JESSE
Een pechdag
‘Jesse! Ben je nog niet op? Het is al over zevenen!’
Met een ruk schoot Jesse overeind. Even wist hij niet waar hij was, of waarom hij wakker was geworden. Maar toen drongen zijn moeders woorden tot hem door. Hij keek op zijn wekker: het was tien voor half acht.
Hij voelde zweetdruppels op zijn voorhoofd verschijnen en zijn hart ging als een razende tekeer. Hij moest om half acht bij het tankstation zijn. De groep fietsers naar het Max Havelaar College vertrok dan, of je er was of niet.
Jesse sprong uit zijn bed, terwijl hij wist dat hij het niet zou halen. In tien minuten redde hij het nooit. Hij schoot in zijn kleren. Zijn tas had hij gisteren gelukkig al gepakt. Hij slingerde zijn Eastpak over zijn schouder en denderde de trap af.
In de gang stond zijn moeder te wachten met een broodtrommel en een gesmeerde boterham in haar hand.
‘Fijn, mam!’ Haastig propte Jesse de doos in zijn tas. Pakjes drinken! Niet vergeten, want hij had een lange dag vandaag.
In twee stappen was hij bij de keukenkast en daar haalde hij drie pakjes uit. In de haast liet hij één pakje vallen. Het spatte uit elkaar op de grond.
‘O, shit,’ vloekte Jesse tussen zijn tanden door.
‘Laat maar,’ zei zijn moeder, ‘dat ruim ik straks wel op. Hier is nog een pakje.’
Met zijn jas half aan en zijn gesmeerde boterham tussen zijn tanden greep Jesse zijn tas. Hij rende de tuin in… Gymtas vergeten! Zijn Eastpak liet hij op de grond vallen en hij draaide zich om. Dit ging echt niet lukken vandaag.
Eindelijk zat Jesse op zijn fiets. Hij voelde het zweet aan alle kanten over zijn lijf stromen, wat zou hij lekker stinken dadelijk. Gelukkig zat zijn deo in zijn gymtas. Kon hij het ergste leed straks nog bestrijden.
Bij het tankstation stond niemand meer. Ze waren allemaal weg, maar dat was ook niet gek. De klok van de juwelier stond op tien over half acht.
Als hij flink doorfietste, kon hij nog op tijd zijn voor het eerste uur. Nu viel hem pas op dat het regende, door de haast had hij daar helemaal niet bij stilgestaan. Jesse besloot eerst zijn regenpak aan te doen, anders was hij drijf tegen de tijd dat hij op school was.
Van de zenuwen kreeg hij de broek niet meteen uit het zakje. Zo ging steeds meer tijd verloren en Jesse werd er paniekerig van.
Zakje terug in zijn fietstas en trappen maar. Nu merkte hij dat hij ook nog tegenwind had. Als het straks ging onweren, verbaasde het hem niets. Dit was zo’n dag dat alles misging. Hij boog zich voorover om zo min mogelijk wind te vangen.
Met zijn benen maakte hij grote slagen. Gelukkig kwam de vaart er flink in zo. Even keek hij voor zich om te zien of de anderen al in beeld kwamen. Niks, het hele fietspad was leeg. Het zwarte asfalt glansde van de regen. Als je er niet zo nat van werd, zou het mooi zijn.
Jesse keek weer strak naar zijn wiel en trapte stevig door. Daardoor zag hij de tegenliggers niet aankomen. Een grote groep leerlingen van het Waterland kwam hem tegemoet. Het Waterland was een grote vmbo-school in het dorp. De groepen leerlingen kwamen elkaar altijd tegen onderweg. Af en toe was er gedonder: ze scholden elkaar uit of ze duwden elkaar. De laatste weken was dat steeds meer uit de hand gelopen.
‘Hé, een Maxje alléén!’ hoorde Jesse een enthousiaste stem roepen.
Hij keek op en toen zag hij ze pas. Ze waren zeker met zijn tienen. Ook dat nog, dat hij daar niet aan gedacht had. Dit was veel vervelender dan onweer onderweg. Hij besloot te doen alsof hij ze niet zag, dan lieten ze hem misschien met rust.
De eerste van de groep gaf hem een flinke duw. Die verraste hem, ook al had hij het kunnen zien aankomen. Jesse verloor zijn evenwicht en de volgende duw zorgde ervoor dat hij naast zijn fiets lag.
De achterste van de groep sprong van de fiets en draaide snel Jesses ventiel los. Voor Jesse begreep wat er gebeurde, was de jongen alweer verdwenen.
Hij bleef verdwaasd op de grond zitten terwijl de groep Waterlanders joelend in de richting van het dorp verdween. Het duurde lang voor hij de moed vond om weer op te staan. Hij had het gevoel dat het allemaal geen zin meer had. Als hij opstond, zou er wel een boom op zijn hoofd vallen of zo. Er was een groot anti-Jesseplan in werking getreden; hij wist het zeker.
Eindelijk kwam Jesse overeind en hij raapte zijn fiets op. Hij was al over de helft van de weg naar school. Het zou dus nog een kilometer of drie zijn naar het Max Havelaar College. Zijn band was plat en hij had geen pompje op zijn nieuwe fiets zitten. Dat had zijn moeder er voor de zekerheid afgehaald, omdat ze bang was dat het gepikt zou worden. Fijn. Dat kwam nu echt goed uit. Hij nam zich voor om het morgen weer op zijn fiets te doen, maar daar had hij nu niets aan.
Zuchtend begon hij in de richting van school te lopen. De regen viel nog steeds in stromen neer. Zijn regenpak begon vanbinnen vochtig te worden. Jesse plakte nu aan alle kanten.
Hij baalde dat hij geen mobiele telefoon had, zoals andere kinderen. Maar aan de andere kant, als hij er wel een had gehad, zou hij nu toch echt zijn moeder niet bellen om hulp. Hij regelde het zelf wel.
Hij kwam bij het grote park dat aan de rand van de stad lag. De kortste weg naar school leidde door dat park. Jesse had zijn moeder beloofd dat hij nooit alleen door het park zou fietsen, maar altijd met anderen. Pech, hij ging nu toch echt niet omlopen. Het eerste uur haalde hij niet meer, maar hij was niet van plan om meer te missen.
Hij stak dwars het park door. Van de grote bomen vielen vette druppels en een ervan viel er precies in zijn nek. Toch zette hij zijn capuchon niet op, want daarmee hoorde je niets aankomen. De eerste keer dat hij met dat pak fietste, had hij dat wel gedaan, maar toen was hij bijna van zijn sokken gereden door een brommer. Niet voor herhaling vatbaar dus.
Eindelijk zag hij het grote witte gebouw van het Max Havelaar liggen. Zelfs de anders zo prachtige school zag er troosteloos uit met dit weer. Tot Jesses verbazing had hij geen extra pech meer opgelopen. Hij kon bijna niet geloven dat er niet méér was misgegaan. Maar de dag was nog niet om, dus hij moest zijn aandacht niet laten verslappen.
Vanmiddag zou hij zijn band wel oppompen, nu wilde hij vooral droog en warm worden. Op zijn horloge zag hij dat het inmiddels bijna tien voor negen was. Het tweede uur begon om tien over negen, dus daarvoor was hij in ieder geval op tijd. Daar werd hij bijna vrolijk van.
In de hal zaten Kees en kleine Isa met hun klasgenoten. Kees zat druk te praten met zijn nieuwe vriend Patrick, Jesse zag hij niet eens. Lekker zo’n vriend, dat hielp echt voor zijn goede humeur.
‘Hé, Jesse, ik dacht dat je ziek was vandaag,’ zei kleine Isa toen. ‘Je was niet bij het tankstation.’ Ze keek bezorgd, dus hij slikte de kribbige reactie die op zijn tong lag in.
‘Alles ging mis vandaag,’ zuchtte hij. En ineens vertelde hij haar alles van het verslapen, het pakje sap, de Waterlanders en het lopen.
Tijdens het hele verhaal zei Isa niks, maar ze luisterde oprecht geïnteresseerd. Dat deed Jesse goed en voor het eerst die ochtend begon hij zich beter te voelen.
‘Ik haal even thee voor je,’ zei Isa aan het eind van zijn verhaal, ‘daar word je tenminste weer warm van.’
Pas toen voelde Jesse hoezeer hij tot op het bot verkleumd was en hij keek haar dankbaar aan. Goeie meid die Isa, dat was hem eerder nooit zo opgevallen.
Toen Isa terugkwam met de thee, had Jesse zijn pak uit gepulkt en opgehangen. Met de handdoek in zijn gymtas had hij zijn haar en gezicht afgedroogd. Hij voelde zich bijna weer normaal zo.
‘Zo, nou onderuitzakken en bijkomen,’ zei Isa.
Jesse keek op de klok en schudde zijn hoofd. ‘Nee ik heb het tweede uur les en dat begint over vijf minuten.’
Jesse zag spotlichtjes in de ogen van Isa verschijnen. ‘Ik wou je het slechte nieuws nog niet meteen vertellen, maar ik zou eerst maar even op het bord kijken. Er valt volgens mij een heleboel uit. Er zitten een hoop leraren nog in de file, want er is op de snelweg een ongeluk gebeurd. Daardoor is onze afslag afgezet. Met de treinen is ook van alles mis en er zijn een heleboel leraren ziek. Met een beetje pech ben je vandaag voor niets gekomen.’
‘Een uurtje vrij kan ik wel gebruiken,’ zei Jesse en hij liep naar het bord. Hij kon zich niet voorstellen dat het echt slecht nieuws zou bevatten.
Op het bord stond dat het tweede uur helemaal uitviel. Jesse liep terug naar Isa en vertelde haar zijn nieuws. Ze lachte. ‘Wel onderuitzakken dus. Kun je je humeur op peil laten komen.’
Jesse grijnsde; dat leek hem inderdaad het beste nu.