13

 

POSITIEVE EMOTIES EN HET BOUWEN AAN EEN NIEUWE WERELD

 

 

 

 

 

HOE WE MET ELKAAR OMGAAN

 

Het voelde alsof we grote stappen zetten en onze innerlijke wereld verbonden met de grotere problemen van de samenleving. De Dalai Lama leek er ook helemaal in op te gaan maar toen ik het gegons van activiteit buiten de hotelsuite hoorde, wist ik dat we niet veel tijd meer hadden.

‘Heiligheid, u hebt tamelijk uitgebreid gesproken over de kwestie van vertrouwen, dat u in verband bracht met onze gemeenschapszin, dus lijkt het of de cirkel rond is en we weer zijn teruggekeerd bij de kwesties die we in Dharamsala aanroerden toen u erop wees dat een algemeen gebrek aan vertrouwen binnen de gemeenschap leidt tot een vermindering van gemeenschapsbanden, maar het toenemende maatschappelijke isolement leidt ook tot een gebrek aan vertrouwen.

Welnu, in een poging de oorzaken van dit gebrek aan vertrouwen en de verslechterde gemeenschapszin te begrijpen, noemde ik onze in toenemende mate mobiele samenleving als een van de oorzaken, maar u meende dat onze toenemende mobiliteit niet per se hoefde te leiden tot een uitholling van vertrouwen of gebrek aan gemeenschapszin. Zoals u zei, kunnen er veel factoren zijn die dit soort wijdverbreide problemen veroorzaken. Kunt u een onderliggende oorzaak noemen van zowel de uitholling van vertrouwen in onze samenleving als de achteruitgang in ons gevoel van gemeenschapszin of een gemeenschappelijke factor die deze met elkaar in verband brengt?’

Hij dacht even na voordat hij antwoordde. ‘Dit brengt ons in feite terug bij wat we hebben besproken toen we voor het eerst naar deze onderwerpen keken. Dat wil zeggen, beide behoren bij de vraag hoe we met elkaar omgaan, wat de basis is. Gaan we met elkaar om op basis van wat ons onderscheidt of op basis van wat ons bindt?’

‘Heiligheid,’ zei ik behoedzaam, in de hoop dat hij de vraag niet zou onderbrengen in de categorie domme vragen, ‘voor alle duidelijkheid, aangezien u aangeeft dat de basis van een relatie een belangrijke factor is: kunt u in het kort iets meer zeggen over wat volgens u het gebruikelijke onderscheid is waarop mensen in onze samenleving normaal gesproken hun relaties baseren?’

Blijkbaar niet geneigd om dit keer over mijn vraag in discussie te gaan, antwoordde hij: ‘Natuurlijk, er kunnen veel manieren zijn waarop mensen met elkaar omgaan. Ze kunnen met elkaar omgaan op basis van hun familieachtergrond, hun financiële situatie, hun niveau van opleiding, etniciteit, taal enzovoort.

De neiging om met elkaar om te gaan op basis van wat ons onderscheidt, treedt heel erg op de voorgrond in de samenleving van vandaag. Er wordt veel belang aan gehecht en ze lijkt een afspiegeling van onze maatschappelijke waarden, met de nadruk op het verwerven van materiële rijkdom. Mensen lijken helemaal op te gaan in hoeveel ze verdienen, hoeveel ze waard zijn en wat voor maatschappelijke status ze hebben. Ik heb zelfs gehoord dat mensen als je het hun vraagt over het algemeen aarzelen je te vertellen hoeveel geld ze verdienen omdat het wordt gezien als een aanwijzing van hoeveel ze waard zijn en wie ze als mens zijn. Maar een dergelijke benadering heeft één fundamenteel probleem en dat is dat je uiteindelijk omgaat met iemands geld, iemands status of macht in plaats van met de persoon zelf. Je gaat meer met elkaar om op basis van je eigen hoop of verwachtingen, de dingen die je hoopt van hen te krijgen enzovoort. En als er dan een verandering is in de financiële status of positie van die persoon, gaat je relatie daar gelijk mee op.

Dus wanneer je dit als zeer belangrijke factoren beschouwt, de familieachtergrond, de financiële situatie, de maatschappelijke status, het soort werk dat je doet enzovoort, en als je dan het fundamentele mens-zijn als minder belangrijk behandelt, richt dat de focus op onze verschillen en dat schept een gevoel van afstand tussen mensen. Dit,’ zei hij tot slot, ‘maakt vervolgens natuurlijk de weg vrij voor al deze problemen, inclusief gebrek aan vertrouwen.’

‘Weet u, Heiligheid, als ik terugdenk aan onze eerste gesprekken over gemeenschapszin enzovoort, kwam ook ter sprake hoe dat ook de deur opent voor verdelingen van ‘wij’ Tegen ‘zij’ die…’

Omdat hij de richting die ik uitging en de vraag die ik op het punt stond te stellen voorzag, onderbrak de Dalai Lama mij en zei: ‘Ja, maar er is een andere, zeer belangrijke factor die we niet uit het oog moeten verliezen. Die is van het grootste belang. Welnu, zoals we al zeiden, zijn er verschillende niveaus van “gemeenschap” die kunnen worden gevormd op basis van leven in dezelfde buurt, een gemeenschappelijke religie, cultuur, gezamenlijke belangen enzovoort. Maar ergens denk ik dat dit niveau kan worden gezien als je meer richten op externe kenmerken die we met elkaar gemeen hebben. Maar er is ook een dieper, fundamenteler niveau waarop we met elkaar kunnen omgaan, op basis van onze innerlijke kwaliteiten. Dat zijn onze gemeenschappelijke eigenschappen, die we allen als mens met elkaar gemeen hebben, onze fundamentele menselijke eigenschappen.

Dus hier voegen we dit diepere niveau er ook aan toe: je verbinden met anderen op basis van deze gemeenschappelijke, menselijke eigenschappen. Ongeacht welke andere factoren als de basis voor onze gemeenschapszin dienen, ongeacht op welke andere manieren we met anderen omgaan, als we het gevoel van verbinding met anderen kunnen behouden op basis van ons gemeenschappelijke mens-zijn, zal dat voorkomen dat al die problemen de kop opsteken.’

‘Dus, Heiligheid, hier lijkt het erop dat we niet langer alleen spreken over het ontwikkelen van gemeenschapszin, het versterken van gemeenschapsbanden of een gevoel van vertrouwen. Uit wat u zegt, maak ik op dat het vinden van een oplossing voor alle problemen die we hebben besproken – geweld, racisme enzovoort, samen lijkt te vallen met deze fundamentele kwestie van hoe mensen met elkaar omgaan. Uiteindelijk lijkt het een kwestie te zijn van hoe we ons met elkaar verbinden.’

‘Dat klopt, dat klopt!’ bevestigde de Dalai Lama heftig knikkend.

‘Heiligheid, dat roept in feite een vraag op die al bij me speelt sinds die eerste serie gesprekken over het verschuiven van onze visie van “ik” naar “wij”. Ik geloof dat u tijdens die gesprekken ook al kort iets zei over het belang van omgaan met anderen op dit fundamentele menselijke niveau. Maar hoe pak je dat precies aan? Zijn er specifieke technieken of methoden, of meditaties die dit vermogen om op het fundamentele niveau waarover u spreekt met anderen om te gaan, kunnen versterken?’

Terwijl ik deze vraag stelde, keek ik op mijn horloge, besefte dat we nog maar vijf minuten overhadden tot het einde van onze geplande ontmoeting en zette me schrap voor de reactie waarvan ik vrij zeker was dat die zou komen.

De Dalai Lama keek ook op zijn horloge en antwoordde lachend: ‘Howard, dit is een enorme vraag om in vijf minuten te behandelen! Misschien is het beter om te wachten tot we meer tijd hebben.’

 

Tijdens ons gesprek die ochtend stelde de Dalai Lama een zeer belangrijke kwestie aan de orde zoekend naar de gemeenschappelijke oorzaken van zowel de uitholling van vertrouwen als een verminderde gemeenschapszin in de moderne samenleving: meer omgaan met anderen op basis van onze verschillen dan onze overeenkomsten. Hoe kunnen we een gemoedstoestand bereiken waarbij we ons nog steeds goed bewust zijn van onze eigen identiteit, onze eigen integriteit en evengoed ook het vermogen hebben om ons met elkaar te verenigen, bijna alsof we een deel zijn van elkaar? Hoe kunnen we op groepsniveau onze identiteit verruimen, andere groepen opnemen in de groepen die we als ‘wij’ zien?

Hier hebben we de vraag opgeworpen van de mogelijke rol van positieve emoties bij het vinden van oplossingen voor onze maatschappelijke problemen. Nader onderzoek op het gebied van de positieve psychologie en neurowetenschappen heeft aangetoond dat positieve emoties dienen om een manier van omgaan met anderen te bevorderen die meer is gebaseerd op wat ons verbindt dan op wat ons van elkaar onderscheidt! Deze emoties veroorzaken veranderingen in ons denken die leiden tot de neiging onszelf en anderen meer waar te nemen als gelijk aan elkaar. Positieve emoties verruimen vaak de grenzen van onze identiteit en maken van de grenzen meer een doorlaatbaar membraan in plaats van een ondoordringbare muur.

Proefondervindelijk is aangetoond dat positieve emoties een onmiddellijke verschuiving teweegbrengen in onze zienswijze – van ‘ik’ naar ‘wij’! Dit vindt zowel plaats op interpersoonlijk niveau als tussen groepen. Op het interpersoonlijke niveau lieten onderzoekers bijvoorbeeld proefpersonen praten over hun persoonlijke relaties. Na een pauze, waarin zij bij sommigen van de proefpersonen een gelukkige gemoedstoestand opwekten, lieten ze hen verder praten over hun relaties. De onderzoekers ontdekten dat de proefpersonen die zich gelukkiger voelden, meer de woorden ‘wij’ en ‘ons’ gebruikten en minder verwezen naar ‘mij’ en ‘ik’ bij het bespreken van hun relaties!

Soortgelijke effecten zijn aangetroffen op groepsniveau. De weldadige effecten van positieve emoties zijn in dit geval opnieuw toe te schrijven aan enkele van de karakteristieke veranderingen in het denken, geassocieerd met positieve emoties. Een van die veranderingen behelst het zien van dingen op een ‘meer insluitende’ manier, de neiging om te kijken hoe afzonderlijke categorieën kunnen worden gegroepeerd en worden opgenomen in een grotere, allesomvattende categorie. Dit manifesteert zich over het algemeen ook als een verminderde neiging om dingen in categorieën op te delen. Bij een van de experimenten kregen proefpersonen bijvoorbeeld een stapeltje van veertien gekleurde fiches en hun werd gevraagd ze op kleur te sorteren – zij die in een goede stemming verkeerden, verdeelden ze onder in minder categorieën dan zij die in een neutrale of negatieve stemming verkeerden.

Mensen die positieve emoties ervaren, zijn ook geneigd tot een groter gevoel van onderlinge verbondenheid, ze hebben meer oog voor verwantschap en zijn geneigd de normale grenzen van categorieën uit te breiden of te verruimen. Bij een van de experimenten waar het ging om woordassociaties, zagen proefpersonen die positieve emoties ervoeren vaak eerder het verband tussen ‘lift’ en ‘kameel’ – ze herkenden dat het beide voorbeelden zijn van de categorie ‘voertuig’ (daar ze beide mensen vervoeren van de ene plek naar de andere).

Terwijl het categoriseren van gekleurde fiches en het koppelen van woordparen misschien niet zo relevant lijkt voor de maatschappelijke problemen in de wereld van vandaag, blijkt dit in feite een potentieel diepgaande betekenis te hebben – omdat de andere manier van denken die in verband wordt gebracht met een gelukkige gemoedstoestand ook lijkt te worden toegepast op hoe we maatschappelijke categorieën waarnemen. Proefondervindelijk is aangetoond dat iemand in een gelukkige stemming vaak meer insluitend is wanneer hij verschillende maatschappelijke categorieën waarneemt, de onderlinge verbondenheid tussen mensen en groepen gemakkelijker zal zien en geneigd zal zijn zich minder te focussen op de verschillen tussen maatschappelijke groeperingen – minder verschil waar te nemen tussen zijn eigen insidersgroep en andere groepen, evenals minder verschil waar te nemen tussen de andere outsidersgroepen. Met andere woorden, niet alleen zorgt deze manier van denken ervoor dat andere groepen meer gelijk lijken aan onze eigen groep, maar hij zorgt er ook voor dat andere maatschappelijke groeperingen meer overeenkomsten met elkaar lijken te vertonen.

Op praktisch niveau hebben experimenten aangetoond dat het opwekken van positief affect het gemakkelijker maakt om overeenkomsten te zien met leden van andere maatschappelijke groeperingen, een gemeenschappelijke insidersgroepsidentiteit bevordert en vooroordelen en conflicten tussen groepen vermindert. Als tijdens een gezamenlijke activiteit bijvoorbeeld diverse groeperingen vertegenwoordigd zijn, zullen degenen met een positieve stemming eerder bereid zijn ‘zij’ te zien als onderdeel van een meer insluitend, ruimer ‘wij’ en eerder een gemeenschappelijke insidersgroepsidentiteit vinden, en elk van de groepen eerder te zien als een deel van een grotere, allesomvattende groep. Dat zal de variëteit van mensen met wie je kunt werken, vergroten en een grotere mate van samenwerking tussen groeperingen bevorderen.

 

POSITIEVE EMOTIES EN VOOROORDELEN

 

De veranderingen in denken die worden veroorzaakt door positieve emoties leiden tot het soort denken dat ons aanmoedigt leden van andere groeperingen te zien als deel van de categorie ‘mens’ in plaats van als afgescheiden, nauw afgebakende categorieën op basis van ras, volk en maatschappelijke achtergrond. Dat zou kunnen bijdragen tot het verminderen van vooroordelen en de mogelijke negatieve gevolgen van vooroordelen zoals discriminatie, racisme, haat, conflict en geweld. In feite blijkt uit proefondervindelijk bewijs dat mensen met een gelukkigere gemoedstoestand leden van andere groeperingen met minder vooroordelen en haat waarnemen.

Bij een van de experimenten toonden Barbara Fredrickson en collega’s bijvoorbeeld het effect aan van het opwekken van een gelukkige stemming op het verschijnsel van Own Race Bias (ORB)* (* vooringenomenheid ten opzichte van eigen ras – vert).

. ORB is een algemeen bekend en uitgebreid beschreven psychologisch verschijnsel waar al tientallen jaren onderzoek naar wordt gedaan. ORB wil zeggen dat mensen over het algemeen veel beter in staat zijn de gezichten van leden van hun eigen ras te herkennen en er onderscheid tussen te maken dan van andere rassen – eenvoudig uitgedrukt, het syndroom van ‘voor mij lijken ze allemaal op elkaar’. Dit zou te wijten zijn aan de natuurlijke vooringenomenheid tegenover andere rassen waarover we eerder spraken en die ertoe leidt dat mensen informatie anders verwerken wanneer ze naar het gezicht van iemand van hun eigen ras kijken dan wanneer ze het gezicht van iemand van een ander ras zien.

Om de oorsprong van ORB te begrijpen, is het nuttig even te kijken naar wat er in de hersenen gebeurt wanneer we naar gezichten kijken. Het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is voor het herkennen van gezichten wordt het Fusiform Face Area** of FFA genoemd (** spoelvormig gezichtsgebied – vert.). Dit is het gebied in de hersenen dat wordt geactiveerd wanneer we kijken naar de gezichten van leden van ons eigen ras. Onderzoek op het gebied van brain imaging heeft aangetoond dat wanneer we kijken naar gezichten van leden van een ander ras, het FFA opvallend minder wordt geactiveerd. Waarom? Eerder kwam ter sprake hoe onze instinctmatige vooroordelen tegenover outsidersgroepen zoals andere rassen in verband staan met het activeren van het gebied in de hersenen dat de amygdala heet. Het blijkt dat wanneer de amygdala wordt geactiveerd, deze signalen stuurt naar het FFA, waardoor de activiteit van het FFA afneemt, waarmee het vermogen afneemt om unieke gezichtskenmerken te onderscheiden.

In het experiment van Fredrickson toonden de onderzoekers aan een groep blanke proefpersonen foto’s van zowel zwarte als blanke gezichten. Deze proefpersonen vertoonden ORB en toen ze later werden getest, waren ze beter in staat de blanke gezichten die ze eerder hadden gezien te herkennen dan de zwarte gezichten (bij dit experiment bestudeerden ze blanke proefpersonen, maar ORB wordt bij alle rassen aangetroffen). Dit is natuurlijk een automatisch proces dat niet onder bewuste controle staat en proefpersonen hebben over het algemeen niet eens door dat ze ORB vertonen. Maar nadat bij de proefpersonen een positieve stemming was opgewekt, testten ze de proefpersonen opnieuw en ontdekten dat de positieve stemming de vooringenomenheid ten opzichte van het eigen ras wegnam! Hun vermogen om zich blanke gezichten te herinneren bleef hetzelfde, maar hun probleem om zwarte gezichten te herkennen verdween – met andere woorden, de positieve stemming leidde ertoe dat de blanke proefpersonen zwarte gezichten op precies dezelfde manier waarnamen waarop ze gezichten van hun eigen ras waarnamen – in wezen zagen ze ‘hen’ als deel uitmakend van ‘ons’ binnen het kader van dit onderzoek.

Een interessant kenmerk van dit experiment is dat onder normale omstandigheden, als er geen sprake is van ORB, de hersenen geneigd zijn gezichten op ‘holistische’ wijze te herkennen – als een collectief geheel in plaats van als een verzameling onderdelen. Zoals eerder gezegd, is een van de gevolgen van positieve emoties in het algemeen dat ze iemands vermogen om dingen holistischer te zien, meer ‘het grote plaatje’ zien, versterken. Waarschijnlijk speelt dit vermogen om dingen holistischer te zien een rol in de neiging van positieve emoties om ORB te verminderen. Er is geopperd dat wanneer ORB zich voordoet, gezichten van andere rassen niet holistisch worden verwerkt, maar eerder als levenloze objecten dan als gezichten worden verwerkt. Onder die omstandigheden wordt het beeld van het gezicht dat in het geheugen ligt opgeslagen meestal verstoord door iemands stereotiepe ideeën over het andere ras – een zwart gezicht kan bijvoorbeeld worden herinnerd als donkerder van kleur dan het in werkelijkheid is en de gezichtskenmerken worden herinnerd op een manier die dichter de stereotypen benadert. Maar onder invloed van positieve emoties is de kans groter dat een lid van een ander ras wordt gezien als een individu, een complex individu, en minder als een eendimensionaal stereotype, gebaseerd op het ras waartoe hij behoort.

 

POSITIEVE EMOTIES ALS STRATEGIE VOOR MAATSCHAPPELIJKE VERANDERING

 

We hebben een pleidooi gehouden voor het idee van positieve emoties als oplossing voor enkele van de maatschappelijke problemen die we hebben aangegeven. Zoals de Dalai Lama vaak zegt, dienen we veel methoden en oplossingen tot onze beschikking te hebben. Er is geen enkele panacee, geen enkel medicijn voor de ziekten van de samenleving. Maar er is ruim bewijs voorhanden dat het ontwikkelen van positieve emoties een strategie is die rechtstreeks kan bijdragen tot persoonlijk geluk terwijl het tegelijkertijd manieren van denken en handelen creëert waardoor veel van de problemen in de wereld van vandaag zouden verminderen.

Het spreekt vanzelf dat de uitdaging bij het toepassen van deze strategie om maatschappelijke problemen te overwinnen is te ontdekken hoe je op grote schaal positieve emoties kunt opwekken. Tijdens experimenten hebben onderzoekers positieve emoties op tijdelijke basis opgewekt met methoden zoals proefpersonen laten kijken naar verheffende of amusante filmfragmenten, hun een zakje snoep te geven of het zo te regelen dat ze onverwacht geld in een telefooncel vinden. Maar het is van een heel andere orde om het gemiddelde niveau van geluk in een heel land te verhogen. Gelukkig heeft onderzoek aangetoond dat er manieren zijn om een meer blijvende toename van geluk te produceren. De aanpak van de Dalai Lama, die het veranderen van je fundamentele zienswijze inhoudt, is bijvoorbeeld effectief. Zijn methode om hoop en optimisme te vergroten door situaties vanuit een breder perspectief te bekijken, door positieve herwaardering enzovoort, kan veel breder worden toegepast en kan worden gehanteerd om negatieve emoties te verminderen en over het algemeen positievere emoties te ontwikkelen. Er zijn ook andere wetenschappelijk beproefde methoden om positieve emoties te versterken, inclusief meditatie, het beoefenen van dankbaarheid, lichaamsbeweging en dergelijke. Het probleem is dat je mensen niet kunt dwingen hun manier van denken of hun gedrag te veranderen, zelfs als het leidt tot meer geluk voor henzelf en hun familie en als het bijdraagt tot een gelukkigere samenleving, een waarin minder sprake is van vooroordelen, haat, conflicten, geweld enzovoort.

Maar het ontwikkelen van positieve emoties houdt een grote belofte in als ten minste één aanpak van vele die we mede kunnen toepassen om enkele van onze problemen op maatschappelijk of wereldniveau op te lossen, mits er sprake is van een gezamenlijke inspanning, zoals de Dalai Lama altijd aanbeveelt, om mensen via de media enzovoort te scholen in de voordelen van positieve emoties en de praktische strategieën om een gelukkigere gemoedstoestand te bereiken. Deze aanpak om onze maatschappelijke problemen te overwinnen, zou mogelijk veel sneller en effectiever kunnen zijn dan het instellen van andere vormen van scholing, zoals bewustzijnsprogramma’s die zijn bedoeld om vooroordelen, racisme of geweld te verminderen. Een van de redenen is bijvoorbeeld dat het veel gemakkelijker lijkt om leden van de samenleving ervan te overtuigen iets te doen wat leidt tot hun eigen geluk en welzijn dan hen ervan te overtuigen een programma toe te passen om diverse maatschappelijke problemen te verminderen.

Ten tweede leidt het ontwikkelen van geluk en positieve emoties tot een specifiek ‘neveneffect’, waardoor het ideaal is om een maatschappelijke verandering tot stand te brengen en te bouwen aan een betere wereld. Onderzoek heeft aangetoond dat het vergroten van geluk en positieve emoties ertoe leiden dat mensen altruïstischer en menslievender worden en eerder bereid zijn zich open te stellen voor anderen en anderen te helpen. Zoals met andere kenmerken van positieve emoties zou dit sneller een maatschappelijke verandering tot stand kunnen brengen dan wanneer we proberen één maatschappelijk probleem per keer aan te pakken en daarbij te vertrouwen op methoden om het gedrag van slechts één lid van die samenleving tegelijkertijd te veranderen.

Een ander voordeel zit in het feit dat het ontwikkelen van positieve emoties automatisch leidt tot veranderingen in denken en gedrag en daarmee tot groter geluk. In tegenstelling tot andere vormen van scholing of bewustzijnsprogramma’s zouden deze veranderingen, die teweeg worden gebracht door het koesteren van positieve gevoelens, vaart krijgen en aanzwellen tot een zelfs nog groter effect.

Bovendien zijn positieve emoties besmettelijk. Hoewel sommigen misschien verwoede pogingen moeten doen om hun fundamentele zienswijze te veranderen en hun positieve emoties of dagelijks geluk te vergroten, kan het niveau van geluk van anderen in bepaalde mate worden verhoogd louter door contact met gelukkige mensen.

Tijdens een van onze gesprekken zei de Dalai Lama: ‘Het creëren van een vreedzamere en gelukkigere samenleving moet beginnen vanaf het niveau van het individu en van daaruit kan het zich uitbreiden naar je familie, de buurt waar je woont, de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt enzovoort.’

Deze woorden krijgen zelfs nog meer betekenis in het licht van enkele verbijsterende nieuwe onderzoeken naar de aanstekelijke aard van gevoelens. Deze tonen aan dat iemands geluk zich letterlijk kan uitbreiden naar je familie, de buurt waarin je woont, de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt enzovoort.’

Deze aanstekelijke aard van emoties is al een tijdje bekend en is gebaseerd op onderzoek dat aantoont dat wanneer we er getuige van zijn hoe anderen bepaalde emoties uitdrukken, wij geneigd zijn die zelf te ervaren. Bij het onderzoeken van de hersenmechanismen die verantwoordelijk zijn voor dit verschijnsel, zijn neurowetenschappers tot de conclusie gekomen dat hierbij ‘spiegelneuronen’ betrokken kunnen zijn. Een spiegelneuron is een hersencel die zowel ontvlamt wanneer hij een actie uitvoert als wanneer hij diezelfde actie waarneemt terwijl iemand anders haar uitvoert. Men veronderstelt dat ze ons kunnen helpen ons af te stemmen op of te resoneren met de emotionele toestand van anderen en dat ze een rol bij empathie kunnen spelen.

In een verbijsterend onderzoek dat in januari 2009 verscheen in de British Medical Journal, hebben onderzoekers van de universiteit van Californië-San Diego en Harvard ontdekt dat de aanstekelijke aard van geluk veel diepgaander, uitgebreider en van langere duur is dan we ons ooit konden voorstellen en dat het zich als een virus in sociale netwerken verspreidt. Ze ontdekten dat als iemand gelukkige mensen in zijn netwerk heeft, daarmee de kans dat die persoon zelf gelukkig is ingrijpend toeneemt.

Als jij gelukkig wordt, vergroot je daarmee de kans dat je buurman gelukkig is met 34 procent en de kans dat je vriend of vriendin gelukkig is met 25 procent als die vriend binnen een straal van anderhalve kilometer bij jou vandaan woont! Ze ontdekten dat de mate van het aanstekelijke effect afhangt van het soort relatie en ook van de geografische afstand van de ander. Maar gemiddeld melden de auteurs dat elke gelukkige persoon in je sociale netwerk jouw eigen kans op gelukkig zijn met 9 procent verhoogt. Het werkt twee kanten op: gelukkige familieleden of vrienden in je sociale netwerk vergroten de kans op gelukkig zijn ook. De onderzoekers ontdekten het opmerkelijke feit dat geluk zich in iemands sociale netwerk tot in de derde graad verspreidt. Jouw geluk kan niet alleen invloed uitoefenen op je vriend maar ook op een vriend van je vriend en zelfs een vriend van een vriend van je vriend – iemand die je misschien nooit zult ontmoeten of over wie je nooit iets zult horen. Afgezien van het grotere bereik van dit overdraagbare effect is de duurzaamheid van het effect veel sterker dan eerder was ingeschat. In feite zeggen de onderzoekers dat de effecten van het geluk dat je van iemand anders overneemt tot een jaar lang kunnen nawerken! Terwijl geluk en positieve emoties zich door sociale netwerken, gemeenschappen en samenlevingen verspreiden, zullen de maatschappelijke voordelen zich ook verspreiden en samen met de persoonlijke voordelen postvatten in een samenleving.

De rol van geluk en positieve emoties bij het bevorderen van maatschappelijke veranderingen en het werken aan een betere wereld gaat verder dan de kwesties die we hier hebben besproken. Ronald Inglehart, professor aan het Center for Political Studies aan de universiteit van Michigan, heeft bijvoorbeeld onderzoek gedaan waaruit blijkt dat een toename van het gemiddelde niveau van geluk onder de bevolking van een land zal leiden tot een toename van vrijheid en democratie in dat land. Dus het lijkt wel of de voordelen van geluk en positieve emoties ongeëvenaard zijn. In plaats van het nastreven van groter persoonlijk geluk te zien als een egocentrische, genotzuchtige luxe, is er iets voor te zeggen dat als je echt begaan bent met het welzijn van anderen en het creëren van een betere wereld, het je plicht is om gelukkig te zijn, of te doen wat je kunt om gelukkiger te worden.

 

POSITIEVE EMOTIES, DE HERSENEN EN HOOP VOOR DE TOEKOMST

 

Tot slot, wanneer we de ernstige problemen onderzoeken waarvoor de wereld van vandaag zich geplaatst ziet, kunnen we de bron van al die maatschappelijke problemen terugvoeren tot het menselijke hart en de menselijke geest. En in een poging ons vermogen om al die problemen te overwinnen vast te stellen, tenminste vanuit wetenschappelijk oogpunt, is het belangrijk te kijken naar de biologische voedingsbodem van onze menselijke emoties en manieren van denken: de hersenen. Die zijn het orgaan dat ertoe leidt dat we al dat veronderstelde onderscheid en die veronderstelde verschillen tussen mensen waarnemen en het orgaan dat verantwoordelijk is voor het creëren van de vijandige, angstige of agressieve emoties die ons brengen tot gewelddadig, wreed en stom gedrag waarin we proberen elkaar kwaad te doen.

Eerder kwam ter sprake hoe de menselijke hersenen zich vooral tijdens het pleistoceen ontwikkelden en vandaar ongeveer 100.000 jaar geleden hun huidige anatomische structuur bereikten. Ze waren toegesneden op de dagelijkse problemen waarmee onze verre voorouders te maken hadden. De Dalai Lama wees er echter op dat de moderne wereld enorm verschilt van de wereld die werd bewoond door onze verre voorouders. Wanneer we dus reageren op manieren die ons ooit hielpen ons aan te passen en die toen behulpzaam waren, zou dat in deze tijd mogelijk tot onze eigen vernietiging kunnen leiden. Terwijl die impulsen de vroege mens misschien beschermden tegen werkelijk levensbedreigende gevaren, reageren we vaak op dezelfde manier op dreiging die is gebaseerd op inbeelding of mentale projectie.

Je zou je kunnen afvragen of we, als de moderne mens gewoon rondloopt met de hersenen van een holbewoner in zijn eenentwintigste-eeuwse schedel, hersenen met een datum die al 100.000 jaar geleden verstreken is, niet verdoemd zijn. Per slot van rekening hebben we met het technologische vermogen om alle leven op aarde volledig te vernietigen echt de luxe om de komende honderdduizend of miljoen jaar te gaan zitten dammen totdat evolutionaire krachten ons kunnen inhalen en onze hersenen aanpassen aan moderne omstandigheden.

Gelukkig zijn we níét verdoemd. Onze hersenen hebben misschien de hardware die is aangepast aan de problemen van de ogenschijnlijk eindeloze periode van samenlevingen bestaande uit jagers en verzamelaars, maar onze hersenen beschikken ook over onmetelijke hulpbronnen, hulpbronnen die kunnen worden gebruikt om onze gebruikelijke manieren van denken en reageren op de wereld om ons heen te wijzigen en opnieuw vorm te geven. In feite hebben we vrijwel onbeperkte, onaangeboorde hulpbronnen tot onze beschikking. Zelfs al hebben we hardware in de hersenen om te reageren op basis van eerdere programmering, en zelfs hardware die is aangelegd tijdens een primitievere tijd die ons aanspoorde op bepaalde manieren te handelen, zijn we niet gedwongen dat te doen. Ja, we beschikken over het vermogen tot woede, haat, vooroordelen en overdreven angsten, maar we beschikken ook over het vermogen tot vriendelijkheid, mededogen, verdraagzaamheid en altruïsme. Ja, we hebben de primitievere emoties in het limbische systeem, maar we hebben ook de geavanceerdere neocortex met zijn vermogen tot logisch en kritisch denken, creativiteit en hogere hersenfuncties. En we hebben de keuze welke reacties we ontwikkelen en versterken.

Elk moment van ons leven worden als reactie op nieuw leren, nieuwe ervaringen bijvoorbeeld nieuwe verbindingen – synapsen – gevormd tussen onze zenuwcellen. In feite worden er elke seconde van ons leven een miljoen nieuwe verbindingen gevormd! We hebben het vermogen om nieuwe circuits te ontwikkelen, nieuwe verbindingen aan te leggen tussen zenuwvezels in de hersenen en nieuwe zenuwbanen te vormen die de structuur en functie van de hersenen opnieuw vorm kunnen geven. Dit verbazingwekkende vermogen van de hersenen wordt ‘hersenplasticiteit’ genoemd en een toenemend inzicht in hersenplasticiteit heeft ons doen inzien dat de hersenen niet een onherroepelijk vaststaand orgaan zijn – dus we kunnen ze opnieuw programmeren, zodat we anders op situaties kunnen reageren, onze geest zelfs kan worden getraind om dingen op een andere manier waar te nemen.

Het zijn deze kenmerken van de hersenen die ons in staat zullen stellen nieuwe geweldloze manieren te vinden om geschillen op te lossen, nieuwe manieren van interactie met onze medemensen; het is dit vermogen dat verantwoordelijk is voor het uitgangspunt van de serie De kunst van het geluk: het feit dat we onze geest kunnen trainen om gelukkig, oprecht gelukkig, vriendelijker en meedogender te zijn.

Het enige wat we nu nodig hebben is de wil en een beetje oefenen. Vanuit het perspectief van de neurale uitrusting die we allemaal bij onze geboorte hebben meegekregen, bevindt de weg naar een vreedzamere, geweldloze wereld – een wereld waarin mensen meer innerlijk persoonlijk geluk en uiterlijk maatschappelijk geluk ervaren – zich in ons. Dus dat is een reden tot optimisme, zelfs feest. De visie die de Dalai Lama heeft van een wereld die door vriendelijkheid in plaats van wreedheid wordt overheerst, waar onze menselijke conflicten hoofdzakelijk worden opgelost door dialoog in plaats van geweld, is een zeer reële mogelijkheid.