Hoofdstuk 4
Waarin Patrick een ivoorsmokkel
op het spoor komt,
een lege container vindt en lelijk in het ootje wordt
genomen.
Verificateur De Pelsmaker was een geschikte jongen. Patrick kende hem nu al bijna twee jaar. De douanier was net zijn boterhammetjes aan het opeten toen de jongens binnenvielen. In het plastic kopje dat hij van zijn thermosfles had geschroefd, dampte slappe, maar hete koffie.
‘Een kopje?’
‘Nee, dank je’, zei Patrick. ‘Ik vrees zelfs dat de jouwe koud zal worden. Ik kreeg net een tip van een matroos van de Loretta. Er zit ivoor aan boord.’
De verificateur schoof zijn kop en het vette papier met een stapeltje belegde boterhammen erop van zich weg, legde zijn beide handen op de rand van zijn groene, metalen schrijftafel en leunde languit achterover op zijn gammele kantoorstoel.
‘Je meent het?’ fronste hij zijn wenkbrauwen.
‘Ja, hoor, die man is te vertrouwen. Hij heeft wel eens vaker een tip doorgespeeld.’
‘Dan mogen we ons wel haasten. Ik kom net van de Loretta. Ze zijn Antwerpen met twee dagen vertraging binnengelopen. Pech gehad met een machine. Twee dagen voor anker voor de Spaanse kust. Ze hebben de halve machinekamer moeten uitbreken. Ik heb ze net een transitvergunning afgeleverd voor de kapotte onderdelen. Zeventien kisten voor Kaohsiung op Taiwan. Daar is het schip gemaakt, zie je. Door die vertraging wil de kapitein zo snel mogelijk lossen om nog voor het lage tij van morgenochtend de haven uit te zijn. Hij zal er niet om kunnen lachen als wij het lossen nog een beetje komen tegenhouden.’
‘Maar hij heeft ivoor aan boord!’ riep Patrick uit.
‘Dat hoop ik voor ons. We gaan in elk geval meteen kijken. Maar ‘t is een speld in een hooiberg. De Loretta heeft honderden containers aan boord. Ik kan ze toch niet allemaal laten openmaken.’
Patrick schudde triomfantelijk zijn hoofd.
‘Dat is ook niet nodig. Ik heb het nummer van de container.’
Uit zijn achterzak haalde hij een minuscuul papiertje, gescheurd uit een goedkope agenda. In potlood stond er een nummer op geschreven. Patrick schoof het naar de douanier toe.
‘SNRT 3561287’, las hij. ‘Goed, dat maakt het een stuk makkelijker. Eigenlijk moet ik de Opsporing erbij halen. Maar ik kan net zo goed zelf gaan kijken. Is dat je broertje?’
‘Ja, dat is Tom. Ik ben vanavond zijn babysit.’
Tom keek met vlammende ogen naar Patrick.
‘Kom maar mee, Tom. Kun je zien hoe zo’n containerschip er vanbinnen uitziet.’
De douanier reed voorop in zijn dienstwagen en Patrick en Tom volgden hem blindelings. Aan de slagbomen bij de containerterminal wisselde de verificateur een paar woorden met de bewaker en wees met een vaag gebaar naar de wagen die hem volgde. De bewaker tikte aan zijn pet toen ze door de geopende slagboom reden, en sloot dan de doorgang weer af.
De Loretta zag er spookachtig uit. De brug stak wel dertig meter boven de kade uit en de noodlichtjes langs de ijzeren trappen verspreidden een koud licht. Een paar grote schijnwerpers verlichtten de kade en een reusachtige kraan hees container na container uit het ruim en zette die keurig aan de wal. Aan het andere eind van het schip werden houten kisten met de scheepskraan op een vrachtwagen geladen.
‘Daar gaat zijn halve machinekamer!’ schreeuwde De Pelsmaker, terwijl hij op de loopplank stapte.
Patrick en Tom volgden hem op de voet. Via smalle ijzeren trappen klommen ze dek na dek omhoog. Tom hijgde toen ze eindelijk op het bovenste dek aankwamen en de douanier bij de kapitein aanklopte.
‘Binnen.’
Ze stapten door de smalle, houten deur het luxueuze salon binnen. De houten muren glansden van het vernis en het koper glom. De kapitein stond uit zijn lederen fauteuil op, zette zijn glas whisky neer en kwam op de gasten af.
‘Zo, verificateur, nu al terug? Er is toch niets mis, hoop ik?’
‘Dat hoop ik ook. Mag ik je voorstellen: Patrick Bakkers van Traffic en zijn broer Tom. Je hebt een minuutje voor mij?’
‘Tuurlijk, tuurlijk. Ga toch zitten. Glaasje whisky?’
‘Nee, dank je, niet als ik werk.’
‘Jullie?’
Patrick schudde zijn hoofd, maar Tom aarzelde.
‘De jongeman heeft dorst, niet? Ik heb ook frisdranken. Cola, limonade, water?’
‘Een glaasje water. Met prik graag’, fluisterde Tom.
Terwijl de kapitein een blikje uit zijn koelkast opviste, vroeg hij de douanier waarmee hij hem van dienst kon zijn.
‘Er schijnt ivoor aan boord te zijn’, zei De Pelsmaker en hij trok zijn borstelige wenkbrauwen hoog op.
‘Nee, toch! Krijg ik toch geen moeilijkheden mee, hoop ik? Ik loop zo al achter op het schema. Ik zou morgenavond in Hamburg moeten zijn. En nu dat nog. Tja, die Afrikanen durven alles. Ik vervoer alleen maar ijzeren kisten, hoor. Geen idee wat erin zit. Drugs, diamanten, ivoor. Ze belazeren je waar je bij staat. Als je daar als kapitein verantwoordelijk voor zou moeten zijn!’
‘Dat ben je natuurlijk niet. Dat weet ik ook. Maar ik vrees wel dat ik deze tip moet controleren.’
‘Je wilt toch niet alle containers laten openen. Dan zitten we hier volgende maand nog.’
‘Nee, hoor, ik weet waar het ivoor zit. De tipgever is zo lief geweest zelfs het containernummer te noteren.’
De douanier haalde het gevouwen agendablaadje uit zijn vestzak en liet het de kapitein zien.
‘SNRT 3561287. Even kijken waar die staat. Ogenblikje, ik haal het manifest.’
De kapitein ging de kajuit uit. Tom zette zijn glas neer en vroeg fluisterend:
‘Wat is een manifest?’
‘Dat is de vrachtbrief waarop de hele lading van het schip beschreven staat. Van elke container wordt het nummer vermeld èn wat erin zit.’
‘Wat erin zou moeten zitten’, verbeterde de verificateur. ‘De kapitein is niet verantwoordelijk voor de inhoud.’
‘Dat zou ik geloven’, zei de kapitein die net binnenkwam met een pak papieren in de hand. Hij ging zitten en draaide blad na blad om, terwijl hij zijn ogen over de nummers liet glijden.
‘Hier is hij. SNRT 3561287. Een twintigvoetscontainer, ‘said to contain’… hé, kijk nou! ‘t Is een lege. Geen ivoor, verificateur. Alleen een lege kist die we terugbrengen naar Antwerpen. Eigendom van… De Snert Import & Export. Zie je. Gaat hier gewoon van boord en wordt opgehaald. Niks aan de hand.’
‘Dat valt te bezien. Ik wil hem toch controleren. Is hij al van boord?’
‘Even kijken. Staat in het voorste ruim rechts. Zijn ze net mee bezig. Als je snel beneden bent, kun je hem onder de kraan oppikken.’
‘Dat doen we. Bedankt, kapitein. Kom, jongens.’
Tom dronk vliegensvlug de rest van zijn glas leeg, knikte naar de kapitein en volgde zijn broer de trappen af.
De drie mannen stonden enkele minuten later bij de reusachtige kraan. De Pelsmaker wisselde een paar woorden met de stouwer. Die keek het nummer na op zijn lijst en wees de douanier een container aan die net gelost was en in de ‘stag’ gezet. Patrick controleerde het nummer en knikte. De verificateur bonsde met zijn vuist op de wand van de container.
‘Vergeet het maar, jongens. Hij is inderdaad leeg. Doe open, dan zie je het zelf.’
Twee dokwerkers maakten de deuren open en schenen met een zaklamp in de metalen kist. Leeg.
‘Zie je wel. Ik ken het geluid van een lege container.’
‘Sorry voor je tijd’, verontschuldigde Patrick zich.
‘Geeft niet. ‘t Is mijn werk. Ik ben al blij dat ik er de Opsporing niet heb bijgehaald. Tracht in het vervolg je tipgevers wat beter te controleren. Ik ga verder eten. Tot ziens. En trek het je niet aan!’
Meteen liep hij over de kade naar zijn auto. Patrick haalde zijn schouders op en keek Tom aan, die geeuwde. Het was al over elven.
Van boven op de brug volgde de kapitein hen met de kijker, terwijl ze weer naar hun auto slenterden. Toen ze ingestapt waren, liet hij zijn kijker zakken, liep naar de marifoon en toetste uit het hoofd een nummer in. Bijna onmiddellijk werd de hoorn aan de andere kant opgenomen.
‘Hallo, Lydia. De stuf is veilig van boord. Maar wees op je hoede. De jongens van Traffic zijn je op het spoor.’
Hij legde de hoorn neer en schonk zich nog een whisky in.