Katern


[1] Portret van Alofde Wignacourt (1607-8)…zelf had ik er tijdens het schilderen van dat schilderij ook niets bij gevoeld. De enige kleine voldoening die ik eraan had beleefd was het spel tussen het licht op het harnas en de schaduw erachter…


[2] De Emmaüsgangers (1601) “Omdat ook ik over de fouten in het werk De Emmaüsgangers heb gehoord. De rechterhand van Petrus, die zich veel meer naar achteren bevindt, zou kleiner moeten zijn dan die van Christus (…) Tuurlijk, voor een meetkundige zijn dat oerdomme fouten. Maar is dan niemand op het idee gekomen dat hij die fouten wel eens expres gemaakt zou kunnen hebben?


[3] Sint Hiëronymus (1606)…en toen grootmeester Alof de Wignacourt de schrijvende Sint Hiëronymus zag aan wie hij zo welwillend zijn gezicht had geleend, bleef hij tamelijk lang stil en in gedachten verzonken. Zo lang dat ik me net ongerust begon te maken toen hij mij aankeek en vroeg waarom alles om hem heen er ook op de achtergrond ofwel volledig onwaarneembaar in dichte duisternis was gehuld ofwel maar een beetje te zien was vanwege een teveel aan schaduw. Ik antwoordde hem dat hij het enige was geweest dat in mijn gezichtsveld had geschitterd en dat ik buiten hem niets anders had kunnen waarnemen dan het zwart van de nacht.


[4a] De onthoofding van Johannes de Doper (1608) Ondertussen zag ik hoe broeder Raffaele (…) opeens achteruit deinsde. Hij zag nogal wit en vroeg me of het echt waar was wat hij dacht te zien, namelijk dat ik het bloed dat uit Johannes de Doper was weggestroomd, had gebruikt om mijn handtekening onder het schilderij te zetten. Hij was de enige die het had opgemerkt. Ik zei hem dat hij dat goed had gezien.


[4b] Het detail van de handtekening van Caravaggio


[5] Amor vincit omnia of Zegevierende Cupido (1602-3) Een van hen, Aloysio geheten, een prachtige jongen met een zacht karakter, kwam me regelmatig in mijn kloostercel opzoeken. Hij leek sterk op het knaapje dat bij mij model had gestaan voor het schilderij met de titel Amor vincit omnia oftewel de Zegevierende Cupido.


[6] De Madonna van de Pelgrims oftewel De madonna van Loreto (1603-1604)… er gaat een akelige roddel dat het gezicht van de door mij geschilderde Vladonna van Loreto dat van een hoer zou zijn, namelijk van Lena. Het gezicht is weliswaar gelijk aan het prachtige gezicht van Lena, maar zij was zeker geen hoer. Wél een liefhebbende vrouw van wie ik veel heb gehouden…


[7] Judith en Holofernes (1599)…ik heb gehoord dat de twee Vlamingen, Vinck en Finson, die in Napels een winkel hebben, twee van mijn schilderijen te koop hebben aangeboden die ik ook zelf erg geslaagd vind. Het gaat om een Madonna del Rosario (Madonna aan de Rozenkrans), een groot doek van achttien palm hoog waarvoor ze minatens 400 dukaten vragen, en om een Giuditta e Obferne (Judith en Holofernes), een doek van gemiddelde afmetingen, geschikt voor een woonkamer, met half afgebeelde figuren, dat nog niet eens 300 dukaten zou moeten opbrengen.


[8] De Madonna met de rozenkrans (1607) Aan de Rozenkrans was ik indertijd begonnen toen ik nog dacht dat ik in een veilige haven was aangekomen nadat ik me zowel geestelijk als lichamelijk in roerig vaarwater had bevonden. Ik had toen nog een goed oog voor kleuren en had me fantastisch vermaakt met het verzamelen van armoedzaaiers en bedelaars met aftandse kleren, zo goor als wat en omringd met de vreselijkste geuren. Het was erg leuk om hen te midden van de dominicaner broeders af te beelden terwijl ze hun handen vouwden in een min of meer vroom gebed…


[9] De begrafenis van de heilige Lucia (1608)…Ik heb besloten dat ik op het schilderij van de Begrafenis eerst de twee grafdelvers zou afbeelden die ik de vorige dag op het kerkhof had gezien terwijl ze aan het werk waren (…) Ik zal ervoor zorgen dat het lichaam van de heilige naast het graf zal liggen waarmee net een begin is gemaakt, alsof de grafdelvers haar de maat nemen…


[10] De opwekking van Lazarus (1609)…ik antwoordde hem dat de dood voor Lazarus misschien wel een bevrijding had kunnen zijn van al het kwaad van deze aarde. En dat een terugkeer naar het leven voor hem in dat geval geen aangename aangelegenheid was.


[11] De aanbidding der herders (1610)…in de ogen van Maria zag ik alle weemoed en alle pijn die ik zelf voelde wanneer ik ‘s-avonds naar de zee keek vanuit het raam dat zo leek op het raam in de Engelenburcht waar vandaan ik de zon in de zee zag zakken en dat tegelijkertijd zo anders was…


[12] De geboorte van Christus met de heiligen Laurentius en Franciscus (1609)…ik vroeg hem of hij me dan tenminste kon vertellen wie die aardige man was. Hij gaf een ontwijkend antwoord maar hij vertelde wel dat de Geboorte van Christus die Caravaggio ooit in Palermo had geschilderd, in 1969 was gestolen en dat deze diefstal volgens de onderzoekers was gepleegd in opdracht van de man die ik alsmaar had proberen te bellen. (Zie noot 4)