2 De reden
Het was al over twaalven toen Laurie zijn moeder uit het ziekenhuis thuisbracht. Zijn vader was wel bij kennis gekomen, maar de dokter meende dat het beter was dat ze niet naar hem toeging, gezien de toestand waarin ze verkeerde.
Toen hij eerder op die avond uit het ziekenhuis naar huis was gerend en haar had verteld wat er was gebeurd, althans dat zijn vader een hartaanval had gehad en naar het ziekenhuis was gebracht, had ook zij de indruk gemaakt ieder ogenblik van haar stokje te kunnen gaan. Al die tijd dat ze in de wachtkamer hadden gezeten, hadden ze nauwelijks een woord gewisseld. In feite had ze de eerste twee uren van het wachten in een soort coma van zwijgende ellende geleefd en pas tegen een uur of elf was ze toen de deur openging en die vrouw binnenkwam, tot leven gekomen.
Hij was naar de kaarsrechte vrouw in een grijze jas toegelopen en had fluisterend gevraagd: “Wat komt u hier doen?” Ze had langs hem naar zijn moeder gekeken en ook hij had zich omgekeerd en de herkenning van zijn moeders gezicht gelezen. Toen had ze geantwoord : “U weet heel goed waarom ik hier ben. Ik kom naar de toestand van uw vader vragen.” Haar houding getuigde van waardigheid en de rust van haar stem maakte hem stapeldol, gaf hem de behoefte haar pijn te doen, haar aan de kaak te stellen. Wat hij zou hebben gedaan als op dat ogenblik de nachtzuster niet was binnengekomen, wist hij niet, maar zijn ogen keken haar woedend aan toen ze de nachtzuster vroeg: “Kunt u me ook zeggen hoe het met mr. Emmerson is?” Toen ze te horen kreeg dat er nog geen verandering in zijn toestand was, had ze een lange doordringende, minachtende blik op hem gericht voordat ze de wachtkamer weer had verlaten.
Eerst nadat ook de zuster was verdwenen, had zijn moeder voor het eerst iets gezegd. “Hoe weet ze dat hij ziek is?” had ze gevraagd.
Toen hij geen antwoord gaf, had ze zich naar hem toegedraaid en met een schorre keelstem herhaald: “Nou?”
Hij was op een stoel gaan zitten voordat hij zei: “Het gebeurde bij haar.”
“Was jij daar dan ook?”
Hij boog zijn hoofd.
“Waarom? Wat deed je daar?”
“Moeder.” Fluisterend had hij een beroep op haar gedaan. “Laten we daarover hier niet praten, wacht tot we thuis zijn alstublieft.”
Nu waren ze dan thuis.
Hij opende de voordeur voor haar en ze stormde langs hem heen. De kalme gereserveerde vrouw was verdwenen. Ze bewoog zenuwachtig haar handen, haar hoofd schokte, eerst naar de ene kant en toen naar de andere. Ze rukte haar jas uit terwijl ze door de hal liep, gooide haar tas op de tafel en haar hoed er bovenop. Toen ging ze de zitkamer binnen.
Hij volgde haar langzaam en vroeg zich af hoe ze zou reageren. Hij had haar nog nooit zo overstuur gezien, nooit gedacht dat ze het zover zou laten komen.
“Ziezo!” Ze keerde zich naar hem toe. “Vertel het me, leg uit hoe je bij hem kon zijn toen dit gebeurde!”
“Luister eens moeder, ga nu eerst zitten en kalmeer wat.” Hij liep met uitgestrekte handen naar haar toe, maar ze deinsde voor hem achteruit. Nog nooit eerder in haar leven was ze voor hem achteruit gedeinsd, maar nu leek het wel of ze bang was dat hij haar zou aanraken.
“Ik wil de waarheid horen, versta je me, de waarheid.”
“Goed dan!” Hij merkte dat hij ook was gaan schreeuwen. “Ik zal u de waarheid zeggen. U weet wat er al die tijd aan de hand was.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“U vroeg mij toch de waarheid te zeggen?”
Toen ze daarop niet inging, zei hij: “Ik wist van niets totdat Val me vanavond het een en ander vertelde.”
“Val? Wat weet die? Die weet niets!” Alles aan haar bewoog, haar handen, haar hoofd, haar benen, net alsof ze wilde gaan dansen.
“Tante May was op de hoogte hè? Nou, kan die ooit iets voor zich houden? Iedereen wist dat hij een verhouding had met...”
“Hij had geen verhouding.” Haar stem klonk zacht, maar metaalachtig, alsof de woorden stuk voor stuk van een te strak gespannen snaar kwamen. Even was haar hele lichaam in rust, haar hoofd half naar hem toegewend. Toen hij een andere kant uitkeek en langzaam, als het ware vermoeid door haar onnozelheid zei: “God nog aan toe, moeder,” schreeuwde ze tegen hem: “Hij had geen verhouding. Dat had hij niet. Ik zeg je toch dat hij dat niet had.”
“Goed, goed.” Hij schreeuwde nu ook zelf weer. “Als u het zo wilt zien, dan had hij geen verhouding. Hij bracht alleen maar een bezoekje aan dat meisje, maar hij had geen verhouding met haar.”
“Zo is het, zo is het.”
“Doe nou niet zo kinderlijk. Waarom zou u zich eigenlijk zo opwinden als u denkt dat hij geen verhouding met haar had?”
“Hij had geen verhouding, ik zeg je toch dat het dat niet was. Hij had geen verhouding.” Ze begon te krijsen en tot zijn starre verbazing zag hij dat ze aan haar haren aan weerszijden van haar hoofd rukte. Haar gezicht verwrong, haar mond stond open alsof ze het benauwd had en toen kwamen bij het uitstoten van luide kreten de tranen te voorschijn, ze sprongen uit haar ogen, gleden langs haar neus en speeksel liep uit haar mond. Toen schrok hij geweldig van het doordringende gegil dat ze voortbracht. Na een ogenblik van aarzeling, greep hij haar bij haar schouders, schudde haar door elkaar en schreeuwde: “Houd op, moeder. Houd op! Stil!” Hij trachtte haar in zijn armen te trekken om het gegil te smoren, maar ze verzette zich heftig, vocht en duwde tegen hem.
“Houd alsjeblieft op!” smeekte hij. “Gil niet zo, ze horen je in de hele straat.”
Toen ze haar mond opendeed en weer een gil wilde uitstoten, kneep hij zijn ogen samen, wachtte even, deed een stap achteruit en sloeg haar met zijn vlakke hand. De klap bracht haar niet uit haar evenwicht, maar als een leeglopende ballon zeeg ze neer op de bank.
Hijgend en snikkend lag ze hem achterover aan te staren en buiten adem, alsof hij gevochten had, staarde hij op haar neer... Hij had gehoord dat een klap in het gezicht een effectieve genezing van een hysterica was, maar als iemand hem ooit zou hebben gezegd dat hij die nog eens voor zijn moeder zou gebruiken dan zou hij gespot hebben met een dergelijke belachelijke opmerking.
“Het spijt me.” Hoewel hij oprecht spijt leek te hebben, ging hij toch niet naast haar zitten, hield haar hand ook niet vast en troostte haar niet op andere wijze. Hij liep naar een stoel en ging naast een tafeltje op veilige afstand van haar zitten. Hij wachtte totdat hij meende dat ze weer min of meer normaal ademhaalde.
Toen ze ten slotte op kalme toon tegen hem sprak: “Hij had geen verhouding met haar”, dacht hij “O, mijn God, begint ze nu weer opnieuw?” Hij zei echter niets, liet haar maar praten.
“Kijk me niet zo aan, Laurie. Ik zeg je toch, je vader kon geen verhouding hebben met... wie dan ook... wie dan ook.”
“Hoezo! Wilt u zeggen dat hij...?” Hij noemde het woord “impotent” niet, maar het was net alsof hij het wel had gedaan, want zij knikte haar hoofd. Toen kwam ze wat overeind op de bank, duwde met beide handen haar haren weg van haar voorhoofd, streek vervolgens over haar japon, keerde zich toen naar de hoge stenen open haard en zei: “We waren nog maar een week getrouwd toen hij opgeroepen werd. Ik was toen al in verwachting van jou.” Hij voelde verwondering over deze natuurlijke wijze van uitdrukken van haar. “Je vader moest drie maanden trainen voordat hij een eenheid kreeg. De tweede dag waren ze daar met ammunitie in een schuurtje bezig en er volgde een explosie. Zeven man werden onmiddellijk gedood, tien anderen liepen verwondingen op... De onderbuik van je vader werd verbrijzeld...”
Hij voelde iets in zich opspringen, een vitaal iets. Het kwam uit zijn ingewanden, ging door zijn maag naar zijn keel en verhinderde hem adem te halen.
“Hij lag negen maanden in het hospitaal. Tweemaal trachtte hij zich in die tijd van het leven te beroven en toen stuurden ze hem naar een inrichting.” Haar stem klonk onbewogen.
Almachtige God. Hij ging nooit naar de kerk. Hij dacht ook nooit aan godsdienst, het meeste was toch boerenbedrog. Toch riep hij op dit ogenblik iemand buiten zichzelf aan, iemand die deze pijn begreep, die vreemde pijn die hij nu leed en de jaren, nee de eeuwigheden van pijn die de man die hij had geminacht, had geleden.
“Jij was al een jaar toen hij je voor het eerst zag. Toen ook wist ik dat jij alles was wat ik had, of ooit zou krijgen aan troost. Hij zag dat ik volkomen in jou opging. Soms dacht ik dat hij blij was dat het zo was, soms ook wist ik dat hij leed en ik kon er allemaal niets aan doen. Zo gingen de jaren voorbij. Hij had zijn werk en ik... ik had jou.”
Hij zat haar aan te staren terwijl de meest vreemde gevoelens bezit van hem namen. Deze elegante, nu wat verfomfaaide vrouw was zijn moeder. Hij had altijd van haar gehouden, was altijd voor haar opgekomen, had haar aanbeden, maar op dit beslissende ogenblik was er geen greintje van die gevoelens over. Toch voelde hij iets, maar wat was dat? Nee, nee. Hoe zou hij haar kunnen haten? Verachtte hij haar? Hoe kon hij haar verachten? Deze hele ommekeer van gevoelens was belachelijk en zou voorbijgaan. Maar op dit ogenblik had hij het gevoel dat hij ineen zou krimpen als ze hem zou trachten aan te raken omdat ze, opzettelijk of niet, hem ertoe had gebracht de man te verachten die zijn vader was. Zolang hij zich kon herinneren had ze hem deze man - zonder echt kwaad over hem te spreken - voorgehouden als een papperige, sullige, ruggegraatloze, suffe figuur, zodat dat beeld zich ten slotte in zijn geest had gefixeerd. Ze had hem meermalen verzekerd dat hij, Laurie de enige was in haar leven en van stonde af aan had ze hem in haar netten verstrikt en hem zodoende vervreemd van de man die voor haar had afgedaan.
Hij riep voor zijn geest het beeld van zijn vader op, de zware, pafferige man, met zijn knipperende oogleden, de eunuch verborgen achter een aangeleerde glimlach. Zijn hart kromp ineen. God! God! Hij voelde de vreemde neiging zijn hoofd op zijn armen te leggen en te huilen. Hij wist nu heel zeker dat als zijn vader dit niet zou overleven, de rest van zijn leven wroeging aan hem zou knagen. Hij draaide langzaam zijn hoofd naar de vrouw die enkele minuten geleden al zijn gevoelens overhoop had gehaald, de gevoelens die zij zelf had opgewekt. Hij had tegen haar gezegd: “Als u dan wist dat er niets tussen die twee kon bestaan, waarom hebt u dan zo’n drukte gemaakt?”
Onbewogen keek hij toe hoe ze haar ogen sloot en op haar lip beet voordat ze zei: “Je begrijpt het niet. Ik mag dat ook niet van je verwachten. Maar... maar onlangs, het afgelopen jaar, niet toen ik begreep dat ik jou ging verliezen, o nee,” ze schudde heftig van nee, “nog voordien, ik had het gevoel, ik voelde... o, ik kan het niet uitleggen.” Ze liet haar hoofd zakken. “Misschien had ik spijt over de manier waarop ik hem had behandeld, waarop ik hem buiten had gesloten, dat weet ik niet, ik weet alleen dat ik al enige tijd wat nader tot hem wilde komen, die vreselijk eenzame blik uit zijn ogen wilde bannen. Die was daar al jaren geweest, maar om de een of andere reden viel me dat de laatste tijd meer op. En toen... toen ik met Kerstmis de eerste aanwijzing van deze affaire kreeg, wist ik... dat ik te laat was. Toen wist ik dat ik hem kwijt was, ik denk dat ik het voelde vanaf het eerste ogenblik dat deze nieuwe relatie begon. Hij had nooit het gezelschap van wie ook, man of vrouw, gezocht en nu heeft hij dat... dat wat ik zou hebben kunnen krijgen en dat veel duurzamer zou zijn geweest dan een seksuele band, dat wat voor het opscheppen lag, maar dat ik versmaadde waardoor ik hem zelfs nog extra kleineerde, dat heeft hij een ander gegeven.”
Haar lippen weken vaneen en hij zag haar tong bewegen in de donkere gaping van haar mondholte. Een ogenblik vreesde hij dat ze opnieuw de macht over zichzelf verloor, maar dat was niet zo. Ze klemde haar lippen op elkaar, drukte haar vingers tegen haar mond en zei moeilijk: “Ik zei daareven al dat je het niet zou kunnen begrijpen. Ik verwacht dat ook niet want ik begrijp het zelf allemaal niet meer. Als iemand me drie of vier jaar geleden zou hebben verteld dat ik jaloers zou worden door hem, dat ik bijna krankzinnig zou worden bij de gedachte dat hij gelukkig is in gezelschap van een andere vrouw, dan zou ik in lachen zijn uitgebarsten. Ja, zelfs twee jaar geleden zou ik nog hebben gelachen. Ik had nooit een normaal huwelijksleven gekend, wat was er dan nog over om jaloers op te zijn. Desondanks ben ik door de hel gegaan. Ik was doodsbang dat iemand het zou ontdekken, doodsbang voor de vernedering, voor het medelijden van anderen met mij. Nu kan het me gek genoeg niet meer schelen wat ze weten. Ik voel dat hij zal gaan sterven en ik zal me er altijd van bewust zijn dat het enige geluk dat hij in de afgelopen zesentwintig jaar heeft gekend dat is wat dat ordinaire schepseltje hem heeft gegeven. Want hij is de laatste tijd gelukkig geweest. Dat was zo moeilijk te verwerken, ik wist dat hij gelukkig was. Hij kreeg iets luchtigs al deed hij verschrikkelijk zijn best het te verbergen. Nog geen week geleden hoorde ik hem zachtjes in zichzelf neuriën in de badkamer. Het was of er een mes door me heen werd gestoken.”
Ze werd rustig. Haar ene hand lag op haar schoot, de andere met de palm naar boven naast haar op de sofa. Hij zat haar aan te staren en voelde zich niet in staat naar haar toe te gaan, of haar zelfs maar een sprankje troost te geven want hij voelde niets meer voor haar. Door deze biecht had ze alle sympathie bij hem verspeeld. Zijzelf had het beeld verbrijzeld van een beeldschoon, onwezenlijk schepsel dat de wet verbonden had aan een bloedeloze man.
Nu zag hij haar als een bloedzuiger die al zijn liefde had weggezogen zodat er niets overbleef voor de man die hem had verwekt en die hij nodig had, ja nodig had... en nu, nu de verachte, verminkte man troost had gevonden - niet lichamelijk, daar wrong hem de schoen, niet lichamelijk - bij iemand anders, realiseerde ze zich plotseling dat ze hem terugwilde, dat ze hem nodig had. Na zesentwintig jaar isolatie, zesentwintig jaar negeren, was ze ontdooid, maar daarbij kwam ze tot de ontdekking dat het te laat was.
Hij vroeg zich nu af of hij ook schuld had in deze kwestie. Had hij niet bij het ouder worden een poging kunnen doen zijn vader door eigen ogen te zien? Waarom was hij niet gaan nadenken toen hij zag wat anderen in zijn vader zagen. Mannen als Arnold Ransome en Michael Boyd. Die beiden waardeerden hem hogelijk en zij niet alleen... Maar nee, hij was niet verder gekomen en had alleen maar gezien wat zij zag. In zekere zin was hij even schuldig als zij. Niet in zijn jeugd, toen hij natuurlijk hierover weinig in te brengen had, maar nu, de laatste jaren, had hij deze man een soort vriendschap kunnen bieden, die speciale relatie die er kan bestaan tussen een volwassen zoon en zijn vader.
Toen hij zag dat ze overeind kwam van de sofa, deed hij geen moeite naar haar toe te gaan. Zachtjes zei ze: “Ik ga naar boven.” Toen ze zijn afgewend gezicht zag, voegde ze eraan toe: “Je neemt het me kwalijk hè? Het is een schok voor je.”
Hij stond nu ook op en met afgewende blikken antwoordde hij: “Het heeft weinig zin nu over schuld te praten, maar om u de waarheid te zeggen is het wel een schok voor me. Ik... heb het gevoel dat hij al die tijd verschrikkelijk tekort is gekomen.”
Toen hij haar blikken op zich voelde rusten, keek hij op en zag dat ze moe en ziek leek, ja zelfs oud... De elegantie was weg, die kalme minzame manier van doen was verdwenen. Ze was nu een doodgewone vrouw, zo had hij haar nog nooit gezien. Toch bracht die verandering geen zachtheid in hem teweeg. Hij zou tijd nodig hebben, wist hij, voordat er weer enig gevoel voor haar in hem zou terugkeren. Hij was nog altijd onthutst door haar koele, duivelse behandeling van een menselijk wezen, door wie ze zich - en daarop kwam het in wezen aan - jarenlang in stijl had laten voeden, kleden en huisvesten.
Ze ging zonder verder nog een woord te zeggen de kamer uit en toen hij haar gedempte voetstappen boven zijn hoofd hoorde, keek hij naar de zoldering. Vrouwen waren boosaardig, wreed. Als hem iets dergelijks zou overkomen, als bij wijze van spreken hij morgenochtend zou uitgaan en door een auto zou worden aangereden waardoor zijn seksuele leven onmogelijk zou worden, hoe zou Val dan reageren? Stel dat ze getrouwd waren, wat zou Val dan doen? Precies hetzelfde wat zijn moeder had gedaan. Hij knikte bevestigend. Val zou alleen nog een stap verder gaan, die zou zich of laten scheiden of elders bevrediging zoeken. Die zou beslist niet voortleven zonder datgene wat ze het meest nodig had.
Langzaam kwam hij overeind, liep de kamer uit en ging de trap op. Toen hij de overloop overstak, keek hij naar de kamer van zijn vader en een gevoel van wroeging, zo zwaar dat hij zijn hoofd boog, viel op hem neer. Toen hij zijn kamer had bereikt, knipte hij het licht niet meer aan, maar liep op de tast naar zijn bed waarop hij zich liet neervallen. Hij greep het kussen en drukte dat krachtig tegen zijn mond.
De volgende morgen om half negen kwam de hele familie Wilcox op bezoek. Ann was al op, ze was sinds zes uur beneden toen ze met het ziekenhuis had gebeld. En nu zaten James en May samen met haar in de zitkamer, terwijl Laurie onder vier ogen met Valerie in de studeerkamer sprak.
Laurie had zijn beide handen op het bureau geplaatst en leunde licht naar voren terwijl zij tegen hem ratelde en dat al enkele minuten achter elkaar.
“...en wanneer zou je het ons hebben verteld? Vanavond? Morgenochtend? Kun je je indenken hoe we ons voelden toen Millie kwam en ons vertelde dat hij in het ziekenhuis lag... was weggebracht vanuit het huis van die vrouw en dat jij daar ook was? Waarom moest je daar zo nodig heen? Waarom vertelde je mij tenminste niet dat je erheen zou gaan?”
Laurie draaide zijn hoofd wat af en gaf geen antwoord, zodat Valerie doorging: “Vader is razend. Hij zegt dat je een vervloekte idioot bent en dat je je met je eigen zaken moet bemoeien en...”
“En wat zeg jij?” Zijn stem klonk geduldig, koel. Hij hield zijn hoofd nog steeds afgewend.
“Nou als je dat dan per se wilt weten, ik ben het helemaal met hem eens. Het is al erg genoeg dat zijn naam in de stad genoemd wordt in verband met haar zonder dat jij daaraan nog eens extra publiciteit hoeft te geven. Millie vertelde dat je ruzie met haar hebt gemaakt. Miss O’Neill hoorde jullie. De hele flat was in opschudding. Ben je gek geworden?”
Nu keerde hij zich naar haar toe en zijn stem was niet kalm meer: “Ja, ik ben gek en dat wordt nog erger als jij je mond niet houdt. Ik wil je nog graag aan iets anders herinneren. Je vader mag dan op het werk de baas zijn, hij heeft niets te maken met wat ik in mijn vrije tijd doe. Tot nu toe kan ik gaan en staan waar ik wil en spreken met wie ik wil, ja en ruzie maken met wie ik wil... ik kan nu nog zelfs naar Bog’s End gaan en de hele nacht bij Bella Pickford blijven en genieten van alles wat zij te bieden heeft. Dat kan ik allemaal nog doen en vergeet dat vooral niet.” Hij duwde nu met een vinger tegen haar borst, maar zij ging niet achteruit. Ze nam hem koel op en zei: “Ja, ja zeker, dat kun je allemaal doen. Wat die Bella Pickford betreft, ik ben ervan overtuigd dat je die goed kent.”
“Heel goed,” zei hij met een hoofse buiging, “heel goed.”
Nadat ze elkaar nog even boos hadden staan aanstaren, keerde hij zich naar het bureau en begon wat paperassen bij elkaar te zoeken. Met een bijna lief stemmetje zei ze: “O, Laurie, het spijt me, maar je moet toegeven dat het een schok is. Zelfs als we niet van plan waren te trouwen, dan nog kennen onze families elkaar zo goed en zo lang. Nu gebeurt dit en je laat het ons niet weten... we moeten het horen van het dagmeisje.”
“Naar verluidt gaf ze een aanschouwelijke beschrijving van de gebeurtenissen. Ze heeft haar roeping gemist, die juffer, ze had verslaggeefster moeten worden.”
“Er zou geen enkele reden geweest zijn om van Millie het nieuws te horen als jij je had gedragen als een normaal menselijk wezen... Maar luister nou eens, laten we niet langer kibbelen. Vertel eens wat ze er voor eentje is?”
“Wat wie er voor eentje is?” Hij keerde zich naar haar toe, maar hield zijn ogen afgewend.
“Die slet daar in die flat.”
Hij keek haar nu recht in haar ogen en zei: “Uiterlijk lijkt ze net zo veel op een slet als jij.” Hij wist zelf niet of het zijn werkelijke mening over deze vrouw was of dat hij het zei om Val te hinderen. Hij voelde zich nog altijd zo gekwetst na wat hij de vorige avond had gehoord, dat hij niet in staat was rustig na te denken.
“Wat zei je?”
“Je vroeg me hoe ze eruit zag en dat vertelde ik je.”
“Dank je. Laten we het nu dan maar niet over het uiterlijk hebben. Wat heb je tegen haar gezegd?” Ze deed haar best niet driftig te worden.
“Dat weet ik niet meer.”
“Weet je niet meer wat je tegen haar hebt gezegd? Je ging erheen om haar te vragen je vader met rust te laten en dat weet je niet meer?”
“Nee, dat weet ik niet meer. Ik herinner me alleen nog wat ze tegen mij zei...”
Op dat ogenblik klonk de klap van een deur en vervolgens de luide stem van James Wilcox: “Waar zit je, Laurie? Ben jij daar, Val?” De deur van de studeerkamer werd opengegooid en de kleine man kwam verontwaardigd binnen.
“O, zijn jullie hier. Ik heb daarnet met je moeder gepraat. Ik heb haar gezegd dat ze maar alles aan mij moet overlaten.”
“En wat zei zij daarop?”
“Ze zei hetzelfde wat alle vrouwen zeggen, dat ze haar eigen zaakjes wel kon opknappen, maar je weet wat ze daarvan terechtbrengen ... Nu even over dat mens dat je gisteravond hebt gezien, die zogenaamde mrs. Thorpe. Welke indruk kreeg je van haar?”
Laurie keek naar zijn toekomstige schoonvader, bevochtigde zijn lippen, dwong zich tot tien te tellen, maar kwam niet verder dan vijf toen hij al zei: “Mijn indruk van haar was dat ze uitzonderlijk knap is, met een meer dan normale goeie smaak en dat ze niet gauw bang is.”
James Wilcox kneep zijn oogleden samen en nam Laurie aandachtig op. Toen vroeg hij zijn dochter: “Hebben jullie ruzie gehad?”
Toen geen van tweeën wat zei, ging hij door: “Dat doet er in wezen ook niets toe, deze kwestie is veel en veel belangrijker op dit ogenblik. Laurie, bedenk,” hij draaide zijn handen die stijf tegen elkaar lagen, als een geweerloop op zijn borst, “dat wanneer je vader beter wordt, hij hoogst waarschijnlijk dit spelletje zal willen voortzetten. Wie weet, misschien wil hij wel scheiden. Als deze Thorpe-types eenmaal hun klauwen in een fatsoenlijke vent hebben geslagen, maakt die niet veel kans meer. Hoe dan ook,” hij zette zijn smalle borst uit, “we mogen van geluk spreken dat haar zoon moeilijkheden heeft. Ja, ik zeg geluk en ik bedoel geluk.” Hij knikte heftig tegen Laurie. “Ik heb al eens eerder met hen te maken gehad en dit keer ben ik van plan de grond zo heet onder haar voeten te maken dat ze blij zal zijn hier weg te kunnen komen.”
“Gaat u de jongen veroordelen of haar?”
“Wat bedoel je?”
“Precies wat ik zeg. Voordat die jongen nog is voorgeweest, hebt u uw oordeel al klaar. Is dat recht?”
“Luister nou eens, Laurie, ik heb niets te maken met die mooie theorieën van je. Ik ken mijn plicht als politierechter. Ik ken de mensen met wie ik in deze stad heb te maken en ik handel dienovereenkomstig. Ik heb van jou geen college rechten nodig.”
“Nee?”
“NEE! en vergeet niet tegen wie je spreekt.”
“Vader.” Valerie pakte hem bij de arm. Toen hij zich naar haar keerde, zei ze: “Wilt u dit aan mij overlaten? Toe, alstublieft!”
“Oef!” Het geluid dat Laurie maakte deed hen beiden omkijken. Ze zagen dat hij allerlei paperassen in zijn aktentas stopte, die afsloot en langs hen de kamer uit wandelde.
“Waar dacht jij heen te gaan?”
“Ik ga naar kantoor.” Laurie was al bezig zijn jas aan te trekken. “U hebt me er meer dan eens op gewezen dat je door niet op tijd op je werk te komen op de onderste sport van de maatschappelijke ladder blijft staan. Dat is toch zo hè?” Hij nam zijn hoed en liep weg zonder acht te slaan op Valeries stem die hoog en scherp schreeuwde: “Laurie!”
Hoewel hij soms de auto van zijn moeder nam, deed hij dat vandaag niet. Die van zijn vader had hij nog nooit gebruikt en dat zou hij al was die thuis geweest vandaag ook niet hebben gedaan, maar hij stond nog steeds waar hij hem de vorige avond had neergezet, voor de stallen achter het kantoor.
Toen hij op de weg kwam, nam hij niet direct een bus, maar liep naar de meest nabije telefooncel en belde vandaar het ziekenhuis op.
Weinig verandering, zei de zuster, ook geen achteruitgang. Ja, hij mocht hem de hele dag bezoeken. Nadat hij de hoorn had neergelegd, bleef hij nog even voor zich uit staren. Er zou iemand bij hem moeten zijn, naast zijn bed moeten zitten. Die oude Wilcox en zijn werk kon de pot op. Ze konden allemaal de pot op. Hij nam de hoorn weer op, gooide nog eens vier pennies in de gleuf en draaide liet nummer van thuis. Toen mrs. Stringers stem door de telefoon klonk, zei hij: “Wil je tegen moeder zeggen dat ik haar even moet spreken.” Vervolgens vroeg hij: “Is mrs. Wilcox er nog?”
“Ja, mr. Laurie.” De stem van mrs. Stringer klonk gesmoord.
“Zeg haar dan alleen dat er telefoon voor haar is. Wil je dat doen?”
“Ja, mr. Laurie.”
Enige ogenblikken later hoorde hij zijn moeder zenuwachtig vragen: “Ja? Ja?”
“Ik ben het... Laurie. Ik wilde alleen maar weten of u rechtstreeks naar het ziekenhuis gaat. Zo niet, dan ga ik bij hem zitten.”
Het duurde even voordat ze antwoordde: “Ik ga er nu direct heen.”
“Mooi. Tegen etenstijd kom ik thuis.”
“Goed.”
“Tot ziens.”
“Tot ziens.”
Van hun oorspronkelijke relatie was niets over.
Lauries kantoor was gevestigd in één van de vier kamertjes aan een donkere gang, in de andere drie zaten respectievelijk twee typistes en de privé-secretaresse van James Wilcox. De deur van diens kantoor was recht tegenover het gangetje en hoewel hij een driftig heerschap was, lawaaierig in zijn manier van praten en doen, smeet hij zelden met deuren zodat de stafleden in hun hokjes meestal niet wisten wanneer hij binnenkwam. Deze ochtend was dat echter anders. De deur van zijn kamer ging met een smak dicht en direct daarop ging de bel in de kamer van zijn secretaresse. Een minuut later klopte zij op de deur van Lauries kamer en op zijn “ja”, stapte ze naar binnen, sloot de deur vlug achter zich en zei tussen haar tanden: “Onze Lieve Heer vraagt naar u. Al zijn haren staan overeind. Hoorde u het dichtslaan van zijn deur?”
Laurie had al jaren met miss Patterson samengewerkt, er waren tussen hen geen geheimen wat het oordeel over de baas betrof.
“Oké, Patty.” Laurie knikte tegen haar en zij vertrok onmiddellijk weer. Hij volgde haar niet direct, maar bleef even op zijn lip staan bijten terwijl hij bij zichzelf overlegde welke gedragslijn hij zou volgen als die kerel niet te pruimen zou zijn. Hem zeggen dat hij zijn baantje kon houden? Nee, dat kon hij niet doen, hij moest met Val rekening houden. Val! Hij zou een lief ding geven als hij dit laatste jaar ongedaan kon maken. Die gedachte deed hem snel de kamer uitlopen.
Hij liep de gang af, klopte op de deur en stapte het kantoor binnen waar hij tegen James Wilcox’ rug aankeek. Hij wist een heleboel van die rug want hij had er bij allerlei gelegenheden naar moeten kijken: die in elkaar gestrengelde handen op zijn billen, de korte gespreide benen, de hoog opgetrokken schouders waarop zijn hoofd als het ware steunde. Dat betekende altijd moeilijkheden. Een gekke gedachte vloog door hem heen toen hij zo stond te kijken. Hij was blij dat hij deze man nooit “oom” had genoemd. Het was heel simpel geweest om “tante May” te zeggen, maar er bleef altijd iets in zijn keel steken als hij er alleen maar aan dacht James Wilcox “oom” te noemen.
“Ziezo, Laurie.” De stem klonk bestudeerd vriendelijk. “We zullen eens even samen moeten praten hè?” Langzaam draaide hij zich om en liep naar zijn bureau. Hij ging zitten en maakte een gebaar naar de stoel tegenover hem.
Na een lichte aarzeling ging Laurie zitten en zonder met zijn ogen te knipperen sloeg hij James Wilcox gade.
“Nu ga je me niet vertellen,” zijn nog altijd opgetrokken schouders hingen naar voren over het bureau en een vinger zwaaide dreigend langzaam heen en weer, “dat ik altijd heb gezegd dat het geen pas geeft privé-moeilijkheden op kantoor te bespreken. Er zijn buitengewone omstandigheden en daaronder rangschik ik dit geval. Dat standpunt nemen we in hè? Valerie vertelde me dat je de laatste tijd nogal eens onhebbelijk bent. Nou, nou!” De vinger bewoog vlugger. “Als mijn dochter dat mij niet kan vertellen, wie zou ze het dan wel kunnen vertellen? Hoe dan ook, binnenkort zullen we echte familiebanden hebben en nu dat het geval zal zijn, mogen er geen geheimen tussen ons zijn... Nou ja, zover wil ik nou ook niet gaan want iedere man heeft wel een geheim.” Deze naar zijn eigen oordeel wijze opmerking bracht hem ertoe zijn hoofd diep te buigen. Toen hij weer opveerde, vervolgde hij: “Nu over het simpele feit van het ons ervan in kennis stellen dat je vader was flauwgevallen. Een dergelijk voorval hoort bepaald niet thuis onder geheimen, maar onder normaal menselijk gedrag. Dan het feit dat je naar het huis van dat mens bent gegaan en er niet over hebt gesproken. Kijk eens wat je teweeg hebt gebracht! Je vader zou niet zijn waar hij op dit ogenblik verblijft als je daar niet naar binnen was gestormd. Dat soort zaken kan altijd beter met wat meer omzichtigheid worden behandeld. Als er vrouwen in het spel zijn heeft de tactiek van dwars door de muur geen enkele zin, zeker niet bij vrouwen van het type Thorpe. Wettigheid, dat heb je in zo’n geval nodig, ze zijn bang voor de wet. Ze hebben allemaal een grote mond en een hoop praatjes totdat je de wet in de arm neemt, dan kruipen ze voor je. Ik heb dat herhaaldelijk meegemaakt. Je weet hoe ik erover denk. Kijken we vooruit,” mr. Wilcox’ bovenlichaam zwaaide heen en weer tussen zijn stoel en het bureau, “zoals ik vanmorgen al zei, is er een grote kans dat, gesteld dat je vader weer opknapt, deze toestand wordt voortgezet, waardoor er zelfs sprake kan zijn van een echtscheiding. Dat mag onder geen enkele omstandigheid gebeuren hè?” Hij wachtte niet op antwoord, maar vervolgde: “Vandaar... dat ik de belofte van je eis dat jij je er op geen enkele manier meer mee bemoeit. Laat deze kwestie maar aan mij over, zoek die vrouw niet meer op en spreek niet met haar. Dat is van vitaal belang!”
“Hoe komt u erbij te denken dat ik dat zal doen?” flapte hij eruit.
Ditmaal nam mr. Wilcox geen aanstoot aan Lauries toon. Hij zei tamelijk rustig: “Je bent er gisteravond toch heen gegaan.”
“Daar had ik mijn redenen voor.”
“Je zou daar weer reden toe kunnen hebben, maar dan waarschuw ik ie toch.” De vinger hervatte zijn trage taak. “Laat deze kwestie aan mij over. Kom niet in de buurt van die vrouw, dat soort is net dynamiet.”
Laurie keek over het bureau naar het gezicht van deze kleine man en hij voelde een niet te bedwingen lust met zijn vlakke hand dat hoofd achteruit te duwen, niet slaan, alleen maar zo ver mogelijk achteruit te duwen. Een klap kon omdat het spontaan gebeurde een zekere waardigheid hebben, maar wat hij deze man wilde aandoen was iets dat in zichzelf al de uiterlijke kenmerken van onwaardigheid had. Hij zag voor zijn geestesoog hoe hij hem langzaam achteruit duwde waardoor het hoofd van de man naar beneden zou gaan en zijn benen omhoog - hij kon hem zich voorstellen als een lachwekkend hoopje mens op de grond. Het drong tot hem door en bepaald niet als een grap dat hij sinds gisteravond voor het eerst in zijn leven in overeenstemming met zijn agressieve uiterlijk handelde. Hij had zijn vader willen slaan, hij had zijn moeder echt een klap gegeven; nu had hij de grootste moeite niet te doen wat hij dolgraag zou willen, de hand aan zijn baas slaan.
Hij kwam overeind en zei koeltjes: “Ik denk dat mijn vader niet wil dat u zich hiermee bemoeit, sir.” De onbeschaamdheid die uit dat woordje “sir” sprak, ontging James Wilcox niet.
“Pas op jongen.” Hij was opgesprongen en zijn hoofd wiebelde alsof er een veer in zat heen en weer. “Sla die toon niet tegen mij aan, ik waarschuw je. Bovendien heb je in deze kwestie niets te vertellen, je moeder zal uitmaken wat er moet gebeuren. Ik weet eigenlijk niet waarom ik dit met je behandel.”
“Ik denk dat het antwoord van mijn moeder hetzelfde als het mijne zal zijn. Ze wil niet dat u zich met mijn vaders zaken bemoeit.”
“Je gaat te ver.” Mr. Wilcox legde een hand in zijn nek en wreef daar krachtig alsof hij de spieren wilde ontspannen. Terwijl hij dat deed praatte hij aan één stuk door: “Je vergeet tegen wie je spreekt, je doet erg onverstandig, ja, dom mag ik wel zeggen. Geen enkele vent die in deze wereld vooruit wil komen, slaat bij wijze van spreken de naar hem uitgestoken hand weg. Ik waarschuw je, je kunt ook té ver gaan, veel te ver!”
“Is dat alles, sir?”
James Wilcox draaide zich met een hoogrood gezicht en bijna stikkend van verontwaardiging om, liep naar het raam, strengelde zijn handen op zijn rug ineen en plantte zijn voeten uit elkaar. Het was net of hij niet weg was geweest van de plaats waar hij stond toen Laurie de kamer binnen kwam.
Terug in zijn eigen kantoor, bleef Laurie even met zijn hoofd gesteund in zijn handen voor zich uit zitten staren. Hij zou niet in staat zijn het allemaal te slikken, nee zeker niet. Hij had al een hele tijd geweten dat er een crisis dreigde. Straks getrouwd met Val - de beide families nog hechter aaneen - iedere morgen hier binnenkomen en hem ontmoeten, het compagnonschap aan een lange, lange stok wiebelend voor zijn neus. De kans op verkorting van die stok volledig afhankelijk van zijn onderdanigheid aan de luimen van deze kleine man. Hij kon het gewoon niet opbrengen. Maar hoe kwam hij er los van?
Hij wist nu dat wat hij voor Val had gevoeld geen liefde was, ook nooit was geweest. Misschien zou hij het anders hebben ervaren als zij niet vanaf het eerste begin voortdurend en ongeremd alles van hem had genomen wat hij maar had te geven. Hij wist het niet, hij wist het gewoonweg niet. Hij duwde zijn hoofd nog vaster in zijn handen. Hij zat in de puree en zag gewoon geen uitweg.