HOOFDSTUK 27
Het volkslied dreunt in mijn oren en ik hoor Caesar Flickerman het publiek begroeten. Weet hij hoe cruciaal het is om vanaf nu precies de juiste woorden te kiezen? Dat moet wel. Hij wil ons vast helpen. Het publiek applaudisseert als de voorbereidingsteams opkomen. Ik stel me voor hoe Flavius, Venia en Octavia rondhuppelen en belachelijke, knikkende buigingen maken. Ik durf met zekerheid te stellen dat zij geen flauw benul hebben van de situatie. Dan wordt Effie aangekondigd. Hoe lang heeft ze wel niet op dit moment gewacht? Ik hoop dat ze ervan kan genieten, want hoe blind Effie soms ook kan zijn, bepaalde dingen voelt ze haarscherp aan en ze moet in elk geval vermoeden dat we in moeilijkheden zitten. Er wordt natuurlijk luid gejuicht voor Portia en Cinna, ze hebben het fantastisch gedaan, een schitterend debuut gemaakt. Nu begrijp ik waarom Cinna deze jurk voor me heeft uitgekozen vanavond. Ik moet er zo meisjesachtig en onschuldig mogelijk uitzien. Haymitch’ entree brengt een woest gestamp op gang dat minstens vijf minuten aanhoudt. Nou, hij heeft ook wel iets unieks gepresteerd. Hij heeft niet één, maar twee tributen in leven gehouden. Stel dat hij me niet op tijd had gewaarschuwd? Zou ik me dan anders gedragen hebben? Nee, dat denk ik niet. Maar de kans is groot dat ik dan een stuk minder overtuigend zou overkomen dan nu nodig is. Nu. Want ik voel hoe de plaat me het podium op duwt.
Felle lichten. Het oorverdovende gebrul laat het ijzer onder mijn voeten rammelen. En dan Peeta, slechts een paar meter verderop. Hij ziet er zo schoon en gezond en mooi uit dat ik hem nauwelijks herken. Maar zijn lach is hetzelfde, of het nou in de modder of in het Capitool is, en als ik die zie, doe ik drie stappen en werp mezelf in zijn armen. Hij struikelt achteruit, verliest bijna zijn evenwicht, en op dat moment besef ik dat het dunne, ijzeren ding in zijn hand een soort wandelstok is. Hij herstelt zich en we klampen ons aan elkaar vast, terwijl het publiek volledig uit zijn dak gaat. Hij kust me en ik kan alleen maar denken: weet je het? Weet je dat we in groot gevaar zijn? Na een minuut of tien tikt Caesar Flickerman op zijn schouder om door te kunnen gaan met de show, maar Peeta duwt hem zonder op of om te kijken gewoon opzij. Het publiek reageert uitzinnig. Of hij het weet of niet, Peeta bespeelt de menigte – zoals gewoonlijk – perfect.
Uiteindelijk worden we onderbroken door Haymitch, die ons een goedmoedige zet richting de overwinnaarszetel geeft. Normaal gesproken is dat een overdadige eenpersoonsstoel waarop de winnende tribuut de hoogtepunten van de Spelen terugkijkt, maar aangezien we met z'n tweeen zijn, hebben de Spelmakers voor een roodpluchen sofa gezorgd. Een kleintje, mijn moeder zou het waarschijnlijk een loveseat noemen. Ik zit zo dicht bij Peeta dat ik bijna op zijn schoot zit, maar één blik van Haymitch zegt me dat dat niet voldoende is. Ik schop mijn sandaaltjes uit, trek mijn benen op de bank en leg mijn hoofd op Peeta's schouder. Hij slaat automatisch zijn arm om me heen en het voelt alsof ik terug ben in de grot en opgekruld tegen hem aan warm probeer te blijven. Zijn shirt is van hetzelfde gele materiaal als mijn jurk, maar Portia heeft hem een lange zwarte broek aangetrokken. Hij draagt ook geensandalen, maar een stel stoere laarzen die hij stevig op het podium heeft gezet. Ik wilde dat Cinna mij ook zo'n outfit had gegeven – ik voel me zo kwetsbaar in dit niemendalletje. Maar dat zal ook wel de bedoeling geweest zijn.
Caesar Flickerman maakt nog een paar grapjes en dan is het tijd voor de show. Die zal precies drie uur duren en heel Panem moet verplicht kijken. Terwijl de lichten doven en het embleem op het scherm verschijnt, besef ik dat ik hier helemaal niet op voorbereid ben. Ik wil niet zien hoe mijn tweeëntwintig medetributen sterven. Ik heb er de eerste keer al genoeg zien sterven. Mijn hart begint te bonken en ik voel een sterke aandrang om weg te rennen. Hoe hebben de andere winnaars dit in hun eentje doorstaan? Tijdens de hoogtepunten laten ze in een hoekje van het scherm af en toe de reactie van de winnaar zien. Ik denk terug aan voorgaande jaren. Sommigen zijn triomfantelijk, stompen met hun vuisten in de lucht, trommelen zichzelf op de borst. Meestal kijken ze vooral verbijsterd. Ik weet alleen dat Peeta het enige is wat me op dit bankje houdt – met zijn arm nog steeds om mijn schouders en zijn andere hand omklemd door mijn tien vingers. Maar bij de eerdere winnaars was het Capitool natuurlijk niet op zoek naar een manier om hen kapot te maken.
Het is een hele kunst om een paar weken in drie uur te proppen, al helemaal als je bedenkt hoeveel camera's er tegelijk hebben gedraaid. Degene die de hoogtepunten samenstelt moet kiezen welk verhaal hij wil vertellen. Dit jaar zien we voor de allereerste keer een liefdesgeschiedenis. Ik weet dat Peeta en ik gewonnen hebben, maar er wordt van het begin af aan onevenredig veel tijd aan ons besteed. Ik ben er blij om, want dat ondersteunt het hele ‘gek van liefde’-idee waarmee ik mijn provocatie van het Capitool moet verdedigen, en bovendien betekent het dat we nu niet zo veel tijd hebben om bij de doden stil te staan.
Het eerste halfuur concentreert zich op wat er aan de arena voorafging – de boete, de rit in de strijdwagens door het Capitool, onze trainingsscores en onze interviews. Er is zo'n lekker opgewekt muziekje onder gezet waardoor het nog twee keer zo erg wordt, omdat bijna iedereen op het scherm nu natuurlijk dood is.
Als we eenmaal in de arena zijn beland, volgt er een uitgebreid verslag van het eerste bloedbad en daarna schakelen de filmmakers in wezen heen en weer tussen beelden van stervende tributen en beelden van ons. Vooral van Peeta eigenlijk, het staat buiten kijf dat hij de romantiek draagt. Nu zie ik wat het publiek heeft gezien, hoe hij de Beroeps voor mij op het verkeerde spoor heeft gebracht, de hele nacht wakker is gebleven onder de bloedzoekersboom, het tegen Cato opnam zodat ik kon ontsnappen en zelfs toen hij op die modderige oever lag in zijn slaap mijn naam fluisterde. Ik kom harteloos over vergeleken met hem – ik ontwijk vuurballen, laat nesten vallen en blaas voorraden op –, tot ik op zoek ga naar Rue. Ze laten haar dood van begin tot eind zien; de speer die haar doorboort, mijn mislukte reddingspoging, mijn pijl door de keel van de jongen uit District 1, Rue die in mijn armen haar laatste adem uitblaast. En het lied. Ze laten me elke noot van het lied zingen. Binnen in mij klapt iets dicht en ik ben te verdoofd om iets te voelen. Het is alsof ik naar volslagen vreemden zit te kijken, in andere Hongerspelen. Maar het dringt nog wel tot me door dat ze het stuk waarin ik haar met bloemen bedek hebben weggelaten.
Juist. Want zelfs dat riekt naar rebellie.
Ik kom weer beter uit de verf zodra ze hebben omgeroepen dat er twee tributen uit hetzelfde district kunnen winnen en ik Peeta's naam roep en dan mijn handen voor mijn mond sla. Wekte ik eerder misschien de indruk dat hij me niet veel kon schelen, dan maak ik dat nu goed door hem te zoeken, hem te verzorgen tot hij weer beter is, naar het feestmaal te gaan om het medicijn te halen en erg gul te zijn met mijn kussen. Ergens zie ik wel dat het einde met de mutilanten en de dood van Cato nog net zo afgrijselijk is als in het echt, maar opnieuw heb ik het gevoel dat het mensen overkomt die ik totaal niet ken.
En dan komt het moment met de bessen. Ik hoor hoe het publiek elkaar tot stilte maant, niemand wil iets missen. Er gaat een golf van dankbaarheid voor de filmmakers door me heen als ze niet eindigen met de mededeling dat we gewonnen hebben, maar met het beeld van mij als ik op de glazen deur van de hovercraft bons en Peeta's naam schreeuw, terwijl ze hem proberen bij te brengen.
Wat overleven betreft is dit mijn beste moment van de avond.
Het volkslied klinkt alweer en we staan op als president Snow in hoogsteigen persoon het podium betreedt, met achter hem een klein meisje dat een kussen draagt waarop de kroon ligt. Maar er is maar één kroon, en je kunt de verwarring van het publiek voelen – op wiens hoofd zal hij worden gezet? – tot president Snow eraan draait en hij uit twee helften blijkt te bestaan. Met een glimlach duwt hij de eerste helft om Peeta's voorhoofd. Hij lacht nog steeds als hij de tweede helft op mijn hoofd plaatst, maar zijn ogen, slechts een paar centimeter van de mijne, staan zo hard en onverzoenlijk als die van een slang.
Op dat moment weet ik dat ik de schuld krijg van het bessenplan, ook al zouden we ze allebei gegeten hebben. Ik ben de aanstichtster. Ik ben degene die gestraft moet worden.
Hierna volgt veel gebuig en gejuich. Mijn arm valt er bijna af van al het gezwaai als Caesar Flickerman het publiek eindelijk goedenavond wenst en zegt dat ze niet moeten vergeten om morgen naar de laatste interviews te kijken. Alsof ze iets te kiezen hebben.
Peeta en ik worden met gezwinde spoed naar het onderkomen van de president gebracht voor het overwinnaarsbanket, waar we nauwelijks tijd hebben om te eten aangezien allerlei Capitoolfunctionarissen en bijzonder vrijgevige sponsors elkaar verdringen om met ons op de foto te kunnen. Het ene na het andere stralende gezicht flitst voorbij, steeds aangeschotener naarmate de avond vordert. Af en toe vang ik een glimp op van Haymitch, wat geruststellend is, en van president Snow, wat angstaanjagend is, maar ik blijf mensen enthousiast bedanken en lach als er een foto van me wordt genomen. Het enige wat ik geen moment doe is Peeta's hand loslaten.
De zon gluurt net boven de horizon uit als we terugwankelen naar de twaalfde verdieping van het Trainingscentrum. Ik dacht dat ik nu eindelijk even onder vier ogen met Peeta zou kunnen praten, maar Haymitch stuurt hem weg met Portia om iets te passen voor het interview en brengt me persoonlijk naar mijn kamer.
‘Waarom mag ik niet met hem praten?’ vraag ik
‘Thuis is er nog genoeg tijd om te praten,’ antwoordt Haymitch. ‘Naar bed, om twee uur zitten jullie in de uitzending.’
Ondanks de voortdurende tussenkomst van Haymitch ben ik vastbesloten om Peeta te spreken. Nadat ik een paar uur heb liggen woelen, glip ik de gang op. Mijn eerste ingeving is om op het dak te kijken, maar dat is leeg. Zelfs de straten van de stad in de diepte zijn verlaten na het feestgedruis van vannacht. Ik ga weer even in bed liggen en besluit dan rechtstreeks naar zijn kamer te gaan, maar als ik de deurknop om wil draaien, merk ik dat mijn eigen slaapkamer van buitenaf op slot is gedaan. In eerste instantie verdenk ik Haymitch, maar dan bekruipt me de angst dat het Capitool ons misschien wel in de gaten houdt en mij heeft opgesloten. Sinds het begin van de Hongerspelen heb ik geen privacy meer gehad, maar dit voelt anders, veel persoonlijker. Dit voelt alsof ik gevangenzit voor een misdaad en op mijn vonnis wacht. Ik ga gauw terug naar bed en doe alsof ik slaap tot Effie Prul me komt wijzen op het begin van alweer zo'n ‘grote, grote, grote dag!’
Ik heb ongeveer vijf minuten om een kom warme rijst en stoofpot te eten voor het voorbereidingsteam naar beneden komt. Ik hoef alleen maar: ‘Het publiek vond jullie geweldig!’ te zeggen – dat is voldoende om de uren daarna mijn mond te kunnen houden. Als Cinna binnenkomt jaagt hij ze weg en geeft me een witte, tuleachtige jurk en roze schoenen om aan te trekken. Dan brengt hij zelf mijn make-up aan tot ik een zachte, blozende glans op mijn gezicht heb. We babbelen wat over koetjes en kalfjes, maar ik durf hem geen echt belangrijke vragen te stellen – na het voorval met de deur kan ik het gevoel niet meer van me afzetten dat ik overal word afgeluisterd.
Het interview wordt een paar deuren verderop afgenomen, in de zitkamer. Er is ruimte vrijgemaakt om de love-seat neer te zetten, omringd door vazen vol rode en roze rozen. Er is slechts een handvol camera's aanwezig om het gebeuren vast te leggen. Gelukkig geen livepubliek.
Caesar Flickerman omhelst me hartelijk als ik binnenkom. ‘Gefeliciteerd, Katniss. Hoe gaat het met je?’
‘Prima. Zenuwachtig voor het interview,’ zeg ik.
‘Nergens voor nodig. We gaan het hartstikke leuk hebben,’ zegt hij, terwijl hij me een geruststellend klopje op mijn wang geeft.
‘Ik ben niet zo goed in over mezelf praten,’ zeg ik.
‘Je kunt niets verkeerds zeggen,’ zegt hij.
En ik denk: o, Caesar, was dat maar waar. Maar het zou me niets verbazen als president Snow op dit moment een of ander ‘ongeluk’ voor mij aan het voorbereiden is.
Daar is Peeta; hij ziet er knap uit in zijn rood met witte kleren en trekt me tegen zich aan. ‘Ik zie je nauwelijks. Haymitch wil ons geloof ik erg graag bij elkaar uit de buurt houden.’
In werkelijkheid wil Haymitch ons erg graag in leven houden, maar er luisteren te veel oren mee, dus ik zeg: ‘Ja, hij is erg waakzaam de laatste tijd.’
‘Nou, hierna gaan we in elk geval naar huis. Daar kan hij niet de hele tijd op ons letten,’ zegt Peeta.
Er gaat een soort huivering door me heen en er is geen tijd om uit te zoeken waarom, want we gaan beginnen. We zitten een beetje stijfjes op het bankje, maar Caesar zegt: ‘O, kruip maar lekker tegen hem aan hoor, als je wilt. Gisteren zagen jullie er zo schattig uit.’ Dus ik trek mijn benen op en Peeta trekt me naar zich toe.
Iemand telt terug en dan zijn we zomaar in het hele land live in de uitzending. Caesar Flickerman is geweldig – uitdagend, grappig, ontroerd als de gelegenheid zich voordoet. Hij en Peeta hebben al een bepaalde manier van doen door dat eerste interview, met dat ongedwongen geplaag, dus ik glimlach vooral veel en probeer zo min mogelijk te zeggen. Ik bedoel, af en toe moet ik mijn mond wel opendoen, maar ik leid het gesprek telkens zo snel ik kan terug naar Peeta.
Maar uiteindelijk komt Caesar met vragen die uitgebreidere antwoorden vereisen. ‘Nou, Peeta, we weten door jullie tijd in de grot dat het voor jou liefde op het eerste gezicht was vanaf, wat was het, je vijfde?’ vraagt Caesar.
‘Vanaf het moment dat ik haar zag,’ zegt Peeta.
‘Maar Katniss, bij jou ging het niet vanzelf, hè? Volgens mij vond het publiek het nog het allerspannendst om te zien hoe jij langzaam voor hem viel. Wanneer besefte je dat je verliefd op hem was?’ vraagt Caesar.
‘O, dat is een lastige…’ Ik stoot een zwak, zuchtend lachje uit en kijk naar mijn handen. Help.
‘Nou, ik weet wel wanneer het kwartje bij mij viel. Die nacht toen je zijn naam schreeuwde in die boom,’ zegt Caesar.
Dank je wel, Caesar! denk ik en dan haak ik aan bij zijn inval. ‘Ja, dat denk ik ook. Ik bedoel, tot dan toe probeerde ik er eerlijk gezegd gewoon niet aan te denken wat ik voelde, want het was allemaal zo verwarrend en het zou het alleen maar erger maken als ik echt om hem gaf. Maar toen in die boom werd alles anders,’ zeg ik.
‘Waarom was dat, denk je?’ vraagt Caesar.
‘Misschien omdat er… voor het eerst… een kans was dat ik hem bij me kon houden,’ zeg ik.
Achter een cameraman zie ik Haymitch opgelucht uitademen en ik weet dat ik iets goeds heb gezegd. Caesar haalt een zakdoek tevoorschijn en heeft even een momentje nodig omdat hij zo ontroerd is. Ik voel hoe Peeta zijn voorhoofd tegen mijn slaap drukt en hij vraagt: ‘En wat ga je met me doen, nu je me hebt?’
Ik hef mijn gezicht naar hem op. ‘Je ergens verstoppen waar je nooit meer pijn zult lijden.’ En als hij me kust, moeten sommige mensen in de kamer zelfs even zuchten.
Voor Caesar is dit het perfecte moment om linea recta over te gaan naar alle pijn die we in de arena hebben geleden, van brandplekken tot wespensteken en vleeswonden. Maar pas als we bij de mutilanten zijn aanbeland vergeet ik dat we op televisie zijn. Dan vraagt Caesar aan Peeta hoe het met zijn ‘nieuwe been’ gaat.
‘Zijn nieuwe been?’ vraag ik, en zonder erbij na te denken buig ik me voorover om Peeta's broekspijp omhoog te trekken. ‘O nee,’ fluister ik als ik de prothese van ijzer en kunststof zie die de plaats van zijn been van vlees en bloed heeft ingenomen.
‘Heeft niemand het tegen je gezegd?’ vraagt Caesar zacht. Ik schud mijn hoofd.
‘Ik heb nog niet eens de kans gekregen,’ zegt Peeta met een licht schouderophalen.
‘Het is mijn schuld,’ zeg ik. ‘Omdat ik dat knelverband heb aangelegd.’
‘Ja, het is jouw schuld dat ik nog leef,’ zegt Peeta.
‘Hij heeft gelijk,’ zegt Caesar. ‘Zonder dat verband was hij beslist doodgebloed.’
Dat zal wel zo zijn, maar ik ben toch zo van slag dat ik bang ben dat ik moet huilen en dan bedenk ik dat het hele land naar me zit te kijken, dus verstop ik mijn gezicht in Peeta's shirt. Ze hebben een paar minuten nodig om me weer tevoorschijn te lokken want het is veel fijner in dat shirt, waar niemand me kan zien, en als ik er dan weer ben doet Caesar het wat rustiger aan met zijn vragen aan mij, zodat ik een beetje bij kan komen. Hij laat me zelfs vrijwel met rust tot de bessen ter sprake komen.
‘Katniss, ik weet dat je net heel erg geschrokken bent, maar ik moet het toch vragen. Het moment waarop je die bessen tevoorschijn haalde. Wat ging er precies door je heen?’ vraagt hij.
Ik neem de tijd voor ik antwoord geef en probeer mijn gedachten op een rijtje te krijgen. Dit is het cruciale moment waarop ik of het Capitool voor het blok zette, of zo krankzinnig werd bij het idee om Peeta te moeten verliezen dat ik niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat ik heb gedaan. Het lijkt te vragen om een lange, dramatische redevoering, maar ik krijg er niet meer uit dan één, bijna onverstaanbaar zinnetje. ‘Ik weet het niet. Ik… ik kon het gewoon niet aan… zonder hem te moeten leven.’
‘Peeta? Heb jij daar nog iets aan toe te voegen?’ vraagt Caesar.
‘Nee. Ik denk dat dat voor ons allebei geldt,’ zegt hij.
Caesar rondt de uitzending af en dan is het voorbij. Iedereen lacht en huilt en omhelst elkaar, maar ik weet het pas zeker als ik bij Haymitch ben. ‘Goed?’ fluister ik.
‘Perfect,’ antwoordt hij.
Ik ga terug naar mijn kamer om een paar dingen op te halen en merk dat ik niets heb om mee te nemen behalve de spotgaaienspeld die ik van Madge heb gekregen. Iemand heeft hem na de Spelen teruggebracht naar mijn kamer. We worden in een geblindeerde auto door de straten gereden; de trein staat al op ons te wachten. We hebben nauwelijks tijd om afscheid van Cinna en Portia te nemen, hoewel we hen over een paar maanden weer zullen zien, als we de districten rondgaan om gehuldigd te worden. Dat is de manier van het Capitool om de mensen eraan te herinneren dat de Hongerspelen er op de achtergrond altijd zijn. We zullen een hoop nutteloze medailles krijgen en alle mensen moeten verplicht doen alsof ze ons geweldig vinden.
De trein begint te rijden en we worden ondergedompeld in de nacht tot we de tunnel uit zijn en ik mijn eerste vrije lucht sinds de boete kan inademen. Effie begeleidt ons naar huis en Haymitch natuurlijk ook. We eten een gigantische avondmaaltijd en gaan zwijgend voor de televisie zitten om naar een herhaling van het interview te kijken. Nu het Capitool elke seconde verder weg is, begin ik aan thuis te denken. Aan Prim en mijn moeder. Aan Gale. Ik zeg dat ik even weg ben, trek mijn jurk uit en doe een eenvoudige trui en broek aan. Terwijl ik langzaam en grondig de make-up van mijn gezicht was en mijn haar vlecht, verander ik stukje bij beetje terug in mezelf. Katniss Everdeen. Een meisje dat in de Laag woont. In het bos jaagt. In de As handelt. Ik staar naar mijn spiegelbeeld, terwijl ik mijn best doe om me te herinneren wie ik ben en wie niet. Als ik weer terugga naar de anderen voelt de druk van Peeta's arm om mijn schouders vreemd aan.
Als de trein kort stilstaat om te tanken, mogen we even naar buiten voor wat frisse lucht. We worden niet meer bewaakt. Peeta en ik lopen hand in hand langs het spoor en ik kan niets bedenken om tegen hem te zeggen nu we met z'n tweeën zijn. Hij staat stil om een bos wilde bloemen voor me te plukken. Als hij ze aan me geeft doe ik erg mijn best om blij te kijken. Want hij kan niet weten dat de roze met witte bloemen het loof zijn van wilde uien en me alleen maar doen denken aan alle uren die ik met Gale heb doorgebracht om ze op te graven.
Gale. Bij het idee dat ik over een paar uur Gale weer zal zien, krijg ik buikpijn. Maar waarom? Ik kan het niet goed verwoorden. Ik weet alleen dat ik het gevoel heb dat ik tegen iemand heb gelogen die me vertrouwt. Tegen twee mensen, om precies te zijn. Tot nu toe ben ik ermee weggekomen vanwege de Spelen. Maar thuis zullen er geen Spelen meer zijn om me achter te verschuilen.
‘Wat is er?’ vraagt Peeta.
‘Niks,’ antwoord ik. We lopen door, langs de laatste wagon van de trein, tot waar ik vrij zeker weet dat er geen camera's meer verstopt zitten in het struikgewas langs het spoor. Er komen nog steeds geen woorden.
Haymitch laat me schrikken als hij een hand op mijn rug legt. Zelfs hier, midden in de rimboe, blijft hij zachtjes praten. ‘Goed gedaan, jullie twee. Houd het straks vol in het district tot de camera's weg zijn. Dan moet het goed komen.’ Ik kijk hem na terwijl hij terug naar de trein loopt en ontwijk Peeta's ogen.
‘Wat bedoelt hij?’ vraagt Peeta aan mij.
‘Het gaat om het Capitool. Ze konden onze bessenstunt niet erg waarderen,’ gooi ik eruit.
‘Hè? Waar heb je het over?’ zegt hij.
‘Het kwam te opstandig over. Haymitch heeft me de afgelopen dagen begeleid. Zodat ik het niet nog erger zou maken,’ zeg ik.
‘Begeleid? Mij anders niet,’ zegt Peeta.
‘Hij wist dat jij slim genoeg was om het goed te doen,’ zeg ik.
‘Ik wist niet dat ik iets goed moest doen,’ zegt Peeta. ‘Maar je bedoelt dus eigenlijk dat de afgelopen paar dagen en blijkbaar ook… alles in de arena… dat dat gewoon een strategie was die jullie samen hadden bedacht?’
‘Nee. Ik bedoel, ik kon toch helemaal niet met hem praten in de arena?’ stamel ik.
‘Maar je wist wat hij van je wilde, of niet soms?’ zegt Peeta. Ik bijt op mijn lip. ‘Katniss?’ Hij laat mijn hand los en ik doe een stap opzij, alsof ik uit mijn evenwicht ben gebracht.
‘Het was allemaal voor de Spelen,’ zegt Peeta. ‘Hoe je je gedroeg.’
‘Niet alles,’ zeg ik, terwijl ik me aan mijn bloemen vastklamp.
‘Hoeveel dan wel? Nee, laat ook maar zitten. De echte vraag is denk ik wat er nog van over zal zijn als we thuiskomen,’ zegt hij.
‘Ik weet het niet. Hoe dichter we bij District 12 komen, hoe verwarder ik me voel,’ zeg ik. Hij wacht op verdere uitleg, maar die komt niet.
‘Nou, ik hoor het wel als je eruit bent,’ zegt hij, en de pijn in zijn stem is tastbaar.
Ik weet dat mijn oren het weer doen, want zelfs met het gedreun van de motor op de achtergrond hoor ik elke stap waarmee hij terug naar de trein loopt. Tegen de tijd dat ik ben ingestapt, is Peeta al in zijn coupé verdwenen om te gaan slapen. De volgende ochtend zie ik hem ook niet. Hij komt pas weer tevoorschijn als we District 12 binnenrijden. Hij knikt me met een uitdrukkingsloos gezicht toe.
Ik wil tegen hem zeggen dat hij niet eerlijk is. Dat we vreemden voor elkaar waren. Dat ik heb gedaan wat ik moest doen om te overleven, om ons allebei te laten overleven in de arena. Dat ik niet kan uitleggen hoe het tussen mij en Gale zit omdat ik dat zelf ook niet weet. Dat het geen zin heeft om van mij te houden, omdat ik toch nooit ga trouwen en hij dan alleen maar later een hekel aan me krijgt in plaats van nu meteen. Dat het niet uitmaakt als ik wel van hem houd, omdat ik me het soort liefde dat tot een gezin, tot kinderen leidt, toch nooit zal kunnen permitteren.
Ik wil ook tegen hem zeggen hoe erg ik hem nu al mis. Maar dat zou niet eerlijk zijn van míj.
Dus staan we zwijgend naast elkaar en kijken naar het groezelige stationnetje van District 12 dat om ons heen opdoemt. Door de ramen zie ik dat het perron vol staat met camera's. Iedereen zal onze thuiskomst enthousiast bekijken.
Vanuit mijn ooghoek zie ik dat Peeta zijn hand uitsteekt. Ik kijk hem onzeker aan. ‘Nog één keer? Voor het publiek?’ zegt hij. Zijn stem klinkt niet boos. Hij klinkt hol, wat nog veel erger is. De jongen met het brood ontglipt me nu al.
Ik pak zijn hand vast, heel stevig, zet me schrap voor de camera's, en vrees het moment waarop ik uiteindelijk zal moeten loslaten.
EINDE VAN BOEK ÉÉN