen zou uitwissen die gebeurd waren.

'Blijf daar niet zitten mokken,' beval Gisselle. 'Je piekert te veel.'

'Daphne is woedend op me, dank zij jou,' antwoordde ik. 'En straks is papa dat ook.'

'Waarom blijf je haar toch Daphne noemen? Wil je haar niet moeder noemen?' vroeg ze. Ik wendde mijn blik af en haalde mijn schouders op.

'Natuurlijk wel. Alleen... het is nog zo moeilijk. Allebei onze ouders lijken vreemden voor me. Ik heb niet mijn hele leven hier gewoond,' antwoordde ik, haar aankijkend. Ze kauwde op mijn antwoord zoals ze op haar croissant met jam kauwde.

'Je noemde papa net papa,' zei ze. 'Waarom is dat gemakkelijker?'

'Ik weet het niet,' antwoordde ik snel. Ik sloeg mijn ogen neer, zodat ze de onoprechtheid erin niet zou zien. Ik kón niet met al dat bedrog leven. Op de een of andere manier, op een of andere dag, zou het ons leven verstoren. Ik wist het zeker.

Gisselle dronk haar koffie maar bleef naar me staren, terwijl ze loom zat te kauwen.

'Wat?' vroeg ik, voor ze iets kon vragen of blijk geven van achterdocht.

'Wat deed je met Beau in de kleedkamer voor ik terugkwam en op de deur klopte?' vroeg ze. Onwillekeurig bloosde ik. Haar stem klonk achterdochtig.

'Niets. Het was een grap van Beau in reactie op wat jij had gedaan. We... stonden alleen maar te praten.'

'In het donker stond Beau Andreas alleen maar te praten?' vroeg ze met een sarcastische glimlach.

'Ja.'

'Je kunt niet erg goed liegen, zustertjelief. Ik zal je een paar lessen moeten geven.'

'Het is niet iets wat ik graag goed wil kunnen doen,' antwoordde ik.

'O, dat leer je wel. Vooral als je hier in huis wilt wonen,' zei ze achteloos.

Voor ik kon antwoorden kwam Edgar door de glazen deuren naar ons toe.

'Wat is er, Edgar?' vroeg Gisselle geprikkeld. Ze had zo'n kater dat het minste geluid, de minste storing haar ergerde vanmorgen.

'Monsieur Dumas is gearriveerd. Hij en madame Dumas zijn in de studeerkamer en willen u beiden spreken,' zei hij.

'Zeg maar dat we zo komen. Ik eet nog even mijn croissant op,' zei ze, en draaide hem de rug toe.

Edgar keek even naar mij. In zijn ogen lag te lezen dat hij zich niet erg gelukkig voelde met Giselles toon. Ik glimlachte naar hem en zijn gezicht verzachtte.

'Heel goed, mademoiselle,' zei hij.

'Edgar is zo'n stijve hark. Hij loopt rond met een gezicht of het huis en alles erin van hem is,' klaagde Gisselle. 'Als ik een vaas op een tafel zet, zet hij hem weer terug op de plaats waar hij eerst stond. Eén keer heb ik

alle schilderijen in de zitkamer verhangen, om hem te ergeren. De volgende dag hingen ze allemaal weer op hun oorspronkelijke plaats. Hij weet uit zijn hoofd waar alles hoort te staan, tot en met een glazen asbak. Als je me niet gelooft, verplaats dan maar eens iets.'

'Ik denk dat hij er alleen maar trots op is dat alles zo goed wordt bijgehouden,' zei ik. Ze schudde haar hoofd en stopte het laatste stukje van de croissant in haar mond.

'Laten we het maar zo gauw mogelijk achter de rug hebben,' verklaarde ze, en stond op.

Toen we bij de studeerkamer kwamen, konden we Daphne horen klagen.

'Als ik je vraag om thuis te komen lunchen of ergens in de stad met me af te spreken heb je altijd een excuus. Je hebt het altijd te druk om je kostbare werkdag te onderbreken. Maar plotseling heb je alle tijd van de wereld om een schilder te ontvangen om je Cajun-dochter les te geven,' riep ze.

Gisselle glimlachte naar me en greep mijn arm vast om me tegen te houden, zodat we niet meteen naar binnen gingen.

'Dit is mooi. Ik vind het prachtig als ze ruzie hebben,' fluisterde ze opgewonden. Niet alleen wilde ik niet voor luistervink spelen, maar ik was ook bang dat ze iets zouden zeggen dat de waarheid aan het licht zou brengen.

'Ik probeer zoveel mogelijk tijd voor je vrij te maken, Daphne. En als ik niet kan, dan is dat door overmacht. Dat ik vandaag thuiskom is omdat ik onder de gegeven omstandigheden iets speciaals voor haar wil doen,' protesteerde mijn vader.

iets speciaals voor haar doen onder de gegeven omstandigheden? En mijn omstandigheden dan? Waarom kun je niet eens iets speciaals doen voor mij? Je vond me vroeger altijd zo bijzonder,' antwoordde Daphne.

'Dat vind ik nog steeds,' protesteerde hij.

'Maar blijkbaar niet zo bijzonder als je Cajun-prinses. En wat vind je er nu van, nadat ik je verteld heb wat er gebeurd is?'

'Ik ben teleurgesteld, natuurlijk,' zei hij. 'Het verbaast me heel erg.' Het brak mijn hart toen ik de desillusie in zijn stem hoorde, maar Gisselle verkneukelde zich.

'Nou, mij niet,' zei Daphne nadrukkelijk. 'Ik heb je gewaarschuwd.'

'Gisselle,' fluisterde ik. 'Ik móet vertellen

'Kom mee,' zei ze snel, en trok me mee naar binnen. Daphne en vader draaiden zich prompt om en keken ons aan. Ik had in tranen kunnen uitbarsten toen ik zijn droevige en teleurgestelde gezicht zag. Hij zuchtte diep.

'Ga zitten, meisjes,' zei hij, met een knikje naar een van de banken. Gisselle liep er onmiddellijk heen, en ik volgde, maar ik ging niet naast haar zitten, aan de andere kant van de bank. Vader staarde ons even aan, met zijn handen op zijn rug, en keek toen naar Daphne, die haar hoofd ophief en vol verwachting haar armen over elkaar sloeg. Mijn vader keek naar mij.

'Daphne heeft me verteld wat hier gisteravond gebeurd is en wat ze in je kamer heeft gevonden. Ik heb er geen bezwaar tegen dat jullie wijn aan tafel drinken, maar dat is iets heel anders dan stiekem sterke drank mee naar buiten nemen en die met de jongens opdrinken...'

Ik keek even naar Gisselle die strak naar haar handen staarde.

'Zo gedragen karaktervolle jonge vrouwen zich niet, Gisselle,' zei hij, zich tot haar richtend. 'Je had niet mogen toestaan dat dit gebeurde.'

Ze zette haar bril af en begon te huilen. Ze kon tranen te voorschijn toveren, alsof ze een soort reservoir van tranen onder haar oogleden verborgen had.

ik wilde het niet, vooral niet bij ons thuis, maar ze stond erop en ik wilde doen wat jij zei: haar geliefd en gewenst doen voelen. En nu heb ik mezelf in moeilijkheden gebracht,' jammerde ze.

Geschokt probeerde ik haar in de ogen te kijken, maar ze wendde haar hoofd af.

Daphne sperde haar ogen open en knikte naar mijn vader, die zijn hoofd schudde.

'Ik heb niet gezegd dat jullie in moeilijkheden verkeren. Ik zei alleen dat ik teleurgesteld ben in jullie, dat is alles,' antwoordde hij. 'Ruby,' ging hij verder tegen mij. 'Ik weet dat alcohol heel gewoon was in jullie huishouden.'

Ik schudde mijn hoofd.

'Maar hier hebben we daar andere opvattingen over. Er is een tijd en een plaats om te drinken, en jullie mogen het zeker niet alleen doen. Voor je het weet wordt een van je vriendjes dronken en als je dan bij hem in de auto gaat zitten... ik moet er niet aan denken wat er dan kan gebeuren.'

'Of waartoe jonge meisjes kunnen worden verleid als ze alcohol hebben gedronken,' ging Daphne verder. 'Vergeet dat niet,' zei ze tegen mijn vader. Hij knikte gehoorzaam.

'Je moeder heeft gelijk, meisjes. Het is gewoon geen goed idee. Kom, ik ben bereid iedereen te vergeven, dit onaangename incident te vergeten, zolang ik jullie plechtige belofte heb, jullie beider plechtige belofte, dat zoiets als dit nooit meer zal gebeuren.'

'Ik beloof het,' zei Gisselle snel. 'Ik wilde het toch al niet doen. Ik had vanmorgen een vreselijke hoofdpijn. Sommige mensen zijn gewend een hoop alcohol te drinken en sommigen niet,' voegde ze eraan toe, met een blik op mij.

'Dat is maar al te waar,' zei Daphne, terwijl ze me nijdig aankeek. Ik wendde mijn blik af zodat niemand zou zien hoe woedend ik was. Ik voelde een hitte binnen in me alsof hij een gat in me kon branden.

'Ruby?' vroeg mijn vader. Ik slikte moeilijk om te voorkomen dat mijn tranen me zouden verstikken en bracht met moeite de woorden eruit.

'Ik beloof het,' zei ik.

'Goed. Nu dan,' begon hij, maar voor hij verder kon gaan hoorden we de deurbel. Hij keek op zijn horloge. 'Ik denk dat het Ruby's professor is.'

'Vind je niet,' zei Daphne, 'dat we het onder deze omstandigheden heter uit kunnen stellen?'

'Uitstellen? Tja...' Hij keek naar mij en ik sloeg snel mijn ogen neer. 'We kunnen die man niet zomaar wegsturen. Hij geeft zijn tijd, komt hier naartoe -'

'Je had niet zo impulsief moeten zijn,' zei Daphne. 'Volgende keer wil ik graag dat je eerst met mij overlegt voor je de meisjes iets geeft of iets voor ze doet. Per slot,' zei ze ferm, 'ben ik hun moeder.'

Mijn vader kneep zijn lippen op elkaar alsof hij de woorden die hem op de tong lagen inslikte, en knikte.

'Natuurlijk. Het zal niet meer gebeuren,' verzekerde hij haar.

'Neem me niet kwalijk, monsieur,' zei Edgar, die in de deuropening stond. 'Professor Ashbury is gearriveerd. Hier is zijn kaartje.' Hij overhandigde het visitekaartje aan mijn vader.

'Laat hem binnen, Edgar.'

'Heel goed, monsieur,' zei hij.

'Ik denk niet datje me hierbij nodig hebt,' zei Daphne. ik moet nog een paar telefoontjes beantwoorden. Zoals je hebt voorspeld, wil iedereen die we kennen het verhaal horen over Ruby's verdwijning en terugkeer. Het blijkt vermoeiender te zijn dan ik dacht om het verhaal steeds opnieuw te vertellen. We hadden het moeten drukken en rondsturen.' Met die woorden draaide ze zich om en liep de studeerkamer uit.

'Ik ga een paar aspirientjes nemen,' zei Gisselle, die snel overeind kwam. 'Je kunt me later alles over je professor vertellen, Ruby,' zei ze met een glimlach naar mij. Ik glimlachte niet terug. Toen ze de studeerkamer uitliep bracht Edgar professor Ashbury binnen, zodat ik geen tijd had om mijn vader de waarheid te vertellen over de gebeurtenissen van de vorige avond.

'Professor Ashbury, hoe maakt u het?' zei mijn vader, terwijl hij zijn hand uitstak.

Herbert Ashbury leek begin vijftig, was ongeveer 1,72 meter lang en droeg een grijs sportjasje, een lichtblauw hemd, een donkerblauwe das en een donkerblauwe spijkerbroek. Hij had een mager en scherp gesneden gezicht, zijn neus was hoekig en nogal lang, zijn mond was smal en vrouwelijk.

'Hoe maakt u het, monsieur Dumas,' zei de professor met zachte stem. Hij stak een lange hand uit met vingers die de hele hand van mijn vader omsloten. Hij droeg een mooie met de hand gemaakte zilveren ring met een turkoois aan zijn pink.

'Goed, dank u, en bedankt voor uw komst. Ik ben blij dat u in overweging wilt nemen mijn dochter les te geven. Mag ik u mijn dochter Ruby voorstellen,' zei papa trots.

Door zijn smalle wangen en de manier waarop zijn voorhoofd scherp naar achteren week tot de haargrens, leken professor Ashbury's ogen groter dan ze in werkelijkheid waren. Donkerbruine ogen met grijze vlekjes, die strak

en als gehypnotiseerd staarden naar alles wat hij zijn aandacht waard vond. Op dit moment hield hij ze zo intens op mij gevestigd, dat ik me verlegen voelde.

'Hallo,' zei ik snel.

Hij streek met zijn lange dunne vingers de verwarde pieken van zijn dunne, lichtbruine met grijs doorspekte haar van zijn voorhoofd en glimlachte. Zijn ogen fonkelden even en werden toen weer ernstig.

'Waar hebt u tot dusver les gehad, mademoiselle?' informeerde hij.

'Een beetje op de basisschool,' antwoordde ik.

'De basisschool?' zei hij, de hoeken van zijn mond omlaagtrekkend alsof ik had gezegd 'tuchtschool'. Hij keek naar mijn vader voor een verklaring.

'Daarom leek het me van groot belang dat ze nu les kreeg van een erkende en zeer gerespecteerde leraar,' zei mijn vader.

'Ik begrijp het niet, monsieur. Ik had gehoord dat iets van het werk van uw dochter was geaccepteerd door een van onze kunstgaleries. Ik veronderstelde...'

'Dat is ook zo,' antwoordde mijn vader glimlachend. 'Ik zal u een van haar schilderijen laten zien. Feitelijk is dat het enige dat momenteel in mijn bezit is.'

'O?' zei professor Ashbury verbijsterd. 'Eén maar?'

'Dat is een heel verhaal, professor. Maar het belangrijkste eerst. Hierheen, alstublieft. Hij ging de professor voor naar zijn kantoor waar mijn blauwe reiger nog tegen het bureau stond.

Professor Ashbury staarde er even naar en liep toen naar voren om het op te pakken.

'Mag ik?' vroeg hij aan papa.

'Vanzelfsprekend.'

Professor Ashbury hield het schilderij op armlengte omhoog. Toen knikte hij en zette het langzaam weer neer.

'Dat bevalt me,' zei hij, zich tot mij wendend. 'Je hebt gevoel voor beweging. Het doet realistisch aan, en toch heeft het iets geheimzinnigs. Een intelligent gebruik van arcering. De omgeving is ook goed getroffen... Heb je een tijdje in de bayou doorgebracht?'

'Ik heb er mijn leven lang gewoond,' antwoordde ik.

Er verscheen een belangstellende blik in professor Ashbury's ogen. Hij schudde zijn hoofd en keek naar papa. 'Vergeef me, monsieur,' zei hij. 'Ik wil niet nieuwsgierig zijn, maar ik dacht dat u Ruby had voorgesteld als uw dochter.'

'Ze is mijn dochter,' zei papa. 'Ze is nu pas bij ons komen wonen.'

'O,' zei hij, weer naar mij kijkend. Hij leek niet geschokt of verbaasd door het nieuws, maar hij voelde dat hij zijn belangstelling in ons persoonlijk leven moest voortzetten. 'Ik wil graag iets weten over mijn leerlingen, vooral degenen die ik privé aanneem. Kunst, echte kunst, komt van binnenuit.' Hij legde zijn hand op zijn hart. 'Ik kan haar de techniek leren, maar wat zij op het doek brengt is iets dat geen leraar kan creëren of onderrichten. Dat moet van binnenuit komen, uit haar leven, haar ervaring, haar visie, haar gevoel, * zei hij. 'Begrijpt u, monsieur?'

'Eh... ja,' zei papa. 'Natuurlijk. U kunt alles over haar te weten komen wat u maar wilt. De voornaamste vraag is, gelooft u, zoals sommigen al hebben bewezen te doen, dat ze talent heeft?'

'Absoluut,' zei professor Ashbury. 'Ze zou weieens de beste leerlinge kunnen zijn die ik ooit gehad heb,' voegde hij eraan toe.

Mijn mond viel open en mijn vaders gezicht straalde van trots.

'Ik dacht het wel, al ben ik geen expert op dit gebied.'

'Je hoeft geen expert te zijn om haar mogelijkheden te zien,' zei professor Ashbury, terwijl hij weer naar mijn schilderij keek.

'Dan zal ik u nu het atelier laten zien,' zei mijn vader. Hij ging professor Ashbury en mij voor. De professor was erg onder de indruk, zoals iedereen zou zijn, vermoedde ik.

'Het is beter dan wat ik op het college heb,' fluisterde hij, alsof hij niet wilde dat de bestuursraad van het college het zou horen.

'Als ik in iets of iemand geloof, professor Ashbury, geef ik me met hart en ziel,' verklaarde mijn vader.

'Dat zie ik. Heel goed, monsieur,' zei hij enigszins hoogdravend, 'ik accepteer uw dochter als een van mijn leerlingen. Vooropgesteld natuurlijk,' ging hij verder, met een blik op mij, 'dat ze bereid is mijn begeleiding volledig en zonder protest te accepteren.'

'Dat zal ze zeker doen, nietwaar, Ruby?'

'Wat? O, ja, natuurlijk. Dank u,' zei ik snel. Ik was nog bezig professor Ashbury's complimentjes te verwerken.

'We nemen eerst de basis helemaal door,' waarschuwde hij. 'Ik zal je discipline bijbrengen, en pas als ik vind dat je zover bent zal ik je loslaten op je eigen fantasie. Velen worden met talent geboren,' verklaarde hij, 'maar weinigen hebben de discipline om het behoorlijk te ontwikkelen.'

'Zij wel,' verzekerde mijn vader hem.

'We zullen zien, monsieur.'

'Kom mee naar mijn kantoor, professor, dan zullen we de financiën bespreken,' zei mijn vader. Professor Ashbury, die zijn ogen nog steeds op mij gericht hield, knikte. 'Wanneer kan ze haar eerste les krijgen, professor?'

'Aanstaande maandag, monsieur,' antwoordde hij. 'Hoewel ze een van de mooiste ateliers in de stad heeft, zal ik haar misschien nu en dan moeten vragen naar mijn atelier te komen,' ging hij verder.

'Geen probleem.'

'Trés bien,' zei professor Ashbury. Hij knikte naar me ten afscheid en ging weg met mijn vader.

Mijn hart bonsde van opwinding. Grootmama Catherine was altijd zo positief geweest over mijn artistieke talent. Ze had geen formele opleiding

gehad en wist weinig van kunst af, en toch was ze er diep van overtuigd dat ik succes zou hebben. Hoe vaak had ze me dat niet verzekerd, en nu had een leraar, een professor aan een universiteit, na één schilderij van me te hebben gezien, verklaard dat ik misschien wel zijn beste leerling was.

Trillend van vreugde en opwinding ging ik haastig naar boven om het Giselle te vertellen. Mijn hart was zo vol vreugde, dat er geen plaats meer was voor kwaadheid. Ik flapte alles eruit wat de professor had gezegd. Gisselle, die hoeden zat te passen aan haar toilettafel, luisterde en keek me toen verbaasd aan.

'Wil je echt uren met een leraar zitten schilderen na een hele dag op school?' vroeg ze.

'Natuurlijk. Dit is wat anders. Dit is... waar ik altijd van gedroomd heb,' antwoordde ik.

Ze haalde haar schouders op.

'Het zou niets voor mij zijn. Daarom heb ik nooit aangedrongen op die zanglessen. We hebben zo weinig tijd voor plezier. Ze zoeken altijd dingen die we moeten doen: de leraars overladen je met huiswerk, laten ons zwoegen voor proefwerken en examens, en dan moeten we ons leven nog inrichten zoals onze ouders dat willen.

'Als je eenmaal wat jongens hebt leren kennen en een paar vrienden hebt, zul je je tijd niet willen verspillen met iemand die je wil leren schilderen,' verklaarde ze.

'Het is geen tijdverspilling.'

'Vertel mij wat,' zuchtte ze. 'Hier.' Ze gooide me een donkerblauwe baret toe. Probeer deze eens. We gaan naar de Franse wijk om wat plezier te hebben. Je wilt er toch zeker niet uitzien als een groentje?'

We hoorden het getoeter van een autoclaxon, een grappig bliep, bliep, bliep.

'Dat zijn Beau en Martin. Kom mee,' zei ze, terwijl ze opsprong. Ze pakte mijn hand beet en trok me mee, blijkbaar zonder enige wroeging over alles wat ze over mij tegen vader en Daphne had gezegd. De leugens zweefden als ballons in dit huis rond.

'Jullie gaan ons toch niet weer voor de gek houden met wie wie is, hè?' vroeg Martin, terwijl hij glimlachend het portier van Beaus sportwagen voor ons openhield.

'Nu je me bij daglicht ziet,' antwoordde Gisselle, 'kun je toch zeker wel zien dat ik Gisselle ben.' Martin keek van mij naar haar en knikte.

'Ja, dat kan ik,' zei hij, maar op zo'n toon dat het moeilijk te zeggen was of hij haar of mij een complimentje maakte. Beau lachte. Geërgerd verklaarde Gisselle dat wij samen achterin zouden zitten.

We persten ons op de smalle achterbank van Beaus sportwagen en hielden onze baretten op ons hoofd vast toen hij snel wegreed. We reden zo hard door de straten dat we gilden. Gisselles stem klonk luider en juichender dan de mijne; mijn hart bonsde toen we de ene bocht na de andere namen, met piepende banden. Ik veronderstelde dat we een opvallend stel vormden, een tweeling met rood haar dat als vlammen danste en wapperde in de wind. De mensen bleven staan om te kijken als we voorbijkwamen. Jongemannen floten en joelden.

"Vind je het niet enig als mannen dat doen?' gilde Gisselle in mijn oor. De motor en de om ons hoofd gierende wind maakten zo'n lawaai dat we moesten schreeuwen om ons verstaanbaar te maken, ook al zaten we vlak naast elkaar.

Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Een enkele keer, als ik in de bayou naar het dorp wandelde, herinnerde ik me dat mannen die in trucks en auto's voorbijreden, naar me floten. Toen ik jonger was, vond ik het grappig, maar ik herinnerde me dat ik een keer bang was geworden toen een man in een vaalbruine pick-up-truck niet alleen naar me riep, maar langzamer ging rijden en me volgde over de weg, me aansporend om in te stappen. Hij beweerde dat hij me een lift naar het dorp wilde geven, maar iets in de manier waarop hij naar me loerde deed mijn hart bonzen van angst. Ten slotte was ik hard teruggehold naar huis en was hij weggereden. Ik durfde het niet aan grootmama te vertellen, want ik was bang dat ze me dan zou verbieden in mijn eentje naar het dorp te lopen.

En toch wist ik dat er ook meisjes van mijn leeftijd en ouder waren die dag in, dag uit over straat konden wandelen zonder dat iemand ooit naar ze keek. Het was vleiend en angstaanjagend tegelijk, maar mijn tweelingzusje scheen die aandacht leuk te vinden en was verbaasd dat ik anders reageerde dan zij.

Onze tocht door de Franse wijk was heel anders dan die met mijn vader, want met Beau, Martin en Gisselle kreeg ik dingen te zien die ik niet eerder had gezien, ook al liepen we door dezelfde straten. Misschien kwam het omdat het later op de dag was, maar de vrouwen die ik zag in de deuropeningen van de jazzclubs en de bars waren nu schaars gekleed in wat soms niet veel meer dan ondergoed leek. Hun gezichten waren zwaar opgemaakt; sommigen hadden zoveel rouge en lippenstift en eyeliner gebruikt dat ze op clowns leken.

Beau en Martin keken geïnteresseerd om zich heen, hun gezicht verstard in een wellustige glimlach. Nu en dan bogen ze zich naar elkaar toe en fluisterden iets dat hen hysterisch aan het lachen maakte. Gisselle stootte voortdurend de een of de ander aan met haar elleboog en lachte dan zelf mee.

De binnenplaatsen leken donkerder, de schaduwen waren dieper, de muziek klonk luider. Mannen, en soms ook vrouwen, stonden in de deuropening van schemerig verlichte bars en restaurants om klanten naar binnen te lokken voor de beste jazz, het beste dansen, het beste eten in New Orleans. We bleven bij een kraam staan om sandwiches te kopen, en Beau slaagde erin voor ons allemaal een flesje bier te krijgen, al was niemand er oud genoeg voor. We gingen aan een tafel op het trottoir zitten, en aten en dronken. Toen ik twee politieagenten aan de overkant van de straat voorbij zag lopen, klopte mijn hart in mijn keel, uit angst dat we allemaal gearresteerd zouden worden. Maar ze schenen het niet te zien.

Later renden we winkels in en uit, amuseerden ons met de souvenirs, het speelgoed en de nouveautés. Toen bracht Gisselle ons naar een klein winkeltje waar de schokkendste seksuele dingen lagen uitgesteld die ik ooit gezien had. Je moest achttien zijn of ouder om de winkel binnen te mogen, maar de verkoper joeg ons niet naar buiten. De jongens bleven staan bij de tijdschriften en boeken, meesmuilend en grinnikend. Gisselle dwong me naar een van harde was gemaakte replica te kijken van het mannelijke seksorgaan. Toen ze de verkoper vroeg of ze het even mocht zien, holde ik de winkel uit.

Een paar ogenblikken later kwamen de anderen ook naar buiten en lachten me uit.

'Ik wed dat papa je daar niet mee naar binnen heeft genomen toen hij je de Franse wijk liet zien,' zei Gisselle spottend.

'Walgelijk,' zei ik. 'Waarom zouden mensen dergelijke dingen kopen?'

Gisselle en Martin moesten nog harder lachen, maar Beau glimlachte slechts.

Bij de volgende hoek vroeg Martin ons even te wachten terwijl hij naar een man liep in een zwartleren vest zonder hemd eronder. Hij was op armen en schouders getatoeëerd. De man luisterde naar Martin en toen liepen ze beiden verder de steeg in.

'Wat doet Martin?' vroeg ik.

'Hij haalt iets voor ons voor later,' zei Gisselle, en keek naar Beau, die glimlachte.

'Wat?'

'Dat zul je wel zien,' zei ze. Martin kwam weer terug en knikte tevreden.

'Waar wil je nu naartoe?' vroeg hij.

'Laten we haar Storyville laten zien,' zei Gisselle.

'Misschien kunnen we beter naar de leuke winkels in de arcade aan zee gaan,' opperde Beau.

'Het zal haar heus geen kwaad doen. Bovendien moet ze opgevoed worden als ze in New Orleans wil wonen,' hield Gisselle vol.

'Wat is Storyville?' vroeg ik. Ik veronderstelde dat het een plaats was waar mensen boeken en dingen verkochten die op beroemde verhalen waren gebaseerd. 'Wat verkopen ze daar?'

De anderen begonnen weer te gieren van het lachen.

'Ik snap niet waarom jullie om alles moeten lachen wat ik zeg en vraag,' zei ik kwaad. 'Als jullie in de bayou kwamen en met mij naar het moeras gingen, zouden jullie ook een hoop stomme vragen stellen. En ik verzeker je dat je heel wat banger zou zijn dan ik,' voegde ik eraan toe. Hun lach verdween.

'Ze heeft gelijk,' zei Beau.

'Nou en. Je bent nu in de stad en niet in het moeras,' zei Gisselle. 'En wat mij betreft, ik ben niet van plan ooit naar de bayou te gaan.

'Kom mee.' Ze greep me ruw bij de arm. 'We zullen een paar straten met je doorlopen en dan mag je ons vertellen wat je denkt dat daar verkocht wordt.'

Haar uitdagende woorden brachten Martin weer aan het lachen, maar Beau keek bezorgd. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en liet me door Gisselle meevoeren tot we bij een hoek kwamen. Ik keek naar de overkant naar een rij huizen.

'Waar zijn de winkels?' vroeg ik.

'Kijk daar maar,' zei Gisselle, wijzend. Ik zag een indrukwekkend gebouw van vier verdiepingen met erkers en een koepel op het dak. Het was wit geschilderd. Een luxueuze limousine stopte bij het trottoir en de chauffeur stapte uit om het portier te openen voor een naar het scheen heel gedistingeerde oudere man. Hij liep de korte trap naar de voordeur op en belde aan. Even later ging de grote deur open.

We stonden dicht genoeg bij om de muziek te kunnen horen die naar buiten klonk en de vrouw te zien die de man begroette. Ze was lang en had een olijfkleurige teint. Ze droeg een jurk van rode brokaat met imitatiediamanten om haar hals en pols. Het moest imitatie zijn, want ze waren erg groot; maar het merkwaardigste waren de lange veren die ze op haar hoofd droeg.

Toen ik langs haar heenkeek, zag ik een grote hal met kristallen kroonluchters, spiegels in vergulde lijsten en fluwelen banken. Een zwarte pianospeler liet zijn handen over de toetsen glijden en wipte op zijn kruk op en neer. Vlak voordat de deur dichtviel zag ik een meisje dat alleen een slipje en een beha aan had en een blad vol met glazen champagne droeg.

'Wat is dat voor huis?' vroeg ik verbaasd.

'Lulu White,' antwoordde Beau.

ik begrijp er niets van. Geven ze een feest?'

'Alleen voor degenen die ervoor betalen,' zei Gisselle. 'Het is een bordeel. Een hoerentent,' verduidelijkte ze toen ik niet snel genoeg reageerde.

Ik keek met open mond naar de grote deur. Een ogenblik later ging hij weer open en een heer verscheen met een jonge vrouw in een felgroene jurk met een decolleté dat bijna tot haar navel reikte. Even werd het gezicht van het meisje verborgen door een waaier van witte veren, maar toen ze de waaier weghaalde zag ik haar gezicht, en mijn mond viel open. Ze bracht de man naar zijn wachtende auto en gaf hem een zoen voor hij achterin stapte. Toen de auto wegreed keek ze op en zag ons.

Het was Annie Gray, het meisje met het negerbloed, die naast me had gezeten in de bus naar New Orleans en voodoo-magie had gebruikt om het adres van mijn vader te vinden. Ze herkende me onmiddellijk.

'Ruby!' riep ze en zwaaide.

'Hè?' zei Martin.

'Kent ze je?' vroeg Beau.

Gisselle deed alleen verbaasd een stap achteruit.

'Hallo,' riep ik.

'Ik zie dat je de weg goed hebt weten te vinden in de stad, hè?' Ik knikte met dichtgeknepen keel. Ze keek weer naar de voordeur. 'Mijn tante werkt hier. Ik help haar een beetje,' zei ze. 'Maar binnenkort krijg ik een echte baan. Heb je je papa gevonden?' Ik knikte. 'Hallo, jongens,' zei ze.

'Hoi,' zei Martin. Beau knikte alleen maar.

'Ik moet weer naar binnen,' zei Annie. 'Wacht maar. Binnenkort krijg ik werk als zangeres.' Haastig liep ze de trap op. Bij de deur bleef ze nog even staan wuiven en verdween toen in het huis.

'Dit is niet te geloven. Ken je haar?' vroeg Gisselle.

ik heb haar in de bus ontmoet,' begon ik uit te leggen.

'Je kent een echte prostituée,' ging ze verder. 'En je zei dat je niet wist wat voor huis dit was?'

'Dat wist ik niet,' protesteerde ik.

'De kleine brave meid kent een prostituée,' ging Gisselle verder tegen de jongens. Ze keken me allebei aan of ze me nu pas hadden leren kennen.

'Ik ken haar niet echt,' hield ik vol, maar Gisselle glimlachte slechts.

'Echt niet!'

'Laten we gaan,' zei Gisselle.

We liepen snel terug. Een tijdlang zei niemand iets. Zo nu en dan keek Martin me aan, glimlachte en schudde zijn hoofd.

'Waar gaan we het doen?' vroeg Beau toen we allemaal weer in de auto zaten.

'Bij mij thuis,' zei Gisselle. 'Mijn moeder is waarschijnlijk ergens theedrinken en papa is natuurlijk op zijn werk.'

'Wat doen?' vroeg ik.

'Wacht maar af,' zei ze. Toen ging ze verder tegen de jongens: 'Ze weet er waarschijnlijk alles van. Ze kent een prostituée.'

'Ik heb je gezegd dat ik haar niet echt ken. Ik zat alleen naast haar in de bus,' hield ik vol.

'Ze wist dat je op zoek was naar je papa. Dat klinkt of jullie elkaar goed kenden,' plaagde Gisselle. 'Je hebt toch niet samen met haar ergens gewerkt, hè?' vroeg ze. Martin draaide zich met een ruk om, lachend en nieuwsgierig.

'Hou op, Gisselle,' snauwde ik.

Beau reed weg van het trottoir en schoot de straat door, zodat haar lach verwaaide.

Edgar begroette ons in de deuropening toen we thuiskwamen.

'Is mijn moeder thuis?' vroeg Gisselle hem.

'Nee, mademoiselle,' antwoordde hij. Ze keek met een blik van verstandhouding naar Martin en Beau, en we volgden haar de trap op naar haar kamer.

'Wat gaan we doen?' vroeg ik, toen ze haar baret afzette en de ramen wijd opengooide. Beau plofte neer op haar bed en Martin ging aan de toilettafel zitten en staarde met een domme grijns naar mij.

'Doe de deur dicht,' beval ze. Langzaam deed ik wat ze vroeg. Toen knikte ze naar Martin die in zijn zak zocht en iets te voorschijn haalde wat leek op de sigaretten die grootvader Jack vaak rolde.

'Sigaretten?' vroeg ik verbaasd en een beetje opgelucht. Ik kende een paar kinderen in de bayou die op hun tiende of elfde al waren gaan roken. Sommige ouders vonden het niet erg, maar de meesten wel. Ik had er nooit van gehouden, niet van de smaak en niet van het gevoel of mijn mond in een asbak veranderde. Ik had ook een hekel aan de stank van de tabaksrook die in de kleren van sommige schoolvriendjes hing.

'Dat zijn geen sigaretten. Dat zijn joints,' zei Gisselle.

'Joints?'

Martins glimlach werd breder. Beau ging rechtop zitten, met opgetrokken wenkbrauwen, terwijl hij nieuwsgierig om zich heen keek. Ik schudde mijn hoofd.

'Nooit gehoord van pot of marihuana?' vroeg Gisselle.

Ik vormde een kleine O met mijn lippen. Ik had het nooit van zo dichtbij gezien, maar ik wist van het bestaan. Er waren een paar kleine bars in de bayou waar vermoedelijk gerookt werd. Maar grootmama Catherine had me gewaarschuwd daar nooit in de buurt te komen. Sommige kinderen op school hadden erover gepraat en sommigen zouden het zelfs gerookt hebben. Maar niemand met wie ik bevriend was.

'Natuurlijk heb ik erover gehoord,' zei ik.

'Maar je hebt het nooit geprobeerd?' vroeg ze met een glimlach.

Ik schudde mijn hoofd.

'Moeten we haar deze keer geloven, Beau?' vroeg ze. Hij haalde zijn schouders op.

'Het is waar,' hield ik vol.

'Dan wordt dit de eerste keer,' zei Gisselle. 'Martin.' Hij stond op en gaf ieder van ons een sigaret. Ik aarzelde hem aan te nemen.

'Toe dan, hij bijt niet,' zei hij lachend. 'Je zult het lekker vinden.'

'Als je met mij en mijn vrienden wilt omgaan, kun je geen spelbreekster zijn,' zei Gisselle.

Ik keek naar Beau.

'Je zou het in ieder geval één keer moeten proberen,' zei hij.

Met tegenzin nam ik hem aan. Martin stak hem voor iedereen aan, en ik nam een snelle trek van de mijne. Ik blies de rook uit zodra ik die op mijn tong voelde.

'Nee, nee, nee,' zei Gisselle. 'Je moet hem niet roken als een sigaret. Doe je alsof, of ben je werkelijk zo stom?'

'Ik ben niet stom,' zei ik verontwaardigd. Ik keek naar Beau die achterover op bed lag en zijn marihuanasigaret met kennelijke ervaring rookte.

'Het is niet vies,' zei hij.

'Je moet de rook inhaleren en een tijdje in je mond houden,' beval Gisselle. 'Toe dan.' Ze stond met keiharde ogen over me heengebogen. Met tegenzin gehoorzaamde ik.

'Zo is het goed,' zei Martin. Hij hurkte op de grond en rookte de zijne.

Gisselle zette muziek op. Alle ogen waren op mij gericht, dus bleef ik inhaleren, de rook vasthouden en dan uitblazen. Ik wist niet zeker wat er moest gebeuren, maar het duurde niet lang of ik kreeg een licht gevoel in mijn hoofd. Het was of ik mijn ogen kon sluiten en naar het plafond zweven. Ik moet vreemd gekeken hebben, want ze begonnen alle drie weer te lachen, alleen lachte ik deze keer mee, zonder zelfs te weten waarom. Toen moesten ze nog harder lachen en ik moest ook harder lachen. Zo hard zelfs dat mijn maag pijn ging doen. Maar ondanks de pijn kon ik niet ophouden met lachen. Telkens als ik even ophield, keek ik naar een van hen en begon opnieuw te lachen.

Plotseling ging mijn lachen over in huilen. Ik weet niet waarom, het gebeurde gewoon. Ik voelde de tranen en ik voelde hoe de uitdrukking op mijn gezicht veranderde. Voor ik wist wat er gebeurde zat ik met gekruiste benen op de grond te janken als een klein kind.

'O, o,' zei Beau. Hij stond snel op en rukte de sigaret uit mijn vingers. Toen spoelde hij die van mij en wat er over was van zijn sigaret door Gisselles toilet.

'Hé, dat is goeie stuff,' riep Martin. 'En duur ook.'

'Je moet iets doen, Gisselle,' zei Beau, toen hij zag dat ik niet ophield, maar steeds erger begon te huilen. Mijn schouders schokten en mijn borst deed pijn, maar ik kon er niets aan doen.

'Het is te sterk voor haar.'

'Wat kan ik eraan doen?' riep Gisselle.

'Je moet haar kalmeren.'

'Kalmeer jij haar maar,' zei Gisselle en ging op haar rug op de grond liggen. Martin giechelde en kroop naast haar.

'Geweldig,' zei Beau. Hij liep naar me toe en pakte mijn arm vast. 'Kom, Ruby. Ga liever in je eigen kamer liggen. Kom dan,' drong hij aan.

Nog steeds snikkend liet ik me overeind helpen en naar de deur leiden.

'Dat is jouw kamer?' vroeg hij, knikkend naar de verbindingsdeur. Ik knikte terug en hij maakte hem open en bracht me naar binnen. Hij bracht me naar mijn bed en ik ging liggen, met mijn handen voor mijn ogen. Langzamerhand bedaarde mijn gesnik, tot ik eindelijk alleen nog maar snoof. Plotseling kreeg ik de hik, en ik kon niet meer ophouden. Hij liep naar mijn badkamer en bracht een glas water.

'Dank je,' mompelde ik, en begon toen weer te lachen.

'O, nee,' zei hij. 'Kom, Ruby, beheers je. Vooruit,' drong hij aan. Ik probeerde mijn adem in te houden, maar de lucht explodeerde in mijn mond en dwong mijn lippen open. Alles wat ik deed bracht me weer aan het

lachen. Ten slotte raakte ik uitgeput, ik dronk wat water en haalde een paar keer diep adem.

'Het spijt me,' kreunde ik. 'Het spijt me.'

'Het geeft niet. Ik heb gehoord dat mensen zo'n reactie kunnen krijgen, maar ik heb het nooit meegemaakt. Voel je je nu wat beter?'

'Ik voel me goed. Alleen moe.' Ik liet me achterover op het kussen vallen.

'Je bent een volslagen raadsel, Ruby. Je schijnt veel meer te weten dan Gisselle en toch schijn je ook een hoop minder te weten.'

'Ik lieg niet,' zei ik.

'Wat?'

'Ik lieg niet. Ik heb haar alleen in de bus ontmoet.'

'O.' Hij bleef even stil zitten. Ik voelde zijn hand even over mijn haar strijken en toen voelde ik dat hij me zachtjes op mijn lippen kuste. Ik deed mijn ogen niet open tijdens de kus, en ook niet daama, en later, toen ik eraan dacht, wist ik niet of het echt gebeurd was, of dat het alleen maar een deel van mijn reactie op de marihuana was.

Ik wist zeker dat ik hem voelde opstaan, maar ik sliep al voordat hij bij de deur was en ik werd pas wakker toen ik voelde dat iemand me zo hard aan mijn schouder heen en weer schudde, dat het hele bed meetrilde. Ik deed mijn ogen open en zag Gisselle.

'Moeder stuurt me naar boven om je te halen,' klaagde ze.

'Wat?'

'Ze wachten met het avondeten, stommerd.'

Ik ging langzaam rechtop zitten en wreef de slaap uit mijn ogen zodat ik op de klok kon kijken.

'Ik moet bewusteloos zijn geraakt,' zei ik, geschrokken dat het al zo laat was.

'Ja, maar vertel ze niet waarom of wat we gedaan hebben, begrepen?'

'Natuurlijk niet.'

'Goed.' Ze staarde me even aan en toen plooiden haar lippen zich tot een glimlach. 'Beau schijnt je erg aardig te vinden,' zei ze. 'Hij was erg van streek over wat er gebeurd is.'

Ik staarde haar sprakeloos aan. Het was of ik op de tweede schok wachtte. Die liet niet lang op zich wachten. Ze haalde haar schouders op.

'Hij begint me toch te vervelen,' zei ze. 'Misschien mag jij hem wel hebben. Later kun jij wat aardigs voor mij doen. Schiet op en ga mee naar beneden.'

Ik keek haar na toen ze de kamer uitliep en schudde toen mijn hoofd. Ik vroeg me af waarom een jongen een meisje aardig kon vinden dat zo achteloos omging met zijn genegenheid dat ze in een opwelling afstand van hem kon doen en op zoek gaan naar een ander.

Of deed ze net of ze iets weggaf dat ze toch al bezig was te verliezen? En belangrijker nog, was het iets dat ik wilde hebben?