Lucia uit Nederland en Tarq uit Irak
MILCO AARTS
oe een gevluchte Koerd uit Irak een vrouw uit
een Gelders dorpje in een Rotterdamse McDonald’s ontmoet en er
direct liefde en problemen rond de afwas ontstaan. Hoe een oorlog
die duizenden kilometers verderop wordt gevoerd als een bom inslaat
in een huisje in het Witte Dorp van de Maasstad. En het
allerbelangrijkste: hoe je liefde maakt die alles overwint. ‘Soms
moet jij je ik een beetje kunnen vergeten.’
Geboren: 15-12-1958 in Giesbeek, Gelderland.
Beroep: (vroeger) groepsleidster, (nu) journaliste/schrijfster, vvv-informatrice
Naam: Tarq Atroshi
Geboren: 1-8-1961 in Mosul, Irak.
Beroep/studies: (vroeger) werktuigbouwkunde, elektrotechniek, informatietechnologie en (nu) edelsmid.
aten we beginnen bij het begin, de ontmoeting
in 1995. Tarq Atroshi, drieëndertig jaar oud, Irakese Koerd, voor
Saddam gevlucht naar Nederland. Op uitnodiging van de regering kan
hij na een jarenlang verblijf in een Turks vluchtelingenkamp in
Nederland komen wonen. Probeert een nieuw leven op te bouwen, een
bestaan met werk waarvoor gestudeerd moet worden: hbo-elektronica
in Rotterdam. Hij reist op en neer uit Zoetermeer, maar op een dag
heeft hij honger en gaat niet naar school maar naar
McDonald’s.
Tarq worstelt met gevoelens van heimwee en verlatenheid terwijl hij zijn honger stilt. Het is april en een van de eerste dagen dat de zon schijnt. Zijn Nederlands spreekt hij goed, maar niet als wij. Hij kan niet terugvallen op geijkte zinnen en uitdrukkingen, dus combineert hij sprekend de beste woorden die hij vinden kan.
‘In mijn hoofd staat heimwee naar mijn familie. Ik voel me alsof ik iets verloren heb. Ik zit aan mijn tafeltje en er is een vrouw voor me met een gitaar. Ze bestelt, draait zich om en kijkt rond. De zon valt op haar ogen en spiegelt naar mij toe. Ik heb het gevoel: dit is wat ik zoek. Daar ben je. Ik wacht al zo lang op jou. Misschien vreemd, maar ik kende je als kind al. Als puber van veertien had ik dat beeld in mijn hoofd. Ik was altijd al gek op Europese vrouwen, op de Europese maatschappij en op buitenlandse films. En dan plotseling staat mijn beeld daar: niet dik, niet mager, vriendelijk gezicht, spontaan uiterlijk, niet uitgekookt. Ik zie de zon op haar ogen vallen en ben overtuigd: die vrouw wil ik hebben. Ik heb haar gezegd “kom maar mevrouw, hier is nog ruimte voor jou.” Ik pak haar gitaar en ze staat het toe, da’s goed, ze gaat natuurlijk niet weg zonder gitaar.’
Lucia: ‘Hij was de eerste man die ik zag toen ik binnenkwam en op een wonderlijke manier had ik direct de associatie met een vaste relatie, heb ik anders nooit. Maar ik dacht: nee, dit is een trieste man, dat wordt moeilijk. Toen keek ik rond, de enige vrije plaats was naast hem. Ik ging er zitten en voelde die aantrekkingskracht, maar ik wilde niet. Ik begon te eten en keek van hem weg uit het raam. Dat duurde lang.’
T.: ‘Ze zoekt iets, maar is heel erg serieus. Haar blik, ze zou lerares kunnen zijn. Ik wijs op de gitaar en vraag: “Mevrouw, is dit een cello?” “Nee,” zegt ze, “gitaar.” “Neemt u les of geeft u?” “Nemen.” Oké, allemaal korte antwoorden met een punt erachter. Ik denk: laat haar eerst haar patat afmaken. Ze heeft honger.’
Een tafel verderop zit een stevige, blanke man. Zijn aanwezigheid heeft iets weg van een sonore bromtoon die zich opdringt terwijl je van muziek geniet. Hij houdt het tweetal nauwlettend in de gaten. ‘Mensen kijken nu eenmaal anders naar je als je buitenlander bent,’ zegt Tarq, ‘maar hij begint nu wel heel vies naar mij te kijken, beetje agressief. Toch snap ik hem wel: in mijn land wordt vaak gevochten om een vrouw. Ik kijk naar Lucia en weet: zij is zo mooi dat iedereen haar wil hebben. Goed, nu moet ik dus een groot hart hebben, moet ik moeite doen om goeie woorden te kiezen en een mooi gezicht te maken. Een ding is duidelijk, als Lucia aandacht heeft voor mij, gaat deze man verliezen.’
L.: ‘Maar de spanning werd zo voelbaar dat ik er een einde aan moest maken. Ik begon te praten, toonde interesse. Was niet zo moeilijk. Ik keek hem aan en was gelijk verliefd. Hij straalde gewoon uit dat-ie van me hield. Een heel gevoelige man, ik zag in zijn ogen een weerspiegeling van mijn ziel.’
Tarq begint dertien jaar later te glimmen van trots. Roept achter een kop thee in zijn woonkamer in het Rotterdamse Witte Dorp gevleid: ‘Toe maar!’ En neemt het woord. ‘Na het gesprek gingen we naar buiten. Jouw gitaar in mijn hand. Was ik zo blij mee! Het gaf me een gevoel terug dat ik in Nederland was kwijtgeraakt: vertrouwen. Ik ben buitenlander, die zijn altijd verdacht, dieven, criminelen, het eerste gevoel dat Nederlanders hebben, is altijd negatief. En dan: zij vertrouwt mij, ik heb iets van haar in mijn hand. Misschien kan ik nog iets bezitten: haar.’
L.: ‘Ik zei al heel snel: “Ik vertrouw mannen niet meer.” Ik had verschillende relaties gehad en ze waren allemaal fout gegaan, ik was teleurgesteld in de liefde.’
T.: ‘Natuurlijk is ze niet voor niets serieus. Ze is teleurgesteld, maar al haar ervaringen, daar weet ik niets van, ik heb allemaal vragen: hoe is je wereld, wie ben je, maar ik stel ze niet. Ze is gekwetst, laat haar hart luchten. Ik ben stil en laat haar praten, maar op een bepaald moment zeg ik: “Mag ik iets vragen? Zijn alle vrouwen goed?”’
L.: ‘Daar moesten we om lachen, misschien vreemd, maar zo had ik er nog nooit tegen aangekeken.’
Lucia weigert Tarq haar adres te geven, maar accepteert het zijne. Ze belooft te schrijven en ze schrijft ondanks sceptische reacties uit haar omgeving. Hij is buitenlander. Klopt. En de buitenlander wacht, stuiterend tussen hoop en vrees en lijdend onder de universele onzekerheid van nog onbeantwoorde liefde. Drukt zijn neus tegen de ramen van het toeristenbureau om haar te zien. Drie dagen blijft hij weg van school om naast de telefoon te waken. Maar de brief – een niemendalletje: laten we elkaar schrijven zodat jij je Nederlands en ik mijn Engels kan oefenen – komt. ‘Ik was zo blij! Ging onmiddellijk terugschrijven, sleepte woordenboeken in huis, voorbeelden van liefdesbrieven, ik drupte parfum op het mooiste postpapier, zocht stukken gedicht en omdat het een handschrijfbrief was, zocht ik mooiste letters die maar bij elkaar pasten.’
Afspraak in de tram van Delft naar Den Haag, door naar Scheveningen, hand in hand. De dag eindigt in Lucia’s huis, waar Tarq van schrikt. ‘Het is heel somber. Alles in haar flat geeft me het gevoel: ik wacht op de dood. Deze vrouw heeft hulp nodig, zij is zo teleurgesteld. Ik moet haar moed geven, oppeppen, zeggen: jij bent prachtig en dat blijven zeggen. Wie zijn je vrienden, vraag ik, ik wil ze graag ontmoeten. Ik wil haar alles geven wat ik heb, zonder iets terug te willen, ze heeft mijn hart.’
L.: ‘Hij heeft de eerste jaren veel meer geïnvesteerd dan ik. Wantrouwen werk je ook niet in een dag weg. Daarnaast kreeg ik waarschuwingen van mijn collega’s: “Pas op, nu is hij nog vriendelijk, maar straks...” Net in die tijd speelde de fi lm Not without my daughter, over een Amerikaanse vrouw die een Iraanse arts trouwt. Het begint prachtig, maar als ze op vakantie gaan naar Iran en haar man besluit daar te blijven, belandt ze in een soort gevangenis. Ze wil vluchten, maar alleen met haar dochter. Toen ik bij mijn eigen moeder kwam en zei dat ik een nieuwe vriend had die uit Irak kwam, zei ze direct: “O jee, o jee, straks neemt hij je mee, ben ik je kwijt.”’
Maar zo ging het niet. ‘Nee, toen Tarq mijn moeder ontmoette, was het eerste wat hij zei: “Dag moeder van Lucia: ik hou van jou.” Nou, dat was wat. Dat had ik zelfs nog nooit gezegd, noch mijn broers en zusters. Echt Hollands, denk ik: je voelt het wel, maar zegt het niet. Tarq lijkt op mijn vader. Zelfde blik in zijn ogen. Mijn vader moest wel eerst een borreltje hebben, maar dan kon hij mijn moeder spontaan omarmen en zeggen: “Ik hou van je.” Het zijn allebei mannen van het hart. Tarqs relatie met mijn moeder is heel goed.’
Maar hij is en blijft een vreemde. Lucia: ‘Stap ik met hem in de bus, kijken mensen anders, veel wantrouwiger. En mijn ex-vriend zei eens tegen een gemeenschappelijke kennis: “Ik heb Lucia gezien met twee buitenlanders.” Hij zei dat op een heel minachtende toon. Maar toch, ondanks mensen als Wilders, heb ik niet het gevoel dat de spanningen naar buitenlanders toe zijn toegenomen. Misschien merk ik er niet zoveel van omdat er hier in Rotterdam zoveel rondlopen, maar mijn gevoel zegt me dat de acceptatie juist toeneemt.’
Maar ook aan de andere kant is er aan vooroordelen geen gebrek. ‘Wat ik heel jammer vind, is dat vrouwen een heel lage status hebben in mijn cultuur,’ zegt Tarq. ‘Alle Europese vrouwen zijn te vrij, zo denkt men.’
‘Hoer bedoel je’, vraagt Lucia.
‘Nee, geen hoer,’ werpt Tarq tegen. ‘Elke maatschappij, elk volk, heeft zijn slechte mensen, als het woord hoer al slecht is. Als je een hoer bent omdat je geld nodig hebt om te leven, vind ik dat niet slecht, toch?’
‘Het is gewoon dubbel,’ zegt Lucia. ‘Ik weet nog dat we met een moslimvriend gingen zwemmen. Eerst liepen we een rondje rond de plas en daar lagen vrouwen half ontbloot te zonnen. Ik vond het vreselijk te merken hoe minachtend en afkeurend hij over ze praatte terwijl hij er tegelijkertijd zijn ogen niet vanaf kon houden. Ik bedoel, hij woonde toch al een tijd in Nederland.’
Tarq: ‘Ik kom uit een mannelijke cultuur. In negentig procent van de gevallen is de man bij ons de baas. Het is bij ons ondenkbaar dat een vrouw tegen haar man zegt: “Ik wil niet verder met jou.” Hier kan dat wel, want Nederland heeft een vrouwelijke cultuur. De vrouw wordt gesteund, zij is onafhankelijker en zij zal minder snel liegen omdat zij niet bang is.’
Mannelijke of vrouwelijke cultuur, het speelt ook in deze relatie een belangrijke rol. Van de afwas en het wel of niet trouwen tot en met het ontbreken van echte vrienden.
Eerst maar de afwas.
L.: ‘Hij zegt: “Ik ben de man en ik kom niet in de keuken.” Wat hij wel doet, maar hij wast niet af. Nooit. Daar heb ik altijd ruzie om gemaakt. Ik heb op de school voor de journalistiek nota bene in allerlei feministische groepen gezeten en dan zal ik hier nu alles moeten gaan doen. De afwas is altijd een probleem geweest. Dan heb ik er zo genoeg van dat ik alles neersmijt en onmiddellijk naar mijn eigen huis vertrek.’
Tarq glimlacht en wuift het probleem met zijn handen weg: ‘Wat is nou afwas? Dat hoeft geen taak te zijn, toch? Het kan ook spontaan gebeuren en bovendien, Lucia wast niet goed af. Zij staat maar het pannetje te wrijven met wasmiddel. Een uur poetst ze zo en het water blijft maar stromen…’
Lucia, inmiddels in de keuken om melk te stomen voor de koffi e, ligt dubbel van het lachen boven het fornuis, zegt: ‘Joh, daar weet jij echt niks van. Jij weet helemaal niet eens hoe ik afwas, want je bent er nooit bij.’
T.: ‘Ik ben wel in de keuken. Ik kook heel vaak.’
L.: ‘Wat vaak? Je kookt vooral een boterham.’
Dan relaties. Lucia kwam op een dag thuis en de imam zat daar samen met haar vriend. ‘Tarq staat op, loopt naar me toe en zegt: “Kom hier, we gaan trouwen.” Jezus, ik kom net van mijn werk, zeg ik, en ik dacht het toch niet.’
T.: ‘Ach, het was spontane actie. Ik zie imam naast me zitten en denk: kom laten we trouwen. Mijn familie zou dat natuurlijk heel leuk vinden.’
‘Nee’, zegt Lucia ‘Ik ga niet trouwen en moslim word ik ook niet.’
Relaties II: ‘Ik,’ zegt Tarq en zijn gezicht dat zich vrijwel steeds laat lezen als een open boek drukt smart uit, ‘ik heb geen vriend hier met wie ik kan praten. Lucia is heel kattig tegen de mensen. Zij is bang dat ik een andere vrouw vind en dat mijn vrienden me zeggen dat zij geen goede vrouw is voor mij en dat zeggen zij ook wel, want eerlijk gezegd: ze voelen zich niet thuis bij ons. Maar Lucia moet mij vertrouwen. Iedereen mag zeggen wat hij wil, maar belangrijk voor mij is wat ik zelf beslis, wat goed voor mij is. Lucia is te fel. Zij knipt helemaal van beneden, bij de wortels. Daarna groeit er niks meer.
Bijvoorbeeld: Wij zijn altijd gastvrij. Iemand die bij mij komt, mag blijven. Soms moet je even wachten tot hij weggaat. Soms moet jij je ik een beetje vergeten. Beetje toneelspelen, dat hoort erbij in onze cultuur…’
L.: ‘En dat kan ik dus niet. Probleem is ook dat ik het Arabisch of Koerdisch niet kan volgen. Dat maakt wantrouwend, want ik hoor mijn naam wel vallen.’
T.: ‘Als ik bij jouw familie kom, versta ik ze ook niet altijd. Zij spreken dialect. Maar als zij lachen, ga ik ook lachen. Kijken zij boos, kijk ik ook boos.’
Want taal is een probleem, de communicatie. Tarq: ‘“Hoe lang blijf jij hier,” vraagt Lucia. Bij ons is dat niet goed. Mensen ervaren het als een belediging: wat doe jij hier, ga toch terug naar je land. Zelfs met mij is zij discriminerend. Heeft zij ergernis gehad met een moslim, komt ze dat mij verwijten, maar ik ben toch zeker niet de vertegenwoordiger van alle buitenlanders?’
Lucia’s beurt om het probleem weg te wuiven: ‘Het is wel een beetje zo, maar bij zijn vrienden zaten ook echt vreemde gasten. Ze hebben van die harde stemmen en schreeuwen zo als ze binnenkomen. En dan had je Jan van Lelystad, een Arabier die zich zo noemt omdat zijn voorouders ooit uit Nederland zouden zijn gekomen. Ik heb hem maar niet verteld dat Lelystad toen nog helemaal niet bestond. Of een andere vriend, die altijd maar klaagde over Nederland. Op een gegeven moment zeg ik gewoon: “Wat kom je hier dan doen?” En dat meen ik.’
T.: ‘Maar zo moet je niet kijken. Hij heeft een ton problemen: heimwee, hij mist van alles en wil zijn hart luchten, geef hem zijn kans. Het probleem is dat Lucia een hoogopgeleide, intelligente vrouw is, zij moet altijd de reden weten – waarom –, andere vrouwen interesseert dat minder.’
L.: ‘Ik kijk wel eens samen met Tarq naar een Arabische zender en dan erger ik me aan de rol die vrouwen altijd krijgen: hysterisch, gillen en schreeuwen. Ofwel het andere uiterste: stil, bescheiden en onderdanig. Heel eenzijdig, bijna karikaturaal. De mannen krijgen meer kans zich te profileren. Nou, zeg ik dan, typisch Arabieren.’
T.: ‘Ja, jij zegt dan: “Jij bent moslim, achterlijke cultuur. Jullie lopen vijftig jaar achter in emancipatie.”’
L., verontwaardigd: ‘Dat heb ik nog nooit gezegd. Maar het is wel zo dat ik in het begin al direct met jouw vrienden in discussie ging over de rol van de vrouw, en dat begrepen ze ook niet.’
Zij heeft hem ‘alsjeblieft’ en ‘graag’ leren zeggen. Dus niet: ‘Ga thee zetten!’ Maar: ‘Mag ik alsjeblieft thee?’ Lucia: ‘Als-ie heel kwaad is, zegt hij tegenwoordig: “Wil je alsjeblieft alsjeblieft weggaan.” Vind ik toch netjes.’ En ze heeft hem meegenomen naar de kerk. Ze geloven weliswaar allebei in andere huizen, maar niet fanatiek en met oog voor de ander. Alhoewel… L.: ‘Hij is een keer met mij naar de kerk gegaan. Dat was dus eens maar nooit meer. Jij moet wel een beetje respect tonen.’
T.: ‘Hoezo? Ik was met haar en haar moeder gegaan. Op een bepaald moment loopt iedereen naar voren om brood te halen. Sta ik ook op om in de rij aan te sluiten, zegt Lucia: “Jij mag niet!” Niet? Waarom niet? Ik wil ook brood.’
L.: ‘Hij is niet gedoopt en heeft geen Heilige Communie gedaan!
Dan kun je geen hostie halen, dat is respectloos.’
T.: ‘Ik ben niet respectloos!’
L.: ‘Nee, dat je tijdens de Mattheüs Passion in slaap was gedut en zat te snurken, getuigt van respect.’
T. : ‘Luister, iedereen in de kerk was aan het zingen en ik moest met hun meezingen. Ik kreeg een blaadje met een Latijnse tekst, tja, wat moet ik doen? Ik begrijp dat niet. Ik zal jou eens een Arabische tekst geven en dan vragen: “Waarom zing je niet mee?”’
L.: ‘Vrouwen mogen niet eens de moskee betreden. Maar het is denk ik heel goed dat ieder zijn eigen dingen houdt, dus ook zijn geloof.’
T.: ‘Is waar. Allah is heel slim: als alle mensen in de wereld schaap eten, is er geen schaap meer. Eten alle mensen koe, geen koe. En dus heeft hij het voor iedereen een beetje anders gemaakt.’
Op papier zouden voorgaande gespreksflarden vinnig kunnen overkomen, de werkelijkheid is anders, liefdevoller. Je zou Tarq dominant kunnen vinden omdat hij veel praat, maar hij geeft zijn vriendin net zo makkelijk het woord terug en weet zelfs nog stil te blijven terwijl de neiging tot interruptie blaren op zijn tong brandt. Lucia daarentegen valt hem moeiteloos in de rede, maar kan met een glimlach en instemmend knikje reageren als Tarq een minder positieve eigenschap van haar oplepelt.
L.: ‘Voordat ik Tarq ontmoette, had ik al een beeld van hem. Dat kwam ik tegen in een oud dagboek. Er was net weer een relatie misgegaan en ik vroeg me af wat ik nou eigenlijk zocht. Het leek me leuk een buitenlander te ontmoeten omdat dat mijn wereld groter zou maken. Iemand met humor, intelligent en gevoelig. Een man die me heel erg zou laten merken dat hij van me hield. Die heb ik gekregen. En na al die jaren met Tarq ben ik nog steeds verliefd op hem en ook vandaag zal ik nog tien keer zeggen dat ik van hem houd.’
Sterk, maar hoe sterk de band echt is, ontdek je in tijden van crisis.
Bijvoorbeeld tijdens de oorlog tegen Saddam in 2002/2003. T.: ‘Ik had net een bedrijfje opgericht in de IT-sector. Computers en accessoires verkopen, reparaties. Luctar heette het – Lucia en Tarq – met Luctar lukt het altijd. Maar ik kon er niks mee, verlamd zat ik te kijken of de Amerikanen m’n familie nog niet hadden gebombardeerd. Na zes maanden heb ik het bedrijf opgeheven.’
Lucia: ‘We hadden voortdurend de tv aan, bombardementen, spanning, ongerustheid, bellen met familie voor zover dat gaat. Thuis zit je in een oorlog en dan ga je de straat op en daar is vrede. Voelde heel vreemd. En midden op zo’n hectische dag thuis kreeg ik een telefoontje van mijn hoofdredacteur met de vraag of ik naar de stad wilde komen om Katja Schuurman en Johnny de Mol te interviewen. Ik kon het gewoon niet. Je zou willen zeggen: “we zitten in de oorlog, mijn schoonfamilie wordt gebombardeerd en dan moet ik naar Katja?” Ik denk dat veel vluchtelingen dat gevoel van vervreemding hebben. Het was zo vreemd. We werden ’s ochtends nerveus wakker, snel controleren of er niemand omgekomen was die je kende.’
Liefde ten slotte, wat het is kun je niet beschrijven, hoogstens kun je vaststellen dat het er tijdens de afwas niet is. ‘Kijk je naar buiten,’ zegt Tarq, ‘dan zie je dat vogels en insecten ook met elkaar vechten. Dit vechten is ook communicatie, dat zegt niks over de liefde. Liefde zie je net zo min als elektriciteit, maar je kunt het wel voelen. Zelfs dieren voelen het als je ze liefde weigert. Stel je je hart open dan voel je liefde zoals een radio radiogolven voelt, dat is alles wat je hoeft te doen.’
Lucia: ‘Ruzie zullen we altijd blijven maken en dan ga ik naar mijn flat of hij naar zijn huis, maar hoe heftig het ook is, na een paar uur herstelt alles zich weer vanzelf en verlangen we opnieuw naar elkaar. Wat ik trouwens bijzonder vind: de sleutel van mijn flat past ook op de voordeur van Tarq.’
Tarq: ‘Ik gebruik altijd Lucia’s sleutel.’
Milco Aarts (Eindhoven, 1960) schrijft voor De Telegraaf.