20

 

 

 

Wat doe jij hier, verdomme?’ riep Jackson woedend.

‘Ik werk hier, weet je nog,’ zei Coltrane met bedrieglijke kalmte.

‘Niet om half vijf in de ochtend.’ Jackson had zijn laptop opengeklapt op zijn bureau staan, en op het moment dat Coltrane binnen was komen lopen, was hij zo verdiept geweest in datgene waar hij mee bezig was, dat hij hem niet eens had gehoord.

‘Het ziet er hier uit alsof er is ingebroken,’ merkte Coltrane op, terwijl zijn blik over de chaos rondom hem gleed.

Dossiers lagen verspreid door de kamer, een kast was omvergegooid, en Meyer zat ziedend op het toetsenbord van zijn computer te rammen. ‘Donder op, Coltrane. Ik heb al genoeg aan mijn hoofd zonder me met jouw gezeik bezig te hoeven houden. Je zou me beschermen. Je zou ervoor zorgen dat niemand mij iets kon maken. Ik heb vijfendertig jaar lang zaken gedaan zonder dat er iemand in de weg stond, en jouw taak was ervoor te zorgen dat dat zo bleef. En nu heeft justitie een onderzoek ingelast, de advocaten van mijn vrouw staan klaar om toe te slaan, en er heeft iemand aan mijn privé-dossiers gezeten. Wat is hier in vredesnaam aan de hand?’

‘Misschien heb je je portie geluk verbruikt, baas,’ zei Coltrane, terwijl hij in een van de leren fauteuils tegenover hem ging zitten. Hij had knallende koppijn, zijn hand klopte, en toch voelde hij zich, bijna op een onnatuurlijke manier, kalm. Het viel allemaal eindelijk op zijn plaats, precies zoals hij had gepland. Waarom voelde hij zich dan niet iets beter?

Meyer keek op van het computerscherm. ‘Wat is er met je hoofd gebeurd?’ vroeg hij met gefronste wenkbrauwen.

‘Ik heb hem gestoten toen ik van mijn stokje ging op de Spoedeisende Hulp. Dat gebeurt als ik bloed zie. Niet zo stoer, dat weet ik, maar we hebben allemaal zo onze zwakheden.’

Meyer kneep zijn ogen samen. ‘Wiens bloed?’

‘Dat van je dochter.’ Hij zei het met opzet, om hem een reactie te ontlokken. En die reactie kwam ook.

Meyer werd bleek. ‘Van Rachel-Ann?’ vroeg hij met hese stem.

‘Nee. Niemand heeft haar meer gezien sinds ze is weggegaan. Jilly is gewond geraakt door het glas van de salontafel.’

Meyer haalde zijn schouders op en richtte zijn aandacht weer op de computer. Hij was ongetwijfeld files aan het wissen.

‘Is ze echt jouw dochter?’

Meyers reactie was deze keer nog interessanter. ‘Waar heb je het in godsnaam over?’

‘Je lijkt geen barst om Jilly te geven. Ik vroeg me af of haar moeder je misschien ontrouw is geweest. De meeste ouders hebben toch op zijn minst wel iets van ouderlijke gevoelens.’

Jacksons lachje klonk kil. ‘Ja, ze is echt mijn dochter. Ze lijkt veel op mijn grootmoeder in haar jonge jaren. En Edith had de moed niet om vreemd te gaan. Het verbaast me nog steeds dat ze dacht dat ze kon weggaan en mijn kinderen kon meenemen.’

‘Geef je dan zoveel om je kinderen?’ vroeg Coltrane.

‘Niet echt. Rachel-Ann was de enige die ik nodig had. Ik ben er de man niet naar om sentiment in de weg te laten staan. Ik dacht dat je me beter kende, Coltrane. Waarom zou je denken dat ik iets zou geven om iemand die ik toevallig heb verwekt? Ik was er niet bij toen ze opgroeiden, en ze lijken in de verste verte niet op mij.’

‘Waarom geef je dan om Rachel-Ann?’ Hij was er niet zeker van dat hij het antwoord wel wilde horen.

Meyer haalde zijn schouders op. ‘Dat bewijst maar weer eens dat bloedbanden onzin zijn. Zij is mijn perfecte zielsverwante en is dat altijd geweest.’

‘Zielsverwante?’ herhaalde Coltrane ongelovig. ‘Heb je van die zoetsappige romannetjes zitten lezen? Ik vraag me weleens af of je wel een ziel hebt, laat staan een zielsverwante.’

‘Kijk uit, Coltrane. Waag het niet om me voor de voeten te lopen,’ zei hij dreigend. ‘Ik verpletter je zonder met mijn ogen te knipperen. Ik heb sterkere mannen dan jij verpletterd in het verleden, en ik heb er geen enkel probleem mee. Als het moet, begraaf ik je levend.’

‘Hoeveel mensen heb je begraven, Meyer?’

Meyer knipperde niet eens met zijn ogen. ‘Daag me niet uit, Coltrane. Je hebt er geen idee van waartoe ik in staat ben.’

‘Daar zou ik maar niet al te zeker van zijn. Ik onderschat je nooit, baas.’

Meyer staarde hem lange tijd peinzend aan. ‘Daarom heb ik jou ook gekozen, Coltrane,’ zei hij uiteindelijk. ‘Diep vanbinnen ben jij net als ik. Meedogenloos, koud, pragmatisch. Je kunt iets voor elkaar krijgen, kost wat kost, en je laat je niet tegenhouden door de onbenulligheden van het plebs. Heb ik gelijk of niet?’

Had hij gelijk? Was hij net als Meyer, diep vanbinnen? Net zo koud en meedogenloos, in staat om iedereen op te offeren voor zijn doel? Iemand als Jilly Meyer, of zelfs zijn eigen zus? Het kwam toch wel pijnlijk dicht bij de waarheid. ‘Je hebt gelijk, baas,’ zei hij nonchalant, zonder te laten merken hoeveel weerzin Meyers woorden hadden gewekt.

‘En je kunt nog wel iets voor me doen, toch? Ik zal ervoor zorgen dat het de moeite loont, dat weet je. Op dit moment ben jij de enige die ik kan vertrouwen. Mijn zoon is een slappeling. Ik weet niet hoe hij het in zijn hoofd haalt mij te veroordelen, de kleine rotzak. Hij lijkt plotseling een geweten te hebben gekregen.’ Hij zuchtte. ‘Ik stap eruit. Niet alleen uit mijn huwelijk, ook uit de zaak. Ik ga het land uit. Ik heb alles gedaan wat ik kon doen hier, bereikt wat ik wilde bereiken.’

Zwijgend luisterde Coltrane toe.

‘Er zijn niet veel mensen die ik vertrouw,’ ging Meyer verder. ‘Maar ik vertrouw jou, Coltrane. Kan ik op je rekenen?’

Meyer vertrouwde helemaal niemand, ook hem niet, maar hij was er goed in mensen te laten denken dat ze belangrijk waren. Dat wil zeggen, als hij iets van hen nodig had.

Coltrane vroeg zich af waarom hij dat nooit bij Jilly had geprobeerd. Zij had immers meer te bieden dan alle anderen samen…

Hij schudde zijn hoofd. Hij moest ophouden aan haar te denken. Na vandaag zou hij haar niet meer zien. Hij moest er gewoon voor zorgen dat ze een paar duizend kilometer van elkaar verwijderd waren, dan zou hij haar wel vergeten. ‘Je kunt op me rekenen, Jackson,’ antwoordde Coltrane. ‘Wat wil je dat ik doe?’

‘Breng Rachel-Ann bij me.’

 

Het was vroeg in de ochtend toen hij terugkwam in La Casa.

Dean en Rachel-Ann waren nog niet thuis, en Jilly moest nog steeds onder zeil zijn, godzijdank.

Hij liep de trap naar het terras op, maar bedacht zich op het laatste moment en draaide zich weer om. Hij zou deze plaats binnenkort verlaten, en hij wilde nog een laatste keer rondlopen om te zien of er iets was wat zijn geheugen prikkelde. Hij had geen idee hoe oud hij was geweest toen hij hier voor het eerst had gewoond; waarschijnlijk nog maar twee of drie. Hij kon zich niet herinneren dat zijn moeder toen zwanger was geweest, maar Rachel-Ann was slechts een paar jaar jonger dan hij. Misschien had hij zijn moeders dikke buik gewoon niet opgemerkt.

Hij liep het kiezelpad af, langs de hoge palmbomen en de dikke, lage begroeiing. Het was vreemd om bomen en struiken zo weelderig te zien groeien in Los Angeles, waar zoveel betaalbare tuinmannen rondliepen. Aan de andere kant… Jilly betaalde de rekening, en voorzover hij wist kwam zij nooit in de tuin.

Er was iets aan het terrein wat ze niet prettig vond…

Toen herinnerde hij zich haar reactie toen hij het zwembad had genoemd. Er was iets met het zwembad. Ze liet de begroeiing in de omgeving ervan onbekommerd zijn gang gaan. En in een omgeving waar het klimaat schreeuwde om een zwembad, liet zij het ongebruikt. Hij vroeg zich af waarom.

Het zwembad was eenvoudig te vinden. Zelfs al waren de paden overwoekerd, de geur van rottende algen was makkelijk te traceren.

Het was verrassend klein, en ongeveer voor de helft gevuld met bedompt, zwart water en een paar planten, en het zag eruit alsof het decennia geleden voor het laatst was gebruikt. De tegels om de randen waren gebarsten en verkleurd, en er groeide onkruid in de spleten. De duikplank was al lang verdwenen, het trappetje dat het zwembad in leidde was verroest, en er miste een trede. Het zag er verwaarloosd en deprimerend uit. Het was niet zo vreemd dat Jilly hier liever niet kwam.

Hij liep verder en staarde naar beneden. Hoewel er nog geen meter water in stond, kon hij de bodem niet zien, wat waarschijnlijk maar beter was ook. Gezien de geur zou het heel goed kunnen dat er rottende dieren in lagen.

Er gleed een rilling over zijn rug. Misschien zou hij als afscheidscadeau een bulldozer kunnen betalen om deze beerput te vernietigen. Dat was wel het minste wat hij voor Jilly kon doen nadat hij haar familie uiteen had gerukt.

De wind was aangezwollen, en er dwarrelde stof door de lucht.

Coltrane glimlachte en liep weer terug naar het huis. Hij zou blij zijn als hij deze stad kon verlaten. Normaal gesproken was hij dol op een flinke storm, maar de wind in L.A. bezorgde hem kippenvel.

Er brandden nog wat lichtjes in het schaduwrijke interieur van La Casa, en hij deed ze uit terwijl hij door het huis liep, waardoor het in het halfduister werd gedompeld. Zo paste de omgeving goed bij zijn humeur, dacht hij wrang.

Langzaam liep hij de trap op. Het was niet waarschijnlijk dat Jilly wakker zou worden, maar hij wilde het niet riskeren. Hij was al eens bij haar weggegaan. Er was een grens aan zijn hoffelijkheid.

Hij keek niet eens naar haar deur toen hij erlangs liep, vastbesloten haar uit zijn hoofd te zetten. Nu hij had besloten haar niet meer aan te raken, haar geen pijn te doen, verlangde hij echter meer dan ooit naar haar. Dat zou de menselijke natuur wel zijn: hoe onbereikbaarder iets was, des te meer je het wilde.

Waarmee hij weer bij Meyer terechtkwam, en er een dikke knoop in zijn maag ontstond van afkeer. Meyer wilde Rachel-Ann, zijn eigen dochter, en niet om gastvrouw te spelen.

En Coltrane wilde Jilly, hoewel hij wist dat het haar ondergang zou betekenen als hij haar aanraakte. Meyer had gelijk… ze leken veel op elkaar. Meedogenloos, amoreel, vechtend voor niets meer dan hun eigen belangen. Het deed er niet toe dat Coltrane waarheid en gerechtigheid nastreefde en Meyer geld en macht wilde. Wat ze gemeen hadden, was de genadeloze manier waarop ze hun doel probeerden te bereiken. Een uur geleden had Coltrane in Meyers ogen gekeken en zichzelf gezien.

Hij zou als de bliksem uit La Casa verdwijnen, en uit Los Angeles, voordat hij zijn laatste beetje zelfrespect ook nog zou verliezen. Hij wist niet waar hij heen ging, alleen dat hij hier weg moest. Maar eerst moest hij afrekenen met Meyer. Anders zou Rachel-Ann nooit veilig zijn.

Het ging niet langer om gerechtigheid, het ging niet langer om wraak. Het was veel eenvoudiger dan dat. Zijn aanwezigheid in L.A. had veel gevolgen gehad. Hij moest redden wat er nog te redden viel. Snel gooide hij zijn kleren in zijn koffer.

De zon kwam net boven het randje van de bomen uit toen hij het hoorde. Een zacht, enigszins sloffend geluid. Zijn adem stokte in zijn keel.

De geesten, dacht hij, hoewel hij wist dat hij er niet in geloofde. En toch kwamen ze eraan.

Langzame bewegingen, bijna geruisloos. Alleen het vage fluisterende geluid kondigde hun komst aan.

Hij was veel te moe om helder te denken. Hij hoorde een klikkend geluid, en instinctief liep hij naar de openslaande deuren.

Hij wachtte tot de deur langzaam openging, klaar voor de confrontatie met de wandelende doden.

Dolblij sprong Roofus op hem af. Zijn nagels tikten op de marmeren vloer. Achter hem aan slofte Jilly, uiterst voorzichtig voortbewegend op haar verbonden voeten.

Coltrane keek de twee aan. Hij had bijna liever gewild dat het de geesten waren geweest.

Jilly bleef stilstaan.

De pijnstillers moesten minder sterk zijn geweest dan hij had gedacht; ze zag er klaarwakker uit. Ze had haar met bloed besmeurde kleren verruild voor iets waarvan ze waarschijnlijk dacht dat het niet uitdagend was.

Voor de meeste mensen waren een wijd T-shirt en een spijkerbroek waarschijnlijk ook niet prikkelend. Maar op dit moment hoefde Jilly maar adem te halen en hij was al opgewonden.

Haar haar hing los naar beneden, als een donker gordijn, en haar gezicht was bleek in het halfduister. Ze keek naar de koffer op het bed, en toen naar hem. ‘Ga je weg?’ vroeg ze mat.

‘Dat had ik toch gezegd?’

‘Waarom? Wil je niet nog meer problemen veroorzaken?’

‘Wat ik het leukst vind aan jou, Jillian Meyer, is dat vriendelijke karakter van je,’ zei hij sarcastisch. ‘Ik ga weg voordat ik alles nog erger maak. Ik moet nog een aantal dingen regelen, en dan zul je me nooit meer zien. Prijs jezelf maar gelukkig.’

‘Ik wil niet dat je gaat,’ zei ze mat. ‘Ik heb je hulp nodig.’

‘Heb je mijn hulp nodig?’ herhaalde hij ongelovig. ‘Sterke, krachtige Jillian, heerser van La Casa, beschermvrouwe van de zwakkeren, pleitbezorger van de familie, heeft hulp nodig van een slang als ik? Ik dacht dat jij alles alleen kon.’

Ze hinkte door de kamer naar het bed en ging naast zijn koffer zitten.

Er was geen andere plaats om te zitten in de kale kamer, en haar voeten deden waarschijnlijk pijn. Maar haar zo te zien zitten op zijn bed maakte hem heel onrustig.

‘Ik kan niet alles alleen,’ zei ze kalm. ‘Ik kan de dingen niet maken, ik kan de dingen niet redden… hoe hard ik het ook probeer. Ik kan er niet voor zorgen dat mijn vader meer van Dean houdt, ik kan er niet voor zorgen dat hij minder van Rachel-Ann houdt. En ik kan er al helemaal niet voor zorgen dat hij van mij houdt.’ Haar zwakke glimlach was spottend. ‘Niet dat het mij iets kan schelen. Jackson kan een en al charme zijn als hij iets wil, maar ik ben er al jaren geleden achter gekomen dat dat weinig zegt. En daarom haat hij mij. Ik ben de enige die ziet wie hij werkelijk is, en hij kan mij niet voor de gek houden.’

‘Je bent niet de enige,’ zei Coltrane. ‘Ik ben ook niet bepaald dol op hem.’

‘En toch werk je nog steeds voor hem. Dan ben je erger dan ik dacht,’ merkte ze op.

‘Dat lijkt me onmogelijk. Jij beschouwt mij als onkruid, hè? Zoals dat spul dat over jouw verlaten zwembad groeit.’ Hij zei het opzettelijk om haar reactie te kunnen peilen.

Ze huiverde zichtbaar. ‘Ik… ik ben niet zo dol op het zwembad,’ zei ze met een dun stemmetje. ‘Ik kijk er niet graag naar en ik praat er niet graag over. Er is iets vreselijks gebeurd daar, lang geleden, en dat heeft nog steeds invloed op die plek.’

‘Is er iets naars met jou gebeurd?’

‘Nee. Niet echt. Het is iets anders, iets wat daar lang geleden is gebeurd, iets vreselijks. Ik weet niet wat het was, en ik wil het niet weten. Ik vind het gewoon niet prettig.’

‘Oké,’ zei hij vlak. ‘Dus ik ben geen onkruid. Maar ik weet waar je vader toe in staat is, en ik werk nog steeds voor hem. Hoe zou je me dan willen noemen?’

‘Een slang,’ zei ze zonder te aarzelen. ‘Maar je bent nog niet reddeloos verloren.’ Ze keek hem indringend aan. ‘Ik kan hem niet laten winnen. Ik kan niet toestaan dat hij Rachel-Ann nog langer pijn doet. Ik weet niet wat hij haar in de loop der jaren heeft aangedaan, maar ik word er misselijk van… de manier waarop hij naar haar kijkt, waarop hij haar aanraakt.’

‘Denk je dat hij met haar naar bed is geweest? Denk je dat hij haar heeft misbruikt toen ze klein was?’ Het was ongelooflijk hoe nonchalant dat klonk, kil bijna.

‘Dat weet ik niet. Misschien niet. Maar ook al heeft hij niet fysiek incest gepleegd, hij heeft in de loop der jaren emotionele incest gepleegd. En ze moet van hem loskomen.’

‘Is dat niet háár probleem? Jij probeert je hele leven al alles goed te maken, iedereen te redden. Je denkt zelfs dat ik te redden ben, wat, geloof me nu maar, echt niet het geval is. En jijzelf dan?’

‘Ik?’ Ze lachte, zonder een greintje vrolijkheid.

‘Ik denk niet dat ik perfect ben. Ik weet dat ik een idiote, afhankelijke chaoot ben. Ik ben koppig, ik heb vooroordelen, ik ben een bemoeial, ik ben overal bang voor, ik ben stoïcijns, ik heb een slecht humeur –’

‘Wat een vreselijke misdaden allemaal,’ zei hij zacht.

‘Ga me nu niet vertellen dat je het er niet mee eens bent. De helft ervan heb je zelf tegen me gezegd.’

‘Ik heb nooit gezegd dat je stoïcijns bent.’

Ze aarzelde, en hij vroeg zich even af of ze zijn opmerking zou negeren.

‘Nee,’ zei ze uiteindelijk. ‘Je hebt gelijk. Dat was mijn man. En dat is een heel ander verhaal. We hebben het nu over onze poging om Rachel-Ann te redden.’

‘Jouw poging om Rachel-Ann te redden, Jilly. Ik probeer hier alleen maar zo snel mogelijk weg te komen.’

‘En je laat haar zo in zijn armen lopen? Je laat het gewoon gebeuren?’ vroeg ze vol ongeloof.

‘Wie zegt dat ik haar zo in zijn armen laat lopen?’

‘Dat doe je toch, door weg te gaan? Ze heeft jouw hulp nodig, Coltrane! Ik dacht dat je om haar gaf.’

‘Hij zal haar niet krijgen. En hou eens op met dat melodramatische gedoe… dat is niet jouw stijl. Hoe kom je erbij dat ik om haar geef?’

‘Ik weet het niet. Instinct, denk ik. Ben je verliefd op haar?’

‘Jezus, Jillian! In wat voor wereldje leef jij? Zie ik eruit als een man die gekweld wordt door een onbeantwoorde liefde? Zie ik eruit als een man die een geheime passie koestert?’

Haar gelach was wrang. ‘Nee, daar zit iets in. Je geeft duidelijk helemaal niets om iemand in deze familie.’

‘En jij geeft veel te veel om mensen.’

‘Misschien wel,’ zei ze kalm.

‘En misschien moet je eens een beetje van die buitensporige energie op jezelf richten. Heb je ooit iets gedaan in je leven wat je alleen voor jezelf deed, en niet voor die verdomde familie van je of dit vervallen oude huis?’

‘Natuurlijk wel.’

‘Noem eens iets dan. Beter nog, bewijs het eens. Vertel me één ding dat je wilt, iets wat egoïstisch, hebzuchtig is, en slecht voor je. Iets wat iedereen je kwalijk zal nemen en waarna iedereen hoofdschuddend zou zeggen dat jij al net zo slecht bent als de rest van je familie. Ik daag je uit. Iets wat zwak is en zondig, zoals een ijsje. Wat wil jíj, Jilly?’

Vanaf de andere kant van de half verlichte kamer keek ze naar hem. Haar bruine ogen waren kalm en helder. ‘Jou,’ zei ze.