HOOFDSTUK 10

 

 

 

Ze had nooit geweten dat ze zo zou genieten van de aanwezigheid van een kind. Elizabeth vond het niet erg dat Jeremy voor een verslag naar Wellington moest vliegen, maar ze vond het naar dat Roddy vrij onverschillig bleef onder het feit dat hij zijn vader een poosje niet zou zien.

Maar hij vertelde opgetogen over wat ze samen allemaal deden, en ze voelde dat, welke tekortkomingen Jeremy ook mocht hebben, hij een goede vader was. Daarom zou hij het ook niet erg vinden dat Roddy hem niet miste. Hij zou juist blij zijn dat de jongen het zo naar zijn zin had.

‘Het doet hem geweldig goed bij jou, meisje. Dat weet ik zeker. Het betekent heel veel voor me,’ zei Jeremy voor hij de telefoon neerlegde.

Ook haar vriendin Sarah Middleton vond Roderick een leuke jongen. Haar verloofde was vlak voor hun huwelijk omgekomen bij een auto-ongeluk. ‘Ik ben daar nu wel overheen maar als ik zo’n jongen zie besef ik wat ik heb gemist.’

Ze zaten buiten op een oude tuinbank en keken uit over het blauwe water van de haven.

‘Hij lijkt erg op zijn vader,’ ging Sarah verder.

Zonder na te denken antwoordde Elizabeth: ‘Ja, maar hij is eerlijker en gebruikt niet zijn charmes om zijn zin te krijgen, dat werkt verfrissend.’

Sarah keek haar scherp aan en wendde haar blik af.

‘Elizabeth, daar heb ik nog nooit iets van gemerkt,’ zei ze tenslotte. ‘Ongetwijfeld had hij enige jaren geleden een soort reputatie, althans volgens Millie, maar op de ‘Argus’ gedraagt hij zich niet zo. Hij zegt nooit iets verkeerds tegen de meisjes en hij zit ook niet achter ze aan. Je hebt waarschijnlijk niet lang genoeg met hem samengewerkt om daarover te kunnen oordelen. Misschien is hij serieuzer geworden toen hij een kind moest grootbrengen.’

Elizabeth plukte een grassprietje en speelde er afwezig mee.

‘Het is dus waar dat hij in Lothario een vrolijke vogel was? Liep zijn huwelijk daarom stuk?’ vroeg ze onverschillig.

‘Ja,’ Sarahs stem klonk aarzelend. ‘Het is jammer dat dat verhaal hem blijft achtervolgen. Ik geloof dat hij er genoeg voor heeft geboet.’ ‘Ik heb het hele verhaal nooit gehoord,’ zei Elizabeth. ‘Wat is er eigenlijk gebeurd? Ik weet alleen dat hij gescheiden is en dat zijn vrouw is omgekomen bij een treinongeluk.’

Ze zei niet dat ze zelf bij dat ongeluk aanwezig was geweest. ‘Millicent was er vol van.' Ze ontmoette iemand uit het noorden die ze had gekend,’ zei Sarah. ‘Het waren zusters, tweelingen en erg knap’ - dat had Elizabeth haar ook kunnen vertellen - ‘en er waren twee neven. Jeremy Ffoulkes was er een van. Ze brachten gewoonlijk hun vakanties daar door. Ze werden verliefd op de twee zusters en Millicent vertelde dat Mr. Ffoulkes niet wist van welke zuster hij eigenlijk hield... dat lijkt me ook moeilijk met een identieke tweeling. Hij is met de een getrouwd en later met de ander weggelopen. Die andere was met zijn neef getrouwd. Er werden dus vier levens verwoest. Ik weet niet wat er met die neef is gebeurd of met de andere helft van de tweeling.’

Haar woorden drongen niet goed door tot Elizabeth. En ze wist dat de pijn pas later zou komen, een pijn die heviger zou zijn dan ooit. Toch moest ze Sarah een antwoord geven. ‘Ik weet ook niet waar die andere zuster is maar ik heb Mr. Ffoulkes tegen de smid horen zeggen dat zijn neef dood was.’

‘Ik heb altijd gedacht: had ik dit roddelverhaal maar nooit gehoord,’ merkte Sarah op. ‘Ik vind hem het type niet om zoiets te doen. Maar je vroeg me er zelf naar. Heeft hij je nooit iets verteld?’

Elizabeth schudde haar hoofd. ‘Maar iemand met zo’n verleden doet dat niet zo makkelijk, lijkt me.’

‘Maar hij is toch veranderd?’ zei Sarah langzaam.

‘Waarom?’

‘Heb je de krant dan niet gelezen, Elizabeth. Je haalt zijn stukken er toch zo tussenuit.’

Elizabeth knikte.

‘Die stukken kunnen niet zijn geschreven door een man die zijn normen niet kent. Hij schrijft nooit iets waar hij het niet mee eens is en al verschillende keren heeft hij geweigerd sensatierommel op te nemen.’

‘Het zou ook kunnen zijn dat hij niet meer in de publiciteit wil komen vanwege zijn verleden,’ zei Elizabeth.

‘Mmm. Dat kan zijn maar wat hij ook is of geweest is, ik vind het nu een fijn mens.’ Elizabeth gaf geen antwoord en Sarah keek haar aan. ‘Elizabeth, ik ben een stuk ouder dan jij en hij. Ik vind dat je niet teveel bij zijn verleden moet stilstaan. Neem hem zoals het leven hem heeft gemaakt.’

‘Ik weet het niet, Sarah. Ik ben niet zeker van mijn eigen gevoelens. Maar dit gesprek heeft me geholpen. En zeg er niets over op de ‘Argus’, je weet hoe ze daar roddelen.’

‘Ik ken Millicent Dorset en daarom zwijg ik als het graf.’ Ze zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Maar onze redacteur windt er geen doekjes om. Hij heeft al aan verscheidene mensen verteld dat jij voor zijn zoon zorgt.’

‘Daar was ik al bang voor. Maar meer is er ook niet, Sarah. Het gips is al van zijn been en het zal niet lang meer duren voor hij helemaal beter is. Het is jammer dat Jeremy zo weinig vrienden heeft in Christchurch, want als Meriel Anderson het niet zo druk had gehad met haar werk, was Jeremy wel naar haar toe gegaan voor hulp.’

‘Misschien.’ Sarahs stem klonk kort en ongelovig.

 

Elizabeth probeerde de dingen op hun juiste waarde te schatten, wat betekende dat ze Jeremy moest zien als de vader van Roddy en niet als een eventuele echtgenoot. Ze was blij dat hij weg was omdat het een grote verrassing voor hem zou zijn als hij zou merken dat zijn zoon al zo’n stuk beter was.

Jeremy belde dinsdagavond op om te vertellen dat hij terug was en dat hij zaterdag langs wilde komen. Ze besefte dat hij het erg druk had gehad en die gedachte deed haar pijn. Ze was blij dat Roddy zoveel tijd van haar in beslag nam.

 

Vrijdags, net voor de lunch, stond Jeremy voor hun neus. Elizabeth en Roddy waren in de tuin bezig met het bestuderen van insekten.

‘Hallo,’ begroette hij hen.

Zijn ogen zagen meteen dat zijn zoon er gezond en bruin uitzag en dat zijn zelfvertrouwen groter was dan ooit tevoren.

‘Ik hoop niet dat Elizabeth het gevoel krijgt dat we nu binnen moeten eten, papa,’ merkte Roderick op. ‘We waren van plan buiten te gaan eten.’

‘Rod, je vader is geen spelbreker,’ zei Elizabeth bestraffend. ‘Hij vindt buiten eten heerlijk, nietwaar, Jeremy?’

Jeremy’s ogen namen het plaatje voor hem in zich op. Elizabeth in haar blauwgestreepte jurk tegen de oude muur, de bloeiende bomen op de achtergrond tegen een strak blauwe lucht. Onder hen staken de watervogels scherp af tegen het heldere water van de haven.

‘Het lijkt me een geweldig idee,’ zei Jeremy.

‘En vindt u het ook niet erg om met uw vingers te eten, pap? We hebben geen messen en vorken.’

Jeremy lachte. ‘Jullie willen weten of de patates frites lekkerder smaken uit een krant...’

Dat was de Jeremy die ze kende en graag mocht, dacht Elizabeth. ‘Zo erg is het nu ook weer niet,’ haastte Elizabeth zich te zeggen. ‘We hebben pasteitjes meegenomen en gaan aardappels poffen. Ik heb een vuurtje aangelegd op de heuvel. Maar we hebben lepels meegenomen, hè Roddy? Kon je zomaar vroeg weg, Jeremy?’

‘Ja, ik heb gisteravond lang gewerkt. Ik moet zaterdagmiddag ook aan het werk en dat betekent dat ik niet voor de avond hier kan zijn.’

‘Ik hoop dat jullie niet steeds over het werk gaan praten nu u hier bent, papa,’ zei Roderick bezorgd.

Jeremy keek zijn zoon vol verbazing aan. ‘Ben je niet een beetje brutaal? Je hebt Elizabeth de hele week voor jezelf gehad.’ Roderick deed net alsof hij zich schaamde.

‘Roddy is groot genoeg om met ons mee te praten,’ zei Elizabeth sussend. ‘Ik kan me nog goed herinneren hoe naar ik het vond als volwassenen met elkaar zaten te praten en net deden alsof ik niet bestond. Bovendien hebben we je veel te vertellen, Jeremy.’

‘Ja, papa, moet je eens kijken.’ Roderick stond op en liep een eindje, bijna zonder te hinken. ‘Ik ben naar de smidse geweest en naar de school. En we zijn ook naar de pastorie geweest, daar hebben ze ponies. O, ja, Innis en Elizabeth en ik zijn ook nog naar Blowhole Beach gegaan waar zeemeeuwen zaten te broeden.’

‘Blowhole Beach. Hoe kwamen jullie daar?’

‘Over de muur, Jeremy,’ zei Elizabeth. ‘Kijk maar achter je. Zijn kop komt net over de rand, dat is onze Fifi.’

Hij zag een ezel met lichtgrijze manen nieuwsgierig naar hem kijken. Hij stond op en streek het dier over zijn kop. ‘Een van Aarons ezels?’ raadde hij.

‘Hoe weet u dat, pap?’

‘Ik weet nog hoe hij ze fokte toen ik klein was.’

Het leek Elizabeth of er een wolk voor de zon gleed.

‘Ik ga eens kijken of de pasteitjes al heet zijn. Gelukkig heb ik er genoeg gemaakt.'

Jeremy vroeg aan zijn zoon: ‘Eet tante Louisa mee?’

‘Nee, ze is met de bus naar de stad.’

Elizabeth had de pasteitjes uitgestald. ‘We hebben het grootste gedeelte van de tijd buiten doorgebracht. Het was voor mij net zo goed als voor Roddy. Ik heb zo lang binnen gezeten doordat m’n boek af moest. Het is nu gecorrigeerd en Roddy begreep best dat ik af en toe aan het werk moest. Wil je het brood en de boter even op de schaal leggen? En de gepofte aardappelen moeten nu ook uit de hete as.’

Ze deden de aardappelen in papier, zodat ze hun handen niet konden branden. Ze smaakten verrukkelijk met boter en een beetje zout. De gezonde zeelucht had hen eetlust gegeven en ze aten voor tien.

‘Een vrouw die zulke pasteitjes kan maken is goud waard,’ zei Jeremy ernstig. Elizabeth gloeide van plezier en sloeg haastig haar ogen neer. Ze zette de stretcher uit en Jeremy ging er ontspannen op liggen terwijl hij zijn thee dronk.

Roderick moest ’s middags nog rusten en nadat ze daar voor had gezorgd ging ze terug naar Jeremy, die met zijn handen onder zijn hoofd lui achterover lag. ‘Ik weet hoe je een dag vrij hebt kunnen maken, je hebt natuurlijk de halve nacht gewerkt.’

Hij grinnikte. ‘Ik ben helemaal niet naar bed geweest maar het is de moeite waard.’

‘Je kunt een paar uur gaan slapen. Het zal je goed doen.’

‘Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt. Ik heb nu de kans je voor mezelf te hebben. Roddy zal straks wel naar het strand willen.’

Ze ging naast hem zitten en glimlachte. Voordat hij het wist zou hij in slaap vallen bij deze warmte, wist ze. Om hen heen zoemden de insekten en er hing een geur van bloemen in de lucht. Jeremy vertelde van zijn reis naar Wellington en gaapte weer. Toen Elizabeth weer naar hem keek, sliep hij vast.

Ze stond op en legde een deken over hem heen. In zijn slaap zag hij er jonger uit maar dat was met de meeste mensen zo, dacht ze bij zichzelf.

De zon stond nog hoog aan de hemel toen hij wakker werd. Hij kwam naar haar toe en riep uit: ‘Anderhalf uur van mijn dag weg!’

‘Anderhalf uur slapen wat je vannacht hebt gemist. Dan kom je nog zes uur tekort.’

Ze dronken thuis thee. Daarna zetten ze Roderick op de ezel en ze leidden hem voorzichtig naar het strand. Deze dag werd gekenmerkt door de kleine vreugden van het leven. Een ideaal soort dag waarop niets bijzonders gebeurde, maar wel een dag die je je hele leven zou herinneren. Ze zou zich bijna kunnen indenken dat het leven altijd zo zou kunnen zijn. Maar hoe zou ze zich voelen als hij eens laat thuis kwam? Zou ze niet altijd bang zijn dat hij een betoverende vrouw zou tegenkomen?

Ze lieten de ezel los. Louisa zou gauw thuiskomen en ze moesten voor een pot verse thee zorgen.

‘Blijf je vannacht, papa?’

‘Nee, ik zou graag willen maar ik heb een vergadering. Ik heb de laatste keer ook al af gezegd en dat kan ik niet nog eens doen.’

‘Vanavond gaan tante Louisa en ik domino spelen. Elizabeth gaat met de dokter op bezoek bij de dominee.’

Jeremy’s ogen ontmoetten die van Elizabeth. ‘Vragen de mensen jullie al samen?’

Roddy was met zijn nieuwe schelpen de kamer uitgelopen. ‘Ik zie niet in waarom ze dat niet zouden doen,’ merkte Elizabeth op.

‘Daar heb je gelijk in, maar ik vind het jammer voor Innis.’

‘Voor Innis?’ Ze was stomverbaasd.

‘Heb je dat dan niet gemerkt. Ze is stapel verliefd op hem.’

‘Hoe kun jij dat nou weten? Je hebt haar maar één keer gezien.’ ‘Twee keer. Ik heb gisteren met haar geluncht.’ Hij lachte. ‘Ha, ik zie een spoortje van jaloezie, geloof ik.’

‘Dat is niet waar, ik ben alleen maar verbaasd.’

‘Maak je maar niet ongerust, hoor lieverd. We hebben elkaar toevallig ontmoet. Maar ik vond het erg leuk.’ Zijn plagende toon was weer terug.

‘Maar hoe kom je er bij dat ze gek is op Andrew?’

‘Ze is niet gek op hem. Ze houdt van hem. Hij is haar hele leven.’ ‘Dat heeft Innis je niet verteld. Ze is een erg koel en gereserveerd meisje.’

‘Je weet dat dat niet waar is, Elizabeth.’ Jeremy legde zijn hand onder haar kin. ‘Waar blijft het inzicht van mijn schrijfster? Er brandt een hevig vuur in dat meisje en dat komt alleen maar omdat Andrew haar gewoon niet ziét. Hij ziet Innis als verpleegster, meer niet. Ze heeft het me niet verteld, maar je kunt het horen aan de toon waarop ze over hem praat.’

Louisa begroette Jeremy hartelijk en Innis kwam na de thee Roderick masseren. Tegen die tijd was Andrew er ook.

Elizabeth, die zich door de woorden van Jeremy niet op haar gemak voelde, merkte dat hij haar spottend aankeek. Andrew was zich niet bewust van hun gedachten en hij scheen tevreden te zijn over de toestand van Roddy’s been.

‘Ik weet dat ik vroeg ben,’ zei hij, ‘maar de hoofdzuster heeft me opgebeld dat Mrs. Martin vanavond wordt opgenomen. Het is haar eerste baby en dat kan dus wel even duren, maar je weet nooit. Ik heb Miranda opgebeld en die stelde voor dat we iets vroeger kwamen. Het maakte hen niets uit. Als je klaar bent, Elizabeth, kunnen we nu dadelijk gaan.’

Hij wendde zich tot Innis. ‘Heb je vanavond vrij, zuster? Betekent dat, dat ik het met de hoofdzuster moet doen?’

‘Dat is zo,’ zei Innis terughoudend.

'Wanneer ben je volgende week vrij, Innis?’ vroeg Jeremy. ‘Maandag, en dan ga ik naar de stad, Jeremy.’

Elizabeth was verbaasd, maar ze begreep dat Jeremy het type man was dat vrouwen altijd bij hun voornaam noemde. Daar hoefde ze zich niet over te verbazen. Ze had echter niet gedacht dat Innis hem zo snel bij zijn voornaam zou noemen.

‘Heb je zin om met me te lunchen?’ ging Jeremy verder. ‘Dezelfde plek, dezelfde tijd?’

Andrew draaide zich abrupt om bij zijn woorden maar richtte zijn aandacht weer snel op de knie van Roderick.

Innis’ stem klonk normaal toen ze antwoordde: ‘Het lijkt me heerlijk. Ik zie je wel in de lounge.’

Elizabeth glipte de kamer uit om zich te verkleden. Voor ze de kamer uit was, merkte Jeremy op: ‘Ik breng Roderick wel naar bed nu je zo vroeg weg moet. Innis helpt me wel.’

‘Kom je me nog welterusten zeggen, Elizabeth?’ vroeg Roddy. En tegen tante Louisa zei hij: ‘Vergeet u de dominostenen niet mee te brengen?’

Toen ze hem welterusten ging wensen, zat hij rechtop in bed met zijn Meccanodoos en Jeremy hielp hem met het begin van een nieuw model.

‘Ik geloof dat je het verder zelf wel kunt, knul.’

Elizabeth gaf Roddy een nachtzoen en zei: ‘Ik zal de schelpen meenemen voor Peter en de postzegels aan Mandy geven.’

Jeremy liep met haar mee naar de hal. ‘Je hoeft niet jaloers te zijn op Innis, maar het wordt tijd dat Andrew beseft dat ze meer is dan een gesteven uniform.’

‘Ik ben niét jaloers, Jeremy Ffoulkes. Er zijn ogenblikken dat ik je kan vermoorden!’

‘Dat weet ik. Heb je dat gevoel met Andrew ook weleens gehad? Nee, natuurlijk niet. Hij laat je hart helemaal niet sneller kloppen, hè?’

‘En daar ben ik blij om. Jij laat mijn bloeddruk stijgen.’ Hij gaf geen antwoord en ze vervolgde: ‘Ik vind de manier waarop je over Andrew praat ook niet prettig.’

Zijn toon veranderde onmiddelijk: ‘Als je het echt wilt weten, ik ben jaloers op hem. Niet vanwege jou maar hij kan iedere vrouw een onbezoedeld leven aanbieden. Een leven zonder spijt en geleden ellende.’

Ze hoorden Roddy roepen. Jeremy hield zijn hoofd schuin en zei: ‘Ja, Roderick, wat is er? O ja, dat pakje, ik zal het halen. Het spijt me dat ik het je niet eerder heb gezegd. Er was een pakje uit Australië, van zijn tante.’

‘Je zuster?’

‘Nee, van de andere kant. Zijn tante Lenore.’

Elizabeth slikte. Lenore. Dan was Rodericks moeder Sybil geweest. Jeremy was dus met Lenore weggelopen - zijn verleden stond weer als een muur tussen hen in.

‘Ze heeft een triest leven gehad. Ze is nu weduwe, een fijn mens. Ze is erg gek op Roddy. Ik heb haar nog gesproken toen ik naar Singapore ging. Ze vertelde me dat ze hem een boek zou sturen over Australische vogels. Bovendien komt ze gauw op bezoek. Je zult haar wel ontmoeten als Roddy nog steeds hier is. Haar tante woont in Governor’s Bay, dat is al een oude dame.’

Elizabeth knikte. Ze moest iets zeggen. ‘Wat doet ze in Sydney?’

‘Modetekenen. Ze ziet er geweldig uit en is uitstekend geschikt voor haar werk. Ja, Roddy, ik kom eraan.’ Hij aarzelde. ‘Elizabeth moest je die jurk nou aantrekken om met Andrew uit te gaan? Dat is mijn lievelingsjurk.’

Het was de fluwelen jurk met het bontrandje langs de halsopening, die ze op hun eerste avond uit had gedragen.

Elizabeth deed alsof ze zijn vraag niet had gehoord en liep terug naar de woonkamer. Jeremy hoefde niet te weten dat Sarah haar het verhaal had verteld. Er viél nergens over te praten.

Ze voelde zich slecht op haar gemak nu Jeremy haar over Innis had verteld en het leek wel of de ander dit ook voelde.

Elizabeth was blij toen ze weg kon. De ontmoetingen met Jeremy maakten haar doodmoe. Andrew was veel rustiger gezelschap, beter als je er een heel leven mee moest doen.

‘Ben je niet met de auto?’ vroeg ze terwijl ze naar buiten liepen.

Hij grinnikte. ‘Ik heb me bedacht dat ik beter wat meer beweging kon nemen. De zuster had gelijk, ik werd te lui. Ik wist niet dat Jeremy Ffoulkes op zo’n goede voet stond met zuster Murchison. Ik dacht dat ze nogal stijfjes was.’

Elizabeth keek hem zijdelings aan en zei langs haar neus weg: ‘Jeremy zegt dat er onder haar gereserveerdheid een heet vuurtje brandt.’

Andrew verstijfde. ‘Wat zeg je? Hoe is die Jeremy Ffoulkes eigenlijk? Ik heb weleens gehoord dat zijn neef niet zo’n beste was. Is hij ook zo?’

Elizabeth begreep niet waarom ze hem het volgende antwoordde: ‘O, dat geloof ik niet. Jeremy is niet kwaad. Het is alleen maar zijn manier van doen, hij houdt niet van gewichtig doen.’ Ze kon Andrew toch moeilijk zeggen dat het niet zijn neef was, maar Jeremy.

‘Ik geloof niet dat Innis ooit iemand als hij heeft gekend, ze is erg rustig,’ hield Andrew vol.

‘Andrew, ik ken Innis heel wat beter dan jij, en ze zal heus niet in zeven sloten tegelijk lopen. Als ze voor de eerste de beste mooie man was gevallen, zou ze allang getrouwd zijn geweest,’ zei Elizabeth vriendelijk, ‘daar is ze trouwens mooi genoeg voor.’

Het was een plezierige avond. Maar het zat haar dwars dat de mensen een verkeerde voorstelling van zaken kregen nu ze samen met Andrew op bezoek ging.

Het was duidelijk wat ze op de pastorie dachten. Miranda Johnston was een gelukkig getrouwde vrouw, die waarschijnlijk die vrijgezellendokter in het dorp graag getrouwd wilde zien. Ze was zo tevreden met haar leven, net als Josie, dat ze zich nauwelijks kon voorstellen dat iemand die niet getrouwd was dat eveneens kon zijn.

Elizabeth moest de waarheid onder ogen zien. Ze hield van Jeremy, maar ze kon hem niet genoeg vertrouwen om met hem te trouwen.

Ze zat te dagdromen en hoorde niet wat Miranda vroeg. ‘Het spijt me, ik hoorde niet wat je zei, Miranda.’

‘Ik vroeg of je Rodericks tante kende. We zijn vanmiddag op bezoek geweest op Governor’s Bay, en Mrs. Tenterfield — ze is bijna tachtig — vertelde me dat haar nichtje, Lenore Ffoulkes, volgende week op bezoek zou komen. Ik heb haar een paar jaar geleden ontmoet. Ze is ontzettend knap, met prachtig blond haar en blauwe ogen. Ze is vast van Scandinavische afkomst.’

‘Misschien wel,’ antwoordde Elizabeth. ‘Maar ik heb haar nog nooit ontmoet. Mr. Ffoulkes vertelde me vanavond dat ze zou komen. Ik ken hem ook pas sinds hij bij de ‘Argus’ kwam werken.’ Ze keek even naar Andrew en vervolgde: ‘Ik had hem al eens eerder gezien maar ik wist zijn naam niet. Het lijkt misschien dat ik hem langer ken, omdat ik Roddy onder mijn hoede heb genomen, maar hij heeft geen andere familie hier dan een oude tante die niet zo goed met kinderen kan omgaan.’

Ze hoopte dat Andrew niet zou vertellen hoe ze elkaar hadden ontmoet - en dat deed hij ook niet.

‘Lenore zal wel het een en ander met Roddy willen doen, denk ik,’ zei Miranda. ‘Ze is erg aardig en daar bedoel ik mee dat haar karakter bij haar uiterlijk past.’

Elizabeth voelde dat ze zich op glad ijs bevond. Een aardige vrouw. Ze had graag spottend willen lachen. Dat was de narigheid als je knap was. De mensen dachten dan werktuigelijk dat je karakter daarmee dan overeen kwam.

Met een licht gevoel van paniek in haar stem zei ze: ‘Ik denk niet dat ze voor Roddy kan zorgen, ze heeft een erg verantwoordelijke baan.’

Nietsvermoedend antwoordde Miranda: ‘Het zou ideaal zijn als ze met zijn vader trouwde. Je weet maar nooit... als ze elkaar weer ontmoeten. ’

Haar man grinnikte: ‘Mijn lieve Miranda, je loopt wel op de zaken vooruit.’

Elizabeth voelde zich plotseling doodmoe. Ze stond op en zei: ‘Andrew, het wordt tijd dat we opstappen. We zijn vroeg gekomen omdat je weggeroepen kon worden, maar dat betekent nog niet dat we hier eeuwig kunnen blijven zitten.’

Het was een prachtige avond. Elizabeth merkte er echter weinig van. Lenore Ffoulkes, de weduwe van Jeremy’s neef, kwam de volgende week en haar mond vertrok zenuwachtig. Het zou hen wel goed van pas zijn gekomen dat haar naam ook Ffoulkes was toen ze samen wegliepen. Ze had er tenslotte toch verstandig aan gedaan zich niet te laten overhalen om met Jeremy te trouwen.

Andrew merkte niets. Voor een dokter was hij niet erg scherpzinnig. Ze dwong zich er toe normaal te doen. Jeremy Ffoulkes kon naar de maan lopen. Waarom was hij ook in haar leven gekomen? Waarom was hij zo aantrekkelijk, zo adrem... allemaal dingen die een schrijfster zouden aantrekken... en waarom was hij tegelijkertijd niet te vertrouwen? Hij was niet het type man waar een vrouw haar hart aan zou toevertrouwen. Toch leken alle mannen kleurloos in zijn nabijheid.

Ze merkte nauwelijks dat Andrew op de brug over de Wishing Creek was blijven staan. Werktuigelijk leunde ze met haar ellebogen op de brugleuning. Het zachte licht van de maan gaf hun omgeving een onwerkelijke glans.

Andrew plukte twee blaadjes van een boom en zei: ‘Gooi ze in het water, Elizabeth. Een voor jou en een voor mij. Als ze blijven drijven, wordt je wens vervuld.’

Elizabeth lachte. ‘Daar lijkt me weinig kans op, met al die stenen en takken.’

Ze liet de hare vallen. Hij viel midden in de stroom, bleef even stil liggen en verdween toen onder de brug. Ze liepen naar de andere kant en daar was haar blad, glijdend als een kano.

‘Dat heb ik nog nooit gezien,’ zei Andrew. ‘Dat is een goed voorteken. Nu het mijne.’

Andrews blad raakte een steen en dreef weg, maar gleed langs de kant en raakte verward in een paar takken. Hij lachte en zei: ‘Jouw wens zal ons beiden moeten dienen, het is te hopen dat we hetzelfde hebben gewenst.’

Hier komt het, dacht Elizabeth. Waarom moet dat nou? We wonen zo dicht bij elkaar en hij komt Roddy’s been verzorgen.

‘Ik heb zomaar iets gewenst, kom op, Andrew, wie het eerst bij de hoek is,’ riep ze voor hij verder kon gaan.

Voor ze bij de hoek was had Andrew haar ingehaald. Als hij wilde, kon hij best hard lopen. Hij hield haar staande en keek haar ernstig aan. ‘Hé, wat is er met jou aan de hand? Wat ben je toch een vreemd meisje! Je weet best dat ik je een aanzoek wilde doen.’

Hij zag een glimp van tranen in haar ogen. Wanhopig zei ze: ‘Ja, dat wist ik. Ik probeerde je af te schrikken... waarom heb je die kans niet waargenomen?’

Andrew schoot in de lach. ‘Welke man zou dat doen?’

Ze zuchtte. ‘Je zult wel gelijk hebben. Het is een compliment als een man een aanzoek doet en ik veronderstel dat een vrouw die herinnering nooit zal vergeten. Maar jij en ik zijn niet voor elkaar bestemd. Ik wil niet gebonden zijn en jij bent dag en nacht gebonden door je werk. Dat is niet het soort leven dat ik wil en ik ben verstandig genoeg om het te weten.’

Hij keek naar beneden en schoof met zijn voet door het zand. ‘Als je werkelijk om me gaf, zou het je niets kunnen schelen. Wees eerlijk.’ Ze kon geen woord uitbrengen.

‘Het is Jeremy Ffoulkes, hè?’ zei hij.

En ze had bij zichzelf gedacht dat hij niet scherpzinnig was.

Ze beet op haar lip en antwoordde ongelukkig: ‘Ja.’

‘Waarom ben je dan niet gelukkig?’ vroeg Andrew. ‘Het is duidelijk dat hij verliefd op je is. Maar je deed nogal terughoudend tegen hem, en daarom dacht ik dat ik de gelukkige was.’

‘Zo eenvoudig is het niet, er zijn een paar moeilijkheden.’

‘En die zijn?’

‘Dan kan ik je niet vertellen, Andrew. Ik wil niet over Jeremy en zijn problemen praten.’

‘Roddy staat je toch niet in de weg, hè? De jongen is gek op je.’ ‘Nee, hoe kun je zo iets denken?’

‘Sommige meisjes willen geen stiefmoeder zijn. Ze willen de eerste zijn in het leven van een man. Maar de dingen kunnen niet altijd volmaakt zijn.’ Hij zweeg even. ‘Wat mankeert me eigenlijk? Het lijkt wel of ik je Jeremy Ffoulkes sta aan te praten. Ik lijk wel gek.’ Elizabeth strekte haar handen uit maar trok ze snel weer terug. Dat was niet eerlijk. ‘Andrew, het spijt me. Het zou veel beter zijn geweest als ik op een man als jij verliefd was geworden.’

Snel antwoordde hij: ‘Waarom neemt hij Innis mee om te lunchen? Is hij verliefd op haar en ben je daarom in de war?’

Zonder erbij na te denken zei ze: ‘Nee, dat deed hij alleen maar...’ Ze bleef steken, nog net op tijd. Andrew was zo eerlijk en gevoelig dat ze helemaal vergat op haar woorden te letten. Ze kon Innis niet verraden. Wat verschrikkelijk!

Hij keek haar nieuwsgierig aan. ‘Hij deed alleen maar... wat?’

‘Ik ben moe,’ hakkelde ze. ‘Ik zeg allemaal verkeerde dingen.’

‘Ik snap het al. Hij neemt Innis mee uit om jou jaloers te maken. Maar je hebt hem doorzien. Wat een techniek. Misschien moet ik hetzelfde doen.’

Elizabeth voelde dat haar handen klam werden. Ze moest Innis niet verraden. Plotseling wist ze dat Jeremy gelijk had met wat hij over Innis zei.

Langzaam zei ze: ‘Dat is niet erg complimenteus tegenover Innis. Ik denk dat iedere man graag met haar uitgaat. Dat mooie zwarte haar en die donkere ogen, en ze heeft een prachtig figuur.’

Misschien zou hij haar nu eens zien zonder haar uniform. Langzaam zei hij: ‘Je hebt gelijk.’

Elizabeth vond het genoeg voor vandaag. ‘Laten we naar huis gaan,’ zei ze.

Terwijl ze nog treuzelde bij de voordeur hoorden ze een auto de oprit van het ziekenhuis oprijden.

‘Daar gaat mijn nachtrust,’ riep Andrew uit. ‘Dat is de auto van de Martins. Elizabeth, je moet je niet schuldig voelen over deze geschiedenis. Heb over mij geen slapeloze nachten. Voor mij ben je helemaal niet dat harde vrouwtje, en als je niet met Jeremy Ffoulkes wilt trouwen en eroverheen komt, heeft het leven misschien voor ons nog iets in petto.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, dat kan niet. Maar toch bedankt, Andrew.’

Hij kuste haar op de wang. Op dat ogenblik schuurde het zware lichaam van Drummond langs de deur en hij gromde kwaadaardig.

Andrew barstte in lachen uit: ‘Daar hebben we die hond weer. Het is wel te merken dat Ffoulkes hem voor je heeft gekocht.’ Fluitend liep hij weg.

Fluitend! Wat romantisch, hij zat er blijkbaar niet erg over in dat ze niet met hem wilde trouwen.

Andrew merkte tot zijn verbazing dat zuster Murchison in het ziekenhuis was. ‘Ik dacht dat het je vrije avond was, Innis?’

‘De hoofdzuster voelde zich niet erg lekker, daarom heb ik het van haar overgenomen.’ Hij noemde haar Innis, dacht ze, voor de eerste keer.

‘Jammer, dat je je schoonheidsslaapje moet missen. Niet dat je dat nodig hebt.’

‘Ik ga wel een paar uurtjes liggen. Het duurt nog wel even voor de baby komt. Zuster Redway is bij haar en ze roept me wel als het nodig is. Ik wou in de buurt zijn. Het is haar eerste en dan zijn ze toch al zo nerveus. Gaat u haar nog onderzoeken?’

Andrew knikte en Innis ging hem voor. Terugdenkend aan Elizabeths woorden nam hij haar eens goed op. Haar slanke figuurtje, het zwarte haar dat onder haar kapje vandaan kwam, en ze had bovendien een fijne stem. Hij pakte haar bij de arm. ‘Innis... ik... jij... ik wou je alleen maar waarschuwen, zoals een broer dat zou doen. Kijk uit met die Jeremy Ffoulkes, hij is een losbol volgens Elizabeth.’

Hij had Innis nog nooit zien blozen. Het was niet van verwarring maar van boosheid.

Haar donkere ogen schoten vuur. ‘Neemt u me niet kwalijk, maar dat is niet nodig. Ik vertrouw Jeremy Ffoulkes ten volle. Ik weet niet wat u en Elizabeth mankeren.’ Ze glimlachte plotseling. ‘Misschien is ze jaloers...’

Andrew Carmichael voelde zich ontevreden toen hij thuis kwam. Elizabeth Stirling had hem afgewezen en Innis Murchison had hem afgesnauwd en uitgelachen. Alle vrouwen konden naar de pomp lopen. Hij ging naar bed. Als het meezat, zou hij vannacht niet worden gestoord.

Maar hij kon niet in slaap komen. Zou Innis weten dat Elizabeth van Jeremy hield? Andrew had nog maar weinig geslapen toen Innis belde.

‘Dokter, we hebben u nodig,’ zei haar stem aan de andere kant van de lijn. Hij was blij dat hij kon opstaan.

Het werd net licht toen hij klaar was. Hugh Martin zat opgelucht en gelukkig bij zijn vrouw. Voor Andrew wegging, keek hij nog even om de hoek van de babykamer. Innis was bezig de baby in zijn bedje te leggen en had er geen idee van dat ze werd gadegeslagen.

Andrew zag haar lippen bewegen, terwijl ze de baby instopte. Hij deed de deur open en zei: ‘Wat zei je, Innis?’

Hij zag haar wangen rood worden. ‘Ik... niets.'

‘Toch zei je iets, en ik dacht dat het misschien de moeite was om herhaald te worden.’ Zijn ogen lieten haar gezicht niet los.

‘U zult me misschien sentimenteel vinden, maar tegen elke nieuwe baby zeg ik: Ik hoop dat het leven goed voor je zal zijn.’ Bijna dromerig voegde ze eraan toe: ‘En vaak bid ik dat verdriet hun bespaard zal blijven en dat hun ouders goed voor ze zullen zorgen en van ze houden.’

‘Bedankt, Innis,’ zei Andrew. ‘Jammer dat doktoren en zusters elkaar niet vaker hun gedachten vertellen.’