'Soutane, ik kan niet...'

'Alsjeblieft,' zei ze. 'Je hebt beloofd er eerst over na te denken.'

Chris knikte. Hij moest aan zijn vader denken. Wat moest hij hem zeggen? Natuurlijk zou zijn vader willen dat Terry op de familiebegraafplaats in Connecticut zou worden begraven. Maar was dat ook wat Terry zou hebben gewild? Nu hij zelf hier was, zo dicht bij de plek waar hij de zomer van de Tour de France had doorgebracht en Soutane een beetje had leren kennen, wist Chris bijna zeker wat het antwoord was.

'Ik denk dat het een goed idee is.' Hij zag de opluchting op Soutanes gezicht en realiseerde zich nu pas hoe moeilijk dat verzoek voor haar moest zijn geweest.

Ze stond zó dicht bij hem dat hij haar geur kon opsnuiven, die enigszins kruidige, muskusachtige lucht. 'Wie heb je gebeld toen je net hier was?'

vroeg ze. 'Ik zag je gezicht veranderen. Het werd donker en hard als steen.'

Chris ging tegenover de fontein zitten. Nu hij daar was, nu de beschikking van Terry's lichaam geregeld was, kon hij zichzelf eindelijk overgeven aan zijn emoties. Diep in zijn binnenste voelde hij een leegheid die al ontstaan was lang voordat hij het nieuws over Terry's dood had vernomen. Het was, dacht hij nu, alsof hij het leven van een ander had geleid, alsof hij halverwege was binnengevallen bij een film over iemand die hij slechts vaag kende.

'Een vriendin van me werd gewond vlak voordat ik uit New York vertrok. Ze werd aangevallen. In mijn woning, om je de waarheid te vertellen.'

Soutane ging vol medeleven naast hem zitten en rolde een afgevallen kastanjebloesem tussen haar vingers. 'Je hoort wel verhalen over het geweld in New York. Is het dan tóch waar?'

'Niet voor Newyorkers, denk ik,' zei Chris. 'Ik heb mijn hele volwassen leven in New York gewoond, maar ben nog nooit aangevallen of heb een inbraak gehad.'

'Tot nu toe.'

'Ik denk niet dat dit een gewone inbraak was,' zei hij.

'Wat was het dan wel?'

'Wist ik het maar,' gaf Chris toe. 'Het grootste deel heb ik in een waas gezien. Ik lag te slapen. Maar het lijkt erop dat mijn vriendin, Alix, gewond is geraakt toen ze probeerde me te beschermen.'

'Heb je vijanden in New York?' Soutane wist uit eigen ervaring waartoe het hebben van vijanden kon leiden.

Chris lachte. 'Ik denk het. Ik weet niet. Maar ik ben advocaat, geen aanklager, dus het lijkt niet waarschijnlijk.'

'Wie zou er dan reden hebben om jou aan te vallen?'

'Niet aanvallen,'zei Chris nadenkend. 'Doden. Ik ben er zeker van dat die schoft me wilde vermoorden.'

'Maar waarom?'

'Ik heb géén idee.'

Soutane legde haar hand op de zijne. 'Hoe is het met je vriendin? Zij is degene naar wie je opbelde, niet?'

Chris knikte. 'Ik kon haar nog niet te spreken krijgen en heb met haar zoon gepraat. Het komt wel weer goed met haar.'

Soutane voelde dat hij nog iets verborgen hield. 'Wat is er precies, Chris?'

Hij zuchtte. 'Ik heb ook de chirurg gesproken. Er was kennelijk ook sprake van beschadigde stembanden. Niemand kan nog zeggen wat daarvan de gevolgen zullen zijn. Haar stem zal ongetwijfeld veranderen, maar dat zou nog het minste van alle kwaden zijn.'

'En het ergste?'

Hij kwam overeind en leunde tegen de fontein, zodat het sproeiende water zijn verhitte gezicht bespatte. 'Het ergste is dat ze haar stem helemaal verliest.'

Soutane pakte hem beet en draaide hem met zijn gezicht naar de zon.

'Kijk daar eens. Die heuvels zijn zo prachtig in deze tijd van het jaar,' zei ze. 'Dit deel van Frankrijk kent zowel eigenaardigheden als schoonheid. Wist je dat Vence in de zestiende eeuw werd geregeerd door een bisschop die voordien een Italiaanse prins was en uiteindelijk paus Paulus de Derde werd?' Ze gebaarde met haar hand om het hele landschap erbij te betrekken. 'Waarom maken we geen wandeling door de geschiedenis? We zitten er middenin.'

Soutane nam hem mee de poort door en een helling af. Chris zag nu pas dat ze over een heuvelkam liepen die eruitzag als de ruggegraat van een enorm beest.

'We zijn vlak bij Tourrette-sur-Loup,' zei ze, wijzend op een prachtig, ommuurd oud stadje dat halverwege de bergkam lag. 'Daar is Terry vermoord. In de kerk.' Ze zweeg even, alsof ze plotseling niet meer zeker van zichzelf was. 'Mun zei dat dat wel heel erg moest zijn, te sterven in een heilige plaats.'

'Ik weet het niet. Terry en ik hebben nooit echt geloofd, vroeger.'

'Maar dat is al heel lang geleden, niet?'

Ze waren verder gelopen en waren nu een stuk dichter bij Tourrette.

'Hoor je dat?' Soutane hield haar hoofd schuin. 'Daar ligt de waterval. Op heel stille avonden kun je hem in de villa horen.'

Ze stonden op een met gras begroeide bult die boven de spectaculaire waterval en het beboste dal uittorende. Boven hen nestelde het middeleeuwse plaatsje zich op de bergrug als een uil in zijn roest. Soutane stond onder een olijfboom, haar handen in elkaar gevouwen en heel wit afstekend tegen haar donkere kleren. 'Chris, ik wil je iets vertellen. Ik ben altijd aan je blijven denken. Ik was nog zo jong toen. Wij allebei. Ik deed wat ik toen dacht dat juist was, wat ik dacht te móeten doen.'

'Ik weet niet zeker of ik het begrijp. Jij dacht dat je moest zorgen dat wij elkaar nooit meer zouden zien?'

'Ik was verschrikkelijk bang. Mijn vader had heel duidelijk gemaakt wat hij met jou zou doen.'

'Ik geloof je niet,' zei Chris. 'Ik kende je vader. Hij was geen moordenaar. Hij was gewoon niet...'

'Je kende mijn vader helemaal niet,' zei Soutane. 'Je was altijd zo verdomde zeker van jezelf. Ik zie dat dat nóg niet veranderd is. Je leek nooit in staat om door een fac,ade heen te ki j ken, zelf s als die fac.ade vals was. O, inderdaad, mijn vader was charmant, wellevend, intellectueel. Maar hij verdiende zijn geld door met een heel afwisselend gezelschap mensen om te gaan.'

'Zoals jij het zegt, lijkt hij wel een verkoper van slangeolie,' zei Chris.

'Ik herinner me hem als iemand die totaal was toegewijd aan de politieke revolutie, terwijl wij slechts in onszelf geloofden.'

'Laat me je dit vertellen,' zei Soutane. 'Mijn vader was een heel gevaarlijk soort koopman, juist omdat hij in de revolutie geloofde. De geschiedenis zit vol mensen zoals mijn vader. Slimme mensen - misschien zelfs wel genieën - die met hun gemanipuleer dachten het politieke evenwicht in Indo-China te veranderen. Terwijl ze slechts weer een nieuwe tiran in het zadel hielpen. Maar ondertussen wisten ze zelf een grote macht en rijkdom te vergaren. En uiteindelijk werden het allemaal - mijn vader niet uitgezonderd - slaven van deze twee kwaden. Het zijn zondaars in het huis van de mensheid.'

'Al die woede,' zei Chris. 'En toch wilde je me toen niet helpen om naar de autoriteiten te gaan. Maar het is allemaal gebeurd. Met behulp van het geld en de wapens die je vader hun verschafte, wisten Pol Pot en de Khmer Rouge de macht te grijpen. Met alle bekende gevolgen. En wij hadden hen kunnen stoppen.'

'Je had het toen bij het verkeerde eind,' zei Soutane, 'en je hebt het nog steeds bij het verkeerde eind. We hadden niets, zoals je later zelf ontdekte. Je dacht een goede geest in je handen te hebben, maar toen je ze opende, was er niets dan rook. Je moet begrijpen dat mijn vader toen letterlijk bergen kon verzetten. Jij begreep dat niet, omdat hij je nooit de gevolgen daarvan liet zien. Zoals hij je ook nooit zijn andere kant liet zien, de kant die mijn moeder en ik zagen. Maar geloof me, hij meende wat hij zei. Hij zou je hebben laten vermoorden als je in Frankrijk was gebleven.'

'En nu ik terug ben in Frankrijk? Hoever reikt het geheugen van je vader?'

'Mijn vader vergeet nooit iets,' zei Soutane. Ze haalde haar schouders op. 'Maar dat doet er niet meer toe. Voor zover ik weet, is hij net zo dood als mijn moeder.'

'Je bedoelt dat je dat niet weet? Hoe is dat mogelijk?'

'Hij kwam erachter wat ik had gedaan, dat ik je tegen zijn duidelijke instructies in toch ben gaan waarschuwen. Hij heeft toen alle banden tussen mij en hem en tussen mij en de familie verbroken.'

Het uitzicht op het dal, vol bomen en overdrijvende rook was spectaculair. Hij kon het lawaai van de waterval horen, hoewel hij hem door de bomen niet kon zien.

'Ik ben niet vergeten wat er die avond is gebeurd, toen we je moeder en Saloth Sar afluisterden,' zei hij rustig. 'En vaak, als ik over de volkerenmoord in Cambodja lees, zie ik het beeld voor me van Pol Pot, die precies doet wat hij toen zei dat hij zou gaan doen: politici doden, intellectuelen, priesters, iedereen die verstandig genoeg was om tegen hem op te staan. Tien miljoen mensen, afgeslacht als vee. En niemand op die ambassade die toen naar me wilde luisteren. Waarom niet? Waarom geloofden ze me niet?'

Soutane keek hem aan. 'Je lijkt zoveel op je broer, zoals je daar staat bezorgd, enigszins verwilderd. Hij had die eigenschappen ook, maar ze waren onderdeel van een duister mengsel. Het was duidelijk dat hij gekwetst was toen ik hem ontmoette, misschien op dezelfde manier als jij, maar het zat bij hem dieper. Er school een zekere wreedheid in hem, maar ook een pijn die dat verklaarde. Ik zag hem voor het eerst in Tourrette en volgde hem, helemaal terug naar Nice, en dacht: Kan hij jou zijn?'

'We hebben nooit zoveel op elkaar geleken,' zei Chris. Soutane glimlachte. 'Het was jij niet, natuurlijk. Dus kwam ik terug hierheen en besloot vast hem te vergeten.

En dat gebeurde ook, denk ik, tot hij me weer in Tourrette zag, toen ik daar zat te lunchen. Zijn gezicht, achter het raam, zag er donker, broedend uit en hij bezat diezelfde uitstraling van vastbeslotenheid die ik in jou zo had leren liefhebben. Die het ongeluk leek te hebben vernietigd of in ieder geval beschadigd.

Hij kwam het restaurant binnen, ging aan het tafeltje naast me zitten en we raakten in gesprek. Het intrigeerde hem dat ik kunstenares was. Hij vond mijn werk echt mooi toen ik het hem liet zien.'

Chris voelde weer die woede van vroeger in zich opkomen. 'Ging je meteen met hem naar bed?'

Soutane was verbaasd. 'Doet dat ertoe?'

'Ja,'zeihij. 'Heelerg.'

'O Chris. Waarom doe je jezelf zo'n pijn?'

'Ik wil het weten,' hield hij aan.

'Vertel me dan waarom.'

'Omdat hij mijn broer was en omdat jij en ik van elkaar hielden.' Omdat jij, dacht hij, eens de enige was van wie ik hield, kon houden.

'Hij wilde me helpen,' zei Soutane. 'Ik had hulp nodig.'

'Wat voor hulp?'

Soutane sloot haar ogen. Chris zag beweging achter haar oogleden, alsof ze sliep en droomde.

'Muns familie - ook mijn familie, welbeschouwd - had veel invloed tijdens Lon Nols regime,' zei ze zachtjes. 'Ze hadden veel vijanden gemaakt - machtige vijanden, onverzoenlijke vijanden. Toen Mun naar Frankrijk, hierheen vluchtte, was hij bang gevolgd te worden. Hij kwam mij opzoeken - we hadden elkaar j aren niet gezien. Hij wilde niet lang blij ven omdat hij het idee haatte mij in gevaar te brengen.

Ik was degene die hem overhaalde hierheen, naar Vence, te komen, om hier een schuilplaats voor zichzelf te betrekken. Maar ik merkte dat ik hem niet kwij t wilde. Hij was als een broer voor me. Hij was zo anders dan mijn moeder, die ik in de loop van de jaren was gaan haten. Ik miste mijn kindertijd in Zuidoost-Azië en Mun bracht die terug. Maar al die tijd was hij doodsbang dat zijn vijanden hem zouden vinden en vermoorden. Hij was er zó door geobsedeerd dat hij ook mij begon op te leiden. Hij kent veel oosterse gevechtstechnieken en zijn geestelijke training is verbazingwekkend, als een Tibetaanse monnik die weken als dood kan blijven staan of over vuur kan lopen.

Natuurlijk was het onmogelijk mij die dingen in een paar maanden of zelfs een jaar te leren, maar hij heeft me geleerd hoe ik een menselijk wezen moet doden. Ik heb ertegen gevochten en hij heeft me een keer uit zijn villa gegooid. "Ik wil je niet meer in mijn buurt hebben," zei hij. Maar ik kwam terug en deed alles wat hij zei. Ik studeerde ijverig, zelfs al werd ik er doodmisselijk van om die dingen te leren. Hoeveel manieren er zijn om een mens te doden, Chris!

De dagen volgden elkaar op. Weken werden maanden en maanden jaren. Er kwam nooit iemand om Mun te vermoorden, maar hij zette zijn morbide missie voort, stond erop dat ik nog harder ging trainen. Er kwamen maar weinig gasten naar de villa. Terry natuurlijk, en later een aantal van Muns Cambodjaanse vrienden die in Parijs woonden. Een vriendin af en toe, maar nooit om zakelijke contacten. Mun was daar keihard in. Mun is niet monogaam, maar er was een meisje dat vaker kwam dan de anderen. Ze was een Khmer en Mun kende haar uit Cambodja. Ze waren samen opgegroeid, hadden samen in de modder gespeeld, in de Mekong gezwommen en misschien zelfs al de liefde met elkaar bedreven. Ik kon me haar vaag herinneren. Ik denk dat het vooral jaloezie was die ik voelde toen ik haar zag en ik herinner me nog hoe Mun haar in haar ogen keek. Maar eigenlijk was ze nooit anders dan aardig tegen me. Ik kan me een of twee keer herinneren dat ze een presentje voor me meebracht als ze voor het weekend naar de villa kwam; ze wilde niet dat ik me buitengesloten zou voelen. Maar haar vriendelijkheid maakte mijn jaloezie alleen nog groter.

Een weekend in augustus - het was bloedheet - kondigde Mun aan dat ze zou komen. Ik had geen zin om met hun tweeën opgescheept te zitten en zei hem dat ik een paar dagen naar Nice zou gaan. Hij wist me te overreden toch te blij ven, maar toen ik haar glimlachende gezicht zag, wilde ik erop los slaan en geschrokken door mijn gevoelens vertrok ik. Het was al schemerig, maar nog steeds verschrikkelijk warm. Mijn auto had de hele dag in de kokende zon gestaan en ik was ongeveer anderhalve kilometer van de villa vandaan toen de radiator het begaf.

Ik zocht naar een nog geopende garage of benzinestation, maar het was te laat. Alles was gesloten. Ik pakte mijn weekendtas uit de auto en liftte terug naar de villa. Niemand zag me binnenkomen en ik vond hen in de bibliotheek. Muns vriendin -zijn speelkameraad j e van vroeger-had iets in zijn cognac gedaan. Hij lag op het tapijt en zag er grauw uit, bewusteloos of al dood - ik wist het niet. Ze stond over hem heen met een pianosnaar in haar handen.'

Soutane zweeg. Haar gezicht was wit en vertrokken. Chris legde een hand op haar heup maar ze duwde die weg, alsof ze te gevoelig was voor welke aanraking dan ook.

'Wat gebeurde er toen?' vroeg hij voorzichtig.

'Wat er gebeurde?' Haar stem aapte de zijne na, spookachtig en hol. 'Ik doodde haar. Ik ging op haar af zoals Mun me had geleerd. Ze hoorde me niet en had geen enkele kans. Ik heb haar nek gebroken. Toen bracht ik Mun naar het ziekenhuis. Daarna probeerde ik mezelf te doden.'

'O, Soutane.' Chris was met afschuw vervuld. 'Waarom? Je verdedigde Mun. Jezelf. Geloof je niet dat zij jou anders had gedood?'

Soutanes ogen spoten vuur. 'Dat maakt niets uit!' Maar even snel als de woede was ontstaan, bedaarde ze ook weer. 'Je begrijpt het niet.' Haar stem klonk dof.

'Leg het me dan uit.'

'Dat kan ik niet,' zei ze. 'Je kunt het pas begrijpen als je zelf een menselijk wezen hebt gedood.' Ze keek hem aan. 'Maar ik ken je, Chris. Jij hebt nog nooit iemand gedood. Godzijdank zul jij nooit weten wat het is.'

'Dus dat is het waarmee Terry je heeft geholpen? Je walging van jezelf?

Je schuldgevoelens?'

Soutane knikte. 'Schuldgevoel is iets dat jij moet kennen.' Ze keek op.

'Sorry. Dat was gemeen om te zeggen.'

Chris staarde over de heuvels en vroeg zich af hoe het kwam dat het leven aan hem voorbijging. De mensen die hij liefhad, maakten allerlei schokkende gebeurtenissen mee, terwijl hij maar wat rondscharrelde in dat konijnehok dat rechtspraak heette. 'Je hebt mijn vraag niet beantwoord,' zei hij ten slotte. 'Heb je meteen met hem geslapen?'

'Ik dacht al dat je het vergeten was.' Soutane glimlachte bleekjes. 'Hij herinnerde me zo aan jou,' zei ze. 'Aan de persoon die je was geweest vóór het ongeluk.'

'Ik ben wie ik ben,' zei Chris, in een mengeling van woede en droefheid die haar antwoord bij hem had opgeroepen. 'Je kunt de oude Chris niet terugkrijgen. Je kunt niet krijgen wat is verdwenen.'

'Je praat alsof je dood bent.'

Het was op dat moment dat Chris besefte dat zijn verlangen om erachter te komen wat er met Terry in Vietnam was gebeurd tot een obsessie was geworden. Want datzelfde iets - mysterieus en ondefinieerbaar - was hem overkomen toen in de regen, na die nutteloze jacht, toen hij daar met zijn gewonde been op straat lag, vlak voor een finishlijn die hij nooit zou overschrijden.

'De jongen die jij kende,' zei hij, 'Ie coureur cycliste, zoals je moeder me ooit noemde, is ook dood.'

'Waarom? Omdat je de wedstrijd verloor?'

'Ik had kunnen winnen,' zei hij, maar hij wilde het eigenlijk niet opnieuw voor de geest halen. 'Ik zou hebben gewonnen.'

'Maar dat gebeurde niet en dat heb je nog steeds niet geaccepteerd zelfs na al die jaren nog niet.' Ze schudde haar hoofd. 'Je lijkt meer op je broer dan je denkt. Hij leefde in het verleden en dat doe jij ook.'

Soutane liep onder de boom vandaan. Ze liep zoals balletdanseressen lopen, met het zwaartepunt laag, in haar heupen en buik. Hara, zo noemden de Japanners het, en ze hechtten veel waarde aan die vaardigheid. Maar het was gewoon sexy, dacht Chris. Of misschien lag het aan Soutane dat het zo was. Maar misschien was het uiteindelijk hijzelf die Soutane sexy maakte. Toen ze vlak bij hem was en hij haar adem op zijn wang kon voelen, tilde ze een arm op en veegde met haar hand het haar van zijn voorhoofd. Haar vingertoppen bleven op zijn huid talmen.

'Herinner je je nog dat ik je vroeg of je aan zelfverdediging deed?'

vroeg ze. 'Ik wil je iets laten zien.'

'Waarom?'

Ze haalde haar schouders op. 'We weten niet waarmee Terry bezig was, maar wat het ook was, het werd zijn dood. Denk je niet dat het verstandig is om op je hoede te zijn?'

'Misschien kunnen we dan beter de politie waarschuwen.'

Soutane keek hem aan. 'En wat gaan we haar vertellen?'

'Hetzelfde als wat jij zojuist tegen mij hebt verteld.'

'Het is politie,' zei Soutane. 'Hoe denk je dat die op mijn verhaal zal reageren?'

Ze nam zijn rechterhand in de hare. 'Maak een vuist,' zei ze. En toen hij dat deed, ging ze met een vinger over de eerste rij knokkels. 'In een gevecht heb je de neiging iemand hiermee te raken.' Toen maakte ze zijn vuist langer, zodat nu de voorste rij knokkels als stootrand van de hand dienst deed. 'Druk nu je vingertoppen zo strak mogelijk tegen je hand,'

zei ze. 'Als je zo slaat, zal dat veel effectiever zijn.'

Ze bracht zijn hand naar een plek net onder haar borstbeen. 'Richt daarop, of op de oksel, hier, vlak boven het bot.' Zijn knokkels drukten tegen haar zachte vlees. 'Dit zijn beide dodelijke plekken, daar waar de zenuwbanen beginnen.'

Hij pakte haar hand en hield die stevig vast, om zo de rillingen te stoppen die door haar lichaam gingen. 'Ik herinner me,' zei hij zachtjes, 'hoe ik je sloeg, in de tuin. Ik herinner me het geluid ervan, de manier waarop je hoofd wegdraaide, je huid rood werd, de blik vol haat in je ogen.'

'Wat haatte ik je toen. Daarom,' zei ze.

'Ik wilde die blik, ik wilde dat je me op dat moment net zo haatte als ik van mezelf walgde. Omdat ik die veilige haven had gezocht, ver weg van Vietnam. En Vietnam was me gevolgd, helemaal daarheen, en ik dacht dat dat vol betekenis was. Ik dacht dat ik de oorlog moest gaan zoeken. Nu denk ik dat dat het moment was - toen ik jou uit walging voor mezelf sloeg, mezelf in jou zag-dat ik mijn kans verspeelde op het winnen van de Tour. We waren allebei zo weinig betrokken bij hetgeen er zich in de wereld afspeelde.'

'Wie zei dat ik er niet bij betrokken was?'

'Ik kon het zien,' zei Chris. 'Je was net als ik - en zo anders dan je ouders. Met jezelf bezig, niet betrokken bij ook maar iets van blijvende...'

'Wie zei dat ik nergens bij betrokken was?'

'Je moeder,' gaf Chris toe. 'We hadden het op een gegeven moment over jou.'

'Je bedoelt dat zij over mij praatte? O, Christus, is dat wat ons is overkomen? Vertel me niet dat zij ons tegen elkaar heeft uitgespeeld.'

'Wat?'

'Het was omdat jij niet met haar naar bed wilde,' zei Soutane triest. 'Je moet haar woedend hebben gemaakt met je deugdzaamheid. Als ze je niet kon verleiden, zou ze er in ieder geval voor zorgen dat ik je ook niet lang zou houden. Ze had je binnen een minuut ingeschat. Dat was een van haar unieke talenten. Ze wist precies hoe ze je moest bespelen.'

'Is dit allemaal waar?'

Soutane knikte. 'Helaas wel, ja.'

'Maar jij hebt je losgemaakt van hetgeen waarbij je ouders betrokken waren.'

'Verleiding, bemiddeling, afpersing, moord.' Ze keek hem aan. 'Zou jij anders hebben gehandeld?'

'O, shit.'

'Het is nu eenmaal gebeurd,' zei Soutane. 'Vergeet het verder maar. Ik neem het jou niet kwalijk. Je deugdzaamheid maakte je kwetsbaar.'

'Maar al die tijd...'

'Vertel eens,' zei ze. 'Als jij mijn moeder en Pol Pot niet had afgeluisterd, toen in die tuin, als we geen ruzie gemaakt hadden en jij me niet had geslagen. Als je de Tour de France had gewonnen, wat dan?'

'Dan had ik geen geheimen voor je verborgen hoeven houden.' Hij kon zich er niet toe brengen een ander antwoord te geven. Ze gaf hem een plagerig stompje. 'Arme ziel! Je gekwetste hart overal meedragen, zodat iedereen het kan zien.'

'Niet iedereen,' zei hij. 'Alleen jij.' Maar hij wist dat ze ergens gelijk had. Zoals ze van het begin af aan gelijk had gehad. Feit was dat ze hem beter kende dan hijzelf.

'Ik vraag me af of je beseft wat voor een enorme manipulator je eigenlijk bent. Dat is denk ik het enige verschil tussen jou en Terry. Hij kon niet alleen mensen manipuleren, maar was zich er ook volledig van bewust dat hij dat kon.'

Chris dacht aan wat Max Steiner zijn fluwelen hamer had genoemd, zijn vaardigheid om een jury te bewerken, en haalde zijn schouders op.

'Ik verschil daarin niet van andere advocaten.' Maar hij wist dat hij helemaal niet meer zo blij was met die eigenschap. De zaak Marcus Gable had hem dat duidelijk gemaakt: de erkenning dat hij succesvol was - zelfs, tot op zekere hoogte, een beroemdheid - in een beroep dat hij niet langer kon accepteren.

'Nee,' zei Soutane. 'Je bent iets bijzonders, Chris, net als je broer.'

Chris keek een andere kant op. 'Mijn broer, mijn broer.' Hij was kwaad. 'Waarom zeg je steeds dat ik op Terry lijk, dat ik net doe als Terry?'

Soutane keek hem koeltjes aan. 'Zelfs nu hij dood is, ben je nóg bang voor hem.'

Chris was stomverbaasd. 'Bang?' Hij voelde iets hards, kouds en onplezierigs in zijn maag.

'Dat ben je altijd al geweest, Chris.' Soutane stapte omzichtig een eindje van hem vandaan. 'Ik heb me altijd afgevraagd hoe het was om iemand zo te bewonderen, te verheerlijken...'

'Ik heb Terry nooit verheerlijkt!'

'Natuurlijk niet.' Ze plaagde hem weer. 'En je hebt mij nooit geslagen. Je hebt nooit van mij gehouden.'

Chris wist daar geen antwoord op. Hij liep op haar toe, tot hij zo dicht bij haar stond dat hij haar wel móest aanraken.

'Ik geloof niet dat dat een goed idee is,' zei ze zachtjes. Zijn armen gleden om haar heen, maar ze probeerde eruit weg te komen. 'Chris, nee...'

Toen zijn mond de hare bedekte, leken de jaren weg te smelten. Het was alsof hij weer de zomer van de Tour de France beleefde, alsof de glibberige straten van Parijs, de hond en het ongeluk slechts bestonden in een efemerische toekomst die wel of niet kon gebeuren. Hij leek weer veilig, leek weer te leven.

'Soutane.' Hij fluisterde haar naam. Dat was het moment waarop hij had gewacht, vanaf het moment dat hij haar stem door de telefoon had gehoord.

Hij trok haar op de grond en drukte zijn gezicht in de holte van haar nek. Ze rook naar zomer en zonlicht. Of misschien was dat waar ze hem aan deed denken.

'O, God!' Ze kuste hem terug en kroop op hem.

Hij deed haar blouse open en zonk lager, zodat ze haar rug kromde en met haar vingers door zijn haar ging. Hij herinnerde zich weer wat ze prettig vond. Het was net als toen hij voor het eerst na het ongeluk weer op zijn fiets stapte: angstaanjagend, maar tegelijkertijd zo zoet door de associaties die het met zich meebracht, het besef van wat er in zijn leven had ontbroken, dat het hem de adem benam.

In de steeds langer wordende schaduwen van de namiddag bedreven ze de liefde in lange, trage, extatische bewegingen. Soutane lag met haar hele lichaam tegen hem aan gedrukt en toen het genot haar overweldigde, toen haar ogen wegrolden, duwde ze zich nog heftiger omhoog en trok zijn heupen krachtig tegen zich aan terwijl ze huiverde en schokte en haar adem in kleine slootjes liet ontsnappen.

Toen, terwijl ze hem stijf vasthield zodat hij tegen zijn hoogtepunt aan bleef, gleed ze omlaag langs zijn lichaam, kronkelde zich om hem heen en omvatte hem met haar mond, tot hij met zijn bekken begon te rollen en heftige schokken door zijn lichaam gingen.

Christopher en Soutane leken zo dun als papier door de Swarovsky 6 x 50 verrekijker. Dante, die languit op een rots lag, zo'n vijftig meter achter en boven hen, had veel weg van een enorme hagedis die in het heldere zonlicht lag te baden. Hij had Soutane opgepikt bij haar flat, waar hij haar bewegingen heel wat kundiger had gevolgd dan de als priester verklede man. Na zijn laatste ontmoeting met de man die hij op Soutane had gezet een uitgetreden Franse jezuïetenpriester die in de goot was geraakt - had Dante besloten de surveillance zelf op zich te nemen. De jezuïet was niet op zijn gemak geweest, had hem niet durven aankijken. Dante had het gevoel gekregen dat er iets goed fout zat. Eerst weigerde de jezuïet de waarheid te vertellen; die katholieken konden behoorlijk koppig zijn. Maar Dante had daar snel verandering in gekregen.

Dante was samen met Mabuse opgegroeid onder de oranjekleurige Vietnamese hemel. Ze hadden in de oorlog niet samen gevochten, behalve vlak voor het einde, maar Dante had wel gehoord van Mabuses daden. Mabuse was min of meer een plaatselijke legende geworden. In die tijd had Dante ook Milhaud leren kennen, die hem in dienst had genomen, zijn naam had veranderd alsmede zijn uiterlijk. Milhaud had Dante geleerd verder te kijken dan zijn eigen land, een student te zijn van la situation en macro en de golfbewegingen van de internationale politiek te volgen.

Milhaud had hetzelfde geprobeerd met Mabuse, zo wist Dante, maar voor hem was het al te laat geweest. Mabuse was als een blok graniet. Je kon wel iets van hem weghakken, zijn vorm veranderen misschien, maar nooit zijn constitutie.

Het had Dante twintig minuten gekost om het verweer van de jezuïet te breken. Toen was de vloer bedekt met een donkere plas zweet en bloed. Dante begon eigenlijk net een beetje de smaak te pakken te krijgen toen de priester begon te biechten.

Het lag vanzelfsprekend niet in Dantes aard iemand te vergeven, maar hij accepteerde niettemin de biecht, met groeiende woede de zonden van de jezuïet aanhorend: het slipje dat hij had gestolen en dat Soutane kennelijk op het idee had gebracht dat haar appartement was doorzocht, het daaropvolgende betrappen van de priester door haar, het opsommen van alles wat hij wist van het Woud der Zwaarden, voor wie hij werkte, en zelfs Dantes naam.

Ziedend van woede had hij zijn vuist in het dodelijke punt net onder de rechterarm van de priester geramd. Hij had er een hekel aan andermans fouten te moeten goedmaken. Dat had hij al bijna de hele oorlog gedaan voor de Russen, die hij, in tegenstelling tot Milhaud, net zo haatte als de Amerikanen.

Dante was Soutane naar het vliegveld gevolgd. Toen hij had vastgesteld op welke vlucht ze wachtte, had hij zijn door Milhaud verschafte papieren gebruikt om een blik in de passagierslijst te kunnen slaan. Het deed hem genoegen Christopher Hayes naam erbij te zien staan. Hij had hen de hele dag gevolgd, hoewel dat nu, te voet in het berglandschap, steeds lastiger werd. Hij zou miss Sirik niet onderschatten. De jezuïet had die fout gemaakt en dat had hem zijn leven gekost. Hij likte langs zijn lippen terwijl hij naar hen lag te kijken. Was het om wat komen ging of was het simpelweg begeerte? Hij kon het onmogelijk zeggen.

Alle kwellingen die hem hadden bezocht tijdens zijn gevangenschap in Vietnam kwamen weer boven: water dat eindeloos op een plek midden op zijn voorhoofd ter grootte van een dubbeltje drupte. In zijn geest was hij weer tot aan zijn kin toe begraven; de tropische middagzon brandde op zijn hoofd. Hij voelde weer hoe in het vuur geharde bamboesplinters door de losse huid van zijn scrotum werden gedreven. Dante was tijdens de oorlog anderhalf jaar lang opgesloten geweest door de Vietnamezen, zelfs buiten het bereik van Milhaud. Hij zag Mabuse af en toe, hoewel ze de hele tijd vlak bij elkaar moesten hebben gezeten. Isolatie gemengd met pijn, zo had de vijand berekend, zou zijn wil net zo effectief vernietigen als chemicaliën laag voor laag de verf van een plank verwijderen.

Dante had zich steeds verder weg voelen glijden, tot hij nog maar een vaag vermoeden had van wie hij was geweest en wat hij nu was. Hij stond op het punt de vijand alles te vertellen wat hij wilde, alles wat hij gezworen had geheim te houden. Maar toen, door een wonderbaarlijke vergissing, waren hij en Mabuse gezamenlijk in de duisternis van een kleine cel gestopt. Terwijl ze wachtten op hernieuwde pijn, had Mabuse hem toegesproken. 'Houd moed. Er is een andere ziel bij je.'

'Engel,' vroeg Dante, 'of duivel?'

'Ik ben jij,' zei Mabuse. 'Wij zijn één en dezelfde.'

'Hoe lang zijn we hier al?'

'Adem in en weer uit,' zei Mabuse. 'Zo lang ben je hier.'

'Ik ben aan mijn eind. Ik weet niet eens of jij echt bent of alleen maar een illusie.'

'Dat doet er niet toe,' zei Mabuse. 'We zijn hier om elkaar te redden. Denk aan mij, en ik zal aan jou denken. Herinner je dit moment. Dan zal de tijd aan ons voorbijgaan.'

Het geluid van een opengaande celdeur.

Dante knipperde. Hij was weer terug op de beboste heuvelrug boven Tourrette. Hij draaide aan de instelring van de verrekijker en stelde hem scherp op het in elkaar verstrengelde paar. Ze waren klaar. Hij had hun lichamen naakt gezien. Nu zou hetzelfde met hun geest gebeuren.

Tijdens zijn vlucht naar Nice viel Seve in slaap onder het lezen van Billy Maces rapport over de aanslag op Alix Layne. Maar omdat hij door zijn verwonding nogal veel herrie maakte in zijn slaap, werd hij door een gealarmeerde steward weer gewekt. Billy Mace was een zwarte rechercheur, met wie Seve samen surveillance had gelopen in de South Bronx, New Yorks eigen stukje hel. Uit die tijd stamde ook het litteken op Billy's kin, het gevolg van een messteek die hij tijdens een strijd tussen twee gangs had opgelopen. Billy Mace droeg het litteken net zo trots als zijn politiepenning. Hij had een kopie van zijn rapport afgegeven net voordat Seve met de Draak naar Chinatown was vertrokken en Diana was zo handig geweest het mee te nemen naar het ziekenhuis. Volgens het briefje dat Billy Mace aan het rapport had bevestigd, waren er twee redenen waarom hij wilde dat Seve het las. De ene reden was dat een 'ijzeren waaier' werd genoemd als het waarschijnlijke wapen van de aanvaller en de andere dat het incident had plaatsgevonden in het appartement van een bekend advocaat, Christopher Haye. De laatste regel van Billy's briefje luidde: Heb jij niet in Vietnam gezeten met een knaap met die naam? Is dat deze soms?

Seve had een droge mond en een verschrikkelijke hoofdpijn. Vliegen leek ook niet bevorderlijk voor zijn conditie. Hij ging naar het toilet en bekeek zichzelf in de spiegel. Behoedzaam betastte hij de rode striem in zijn nek. Jezus, dacht hij, die schoft van een Trangh heeft me goed te pakken gehad.

Hij nam zijn medicijn in en zag weer de napalm exploderen op zijn netvlies. Hoewel hij er driekwart van zijn diensttijd had doorgebracht, herinnerde hij zich niet Vietnam maar Cambodja. Het schemergebied, zoals het in die dagen spottend werd genoemd, met alle geruchten over Amerikaanse geheime missies die de grens over gingen naar het neutrale land. Hij verliet de benauwende ruimte en propte zichzelf weer in zijn stoel in de economy class, jaloers op de mensen in de business en first class. De mensen met geld. Politiemensen, zo luidde het, hadden geen geld; zij hadden de wet.

Maar wat was dat uiteindelijk waard? dacht Seve. Of hij nu wel of niet zijn werk deed, de wereld draaide vrolijk verder. Zou hij ooit gemist worden terwijl hij in Frankrijk zat?

Voor hem was de wet altijd op de eerste plaats gekomen, vóór persoonlijke betrokkenheid en zelfs vóór je familie. Doms plotselinge dood had hem keihard geconfronteerd met deze instelling. Nu Dom er niet meer was, kostte het hem grote moeite dag in dag uit zijn plicht te doen, te zorgen dat in ieder geval op het kleine plekje aarde dat hem was toegewezen de wet werd gehandhaafd. Maar die wet had plotseling minder aantrekkingskracht op Seve. De wet had Dominic niet kunnen redden. Integendeel, de wet bleek een verschrikkelijk log instrument, was onbruikbaar. Hij richtte zijn aandacht weer op het rapport. Een notitie in de kantlijn trok zijn aandacht. Christopher Haye had het land enige dagen eerder verlaten om het lichaam van zijn broer Terry op te halen, die gestorven was in een stadje met de naam Tourrette-sur-Loup. Christopher Haye had geen doodsoorzaak voor zijn broer opgegeven, maar hij had een adres opgegeven waar men hem kon bereiken, in dezelfde stad als het adres op het stukje papier dat Al DeCordia aan Dom had gegeven. Soutane Siriks adres; onder haar naam had Dom Gered! geschreven. Seve werd duizelig van alle implicaties. Terry Haye, met wie hij in Vietnam heeft gediend, sterf t rond de tij d dat zij n broer Dom is vermoord. Hij sterft in Frankrijk, en zijn broer, Christopher, logeert in het hotel Negresco in Nice, waar hij Terry's lichaam zal ophalen. Dom en DeCordia zij n vermoord door Trangh, de Vietnamees, die ook probeert Seve te vermoorden. Hoe is Terry Haye omgekomen? Door een auto-ongeluk? Een hartaanval? Van een berg gevallen? Of is hij ook vermoord? Heeft Trangh ook hem te pakken gekregen? En als dat zo is, waarom dan?

Wat was er verdomme aan de hand?

Seve hoestte bloed op en sloot even zijn ogen tegen het bonken in zijn hoofd. Hij dacht aan Terry Haye, een vreemde, introverte figuur, hard als het nodig was, maar verder moeilijk te leren kennen. Hij vroeg zich heel even af hoe de broer, Christopher, zou zijn. Seve opende zijn ogen en ging weer verder met het lezen van het rapport over Alix Layne. Was er niet nog een reden waarom Christopher Hayes naam hem bekend voorkwam? Toen wist hij het ineens. Natuurlijk, hij en Alix waren eikaars tegenspelers geweest in de Gable-zaak. Chris Haye had een hoop ophef gemaakt over het Vietnam-verleden van Marcus Gable. Seve had zich afgevraagd waarom Alix Layne dat gegeven niet in haar voordeel had gebruikt, door uit te leggen dat je juist in de oorlog leert doden, maar het was voor haar ongetwijfeld heel riskant geweest om hem op dat punt aan te vallen. Er konden tenslotte weieens heel wat Vietnam-veteranen inde jury zitten.

Seve staarde uit het raam. Vietnam. En Trangh. Hij werd door Tranghs gezicht achtervolgd. En als hij Trangh zag, was dat altijd in gezelschap van Virgil. Tussen die twee had een sterke band bestaan en het was heel goed mogelijk dat die nog steeds bestond.

Toen Seve zijn ogen sloot, rook hij weer de lucht van kardamom en dampende begroeiing, voelde hij weer de angst omringd te zijn door de Khmer Rouge terwijl een overeenkomst van onbekende aard werd bekokstoofd. Virgils overeenkomst. Het was altijd Virgil die zich in de schaduw bevond en aan de touwtjes trok. Hij besloot, zodra hij geland was, Diana te bellen en haar Virgils militaire achtergrond te laten natrekken. Zijn werkelijke naam was Arnold Toth geweest. Seve, toen al een onderzoekend type, was daarachter gekomen, hoewel hij betwijfelde of Virgil dat wist. Seve besefte dat hij misschien wat paranoïde begon te worden en overal samenzweringen zag, maar wat kon het ook verdommen? Diana had tóch al het idee dat hij zijn verstand kwijt was. Maar Jezus, het ging nu om Dom, zijn broer. Er moest toch iemand zorgen dat hem recht werd gedaan?

Chris opende zijn ogen en staarde naar het gebladerte van de olijfboom. Hij voelde Soutanes warmte tegen zich aan. De geur van seks hing zwaar om hen heen, maar de zon en de zomer waren er nog, doordringend als rook van een houtvuur.

'Dat gebeurt er dus als je vrijt met iemand die je nooit meer hoopte te zien,'zei hij.

'Wat?'

'Het is als een droom. Bijna alsof het helemaal niet gebeurd is. Alsof het alleen je verlangen is wat speelde, alsof het in je hoofd gebeurde, in je geheugen, en niet met je lichaam.'

Haar hand streelde zijn verzadigde lichaam. 'Voelt dit aan als een herinnering?'

'Het voelt aan als de rook van een houtvuur in de zomer,' zei hij. Hij keek om zich heen naar het vredige landschap. En weer had hij het gevoel of hij van ver was gekomen, veel verder dan de tienduizend kilometer die New York van Vence scheidde.

Ze draaide haar gezicht naar hem toe en kuste hem op de lippen. 'Ik had nooit gedacht je nog eens te zien.' Toen, zich terugtrekkend, zag ze de nadenkende blik in zijn ogen. 'Waar denk je aan?'

'Aan het Woud der Zwaarden,' zei Chris. 'Is het mogelijk dat het werkelijk bestaat? Is het dat waarvoor Terry zijn leven heeft gegeven?

Waarom? Wat maakt het zo belangrijk? Je hebt me verteld dat de bezitter ervan de opium-warlords van het Shan-plateau kan regeren. Van hetgeen ik over de situatie daar weet, kan ik het nauwelijks geloven. Je zou ze eerst moeten verenigen. En ik geloof dat niets ter wereld daartoe in staat is.'

'Dan zal ik je, denk ik, nog iets meer moeten vertellen over de Prey Dauw,' zei Soutane. Ze kleedde zich aan. Ze begreep dat, voor het moment althans, hun idylle voorbij was; het was tijd voor de realiteit, voor de vraag waarmee Terry bezig was geweest en wie hem had vermoord.

'Het Woud der Zwaarden is een eeuwenoude talisman die de bezitter ervan vrijwel onbeperkte macht schenkt. De Prey Dauw zou volgens de mythe door Mahagiri zijn gesmeed, een afvallige theravada-boeddhist die vele eeuwen geleden leefde. Mahagiri, een asceet, schreef de Muy Puan, een soort abhidhamma, een herschepping van Boeddha's leer. Door dat te doen, riep hij zichzelf uit tot bodhi- sattva, een toekomstige boeddha. Dat was niet acceptabel. Verbanning was, zo dacht men toen, de zwaarste straf die de monniken konden geven. In de verlaten, onherbergzame bergen waarin Mahagiri zich terugtrok, sloot hij zijn pact met Ravana, de belangrijkste demon van onze kosmologie. Ravana zocht al heel lang naar een manier om de leer van Boeddha te ondergraven en in Mahagiri dacht hij zijn ideale instrument te hebben gevonden. Met Ravana's bloed smeedde Mahagiri de Prey Dauw. Toen begroeven ze hem. Volgens de legende moest het zwaard dertig eeuwen begraven blijven alvorens het zijn uiteindelijke macht zou verkrijgen.'

'Wat maakte het schrijven van de Muy Puan zo gevaarlijk?' vroeg Chris. Ze waren nu beiden aangekleed en liepen voorbij de waterval naar Tourrette.

'Theravada-boeddhisten geloven in eenendertig afzonderlijke niveaus van bestaan. De Muy Puan stelt dat er duizend hellen zijn waar duivels, demonen en valse bodhisattva's verblijven.'

'En?'

'Het boek spreekt ook over het Woud der Zwaarden. Daarmee zou je de duizend verschillende hellen kunnen openen, zodat de onderdrukte demonen over onze aarde kunnen uitzwermen.'

'Maar dit alles is, zoals je al zei, slechts een mythe.'

Soutane knikte. 'Dat dacht ik. Totdat het bestaan van de Prey Dauw werd aangetoond.'

Chris moest glimlachen om Soutanes betrokkenheid. 'Wil je zeggen dat je gelooft dat iemand nu het zwaard zou kunnen gebruiken om miljoenen boeddhistische demonen op de wereld los te laten?'

Soutane liet zich door zijn toon niet van de wijs brengen. 'Integendeel,'

zei ze. 'Ik geloof dat dat al gebeurd is.'

'Dat kun je niet menen!' zei Chris. 'Je gelooft toch niet écht in deze kosmologische poppenkast?'

'Ik wil dat je me goed begrijpt,' zei Soutane. 'Ik geloof in die kwade invloeden: duivels, demonen en valse bodhisattva's. De opiumhandel bestaat. Er worden honderden miljoenen dollars mee verdiend door de mensen die de papaveroogst beheersen. Het verschaft hun ook een onvoorstelbare macht. Dat, gecombineerd met de verschrikkelijke pijn van de verslaafdheid, en ziedaar de duivels, demonen en valse bodhisattvas uit de duizend hellen van de Muy Puan.

Maar anderen geloven letterlijk in dit kwaad, en vooral zij die de opiumhandel in het Birmese deel van de Gouden Driehoek beheersen. En dat zijn degenen om wie het gaat. De Prey Dauw-zo die al bestaat, en daar geloof ik nu in - verkrijgt zijn macht uit het feit dat die mensen erin geloven.'

Ze waren nu de bulderende waterval voorbij. Voor hen uit kwam de eerste bebouwing van het stadje in zicht: een rustiek restaurant, een moulin, een oude olijfoliemolen. Kippen pikten in de droge aarde.

'Het is essentieel dat je dit begrijpt,' zei Soutane. 'De Shan is niet te vergelijken met enige andere plaats op aarde. Het is een plek waar macht heerst, zowel door mensen gemaakte als spirituele macht. Geloof me alsjeblieft als ik je zeg dat in de Shan alles mogelijk is voor degene die de Prey Dauw bezit.'

'En daarmee zijn we bij Terry terug,' zei Chris. 'Wat moest hij met een derde van het zwaard?'

'Zoalsik al zei...'

'Ik wil niet geloven dat Terry bij de opiumhandel betrokken was. Dat is te afschuwelijk, te walgelijk.'

'Ik ben bang dat jouw geloof daar niets aan verandert,' zei ze. 'Wat voor andere verklaring kan er zijn? Terry wilde per se iets van enorme waarde verbergen. Hij schreef jou een ansichtkaart en deed een poging je weer te ontmoeten na een tiental jaren van zwijgen. Daar moet iets van enorm belang achter hebben gezeten. En dat iets was La Porte d la N uit. '

'Dat is nóg iets wat ik me afvraag,' zei Chris. 'Als het echt zo belangrijk was, waarom belde hij me dan niet gewoon op?'

'Er heeft te lang iets tussen gezeten.' Soutane haalde haar schouders op. 'Er was veel kwaad bloed tussen jullie. Dat is moeilijk om te vergeten

- of onder ogen te zien.'

'Maar je zei zelf dat hij in een wanhopige situatie verkeerde.' Chris schudde zijn hoofd. 'Ik vraag me nog steeds af waarom hij van alle communicatiemiddelen die hem ter beschikking stonden nu net een ansichtkaart koos. Dat gaat langzaam en ze raken nogal eens zoek.' Hij nam de kaart uit zijn zak. 'Bovendien zit er niet eens een postzegel op.'

'Dat is zo,' zei Soutane. 'Dat had ik nog niet eens gezien. Vreemd!'

Chris draaide de ansichtkaart om en om. 'Ik vraag me steeds maar af wat er zo bijzonder is aan een ansichtkaart. Alleen toeristen kopen ansichtkaarten.'

Op dat moment kwamen ze over een kleine verhoging heen en rees Tourrette-sur-Loup voor hen op. Belicht door de namiddagzon had het iets weg van een mythische plaats, zoals Camelot of Avalon. Chris verplaatste zijn blik van het stadje naar de ansichtkaart en zag hetzelfde beeld in het klein, gevangen door de camera. 'Dat is het!'

schreeuwde hij, terwijl hij met de kaart zwaaide. 'Kijk, Soutane! Kijk!

Tourrette-sur-Loup!'

Hij lachte om haar verwilderde blik. 'Begrijp je het niet? Het was niet zomaar een briefkaart, het was een ansichtkaart die Terry voor me achterliet. Met een afbeelding van Tourrette.' Hij pakte haar bij de hand en rende over de bergkam naar het dorp. 'Daar is La Porie a la Nuit verborgen! In Tourrette-sur-Loup!'

Mabuse was geketend. Eens was hij een soldaat die aan vertrouwde kusten vocht, oneigen gemaakt door buitenlandse indringers. Door terug te gaan naar Frankrijk werd hij voor zijn idee weer geknecht, maar het was een gevangenschap die hem uiteindelijk zou bevrijden. Dit pad moest hij gaan, en wel tot het eind.

Mabuse zat in zijn auto op de luchthaven van Nice en keek naar de verkeersstroom, de glorieuze parade van gebogen chroom, glinsterend in de late middagzon. Hij verbeeldde zich hoe deze vloeiende lijn zou openbarsten als een immense exotische bloem, uit elkaar gereten in een ongeluk bij hoge snelheid. Met zijn ogen nog steeds op de kronkelende massa chroom gericht, liep Mabuse naar een telefooncel en stopte zijn telefoonkaart in de gleuf. Hij draaide een nummer en vervolgens zijn code en luisterde toen naar het rinkelen van de telefoon, terwijl hij vervuld raakte van de geluiden en beelden van Nice.

Toen hij de vertrouwde stem hoorde, begon hij te spreken. 'Ik ben terug,' zei hij. 'Dominic Guarda is dood, maar zijn broer Seve niet. De politie was té dicht in de buurt. Wat Christopher Haye betreft, daar kwam een vrouw tussenbeide. Ja, hij leeft nog.' Vervolgens, zoals altijd, het luisteren naar zijn orders. Uiteindelijk hing hij de hoorn op en herhaalde de procedure, maar draaide toen een ander nummer. Hij zei Milhaud gedag. Hij luisterde, zijn ogen tegen het felle zonlicht beschermd door een donkere zonnebril. 

'Tourrette?' zei hij. 'Weet u dat zeker?' Direct daarna knikte hij. 'Ja,'

zei hij. 'Ik heb het volkomen begrepen.'

Hij liep naar zijn auto en reed weg in noordelijke richting, naar de wachtende bergen.

Mun zei: 'Ik wil een vrouw.'

'Dat is niet zo moeilijk,' zei Mogok.

'Niet zomaar een vrouw,' waarschuwde Mun. 'Een heel bijzondere vrouw.'

'En jij denkt dat dit het moeilijker maakt?'

'Nee, nee, helemaal niet,' zei Mun. 'Ik probeer alleen zo duidelijk mogelijk te zijn.'

Mogok lachte, waarbij de robijn in zijn voortand flonkerde. Mogok lachte graag; dat was nu eenmaal zijn aard en bovendien kon hij dan zijn robijn laten zien. Hij besefte dat sinds Ma Ling door generaal Kiu was gedood er weinig reden meer was om te lachen. Het was verdomde prettig om weer eens te kunnen lachen en alleen al daarom was hij Mun dankbaar.

'Ik heb iemand op het oog,' zei Mogok. 'Haar vader is me nog wat schuldig. Hij verdient nu veel geld, dank zij admiraal Jumbo, en zal dus alles doen wat ik vraag.'

Mun knikte. 'Haal haar.'

Toen Mogok zo'n twintig minuten later terugkwam, had hij een jong meisje bij zich. Ze was misschien net veertien, hoewel ze ook best veel jonger kon zijn, zag Mun. Des te beter, dacht hij. Ze was heel aantrekkelijk, met donkere, geloken ogen, een lange, sierli j ke nek en weelderig dik haar.

'Ze kan ermee door,' zei Mun, zijn tevredenheid verbergend achter een onverschillig uiterlijk. Het was niet verstandig Mogok te laten merken dat hij het goed had gedaan. Hij zou anders een betaling verlangen van Mun, die, opgevoed in Azië, had geleerd nooit te betalen als je de ander kon overtuigen dat hij je iets schuldig was.

'Wat ga je doen?' vroeg Mogok, terwijl hij toekeek hoe Mun om het meisje heen draaide.

'Een vuurtje aansteken,' zei Mun, 'en kijken wie er vlam begint te vatten.' Toen gebaarde hij het meisje dat ze moest gaan zitten en liet thee en voedsel brengen. Ze at gulzig en ongekunsteld, als een wild dier. Toen Mun genoeg had, liet hij de schotels weer weghalen. Toen begon hij het meisje zijn geheimen te vertellen. Hij was daar niet als handelaar in de tranen van de papaver, zoals iedereen dacht, maar als agent van de Chinese communistische partij. Ze waren gealarmeerd geraakt door de recente machtsaanwas van generaal Kiu en zijn toenemende bewapening en hadden besloten tot een alles-of-niets-aanval op het Tiende Quadrant, om het gebied voor eens en voor al te bevrijden van de aanwezigheid van de warlord. Mun was als het ware een vooruitgeschoven post, zo legde hij uit, die op zoek was naar de zwakke punten in de verdediging van de generaal.

Toen hij klaar was, liet hij het meisje alles nog eens herhalen. Ze had geen woord gemist. Toen zond hij haar terug naar admiraal Jumbo's kamp om haar zaad onder de andere vrouwen te verspreiden. Hij wist dat het niet lang zou duren of de verrader zou verlokkende stukjes van Muns geheim vernemen. Geruchten en geroddel waren tenslotte de twee belangrijkste bronnen van elke inlichtingendienst.

'Goed,' zei Mun, toen hij weer alleen was met Mogok, 'nu kunnen we alleen nog maar afwachten.'

Mogok haalde een stenen pijp te voorschijn en stopte de kleine kop vol met een zwarte, kleverige substantie. Hij stak de pijp aan, nam een aantal diepe halen en gaf hem toen door. De rook omhulde hem in mistige vormen. Lange tijd rookten de twee mannen en verstevigden zo een vriendschap op een manier die alleen Aziaten kunnen begrijpen. Alix lag te huilen.

'Eens was ik soldaat

En vocht op vreemde kusten, voor jou.'

De woorden van een lied van lang geleden echoden in de verpletterende stilte van haar geest. Zonder stem, zonder mobiliteit, was haar geest een groot toneel geworden waarop herinneringen te pas en te onpas verschenen. Er was geen heden, geen toekomst, alleen maar een verleden, dat nog eens extra voelbaar was door het ontbreken van enige zintuiglijke waarneming. Het bestaan was teruggebracht tot de elektrische impulsen van haar hersenen.

Was dat de reden dat haar wegvluchten van haar ouders naar haar grootvader weer bij haar bovenkwam? Was dat waarom ze nog slechts terug wilde naar Circleville? Wat was er trouwens zo bijzonder aan dat plaatsje? Gewoon een verzameling oude huizen, stoffige straten en mensen met waterige ogen.

'Eens was ik een minnaar,

en zocht achter je ogen naar jou.'

Maar ze wist het antwoord al. Het was niet Circleville zelf, maar datgene wat het stadje voor haar vertegenwoordigde: vrijheid. v,-.'

Circleville was alles wat haar gelukkig maakte. De tij d vloog eren voordat ze het wist, zo leek het, moest ze alweer terug naar huis. Thuis, waar de tij d als een loden j as om haar schouders hing en de atmosfeer zo kil was dat ze moeite had om de dag door te komen. Ze herinnerde zich dat ze haar vriendinnen had gevraagd haar elke ochtend en elke avond te bellen, zodat ze wist dat er daarbuiten nog een andere wereld bestond. Daarbuiten, alsof ze in een gevangenis leefde. Dat gebrek aan controle over haar omgeving had haar leven ondraaglijk gemaakt. Het was wat haar het huis uit had gedreven, haar tot een huwelijk met Dick had gebracht. Dick, van wie ze nu besefte dat ze nooit van hem had gehouden. Ze kon zelfs niet meer begrijpen hoe ze met hem had kunnen leven, behalve dan misschien de korte periode die ze nodig had gehad om de gevangenis van haar jeugd te kunnen ontvluchten.

'En snel zal er een ander zijn,

die je zal vertellen dat ik slechts een leugen was.'

Nu was hij teruggekomen, ongevraagd en ongewild, en Alix huilde omdat ze wilde dat hij verdween maar niet de middelen had om die wens over te brengen. Ze zat gevangen in het ziekenhuis, geketend in verband. Ze kon zich niet bewegen en niet spreken, en elk moment groeide haar vrees. Niet alleen vanwege zichzelf, hoewel ze bang was omdat ze haar stem nog niet terug had. Ze maakte zich meer bezorgd om Danny. Ze wilde niet dat haar zoon te veel tijd met Dick doorbracht. Danny was te goed van vertrouwen, te open en Joost mocht weten wat voor onzin Dick allemaal tegen hem verkocht. Het enige dat ze wilde, was haar zoon beschermen, en hier lag ze dan, hulpeloos en bang dat ze nooit meer zou kunnen spreken, dat haar leven als advocaat voorbij was. Wat kon het leven snel veranderen! Het was nog maar een paar dagen geleden dat ze gezond was, onafhankelijk, volledig greep had op haar leven. Misschien was dat alleen maar illusie geweest, ze kon het niet meer zeggen. Ze voelde zich als een buitenstaander die op een bus wachtte die nooit zou komen. De tijd kroop voorbij, bijna ongemerkt. Het was haar enige gezelschap, net als vroeger, toen ze nog een kind was. De tijd bespotte haar overdag met zijn traagheid en liet haar 's nachts badend in het zweet wakker schrikken. Herinneringen waren haar enige uitweg, maar al spoedig werden die zelf tot een kwelling en benadrukten ze wat ze niet langer had en ook nooit meer zou krijgen.

O, mijn God, waar was Christopher? Wat wilde ze hem graag bij zich hebben, om zijn hand vast te houden, om te weten dat hij voor haar en Danny zou zorgen. Maar dit was Circleville niet en haar grootvader was al vele jaren dood.

Maar dat weerhield haar er niet van met alles wat ze had ernaar te verlangen. Christopher, waar ben je? Kom je snel weer thuis?

'En soms vraag ik me af,

heel even maar,

of je ooit nog aan me denkt.'

'Het punt is dat mijn broer nooit de bedoeling heeft gehad die ansichtkaart te versturen,' zei Chris tegen Soutane.

'Maar wat...'

De zon stond al laag en in de smalle straatjes van Tourrette-sur-Loup viel geen licht meer, zodat de keien donker waren als de nacht.

'Je kunt het zien als een soort verzekering voor hem,' zei Chris, 'en een nalatenschap voor mij.'

Soutane keek hem aan. 'Wat wil je daarmee zeggen? Dat hij wist dat hij zou gaan sterven?'

Schoolkinderen renden langs hen heen, op weg naar huis, lachend en schreeuwend, hun schooltassen hotsend op hun rug terwijl ze door de steile, bochtige straat renden.

'Niet precies,' zei Chris. 'Maar gezien het gevaar waarin hij verkeerde, zal hij het als een mogelijkheid hebben gezien. Deze kaart was een waarborg, begrijp je. Hij wist dat, als hij zou doodgaan, die kaart altijd bij mij terecht zou komen. Of jij zou hem hebben gegeven - zoals je ook deed - of de politie zou daarvoor gezorgd hebben.'

Een moeder riep haar dochter vanuit de deuropening naar binnen en de geur van versgebakken appeltaart kruidde de lucht. Toen ze haar voorbij waren, zagen ze de spectaculaire waterval, waar ze langs waren gekomen, in het licht van de ondergaande zon liggen.

'Als opgroeiende jongens waren we gek op puzzels. Terry hield vooral van een spel dat Labyrint heette. Zeker als hij van me won. Ik hield meer van intellectuele puzzels, zoals cryptogrammen. Ik liet altijd briefjes in code voor hem achter, die hij dan eindeloos probeerde op te lossen.'

De waterval, nu deels in de schaduw, had een bijna sinistere aanblik gekregen, alsof het niet helder in de diepste diepten ervan kunnen kijken gevaar betekende, tot voorzichtigheid maande.

'Dan is de ansichtkaart dus een puzzel,' zei Soutane. Chris knikte. 'In zekere zin, ja.'

'Maar als j e gelij k hebt, waar in Tourrette heeft Terry dan La Porte a la Nuit verborgen? Ik zie geen enkele aanwijzing op de ansichtkaart.'

'Die zul je ook niet vinden,' zei Chris, terwijl hij beide zijden van de kaart zorgvuldig bekeek. 'Want als jij die zou vinden, zou ieder ander dat in principe ook kunnen, en Terry zou dat risico nooit nemen.' Er stonden geen merktekens op de kant van de foto, geen lijntjes onder een van de letters van zijn boodschap aan de andere kant.

'Er is ook nog de vraag wat hij als post scriptum had willen schrijven,'

zei Soutane.

Chris, die naar het P.S. keek, glimlachte en knikte. 'Precies. Is er hier een speelgoedwinkel?'

'Ja. Ik geloof in deze straat.'

Ze keek hem vragend aan terwijl ze linksaf sloegen en daarna weer linksaf. Onder het lopen keek ze in etalages, maar niet, zoals Chris zag, alsof ze interesse in de uitgestalde spullen had. Plotseling begon de straat weer te stijgen. Aan hun linkerhand was een winkel van met de hand gemaakte kinderkleren en speelgoed. Ze gingen naar binnen.

''Bonjour.'

De winkelier was een gezette vrouw van in de vijftig met een wat beschonken uiterlijk. Ze glimlachte hen toe vanuit haar plaatsje in een hoek van de winkel.

'Bonjour, madame,' zei Chris, die de planken met kleine bloesjes, broeken, jacks, opgevulde dieren en porseleinen poppen begon na te lopen.

Soutane, die zo nu en dan door de geopende deur een blik in de straat wierp, vroeg: 'Waar zoeken we eigenlijk naar?'

'Dat weet ik niet. Maar wat het ook is, hier is het niet.' Terug in de smalle straat, zei hij: 'Jaren geleden, toen vieze woorden nog verboden waren en daarom extra aantrekkelijk, verzon ik een steno-versie voor het woord dat me het meest opwond. Ik gebruikte dat dan bij ons thuis en Terry was de enige die wist wat het betekende. Ik zei dan bijvoorbeeld p.s. als ik poesje bedoelde.'

'Dus het P.S. op de ansichtkaart was nooit als post scriptum bedoeld.'

Ze liepen weer verder. 'Nee.'

'Maar wat betekent het dan wél?'

Chris lachte. 'Het is schuttingtaai.' En hij vertelde haar wat het betekende. Soutane keek nog meer verbaasd. 'Ik zie nog steeds het verband niet tussen dat woord en de plaats waar Terry de dolk kan hebben verborgen.'

'Wat het uiteindelijk ook zal blijken te betekenen, het is beslist een of andere grap, voor zover ik Terry ken.' Het was vreemd, maar door achter de betekenis van de ansichtkaart te komen, door de zoektocht naar een talisman waar hij niet in geloofde, kreeg Chris het gevoel dichter bij zijn broer te zijn dan ooit het geval was geweest toen hij nog in leven was. Het stemde hem tevreden en droevig tegelijk. Tevreden omdat hij dat gevoel kón krijgen en triest omdat het pas kwam nu Terry dood was. Die band vloeide deels voort uit de wetenschap dat Terry het speciaal voor hem had bedoeld. Terry had het hem toevertrouwd, alsof Chris de enige was van wie hij zeker kon zijn dat hij zou doorgaan met hetgeen waar Terry mee was begonnen.

Maar waarmee precies moest hij doorgaan? Chris merkte enige angst nu hij dichter bij de oplossing van Terry's cryptogram en de bergplaats van De Poort naar de Nacht kwam. Wat als Soutane gelijk had en Terry in de opiumhandel had gezeten? Maar waarom? Voor het geld? Terry was nooit zo geïnteresseerd geweest in geld, wist Chris, anders was hij wel in de buurt van zijn vader gebleven en het miljoenenbedrij f ingegaan dat hun im-en exporthandel was.

Wat kon de beheersing van de opiumhandel hem anders verschaffen?

Volgens Soutane waren er geld... en macht. Maar waarom zou iemand die in macht was geïnteresseerd willens en wetens de oorlog ingaan, met alle kans dat hij gedood zou worden?

En toen schoot Chris weer te binnen wat Marcus Gable had gezegd over die oorlog: Het was allemaal een kwestie van macht. Zij die de essentie daarvan begrepen, konden er garen bij spinnen en overleven. Ieder ander werd hoe dan ook vernietigd.

Terry had de oorlog overleefd. Het was hem zelfs goed gegaan. Had Vietnam zijn gevoel voor ethiek aangetast, zoals bij Marcus Gable? Had alleen al zijn adem vernietigd wat een mens aan eergevoel en fatsoen kon bezitten?

Nu, midden in dat oude stadje dat aan eenvoudiger maar niet minder wrede tijden herinnerde, bekroop Chris een verschrikkelijke angst, die hem dreigde te verlammen. Het was niet alleen een angst voor zijn broer en wat er eventueel van hem was geworden, maar evenzeer angst voor zichzelf. Want werden, door het pad te volgen dat uitgestippeld was door zijn dode broer, niet zijn eigen zedelijke beginselen op de proef gesteld?

Wat zou hij doen als hij La Porte d la N uit eenmaal in zijn bezit had? Wat als hij, om te ontdekken waar Terry mee bezig was geweest, zelf zou moeten...?

Wat?

Chris had geen idee, maar hij had het akelige gevoel dat het vinden van de dolk geen doel op zich was. Waartoe zou het leiden? Wat zou er van hem worden? Plotseling overviel hem het gevoel dat hij uit het ene leven in een ander leven stapte, hoewel zij n angst daarvoor enigszins werd afgezwakt door een prikkelend gevoel van verwachting, alsof hij zijn hele leven op dat ene moment had gewacht.

'Chris?'

'Wat is er?'

'Is het goed met je?' vroeg Soutane, hem in zijn elleboog knijpend. 'Je hebt net zo'n uitdrukkingsloze blik in je ogen als die zwarte kat daar.'

'Ik was even in gedachten ver...' Hij hield abrupt stil en staarde in een etalage waarin zwart fluweel was gedrapeerd. In het midden ervan bevond zich een vrouwelijke harlekijn in rood en wit, die haar hoofd schuin naar één kant hield. Haar armen staken omhoog en haar benen, in hoge laarzen, leken te bewegen, zodat haar houding iets van een vlucht uitdrukte. Achter haar stond de duivel met wijd geopende armen klaar om haar in zijn donkere mantel te sluiten.

'Chris?'

'Een moment.' Hij staarde naar de traan van bergkristal die op haar met ruitpatronen versierde masker was geschilderd. En onder het masker. .. Wat waren dat? Snorharen? Een donkere vacht? Het waren katteoren! De gelaarsde kat! Poesje!

'Wat is dit voor een zaak?'

'Een kunstgalerie,' zei Soutane. 'Haar marionetten zijn heel bekend. Zijn ze niet prachtig?'

Chris lachte, terwijl hij naar de gelaarsde kat in de etalage bleef kijken.

'Ik durf te wedden dat een daarvan veel meer dan dat is.'

Chris wilde net de trap aflopen die naar de galerie leidde, toen Soutane hem bij zijn elleboog greep.

'Ik ga nog even naar buiten.'

Hij zag de bezorgdheid op haar gezicht. 'Wat is er?'

'Ik moet even iets controleren. Het lijkt misschien onwaarschijnlijk, maar er is een kans dat we gevolgd worden.'

'Ik ga met je mee.'

'Dat is nou precies wat je niet moet doen,' zei ze snel. 'Alsjeblieft! Ik weet waar ik over praat. Bovendien, als La Porte a la Nuithier is, moet jij hem beschermen.' Toen lachte ze. 'Maak je geen zorgen, ik kan wel op mezelf letten.'

'Wat wil je daarmee zeggen?'

'Ik ben voor niemand bang,' zei ze ernstig. Toen glimlachte ze heel even. 'Kijk niet zo afkeurend! Je bent al net zo'n ouderwets iemand als Terry.'

Chris vond het idee niet prettig, maar ze had misschien wel gelijk. Terry was niet voor niets zover gegaan in het verstoppen van de Poort naar de Nacht.

'Oké,' zei hij, 'maar laten we dan tenminste ergens afspreken.'

'Waarom niet de kerk?' opperde Soutane. 'Dat lijkt me een toepasselijke plek, denk je ook niet?'

Beneden, in de goed verlichte galerie, zag hij dat alle marionetten menselijke gedaanten waren met dierekoppen. De enige kat echter was die in de etalage.

De wanden hingen vol schilderijen van eigentijdse schilders. Het waren merendeels olieverfschilderijen in diepe, rijke kleuren, die hem enigszins aan Perzische tapijten deden denken.

Een man van middelbare leeftijd kwam op Chris af toen hij de trap afliep. Er was verder niemand in de galerie.

'Ik wil graag wat informatie over de harlekijn in de etalage,' zei Chris.

'Ah, de harlekijn en de duivel zijn de enige twee marionetten die niet door mij of mijn partner gemaakt zijn,' zei de galeriehouder. 'Ik ben bang dat ik er verder niet veel over kan vertellen. De kunstenaar die ze gemaakt heeft, heeft me gezegd dat ze niet te koop zijn. Ze zijn alleen bedoeld als proeve van zijn kunnen.' Hij gebaarde glimlachend naar de andere poppen. 'Misschien hebt u interesse in mijn ara of in mijn uil?'

'Mijn belangstelling gaat uit naar de harlekijn. Is er een manier om in contact te komen met de kunstenaar?' vroeg Chris.

'Normaal gesproken hebben we liever niet...'

'Alstublieft,' zei Chris, 'het is belangrijk.'

De man keek Chris even onderzoekend aan, alsof hij hem de maat nam of zijn netto-opbrengst inschatte. Toen knikte hij en verdween achter een zwartfluwelen gordijn dat in een hoek van de galerie achter zijn bureau hing.

Chris, die nu alleen in de galerie was, keek nog eens rond. De uil, streng en dreigend, was stom, maar de ara leek op het punt te staan een duister en ironisch geheim te onthullen.

Toen hij het geruis van het gordijn hoorde, draaide Chris zich om in de verwachting de eigenaar te zien. In plaats daarvan stond hij tegenover een slanke, bleke man met ogen die vaag schemerden achter een donkere, zware bril.

'Waarmee kan ik u van dienst zijn, monsieur?'

'U hebt de gelaarsde kat gemaakt?'

'Ou/, monsieur. Je suis monsieur Asprey. L'artiste c'est mol. Maar de harlekijn is niet te koop. Als u er een wilt, zal dat...'

'Ik wil deze,' zei Chris.

'Pardon, monsieur, maar ik zei u al...'

'Ik ben Chris Haye,' zei hij. 'De broer van Terry Haye. U hebt die gelaarsde kat voor hem gemaakt, is het niet?'

De verandering in het gezicht van de man was opmerkelijk. De fletse ogen, eerst zo waterig, keken nu intelligent en opmerkzaam. 'Hebt u misschien iets om me te laten zien?'

Chris haalde de ansichtkaart te voorschijn. 'P.S.,' zei hij.

'Ah, bon,' zei monsieur Asprey knikkend. 'De aankoopnota. Nu kunnen we verder.'

'-oud-erd-tij -hade-'

'Merde, kun je er niet méér uithalen?'

'Sorry.' De technicus rommelde wat met schuiven en knoppen. 'Er moet zich een magnetische motor in die kamer bevinden. Als ze in een bepaalde kant praten - in dit geval naar de deur, denk ik - treedt er enorme storing op.'

'Zorg nou maar dat je alles erop krijgt,' zei Milhaud. Hij zat op het randje van zijn stoel en stond op het punt het gesprek tussen LoGrazie en de onbekende te beluisteren. Milhaud had vlinders in zijn buik van de gespannen verwachting.

'Klaar,' zei de technicus en drukte een knop in. Milhaud hoorde de stem van de onbekende man zeggen:'... houd er niet van een derde partij in te schakelen. Je ziet wat voor schade Terry Haye heeft aangericht. Vanuit veiligheidsoogpunt gezien klopt er niets van.'

'Ik ben tóch bang dat het in dit geval niet anders kan,' zei LoGrazie, door het geluid van fluittonen en witte ruis heen die door de filters van de technicus werden opgeroepen in zijn poging de stemmen te versterken. Het geluid van bestek tegen porselein, zo hard dat Milhaud in elkaar kromp en de technicus haastig aan wat knoppen draaide.'... denk jij soms dat we zomaar in deze produktielijn kunnen stappen? We hebben Milhaud nodig. Alleen Milhaud heeft de invloed en de organisatie om in dit gebied te infiltreren. Hij kent het veel beter dan wij ooit zullen bereiken. En door Terry Haye uit de weg te ruimen, heeft Milhaud al gedeeltelijk de weg voor ons vrijgemaakt. Zo bezien heeft hij zijn waarde voor ons al bewezen. Geloof me, dit is de enige juiste manier om dit probleem aan te pakken.'

'Ik heb er een gewoonte van gemaakt nooit ook maar iemand te geloven,' zei de stem. 'Dat is ook de reden dat ik nu terugkom uit de Shan. Toen de Oude Man besloot dat ik om zo te zeggen terug moest keren naar de kudde, maakte hij me heel duidelijk dat ik me dan ook helemaal in de zaak moest verdiepen. In feite denk ik ook dat dit de reden was waarom hij me heeft overgehaald om terug te komen. Je stond op het punt op een enorme manier door Terry Haye te worden genaaid. De Oude Man had er gewoon genoeg van.'

'Maar zonder Milhaud hebben wij geen toegang tot admiraal Jumbo,'

zei LoGrazie. 'Milhaud heeft me heel duidelijk gemaakt dat, omdat hij het Woud der Zwaarden heeft...'

'Frank, je luistert niet. Ik ben al in Birma geweest en heb admiraal Jumbo ontmoet. Met als resultaat dat we meedoen. Van nu af aan heeft Witte Tijger zijn produkt.'

Milhaud was woedend. Dachten ze soms dat ze hem zomaar konden dumpen? Dachten die mafia-schoften dat hij net zo'n amateur was als Terry Haye? Dan zouden ze nog voor verrassingen komen te staan! En wat was dat trouwens voor onzin, die overeenkomst met admiraal Jumbo? Milhaud kende de situatie te goed om te geloven dat de eerste de beste mafioso zomaar op admiraal Jumbo kon afstappen en het produkt verkreeg waarvoor Milhaud zich zoveel jaren had moeten uitsloven. Zijn hoofd tolde. Op dat moment waren er nog te veel onbeantwoorde vragen. Zichzelf tot kalmte manend, gaf hij de technicus opdracht de taperecorder verder te laten afdraaien.

'Jezus,' zei LoGrazie door de speakers, 'de verhalen over jou zijn écht waar. Je bent inderdaad een soort magiër.'

'Zo noemen ze me vaak. Maar bewaar je applaus voor later. Je zei me dat Milhaud de Prey Dauw heeft. Die wil ik; dat is mijn compensatie voor het opstarten van Witte Tijger. Zorg dat je hem in je bezit krijgt.' De spoel van de taperecorder hield op met draaien.

De technicus grijnsde. 'C'est assez clairpour vous?'

'Ik heb het woordelijk verstaan, ja,' zei Milhaud, die zijn verblufte gepieker onderbrak. Wie was die onbekende man? Dat moest hij met alle geweld weten.

Toen voelde Milhaud zijn maag omdraaien. Iets in zijn herinnering raakte los en dreef naar de oppervlakte. Een magiër. Zo noemen ze me vaak, had de onbekende gezegd.

Milhaud had iemand gekend die de Magiër genoemd werd, lang geleden. Dit kon niet dezelfde man zijn. Nee, dacht hij, dat is onmogelijk. Hij pakte de foto's van de surveillance uit een la en bestudeerde nog eens het filmsterrengezicht - de onbekende man op de band.

De Magiër. Onmogelijk, hield hij zichzelf steeds maar weer voor. Onmogelijk. Ik ken deze man niet. Dit kan de Magiër niet zijn. Maar de haartjes in zijn nek gingen al overeind staan.

Nadat Soutane de galerie was uitgekomen, sloeg ze zonder te kijken linksaf. Ze ging langs de steil omlaaglopende klinkerstraatjes naar beneden, sloeg toen rechtsaf en daarna nog een keer. Ze volgde zonder het te weten precies de weg die Terry ook had gelopen toen hij naar de kerk van Onze Lieve Vrouwe van Benva liep.

Son et lumière, dacht Soutane, terwijl ze steeds dieper in het centrum van Tourrette doordrong. Geluid en licht zijn hier mijn bondgenoten. De straten waren zo smal dat elk geluid duidelijk werd weerkaatst door de stenen gevels van de huizen. Het licht dat schuin op de muren viel, wierp scherpe schaduwen. Door beide te gebruiken, kon ze haar achtervolger in de gaten houden.

Ze had hem in de gaten gekregen toen ze in een etalageruit keek. En daarna nog een keer bij de speelgoedwinkel, een schaduw die te langzaam voorbijging en vervolgens op zijn schreden terugkeerde om haar in de gaten te kunnen blijven houden.

Wie volgde haar? Niet de jezuïet van Le Safari. Iemand die boven hem stond? Had de jezuïet zijn zonden bekend of had hij gezwegen? Soutane ging uit van de eerste mogelijkheid; de jezuïet was bij haar niet overgekomen als iemand met een sterk karakter. Haar schaduw was een Aziaat, misschien een Vietnamees, en dat baarde haar zorgen. Zoals ze Chris al had verteld, had ze al eerder contact gehad met Muns vijanden. En het doden van Muns minnares had haar in een almaar neerwaartse spiraal van zelfhaat gebracht, die uiteindelijk uitmondde in haar poging tot zelfmoord. Het deed er niet toe dat ze de aanslag op Mun had gewroken, ze was tegen haar natuur ingegaan. En zo had de oorlog toch nog bezit van haar genomen en haar bijna gek gemaakt. Terry had haar gered. Ze zou anders nu beslist dood zijn geweest. Wat had ze van hem gehouden! Door meer om hem te geven dan om zichzelf, was ze in staat geweest weer uit het diepe dal omhoog te krabbelen. Ze zag weer het moment voor zich dat ze het scherpe mes tegen de blauwe aderen van haar pols drukte en ze wist dat in Tourrette haar karma lag. Terry's dood had haar daarheen geleid. Haar eigen lot was nog steeds met het zijne verstrengeld, alsof hij nog leefde.

Echo's klonken in versneld tempo achter haar en dwongen haar sneller te lopen. Ze was nu in een straat die geheel overschaduwd was. Het was er kil en ze huiverde, omarmde zichzelf.

Ze was nu vlak bij de kerk. In de strenge, arrogante voorgevel klauwden beelden van lijden en verlossing in de lucht, als waterspuwers waaraan een overvloed aan menselijke emoties groteske vormen aannam. Ergens sloeg een klok. Soutane, luisterend, drukte zich tegen de koele stenen. Ze hoorde voetstappen, aan de andere kant, die zich van haar verwijderden. Het had geen zin in die straat te blijven staan, maar toch talmde ze nog, want ze wilde dat er voor haar achtervolger geen twijfel over zou bestaan waar ze heen ging.

Ze draaide zich om en glipte door de met ijzer beslagen eiken kerkdeuren. Binnen voelde ze tocht langs haar nekharen gaan, alsof de adem van God haar beroerde.

Het was er schemerig en bedompt, behalve op de plekken waar brede banen stoffig licht door de gebogen glas-in-loodramen naar binnen vielen en als schrijnen op de stenen vloer lagen.

Ze zag het uitgesleten stenen vont en recht voor zich uit het schip. Voor een klein altaar, dat in een nis in een ribbe was aangebracht, brandden enkele kaarsen. Iemand zat ervoor geknield, het hoofd gebogen in gebed. Erachter, vaag in het stoffige licht, stonden de rijen houten banken die tot aan het magnifieke hoofdaltaar leidden.

De lucht was zwanger van wierook en gebed. Soutane liep langs een marmeren beeltenis van Onze Lieve Vrouwe van Benva, patroonheilige van de reizigers, en vervolgens langs afbeeldingen van de maagd Maria en Christus aan het kruis. Zoveel lijden, dacht ze. Zoveel bloed. De zonden van de mensheid leken daar opgehangen, als wasgoed in de zon. Ze had inmiddels haar omgeving in zich opgenomen. Ze overdacht de mogelijkheden en vroeg zich heel even af waar Terry zich had bevonden toen hij vermoord werd. Hoe zijn bloed over de koele stenen vloeide en zich vermengde met dat van Christus.

Ze draaide zich om en haastte zich terug over het middenpad, tot ze weer voor het beeld van Onze Lieve Vrouwe van Benva stond. Aan de overkant van het pad zat de boetvaardige nog steeds te bidden. Soutane glipte achter het marmeren beeld.

Een huivering trok langs haar ruggegraat toen de vochtige kilte van de kerkmuur door haar blouse drong. Haar spieren trokken zich samen. Ze drukte zich zo diep mogelijk in de kleine ruimte en legde haar wang tegen het geaderde marmer, zodat ze een onbelemmerd zicht had op de ingang. Toen zag ze de Aziaat verschijnen. Het was een Vietnamees, daar was ze zeker van toen ze zijn gezicht zag. Er was geen spoor van menselijkheid op te bekennen, alsof hij al dood was.

Soutane voelde hoe ze huiverde en ze wist dat dit een slecht teken was. Haar angst zou hem een soort overwicht verschaffen waartegen ze zich moeilijker kon verweren en ze begon zich mentaal voor te bereiden op de komende beproeving.

Hij stond in een van de lichtbanen, wierp een lange schaduw op de stenen en reikte tot aan de voet van Onze Lieve Vrouwe van Benva, als een zwarte zee bij vloed.

Hij draaide niet, zoals anderen zouden doen, alle kanten op om haar te zoeken, maar stond vrijwel stil. Alleen zijn hoofd bewoog, als van een uil rond middernacht, loerend naar een prooi.

Zijn lippen hadden de kleur van gedroogd bloed en waren iets geopend, alsof hij de lucht proefde op haar aanwezigheid. Zijn ogen, bakens zo zwart als ebbehout, zochten de kerk af en Soutane verbeeldde zich dat ze dwars door het marmer heen konden boren waarachter zij verscholen was. Houd daarmee op! dacht ze. Je jaagt jezelf alleen maar angst aan. Maar het feit bleef dat die man, en dat wat hij in haar losmaakte, haar ook inderdaad doodsbang maakte. Ze begon hem te haten om datgene waartoe hij haar dwong en geleidelij k aan begon die haat haar angst te overvleugelen, totdat ze ten slotte gereed was. Het middelpunt van haar lichaam verplaatste zich naar haar onderbuik; haar geest verkeerde in dat bijzondere vacuüm van zijn/niet zijn, waar gedachten over overwinning of nederlaag niet bestonden. Dante stond nog in het stoffige licht toen Soutane zich losmaakte uit haar veilige beschutting en zich zonder geluid door de donkere schaduwen bewoog. En toch werd Dante haar gewaar. Hij draaide razendsnel zijn hoofd om en ving haar in zijn ooghoeken.

'Waarom volgt u me?' vroeg ze.

'La Porte a la Nuit is aan ons verkocht.' Zijn stem was een dodelijk gefluister. 'Ik ben gekomen om hem op te eisen.'

'Waar is het geld?' vroeg Soutane. 'Hebt u betaald?'

'We zijn misleid,' zei hij. 'Er is ons een waardeloos duplicaat gegeven.'

'Je hebt hem gedood.' Nu ze zijn gezicht zag, wist Soutane het zekerder dan wat dan ook. 'Jij hebt Terry vermoord. Waarom?'

'Ik was niet bij de transactie aanwezig,' zei hij, in een nogal zinloze poging haar tot andere gedachten te brengen. Hij herinnerde zich heel goed dat Milhaud hem voor Soutane gewaarschuwd had, maar hij had niet willen geloven dat ze inderdaad zo gevaarlijk was. 'Ik kan je niet vertellen wat er gebeurd is.'

Soutane haalde haar schouders op en inmiddels enigszins verontrust, probeerde hij haar ogen te lezen. 'Het doet er niet toe,' zei ze, met een vreemde, afstandelijke stem.

De vesper begon en een psalm van David, in het Frans gezongen, hulde hen in een wolk van geluid.

'Hij is dood.'

Lege handen. Gevuld met het vacuüm. Dichterbij komen en zeggen:

'Dat is wat er nu toe doet. Niet La Porte a la N uit of je zakelijke overeenkomst, maar leven van een mens.'

'Ik weet hier niets van af,' zei hij, zichzelf gereedmakend. 'Mij treft geen schuld.'

Ze gebruikte atemi, snelle, nauwkeurig geplaatste slagen met de zijkant van haar handen en met stijf gehouden vingertoppen. Ze richtte op zijn ribben, zijn hart, zijn lever. Maar hij was erop voorbereid, snel als de weerlicht, en wist haar slagen te pareren, zelfs toen ze de snelheid ervan opvoerde.

Soutane pakte zijn rechterpols met haar linkerhand vast en terwijl ze een atemi voorbereidde, voerde ze een aikido irimi uit door snel rechtsom te draaien en mee te geven met zijn beweging, waardoor ze zijn arm ach-ter zijn rug wist te draaien, waarna ze met de zij kant van haar rechterhand op zij n kin beukte.

Dantes hoofd werd naar achteren geworpen en hij viel bijna flauw van de pijn. Maar doordat hij diep vanuit zijn buik ademhaalde, werd hij gered, want nu kon hij die bron van energie gebruiken om hard met zijn voet uit te halen. Hij raakte Soutane boven aan haar dij. Het was een zenuwbaan en Soutanes rechterbeen raakte onmiddellijk gevoelloos. Ze wankelde en verloor haar greep op hem toen ze zich staande probeerde te houden. Dante ramde met de zijkant van zij n hand op haar schouder en Soutane viel op handen en voeten. Ze zag hem aankomen en probeerde hem uit alle macht te ontwijken, maar niets werkte meer. Hij trapte haar tussen de ribben en ze slaakte een gesmoorde kreet.

In vertwijfeling greep ze omhoog en begroef haar nagels in de stof van zijn broek, alleen maar om zich vast te houden en zijn been op afstand te houden, want ze besefte, hoewel vaag, dat een volgende trap haar einde zou betekenen.

Ze knarste met haar tanden toen een nieuwe slag een helse pijn door haar schouder en rug zond. Maar ze liet zijn been niet los en versterkte haar greep nog, al haar energie, haar concentratie daarop richtend, zodat ze de pijn en de angst niet langer voelde terwijl ze vocht om te overleven. Ze zocht en vond de zenuwbaan aan de binnenkant van zijn been en gebruikte haar duim, die ze diep in het vlees vlak boven zijn kniegewricht drukte.

Het been begaf het en hij viel, haar kant op, met zijn gewicht als een grote schaduw boven haar.

Ze hapte naar lucht en rolde weg. Terwijl hij de stenen vloer raakte, ramde ze een elleboog in zijn borstbeen, hoorde zijn onderdrukte kreet van pijn en voelde zijn duimen op haar gezicht, vlak bij haar oogkassen, zoekend naar de zwakke plek.

Geen tijd; ze moest haar strategie veranderen en de wig van haar vingers gebruiken vlak onder zijn borstbeen. Ze stootte toe, voelde de katoenen stof van zijn overhemd scheuren, hoorde zijn korte gil, als van een kind en rook de plotselinge, misselijkmakende ademstoot van diep uit zijn lichaam. Haar hand onder het bloed; zijn ogen waarin verwensingen te lezen waren, zijn greep op haar wang, hard als graniet, verstijvend en toen verslappend. Zijn ogen als gefixeerd op de welwillende trekken van Onze Lieve Vrouwe van Benva gericht, steeds glaziger.

Ze waren in een huis drie straten verder. Chris had geprobeerd in de galerie met Asprey te praten, maar die had een waarschuwende vinger opgestoken. Hij had hen daarheen gebracht, naar het twee verdiepingen tellende huis met zijn lage plafonds, stenen muren en betegelde vloeren. De benedenverdieping, waar zij zich bevonden, bestond uit een keuken en een kleine woonkamer met een enorme open haard en achterin een bad. Maar voor het grootste gedeelte werd ze in beslag genomen door Asprey's studio: een ezel met daarop een leeg doek, een kruk met een palet, een houten kist volgepropt met olie-en acrylverf. Eronder, op de vloer, metalen blikken met terpentine.

Het belangrijkste object in die ruimte was echter een met de hand gemaakte werkbank waarboven een heel arsenaal aan marionetten in de maak hingen. Ze bevonden zich half in de schaduw en keken met hun vreemde, onverschillige ogen neer op de menselijke indringers.

'Ik heb op a gewacht.'

In een hoek van de werkruimte hing een duivel, een tweelingbroer van die in de etalage. Hij was nog niet af; de beenderen van zijn geraamte ontbraken deels, maar dat maakte hem eigenlijk nog meer bedreigend.

'Monsieur Haye heeft me gezegd dat, als hij zou sterven, u zou komen.'

Asprey trok aan wat touwtjes en de duivel knikte met zijn half afgemaakte hoofd alsof hij dat beaamde.

'Als hij u verteld heeft dat ik zou komen,' zei Chris, 'heeft hij u ook verteld dat ik om een dolk zou vragen. Een heel bijzondere dolk.'

'Dat is inderdaad zo,' zei Asprey, en hij hield de gelaarsde kat op die hij uit de etalage had meegenomen. Hij bekeek hem vol liefde, als was het zijn dochter. 'Dit is mijn eerste creatie,' zei hij, 'en daarom mijn meest geliefde.'

Hij pakte een scheermesje en haalde met één snelle, verticale beweging de rug open. Uit het binnenste kwam een voorwerp te voorschijn.

'Dit is wat monsieur Haye voor u veilig wilde stellen,' zei hij, terwijl hij de dolk toonde, La Porte d la Nuit.

Chris pakte de dolk aan en onderzocht hem onder het licht van een lamp. Hij voelde onnatuurlijk zwaar aan, alsof hij van een of ander onbekend metaal was gemaakt. 'Weet u wat dit is?'

'Ik weet dat hij door een meester in zijn vak is gemaakt,' zei Asprey, 'en dat hij heel kostbaar is.'

Chris knikte. 'Voor sommige mensen zeker.'

Over de vensterbank buiten sloop langzaam een zwarte kat voorbij. Even ging hij zitten en staarde hen aan, terwijl hij zijn voorpoten likte. Toen liep hij verder. Door het open raam hoorde Chris de oproep tot de vesper die door het ommuurde dorp echode, omhoogzwevend van de kerk van Onze Lieve Vrouwe van Benva. Spoedig zou het Magnificat beginnen.

'Het lemmet is gemaakt van keizerlijke jade,' zei Asprey. 'Ik heb nog nooit een zo groot stuk uit één geheel gezien. Ik weet nog niet bij benadering hoeveel dat waard is.' Hij wees. 'En dan is er nog de robijn. Als u hem in het daglicht houdt, zult u zien dat hij een speciale kleur heeft, die bekendstaat als duivebloed. Dat geeft aan dat hij uit Birma komt. Het gewicht ervan is zes karaat. Weet u iets van edelstenen af? Een steen van deze afmeting is heel zeldzaam.'

'U lijkt heel wat van dit stuk af te weten.'

Asprey glimlachte. 'Dat mag ook wel. Uw broer heeft me gevraagd er een duplicaat van te maken.'

Dus de jezuïet had niet gelogen tegen Soutane, dacht Chris. Had Terry alleen maar geprobeerd de kopers op te lichten of had hij er een andere bedoeling mee gehad? 'De waarde van de dolk ligt niet zozeer op het financiële vlak als wel op het spirituele,' zei hij.

'Ik begrijp het.' Asprey knikte. 'In dat geval is het zeker goed dat hij zo zorgvuldig was opgeborgen.'

'En hij moet weer net zo zorgvuldig worden opgeborgen.' Chris gaf hem de dolk terug. 'Wilt u daarvoor zorgen?'

De kat was op de vensterbank teruggekeerd en zat met gekromde rug te genieten van de laatste zonnestralen. Toen hoorde hij iets, misschien ergens ver weg, en was verdwenen. Zwak kwam het gebulder van de waterval, die zich in het duister naar beneden stortte en op de rotsen uiteensloeg, op een namiddagbries op hen afzweven. Chris keek toe hoe Asprey's vaardige handen de Poort naar de Nacht terugstopten in zijn bergplaats en de harlekijn begonnen dicht te naaien. Het gezang stierf langzaam weg terwijl de echo's schaduw over schaduw legden. Soutanes ogen stonden verwilderd, wijd open, als van een merrie die op het punt stond getemd te worden.

Tegenover haar kwam de boetvaardige figuur bij het kleine altaar overeind. Hij had niets van hun strijd gemerkt, omdat de psalm, dat koor van zoete stemmen, alle andere geluiden in de kerk had overstemd. De figuur, klaar met zijn gebed, pakte een dunne, brandende kaars uit zijn houder, draaide zich om en was in drie grote stappen bij Soutane. Hij boog abrupt voorover en duwde de vlam in haar gezicht.

'Het is nog niet voorbij,' zei Mabuse grijnzend. 'Nee. Voor jou begint het nu pas.'

Soutane wendde haar gezicht af van de hitte, maar hij pakte haar bij haar haren en trok haar daaraan terug in de diepe schaduw achter het beeld van Onze Lieve Vrouwe van Benva.

Het licht vluchtte voor hem weg; schaduwen leken aan hem te klitten alsof ze zijn aanwezigheid wilden verhullen. Soutane gebruikte haar nagels en krabde hem over zijn wangen, zijn neus en voorhoofd. Hij gaf haar een harde klap en ze hield ermee op. Toen trok hij haar achter de marmeren figuur en propte haar op hardhandige wijze in de kleine ruimte erachter.

Ze haalde diep adem, in een poging iets van haar fysieke kracht en mentale evenwicht terug te winnen. Ze had weer gedood en voelde hoe ze als een spons het zelfverwijt opzoog. Emotioneel gezien verkeerde ze op het randje van de duisternis, de toestand waarin ze tot niets was gereduceerd, alleen maar stilte wilde, niet meer wilde nadenken, voelen - zijn. Dicht bij die verschrikkelijke, koude toestand waarin het mes langs de aderen op haar polsen gleed.

De tijd balde zich samen tot een oogwenk, de weerspiegeling van licht op het bolle oppervlak van een iris. Boven haar hing dreigend het gezicht van de vijand, eeuwenoud, meedogenloos, onverzadigbaar. Eens te meer werd ze gedwongen tegen zichzelf te vechten, tegen hetgeen ze had gedaan en tegelijkertijd voor haar leven te vechten. Ze voelde de afschuwelijke druk die hij op haar uitoefende, de onwrikbare stenen waartegen ze werd geplet. Uit zijn half geopende mond kwam een stank die haar deed kokhalzen. Hij raakte haar hard op de schouder en ze schreeuwde het uit. Hij probeerde met de muis van zijn hand haar mond te vullen, maar ze kronkelde weg.

Toen gaf hij een stomp tegen haar nek en de tranen sprongen in haar ogen van de pijn. Zonder het te beseffen, bewoog ze met een ruk haar hoofd weer in zijn richting en zijn hand sloot als een muilkorf over haar mond. Zijn krachtige duim drukte haar kin omhoog, zodat ze haar kaken en tanden niet kon gebruiken.

Haar hals was nu onbeschermd en zijn gezicht verscheen in haar blikveld. Ze zag tot haar afgrijzen hoe zijn mond zich opende, de tanden blikkerend als van een hond. Haar lichaam begon te schokken toen ze besefte dat hij van plan was haar keel open te rijten met zijn dichtklappende kaken. Er overviel haar zó'n gevoel van afschuw dat haar angst voor zichzelf erdoor werd weggedrukt. Ze balde haar handen tot vuisten en met een afgrijselijke inspanning ramde ze beide tegen de plek waar zijn hart zat. Hij werd net lang genoeg uit zij n evenwicht gebracht om haar de kans te geven uit de kille holte weg te slippen. Met een ongearticuleerde kreet schoof ze langs hem heen, sloeg zijn grijpende klauwen weg en rende buiten adem dieper de kerk in.

Toen Mun sliep, bleven al zijn zintuigen gespannen. Hij had dat in de oorlog aangeleerd, was daar in feite door Terry in onderwezen. Waar Terry het geleerd had, wist hij eerst niet, maar toen hij beiden beter leerde kennen, werd duidelijk dat Virgil de bron was geweest, zoals hij de bron van zoveel was dat uit Terry Haye voortkwam.

Mun begon dat pas te begrijpen toen Terry hem op een keer, 's nachts in de jungle, toen ze een modderige rivier naar het verboden Cambodja waren overgestoken, in vertrouwen had genomen.

'Voordat ik Virgil kende,' zei Terry, 'had ik er geen idee van hoe deze oorlog in elkaar zat. Het was alsof iemand in het Martiaans tegen me sprak en tegelijkertijd mijn benen onder me vandaan probeerde te schieten. Virgil maakte het me duidelijk. Het gaat in deze oorlog niet om het vinden van COS VN of om Charlie te vernietigen, het gaat erom te overleven als de aardbeving, de vloedgolf en de orkaan allemaal tegelijk toeslaan en je denkt dat er nergens meer een plek is om je te verbergen - niet op de aarde, niet op zee, niet in de lucht, nergens.'

Mun had vóór die tijd al met Virgil gewerkt, maar hij had hem nooit goed begrepen. Hij had hem altijd gezien als een huurling zonder hart of ziel. Maar door Terry kwam hij erachter dat niemand van hen de oorlog leuk vond, dat ze net als Mun terecht waren gekomen in een situatie waarover ze geen controle hadden. Terry had in Virgil een padvinder ontdekt, een magische talisman, Theseus in het labyrint van de Minotaurus, de man die de Weg naar buiten had gevonden. Daarom nam hij ook gulzig Terry's lessen over het slapen in zich op en paste ze daarna dagelijks toe.

Zo kwam het dat hij de tred van de verrader hoorde toen die de hut naderde waar hij sliep. Mun was alleen, opzettelijk. Mogok hield zich een eindje verder op, in geduldige waakzaamheid.

Bij nacht komen de honden te voorschijn. Dat was een van Virgils gedenkwaardige uitspraken. Virgil had het vermogen de chaos die de oorlog was om te zetten in keurige, beknopte gedachten, die als een pil naar binnen gleden. Het maakte dat de mensen om hem heen zich kwetsbaar voelden, alsof hij bijzondere krachten bezat en in het donker kon zien, in een vacuüm kon leven. Wat de oorlog ten slotte ook was: één groot zwart gat, een vacuüm dat het idee van rationaliteit, ethiek, het leven zelf volledig opslokte. Mun lag doodstil, omhuld door de duisternis. Hij opende zelfs nauwelijks zijn ogen, want het kampvuur buiten zou erin weerkaatsen en hem verraden. Hij regelde zijn ademhaling zó dat je onmogelijk kon zien dat hij wakker was.

Terwijl hij wachtte, vroeg Mun zich af welke van admiraal Jumbo's vertrouwde luitenants generaal Kiu's spion zou blijken. Zou het de pezige Chao zijn, de dikke Pegu of de al wat oudere Kyaik? Chao was admiraal Jumbo het meest vijandig gezind, maar Kyaik stond het dichtst bij de admiraal. Afgezien van Mogok dan. De verborgen vijand zou, zo wist Mun, proberen als zweet aan de admiraal te kleven. Onder de glimlach van de adviseur kon het duistere hart van de intrigant schuilgaan. Het geluid had ook dat van een insekt kunnen zijn, maar Mun wist wel beter. Even het schijnsel van het vuur op de rieten wand van de hut, dan een scherpe schaduw. Mun bereidde zich voor.

Het mes kwam met grote snelheid en kracht omlaag en begroef zijn punt in de mat waar hij net nog op lag. Hij greep de stijve pols vast, maar zijn hoofd knakte pijnlijk achterover toen een geschoeide teen hem op het puntj e van zi j n kin raakte. Instinctief rolde hij weg van de slag op zij n ribben die hij voelde aankomen.

Terwijl hij dat deed, schaarde hij zijn benen en voelde het lichaam op de mat vallen. Direct was hij er bovenop en sloeg de hand weg van het handvat van het verzonken mes. Hij sloeg met zijn vuist twee keer tegen de zijkant van het hoofd en dreef zijn onderarm in de keel. Toen was Mogok er, die zich met een toorts in zijn hand over hen heen boog. 'Boeddha!' fluisterde hij, zijn ogen wijd open. 'Is dit de spion van generaal Kiu?'

Mun keek neer op het bebloede maar nog steeds mooie gezicht van Ma Varada, admiraal Jumbo's concubine. Mogok had inmiddels een Amerikaans .45 legerpistool te voorschijn gehaald en drukte dat nu tegen Ma Varada's slaap.

'Doe dat weg,' zei Mun.

'Nee.' Mogoks vinger spande zich om de trekker. 'Er is maar één straf voor een verrader.'

Mun duwde het pistool opzij. 'Zij is mijn toegangsbewijs tot admiraal Jumbo,' zei hij. 'Het is aan hem om over haar lot te beslissen.'

Ze spoog hem in het gezicht. 'Dit is een katje,' zei hij, terwijl hij haar worstelende armen in bedwang hield. Hij riskeerde even een blik naar Mogok. 'Hoeveel zal admiraal Jumbo voor deze informatie betalen?'

Ma Varada keek van de een naar de ander en vroeg: 'Wat bedoel je, betalen? Betalen waarvoor?'

'Houd je mond,' zei Mogok, maar Mun vertelde het haar. 'Voor de informatie dat jij voor generaal Kiu werkt.'

Ze lachte. 'Ik werk niet voor generaal Kiu,' zei ze. 'Je bent stom als je denkt dat ik voor zo'n varken zou werken.'

'O ja?' Mun nam een bos haar in zijn vuist en trok hard. 'Voor wie werk je dan wel?'

Ze zei iets in een dialect dat hij niet kende en hij keek naar Mogok.

'Ze is een leugenaarster,' zei hij. 'Laat me haar doden, dan zijn we ervan af. Admiraal Jumbo zal net zo in zijn sas zijn met een dode spion als met een levende.'

Maar Mun hield aan. 'Wat zei ze?'

Mogok zuchtte. 'Ze zegt dat ze voor een man werkt die zichzelf, uh... hoe vertaal je dat? Tovenaar? Magische man?' Hij haalde zijn schouders op. 'Wat doet het er ook toe. Ik weet toch niet waar ze het over heeft.'

Maar als ik dat wel weet? dacht Mun bij zichzelf. 'Zou ze soms Magiër kunnen hebben bedoeld?'

Mogok knikte. 'Tovenaar, magische man, magiër, dat is toch allemaal hetzelfde?'

Goeie God! dacht Mun. Ik dacht dat de Magiër dood was, of op zijn minst gek. In zijn binnenste ging het tekeer alsof er een nest slangen rondwroette. Als de Magiër hier bezig is, zijn we allemaal in moeilijkheden.

'Wat maakt het uit? Ze liegt tóch,' zei Mogok. 'Als ik in haar schoenen stond, zou ik ook niet toegeven voor generaal Kiu te werken.'

'Ik heb generaal Kiu zelfs nog nooit gezien,' zei Ma Varada. Haar gezicht was vertrokken van wanhoop. Hij trok nog harder aan haar haren. 'Beschrijf dan hoe de man voor wie je werkt eruitziet.'

Dat deed Ma Varada. Ze konden de Magiër een nieuw gezicht geven, wist Mun, maar zijn algehele lichaamskenmerken zouden hetzelfde blijven.

'Ik geloof haar,'zei hij. Hij keek naar haar ogen; niemand kon zó goed acteren. Ze had de Magiër beschreven.

'Ik vertél ook de waarheid,' zei Ma Varada.

'Ik ben bang dat het zo is.'

Mun keek op. Mogok richtte de .45 op zijn hart. 'Ik ben generaal Kiu's spion.'

'Jij!' Mun was totaal verrast. 'Maar jij enTerry...'

'Dat is al heel lang geleden, en Terry Haye is trouwens dood.' Hij haalde, in een verontschuldigend gebaar, zijn schouders op. 'Hoe het ook zij, generaal Kiu is veel te machtig. Hij zal admiraal Jumbo en iedereen verpletteren die tot diens leger behoort. Ik heb dat al zien aankomen; het is simpelweg een daad van zelfbehoud.'

Hij gebaarde met het wapen. 'Oké, houd het meisje vast en sta op. We gaan een avondwandelingetje maken.' Hij dreef hen naar buiten, waar het fel brandende vuur de kilheid enigszins verdreef. 'Ik wist dat er iemand anders informatie naar buiten smokkelde, maar kon er niet achter komen wie het was. Jouw streven om admiraal Jumbo aan je te verplichten kwam me prima van pas. Zo kon jij het vuile werk voor mij opknappen.'

Weer bewoog hij zijn pistool. 'Vooruit. Deze kant op. Het donker daar in. Begrijp je? Ik wilde haar doden, mijn geheim bewaren, maar jij hield me tegen. Maar wie weet is het zo wel beter. Voor mij dan, niet voor jou.'

De jungle lag te wachten om hen op te slokken. 'Mijn mannen staan verderop klaar om je mee te nemen naar generaal Kiu. Hij zal jullie beiden wel wat vragen willen stellen. Het zal er hard aan toe gaan, dat beloof ik je, erg hard. Ik betwijfel of je het zult overleven. Maar tegen die tijd zal je dat zo een zorg zijn, denk ik.'

Chris zag Soutane langs het middenpad van Onze Lieve Vrouwe van Benva rennen en ging achter haar aan. Hij was direct van Asprey's huis naar de kerk gegaan, waar ze hadden afgesproken. Hij had de harlekijn bij zich, verpakt in doorzichtig bobbelt j esplastic.

Hij zag hoe Soutane van koers veranderde en links van het hoofdaltaar verder holde, haar gezicht vertrokken van angst. Welke duivel was ze daar, in het huis van God, tegengekomen?

Ze verdween door een in vakken verdeelde deur van donker glanzend eiken. Toen hij er zelf doorheen rende, merkte Chris dat hij in het sanctuarium was, opgetrokken uit koude steen. Erachter, naar links, was de sacristie. Aan drie muren hingen zware, roodfluwelen wandtapijten. De vierde muur was kaal, op een oud, fraai bewerkt bronzen kruis na. Er was een beeld van de Heilige Drieëenheid en in een donkere stenen nis stond een kleine houten afbeelding van Onze Lieve Vrouwe van Benva. Hij kwam in een doodlopend gedeelte, rende terug naar het smalle gedeelte dat de sacristie van het hoofdgebouw scheidde en liep tussen eikehouten kasten door die een nogal nauwe doorgang vrijlieten. Omdat het er zo donker was, waren de kaarsen in hun smeedijzeren kandelaars aangestoken. Hij liep rakelings langs twee priesters in hun gesteven witte pijen, hoorde een geluid achter zich en zag Mabuse in de deuropening naar de kerk verschijnen. Zijn gezicht zag donker, alsof het onder het bloed zat. 'Maak dat je wegkomt!' schreeuwde hij naar de priesters.

Chris tastte boven zich, greep het houten beeld en smeet het in Mabuses gezicht. De priesters, fladderend als opgeschrikte vogels, probeerden Mabuse tegen te houden, maar hij ontweek bijna achteloos hun onhandige pogingen en snelde de nauwe doorgang door. Chris rende naar de sacristie, maar Mabuse kreeg hem te pakken voor hij die bereikt had en gooide hem tegen de stenen muur. Hij sloeg met zijn hoofd tegen een van de smeedijzeren kandelaars en het bloed stroomde langs zij n wang.

Hij probeerde Mabuse met zijn elleboog van zich af te houden, maar die werd onmiddellijk afgeklemd. Chris draaide zich om en, zich herinnerend wat Soutane hem had geleerd, sloeg hij met zijn vuist hard tegen Mabuses onderarm. Daardoor kwam zijn elleboog vrij, maar hij werd nog steeds pijnlijk tegen het metaal gedrukt.

Hij reikte achter zich, wist de kaars uit de houder te wringen, ramde hem tegen Mabuses borst en worstelde zich vrij. Hij voelde de hitte en rook de geur van verschroeide kleding die de gang vulde, terwijl Mabuse achteruitstrompelde en naar de vlammen sloeg.

Chris rende de sacristie in en sloeg de zware eiken deur achter zich dicht. Er zat geen slot op, alleen een zware ijzeren klink. Chris trok een stoel met dikke poten naar de deur en klemde die onder de klink. Hij keek gehaast om zich heen. Glas-in-loodramen lieten het laatste gefilterde daglicht binnen. Brandende kaarsen in zilveren kandelaars deden de hoge plafonds nog hoger lijken. Er stonden nog meer kasten, een reftertaf el, een twaalftal ongemakkelijk uitziende stoelen met rechte leuningen en onder een van de ramen een beslagen leren hutkoffer. Misgewaden, zonder twijfel bij de vesper gebruikt, hingen aan dikke houten pennen, samen met een aantal zwarte soutanes en een gekreukelde linnen pij; het geheel vormde een haag die gespeend was van elk leven.

Naast de kasten bevond zich een bidstoel waarop een corpulente priester knielde, kennelijk in gebed. Behalve dan, zag Chris nu, dat hij naar Soutane jtond te kijken, die tegen de muur gedrukt stond, zwaar hijgend, maar eerder van angst dan van uitputting. Ze slaakte een zwak kreetje en het hoofd van de priester werd omgedraaid. Toen herkende Soutane hem.

'Chris...!'

Gebonk op de deur, die in zijn hengsels trilde.

'Kom op!' Hij greep Soutane beet en begon te rennen, door de doolhof van gewaden, sprong op de hutkoffer en het raam uit, de steeds duisterder wordende avond in.

De nachtverlichting van het dorp was aan en de kleine lampen wierpen scherpe schaduwen in de spleten en nissen van de stenen wallen. Nu ze aan de uiterste rand van het dorp stonden, kon Chris zien hoe indrukwekkend Tourrette moest zijn overgekomen op eventuele aanvallers. Gebouwd op de kronkelige granieten ruggegraat van de Voor-Alpen rezen de door mensenhanden gebouwde muren recht omhoog vanaf de kliffen. Hij en Soutane hingen als het ware in de ruimte, staande op een richel die in de mistige verte verdween.

Onder hen daalde de rotsige puinhelling zo'n driehonderd meter af naar het dal. Eén misstap en de meedogenloze rotsen zouden het vlees van hun beenderen schrapen nog voor die de tijd kregen te breken. De hemel lag uitgestrekt en glad als porselein boven hen. De wind geselde hen. Soutane was zó dicht bij hem dat hij haar razendsnelle hartslag kon voelen.

'Chris, ik heb de man gevonden die ons volgde. We hebben gevochten en...'

Toen hoorden ze de deur versplinteren en een beweging als een wervelwind vanuit de sacristie. Chris greep haar om haar middel en tilde haar op.

'Wat...?'

'Vooruit,' zei hij, haar aansporend. 'Omhoog!'

Hij voelde hoe haar gewicht zich verplaatste, draaide zich toen om en wierp haar de gelaarsde kat toe. Goed uitkijkend waar hij zijn voet neerzette, vond hij een uitsparing in de eeuwenoude stenen wal en werkte zich omhoog naar de richel die een volgende verdieping van de kerk markeerde. Hij raakte Soutanes kuit aan en klom langs haar heen. Ze drukte zich, trillend en uit alle macht, tegen het steen aan. Hij bewoog snel, zelfverzekerd, tot hij het dak bereikte. Hij voelde slechts een lichte pijnscheut in zijn been. Toen reikte hij omlaag en trok haar aan haar armen omhoog, naast zich.

'Weg wezen!' zei hij.

'Waarheen?'

'Weg van hier,' zei hij. 'Weg van hem.'

'Ik kan niet...' En ze slaakte een kreet. Een hand van beneden had haar bij haar enkel gepakt en probeerde haar nu terug te trekken over de rand, de sacristie in.

Soutane staarde er vol afgrijzen naar, maar ze leek niet in staat zich te bewegen, laat staan haar aanvaller af te slaan. Ze had die dag al een keer gedood; haar geest kon niet nog meer geweld verwerken. Chris, op zijn knieën, probeerde de krachtige vingers los te maken van haar vlees, maar ze gaven geen centimeter mee. Integendeel, Soutane werd stukje bij beetje over de dakrand getrokken.

Chris verwachtte dat ze haar zelfverdedigingstechnieken zou toepassen, maar zag nu dat ze als verlamd was en hij zocht naarstig naar een oplossing. Hij voelde in zijn zak, haalde het mes te voorschijn dat Terry hem had gegeven, opende het en ramde de punt in de rug van de graaiende hand. De straal bloed leek Soutanes lethargie te doorbreken. Ze rukte haar been los uit de verzwakkende greep en Chris trok haar overeind. Toen renden ze door het duister weg. Achter hen, aan de horizon van de dakrand, duwde een zwarte schaduw zichzelf op.

Chris hoorde haar adem, rook de zwakke geur van zweet. Ze zaten nu beiden opgesloten in het vreemde schilderij dat Terry had gecreëerd. De gedaanteverwisseling was compleet. Hij had een gevoel van vervoering, als de kreet van een wolf of de schreeuw van een valk, zijn prooi in de krachtige klauwen geklemd. Maar misschien was het slechts de verhoogde adrenalinestroom die door zijn lichaam raasde, die hen beiden deed voortstuwen over de daken, dan omlaag naar de straat, over de ene lage muur na de andere klimmend, rennend, kruipend, zijpaden inslaand, tot hij er niet meer zeker van was of ze nog gevolgd werden.

'Laten we van de straat weggaan,' fluisterde Soutane, dicht tegen hem aangedrukt. 'Ik voel me hier vreselijk kwetsbaar.'

Chris knikte en duwde haar een trap met brede stenen treden af die naar een complete duisternis leidde. 'Je hebt gelijk. Die schoft lijkt verdomme wel een bloedhond!'

'Wie is het?'

Hij keek haar aan. 'Als Terry hier was, zou hij het ons kunnen vertellen.'

Soutane keek hem aan. 'Wat gaan we nu doen?'

Hij keek achter zich, maar in het duister kon hij niets zien. Ze bevonden zich in een korte, doodlopende steeg met aan het eind ervan een afbrokkelende, borsthoge muur, waarachter de klif steil omlaagliep naar met heide begroeide rotsen. 'We zullen er zelf achter moeten zien te komen wie hij is.'

'Hoe moeten we dat aanpakken?'

Chris keek om zich heen. Hij zag vaag iets glanzen, iets wat op metaal leek, en toen hij dichter naderde, zag hij een deur die gelijk liep met een zij muur. Het was de deurknop die hij had zien glanzen. Hij pakte hem beet en draaide hem om en zette vervolgens zijn schoudertegen de verweerde houten panelen. De roestige hengsels protesteerden luid piepend tegen de beweging. Even later duwde hij de deur naar binnen open en sloot hem weer achter hen.

Ze roken een urinelucht en hooi, maar de ruimte leek verder verlaten.

Vliegen zoemden ergens, gevangen achter glas. Blauw licht stroomde naar binnen door een paar piepkleine ramen die op het dal uitkeken. Stof maakte de lucht zo dik als water.

'Waar zijn we in vredesnaam?' Zijn stem, hoewel zacht, echode spookachtig door de ruimte.

'Een verlaten opslagruimte,' zei Soutane. 'Het zal ooit wel een stal zijn geweest.'

Het gezicht van de harlekijn, die Chris stevig tegen zich aangedrukt hield, stond helder en onderzoekend.

Ze wees ernaar. 'Wat is dat?'

'Wat Terry voor me achterliet,' zei hij. 'La Porte a la Nuit.'

'We hebben hem!'

'Niet dat het ons veel zal helpen als we hier niet uitkomen.'

In het vertrek stonden overblijfselen van stallen en wat kisten die tegen een muur stonden opgestapeld, met een verweerd stuk zeildoek er half overheen. Ze lieten zich in een hoek op de grond zakken.

'Soutane, wat is er in die kerk met je gebeurd? Ik heb je nog nooit zo bang gezien,'zei hij.

Ze keek een andere kant op.

'Ik wil je helpen.'

Terry had hetzelfde gezegd. Ze leken zoveel op elkaar. 'Ik heb een man gedood,' zei ze. 'Een Vietnamees, die me volgde. Chris, het maakt me doodsbang dat ik daartoe in staat ben.'

'Had je een andere keus?'

'Nee, natuurlijk niet.'

Hij keek naar haar profiel. 'Dus dat is het niet, hè? Het is niet alleen het doden.'

'Nee.' Er glansden tranen in haar ogen.

'Wat is het dan?'

Lange tijd zweeg ze en toen ze hem antwoord gaf, voelde hij een ijskoude rilling door zijn lichaam gaan. 'Als het gebeurt, als ik het doe, vind ik het prettig.'

Hij zweeg en luisterde naar de nacht.

'Waar denk je aan?' vroeg ze.

Er zweefde een spookbeeld voor Chris' ogen. Ergens, in een ander leven, lag Alix in een ziekenhuisbed, in leven gehouden door slangen. Ze had van hem gehouden en had hem beschermd. Hoe had hij haar kunnen verlaten? Maar nu, hier, was ze niet langer slechts Alix Layne, maar een symbool van dat andere leven, dat meer en meer leek te vervagen, als een vergeelde foto in een aangeslagen zilveren lijst.

'Ik probeer me te herinneren hoe het was om jong te zijn.'

'Onschuldig, bedoel je.'

'Nee,' zei Chris ernstig. 'Ik geloof niet dat we ooit onschuldig waren.'

'We kenden toen geen schuldgevoel.'

'Dat is niet hetzelfde,' zei Chris. 'Nee toch?'

Hij voelde zich alsof hij terug was gegaan in de tijd. Nee, dat was een te simpele voorstelling van zaken. Dit was iets dat veel ingewikkelder was.

Soutane, naast hem, maakte plotseling een beweging.

'Wat is er?'

'Ik weet het niet. Ik hoorde een geluid.'

Hij hoorde de angst aan haar stem kleven. Maak je geen zorgen, had ze in de galerie gezegd. Ik kan wel voor mezelf zorgen . Het was duideli j k dat hij daar nu niet te veel op moest rekenen.

Chris stond op. Nu hoorde hij het ook. Hij bewoog zich een beetje naar het licht toe. Het geluid kwam van boven. Hij keek omhoog en zag een zwarte gedaante, die tussen de balken rondcirkelde.

Hij liep weer terug naar Soutane en ging naast haar zitten, dichter bij haar dan daarvoor. 'Het is niets,' zei hij. 'Een vleermuis.'

Hij voelde iets van de spanning uit haar wegvloeien en greep haar hand.

'Ik weet niet wat er met me gebeurt,' zei hij. Hij wilde haar uit haar morbide overpeinzingen halen, maar meende ook wat hij zei.

'Er is niets gebeurd. Wat bedoel je?'

'Ik ben teruggekomen naar Frankrijk en heb jou weer gevonden. Het is alsof ik een ander leven ben binnengegaan.'

'Dat was om Terry.'

Hij knikte. 'Maar het is meer dan dat. Het is alsof ik hier ben in Terry's plaats en door een of andere alchemistische verandering Terry ben gewórden.'

'Nee.' Ze volgde met haar vingertop de lijn van zij n kaak. 'Je hele leven heb je zoals hij willen zijn. Je denkt nu dat dit je kans is.'

'Dat was niet écht wat ik wilde,' zei Chris, een beetje kwaad. 'Bovendien, iedereen heeft zo zijn dromen.'

'Zeker. Ik wilde altijd een danseres zijn,' zei ze. 'Wat benijdde ik les petits rats. Ik wilde net zo'n grote schilder als Monet worden. Maar ik weet dat ik ook dat niet ben.' Haar gezicht glom, bleek en gespannen in het vale licht. 'Je had het daarstraks ook fout. We waren onschuldig, ooit, in die lang-vervlogen zomer, omdat we toen tevreden waren met onze dromen. Het heeft nu geen zin meer om die dingen te wensen, want ik weet nu wie ik ben, waartoe ik in staat ben. Ik zal nooit een ballerina zijn of zo goed schilderen als ik wil.'

'Dat hoeft niets te veranderen.'

'Maar dat doet het wél,' zei Soutane, terwijl de tranen over haar wangen stroomden. 'Houd je nog steeds van me, nu je weet wie ik ben?'

'Laten we het daar nu niet over hebben.'

'Waarom niet? Waarom zou dit niet het juiste tijdstip zijn?'

'Dit is niet hetgeen ik wilde,' zei hij wanhopig.

'O, nee,' zei Soutane. 'Dit is precies wat je wilde. Het is alleen niet wat je verwachtte.'

'Houd hiermee op, Soutane,' zei hij. 'Dit is net zo destructief als doden.'

'Dat is wat ons in eerste instantie aantrok,' zei ze, hem negerend. 'We waren nooit gelukkig met onszelf. Die zomer dat je dacht dat je de oorlog ontliep, zocht je er in werkelijkheid naar.' Ze keek hem in zijn gezicht.

'Waarom? Omdat je broer, Terry, daar was. Maar wat dan nog? Wat ging jou dat aan? Misschien dat, als je meer tijd had gespendeerd om erachter te komen wat je werkelijk wilde en minder wat er van je werd verwacht, je gelukkiger zou zijn geweest - of in ieder geval tevredener.'

'Ik weet niet wat je bedoelt,' zei Chris. 'Ik heb nooit iets willen bewijzen.'

'O, maar dat is niet waar,' zei Soutane. 'Ondanks jullie verschillen aanbad je je vader. En wat Terry betreft...'

'Laten we in vredesnaam mijn broer hierbuiten laten.' Hij was doodmoe steeds herinnerd te worden aan zijn verleden; bang voor de enorme hoeveelheid schuldgevoelens waarmee hij belast was.

'Zo is het,' zei ze spottend. 'Je wilt niets van dit alles horen.' Ze nam zijn gezicht in haar handen. 'Begrijp je het niet, Chris? Het was niet de oorlog die je ontvluchtte. Het was jezelf. Uiteindelijk bracht dat mij ertoe j ou af te wij zen. En nu gebeurt het weer allemaal opnieuw en ik wil er geen deel aan nebben.'

Ze maakte zich van hem los en voor hij haar kon tegenhouden, was ze opgestaan.

'Lieve God!'

Chris kwam bliksemsnel overeind, stapte eveneens uit de duisternis en zag wat Soutane zag: Mabuse, die licht als lucht op hen afsnelde. Herinneringen aan zijn vroegere leven dreven Milhaud in het holst van de nacht uit Morphées armen.

Buiten zag het Luxembourg, met zijn dikke, dichtbegroeide bomen en inktzwarte schaduwen, er onheilspellend uit.

Morphées zachte aanraking. 'Er is daar niets.' Ze trok hem weer omlaag onder de lakens. 'Kom, ga weer slapen.'

Maar in het duister klotste het leven dat hij eens had geleefd wreed aan zijn voeten.

Hij trok zijn benen op en rolde uit bed.

Hij kleedde zich zwijgend aan en verdween zonder ook maar één blik achter zich te werpen op Morphée, die met de lakens opgetrokken tot aan haar kin lag te staren in de leegte die hij had achtergelaten. Op deze tijd van de nacht was Parijs donker, alsof het gekuist was. De hele weg terug naar huis draaide Milhaud in gedachten weer de film af die zijn vrouw hem op een avond had laten zien, drie weken na zijn mislukking om belangrijke handelstoezeggingen van de minister van Binnenlandse Zaken los te krijgen. Ze had hem de film opgediend tijdens het avondeten, samen met de crème brülée, alsof het een verjaardagscadeautje betrof. Bach had opgestaan, de Mattheus Passion. Ze hadden samen naar de film zitten kijken en hij herinnerde zich de glans in haar ogen terwijl ze zijn steeds veranderende gezichtsuitdrukking in zich opzoog - walging, woede, vernedering - terwijl hij bij stukje en beetje de mate van haar verdorvenheid gewaar werd. Onder begeleiding van de sublieme muziek kregen de perverse handelingen iets godslasterlijks. De seksuele acrobatiek die zij en de minister van Binnenlandse Zaken uitvoerden maakte plaats voor gewelddadig sadomasochisme en Milhaud trok de film met geweld van de spoelen.

'Waarom heb je dat gedaan?' schreeuwde hij. Zijn handen schokten, alsof hij de ziekte van Parkinson had.

En wat was het antwoord van zijn vrouw geweest op zijn woede? 'Om datgene voor je te krijgen wat jij wilt,' had ze gezegd. 'Ik ga hiermee de minister chanteren, zodat hij je de diplomatieke concessies zal toestaan die je vrijwillig nooit zult krijgen.'

En hij had met een misselijkmakend gevoel gegromd: 'Nee. Ik bedoel, waarom laat je dit aan mij zien?'

'Zodat je er lering uit kunt trekken.' En hij zou zich haar glimlach toen ze dat zei tot aan zijn dood blijven herinneren. 'Om je te laten zien hoe het is om door iemand anders te worden overheerst. Om je te laten zien wat jij en je soort met het volk van Indo-China hebben gedaan. Om je voor eens en voor altijd te laten zien waar de zetel van je macht wérkelijk ligt.'

Beelden van haar naakte dijen terwijl ze met gespreide benen boven de knielende minister stond, flikkerden niet langer op het scherm, maar ze bleven door zijn hoofd spoken. En hij wist dat ze gelijk had; zij had de macht, zo niet de glorie.

Hij had haar geslagen, keihard in het gezicht. Eerst had hij alleen maar die wellustige glimlach van haar gezicht willen vegen, maar de weerslag van de klap ging door heel zijn lichaam en toen hij haar uitgespreid op het tapijt zag liggen, gaf hem dat zó'n fijn gevoel dat hij haar weer sloeg en haar lip barstte en weer, en haar neus verbrijzelde. Hij genoot van de warmte van haar bloed.

Op dat moment realiseerde hij zich ook wat er van zijn leven was geworden en dat er radicaal moest worden ingegrepen wilde hij overleven. Ze had hem gebruikt zoals hij haar had gebruikt. Ze had voor hem alle fondsen losgekregen, alle bescherming die hij zich had gewenst voor zijn politiek en zijn bondgenoten in Zuidoost-Azië. Maar ze had dat niet gedaan omdat hij het haar had bevolen, maar omdat ze ervan genoot hem te bedriegen. Die prijs was voor hem te hoog. Door hem te onderwerpen, had ze hem van zijn eigenwaarde en zijn mannelijkheid beroofd. Bachs prachtige muziek had het Ave Maria bereikt; dit was een bovenzintuiglijk moment. Milhaud dacht aan al de onderzoekers, de dappere voorposten van onze beschaving, die in gerechtvaardigde woede waren opgestaan tegen de goddeloze onwetendheid in de landen waar het woord van Christus nog niet was doorgedrongen. Hij mocht dan een socialist zijn, een radicaal, een revolutionair zelfs, maar hij was niet goddeloos. En nu werd hij als een leeg schip gevuld met die gerechtvaardigde woede. Hij had de van de spoel gelopen film opgepakt en die diverse malen om haar nek gewikkeld. Toen had hij met al zijn kracht getrokken. Hoe strakker hij de strop aantrok, zo leek het, hoe meer de vernederende beelden vervaagden. Tot ze geheel waren verdwenen.

Er lag bij thuiskomst bijna een volle spoel aan conversatie op hem te wachten. Hij maakte een espresso voor zichzelf alvorens het vertrek met de elektronica binnen te gaan - hij had behoefte aan iets om te ontnuchteren en likte aan zijn vingertoppen toen hij een krul citroenschil in het dikkige vocht liet vallen. Tegen die tijd was de spoel geheel teruggedraaid en hij installeerde zich achter de taperecorder, met een koptelefoon op. Onder het luisteren nipte hij bedachtzaam van zijn koffie. Het was voor het grootste deel saaie stof, zoals steeds bij afluistergesprekken. LoGrazie aan de telefoon met zijn vrouw, pratend over het nieuwe huis dat zij wilde, de nieuwe Mercedes zonder welke ze kennelijk niet kon leven, de kostschool waar ze hun eigenzinnige zoon heen wilden sturen. LoGrazie zelf stond wat toleranter tegenover de nukken van zijn zoon, maar zijn vrouw drong aan op een militaire academie. Uiteindelijk stemde hij in met de school, maar niet met de Mercedes.

'Ik heb je al eerder verteld dat we niet te openlijk kunnen pronken met onze rijkdom,' zei hij. Milhaud hoorde in zijn verbeelding de vrouw iets zeggen van: maar wat heb je er dan aan?, want na een pauze zei LoGrazie: 'Wij weten dat we rijk zijn. Dat is voldoende. Wat kan het jou verdommen wat de buren denken? En verder wil ik er niets meer over horen, Connie.'

De hoorn die met een wild gebaar op de haak werd gegooid en even later het geluid van een deur die openging.

'Je bent nog laat op!' zei LoGrazie.

'Ik heb radiocontact gehad met admiraal Jumbo,' klonk de stem van de onbekende man. 'Ik slaap sinds 'Nam trouwens niet meer dan een uur of twee per nacht. Mijn behoefte aan slaap is kennelijk een van de dingen die ik in Indo-China heb achtergelaten.

'Kun je al een beetje wennen nu je weer bij ons terug bent?' vroeg LoGrazie.

'Wie zal het zeggen? Ik verveel me in ieder geval niet.' Het geluid van pagina's die werden omgeslagen. 'Ik heb de ramingen nog eens doorgenomen die de Oude Man me vlak voor mijn vertrek uit Washington heeft gegeven. De tekorten die door Witte Tijger moeten worden goedgemaakt, zijn niet gering.'

Milhaud bleef stokstijf zitten, het kopje halverwege zijn lippen. De Oude Man, Washington, waar hadden ze het verdomme over? Het ging in ieder geval niet om de prijs van geïmporteerde olijfolie. Er schoten allerlei gedachten door zijn hoofd.

'Dat is natuurlijk waar,' zei LoGrazie, 'maar slechts tot op bepaalde hoogte.'

'Hoezo? Wie weet er, behalve de Oude Man, aan wie wij allen met hart en ziel toebehoren, nou verder nog van ons bestaan? We zijn een importexportfirma, ja? Onze dekmantel is verdomd goed. Daar heeft de Oude Man voor gezorgd.'

'Wat je zegt, is waar,' zei LoGrazie, 'maar we zijn voor onze fondsen op zijn minst voor een deel afhankelijk van de overheid, omdat de Oude Man dat uiteindelijk ook is.'

Het kopje espresso viel op de tafel en de koffie spatte over hem heen, maar hij merkte het niet eens. Had hij het goed gehoord? Kon het waar zijn? dacht Milhaud verwilderd. De mafia, die gefinancierd wordt, zelfs zonder dat men het wist, door de Amerikaanse regering? Betekende dit dat de Oude Man niet, zoals hij had aangenomen, de capo dicapi van de heersende mafia-families was maar niemand minder dan de president van de Verenigde Staten? Hij wist waarom hij dat idee almaar bleef verwerpen, zelfs nu het bewijsmateriaal zich opstapelde: het betekende dat zijn vermoedens omtrent de Magiër juist waren. God in de hemel, bewaar me, dacht Milhaud.

Hij zette de spoel stil met een hand die zó beefde dat hij hem tussen zijn knieën moest klemmen. Hij kon nauwelijks ademhalen. Dan is het dus waar! Lieve God, dacht hij, ik ben erin getuind. LoGrazie is helemaal niet van de mafia. Hij is lid van dat verderfelijke Amerikaanse spionageapparaat, de CIA!

Hij haalde een zakdoek te voorschijn en depte zijn wenkbrauwen. Milhaud was in de gelegenheid geweest heel wat van de CIA-operaties in Zuidoost-Azië in de jaren vijftig te volgen. Die kerels waren stuk voor stuk verschrikkelijk arrogant, ervan overtuigd dat ze met hun schijnbaar onbeperkte fondsen bergen konden verzetten. Ze dachten dat hun rijkdom hen onkwetsbaar maakte, maar ze waren nóg stommer dan de meeste andere blanken en veel van hen waren geëindigd met een kogel in hun achterhoofd.

Maar hun aantal was onbegrensd. En hun hoogste gezag was de Amerikaanse regering. Alleen daarom al had het Milhaud raadzaam geleken zo min mogelijk met hen te maken te krijgen. Maar die aversie had zich nu tégen hem gekeerd, begreep hij. Hij was te weinig op de hoogte van de huidige activiteiten van die organisatie. LoGrazie was helemaal niet zo stom als hij had gedacht. En wat de Magiër betrof, dat was een duivels genie. Alleen de gedachte al dat hij nog in leven was joeg Milhaud angst aan.

Hij haalde enkele malen diep adem en dacht: Nu is alles anders geworden. Hij zette de taperecorder weer aan.

'Maar omdat wij, net als ieder ander, te kampen hebben met budgetaire overwegingen,' zei LoGrazie, 'worden we beknot, zowel wat onze fondsen als onze activiteiten betreft. Dat is de reden dat de Oude Man met het idee van Witte Tijger kwam, zodat we minder afhankelijk zouden worden van de regering en we eindelijk eens de kans krijgen onze capaciteiten ten volle te benutten.'

'Volwassen worden kan gevaarlijk zijn,' waarschuwde de Magiër.

'Misschien, ja,' zei LoGrazie. 'Maar gevaar hoort nu eenmaal bij ons beroep, niet?'

'Ik bedoel dat, hoe meer je bevrijd bent van de normale kanalen, hoe meer je onderworpen raakt aan de macht van één man,' zei de Magiër.

'Wat je er uiteindelijk mee bereikt, is minder controle over de gang van zaken in plaats van meer. Neem dat maar van mij aan, maat. Ik weet alles van het opereren buiten de wet om. De wet is niet gemaakt voor mensen als wij. Wij zijn anders. Wat wij doen, ligt ver buiten het normale. Vaak worden wij aan gevaar blootgesteld en strikte opvolging van de wet kan dan heel riskant zijn, vaak zelfs fataal. Amerika moet sterk zijn; wij moeten in staat worden gesteld ons werk te doen.'

'De Oude Man zorgt daarvoor, zoals je ziet.'

'Dat is wat ik bedoel. Dat geloof in hem, dat is enorm. Maar heb je je ooit afgevraagd of dat geloof niet op een gegeven moment kan gaan botsen met je greep op de zaken? Want ik zal je dft vertellen, maat, dat waar die twee samengaan, geloof het verreweg wint. Geloof kan bergen verzetten, je greep op de dingen wordt erdoor gedwarsboomd.'

'Geloof is voor de armen, de behoeftigen, de barbaren,' zei LoGrazie.

'Wat mij betreft, is het synoniem met bijgeloof. Ik laat dat soort onzin graag aan de Aziaten over.'

'En heb jij dan niet al jouw geloof in de Oude Man gesteld? Ik bedoel dat hij niet onfeilbaar is. Wie wel? Maar wat je jezelf moet afvragen, is, wie er hier de touwtjes in handen heeft.'

'We zijn geen dissidenten,' zei LoGrazie, enigszins geïrriteerd. 'Geloof jij ook maar één moment dat we buiten het gezichtsveld van de Oude Man kunnen opereren?

'Nee, beslist niet. Als hij dat zou denken, zou hij je in één klap wegvagen. Kijk maar wat hij met mij heeft gedaan,' zei de Magiër. 'Nee, ik bedoel alleen maar dit, dat de cruciale vraag is op wie de Oude Man uit is. Kijk, in tegenstelling tot het normale zakenleven is het in jouw vak zo dat hoe dieper je ondergronds gaat, hoe meer kans je loopt te worden ontdekt. Daarom zou je eens moeten overwegen je lateraalte bewegen in plaats van de Oude Man voor je te laten graven wat neerkomt op een steeds dieper graf.'

'Waar wil je heen?' vroeg LoGrazie, hoewel uit zijn toon viel op te maken dat hij dat maar al te goed wist.

'Ik vraag me af of jij wel het volle pond krijgt van Operatie Witte Tijger. Ik vraag me eigenlijk af of het niet eens tijd wordt dat jij en ik zorgen dat we aan onze trekken komen.'

Een geruis, als van kleren, van iemand die dichter naar de ander toe buigt om geheimhouding te verzekeren. 'Heb je iets specifieks op het oog?'

'Jazeker,' zei de Magiër. 'Al vanaf het eerste begin.'

De spoel van de taperecorder was opgehouden met draaien. Nu weet ik hoe admiraal Jumbo is omgekocht. Milhauds hersens werkten op volle toeren. De Magiër was een ander soort spion. En alleen God en de duivel wisten wat voor operatie hij uit zijn mysterieuze koker zou toveren.

Mabuse, zijn linkerhand gewikkeld in een provisorisch verband van aan repen gescheurde kleding, kwam op hen af over de in een ruitpatroon verlichte vloer. De wond die door Christophers mes was toegebracht, was bijna onmiddellijk opgehouden met bloeden; kebatinan, zijn mentale training, had daarvoor gezorgd. Hij voelde geen pijn, maar een gedeeltelijke verstijving van de gekwetste spieren was onvermijdelijk. Chris en Soutane doken weg in de schaduwen aan het andere uiteinde van de stal en ze bevonden zich toen achter de gammele rij boxen. Mabuse kon hen niet zien, maar zij hadden ook geen idee waar hij was. Een eindje van hen vandaan lag het zeildoek over de stapel kisten en dozen. Chris luisterde, maar hoorde niets. Dat baarde hem zorgen, want hij wist zeker dat zijn tegenstander rondsloop.

Hij kwam overeind, kroop zonder geluid te maken naar het zeildoek en kon het bleke ovaal van Soutanes gezicht zien. Haar ogen stonden wijd open, starend, en hij vroeg zich af waar ze het meest bang voor was, voor de Vietnamees of voor zichzelf.

Hij gebruikte zijn mes om de vochtige verpakking van een doos open te snijden en zijn hand stuitte op rollen stof. Hij probeerde de volgende doos en voelde zijn schedel kriebelen toen hij ermee bezig was. Waar was de Vietnamees?

Hij voelde harde randen, de koele aanraking van metaal. Werktuigen of wapens? Het deed er niet toe; ook gereedschap kon met enige vindingrijkheid als wapen worden gebruikt. Hij ging verder met zoeken en betastte zorgvuldig wat hij tegenkwam. Hij probeerde zijn hand te bewegen, maar merkte dat die vastgeklemd werd tegen het vochtige hout. Toen draaide hij zich om en onmiddellijk werd er een hand om zijn mond geslagen. Iemand klom op zijn rug en hij werd naar beneden gedrukt alsof er een dood gewicht op hem rustte. Hij worstelde, terwijl een enorme druk op zijn dijen werd uitgeoefend. Als hij niet in zo'n goede conditie had verkeerd, zou hij onder de toenemende druk zijn bezweken.

'Je bent sterker dan ik dacht,' fluisterde een stem in zijn oor. 'Ik heb je in New York gemist. Wil je dat ik je hier vermoord?'

Chris kreeg een vreemd gevoel in zijn maag. Het was de man die in zijn flat was binnengedrongen en bijna Alix had gedood! Wat deed hij hier?

Hoe wist hij...

'Je broer heeft geprobeerd Milhaud te bedriegen,' ging Mabuse verder.

'Hij wilde het geld nemen en Milhaud een valse Porte d la Nuit aansmeren. Velen denken dat hij daarom is gedood. Ik weet wel beter. Hij stierf om te boeten voor alle zonden die hij in Vietnam beging.'

Wie ben jij? vroeg Chris zich af. Een deel van hem was stomverbaasd over wat hij hoorde, maar een ander deel, de gewiekste advocaat, sloeg feiten op om later op terug te kunnen komen.

'Ik wil dat je miss Sirik roept,' zei Mabuse, 'dus zal ik mijn hand voor je mond moeten weghalen. Als je haar hoe dan ook probeert te waarschuwen, zal ik je doden. Als je niet doet wat ik zeg, zal ik je doden. Is dat duidelijk?'

Chris probeerde te knikken; hij had het resultaat gezien van wat dat monster kon aanrichten. Maar hij werd zó vast tegen de krat geduwd dat hij zich nauwelijks kon bewegen.

'Ik ben hier voor La Porte d la Nuit en voor haar. Als ik de een niet vind, neem ik de ander.' Zijn lippen bewogen als de vleugels van een vlinder tegen Chris' oor. 'Zodra ik mijn hand van je mond haal, wil ik dat je zegt:

"Soutane, kom hierheen. Ik geloof dat ik iets gevonden heb.'

Chris voelde de druk op zijn lippen verminderen en zei zachtjes: 'Soutane, kom hierheen. Ik geloof dat ik iets heb gevonden.' Al die tijd waren zijn hersens als een razende aan het werk.

Hij zag hoe Soutane opstond en behoedzaam op hem afkwam. Ze had meer oog voor haar omgeving dan voor hem, want ze had geen idee waar hun achtervolger uithing. Hij tuurde in het duister. Had ze de harlekijn bij zich? Hij bad dat het zo was.

Pas toen ze bijna tegen hem aan stond, zag hij het pakket onder haar arm. Hij wankelde iets achteruit, alsof hij even zijn evenwicht kwijt was. Dat gaf hem de gelegenheid zich tussen zijn overweldiger en Soutanes linkerzij op te stellen, waartegen ze het langwerpige pakket gedrukt hield. De gelaarsde kat was nog zijn enige hoop. Als de man achter hem zag dat Soutane iets van die vorm droeg, zou hij onmiddellijk begrijpen dat ze Terry's bergplaats van La Porte d la Nuit hadden ontdekt. Soutane was nu zó dichtbij dat de man haar over Chris' schouder heen zou kunnen beetpakken. Als hij haar en de harlekijn eenmaal had, zou het te laat zijn. Chris zou dan als het ware zijn krediet kwijt zijn. Hij was bijna in de positie, bijna in staat het pakket aan te raken, bijna klaar om zijn zet te doen. Maar alsof hij Chris' bedoeling kon voelen, greep de man Chris' arm met zo'n kracht beet dat de tranen hem in de ogen sprongen.

'Beweeg je niet,' siste hij in Chris' oor.

Chris voelde een golf van wanhoop over zich heen komen. Alix had bijna haar leven voor hem gegeven. Nu bracht hij bewust Soutane in dezelfde situatie. Maar wat kon hij doen? De pijnlijke greep om zijn arm was als een metalen klem. Hij was geen superman en had geen speciale training gehad, behalve dan een paar semesters aikido, lang geleden. Kon hij zich dan niets meer van de principes daarvan herinneren?

'Chris?'

Hij sloot zijn ogen, haalde het beeld van een cirkel voor zijn ogen, het symbool van aikido. In het duister voelde hij hoe zijn overweldiger naar Soutane greep en hij wist dat alles verloren was. Hij was niet in staat hem tegen te houden. En op dat moment hoorden ze het leerachtige gefladder boven hun hoofd toen de vleermuis, gealarmeerd door de plotselinge beweging onder zich, in beweging begon te komen. Bovendien rook het dier bloed.

Chris en Soutane herkenden het geluid, maar hun overmeesteraar niet. Zijn aandacht werd omhooggetrokken. Door de verrassing verzwakte zijn greep even en Chris paste een klassieke a/foWo-techniek toe, udefuri undo, en draaide van hem weg.

Hij had niet meer dan een oogwenk, maar Chris, bevrijd nu, had daaraan genoeg om de harlekijn uit Soutanes armen te grissen terwijl zij met een ruk tegen Mabuse werd getrokken. Hij drukte haar hard tegen zijn borst, met zijn onderarm over haar keel, zodat ze al half stikte. 'Ik vermoord jullie allebei,' zei hij.

'O nee,' zei Chris, 'dat doe je met,' en hij scheurde de harlekijn open.

'Je laat haar nu los.'

Mabuses lach werd abrupt afgebroken toen Chris de dolk in een baan licht hield. 'Zie je dit?' zei hij. 'Dat is de echte. Dat is wat je echt wilt, niet?' Hij zwaaide ermee, zodat het blauwe licht op het jaden lemmet weerkaatste. 'Hij is van jou, als je Soutane laat gaan.'

'Chris, nee!' Soutane staarde hem aan. 'Je weet niet wat je doet!'

'Dat weet ik heel goed,' zei hij, en tegen de man achter haar: 'Nou, hoe zit het? De dolk voor het meisje.'

Mabuse grinnikte. Zijn begerige blik verdronk in de glimmende dolk. Eindelijk, dacht hij. Hij duwde Soutane iets van zich af, dichter naar de plek waar Chris stond.

Chris deed een stap terug, zodat de afstand tussen hen bewaard bleef.

'Wat maak ik me ook druk,' zei Mabuse. 'Ik kan zowel haar als de dolk krijgen.' En hij verstevigde zijn greep op Soutane, die bij gebrek aan lucht begon te kokhalzen. 'Geef hier.' Mabuses stem was helder als glas.

'Ze houdt dit niet lang meer vol.'

Chris pakte de dolk nu beet bij het fragiele lemmet. 'Als je haar niet laat gaan breek ik het blad in tweeën,' waarschuwde hij.

'Ik geloof je niet.'

Chris had daarop gerekend. Hij vergrootte de druk en het lemmet boog tot aan de tolerantiegrens.

Mabuses ogen puilden bij na uit. 'Nee!'schreeuwde hij. 'Datkunjeniet doen!'

'Laat haar los.'

Mabuse haalde zijn arm om Soutanes nek weg en ze zakte bijna tegen hem aan in elkaar. Haar gezicht was krijtwit en ze snakte naar adem.

'Laat haar gaan,' herhaalde Chris. 'Nu!'

'La Porte a la Nuit.' Mabuse verkeerde bijna in een staat van waanzin.

'Je zult hem hebben.'

'Chris, je mag hem niet geven.' Soutanes stem klonk schor en zwak.

'Rustig maar,' zei hij. Hij staarde naar Mabuse. 'We bevinden ons in een patstelling.'

'Wat?'

'Ik heb wat jij wilt en jij hebt wat ik wil. We vertrouwen elkaar geen van beiden genoeg om de eerste stap te doen. Bovendien weet ik niet wat je zult doen als je de dolk eenmaal hebt.'

Mabuse grinnikte.

'Hij is niet te vertrouwen, Chris,' zei Soutane.

'Ik denk niet dat ik een keus heb,' zei Chris. 'Ik wil dat jij in veiligheid bent.'

'Ik vernietig de dolk nog liever dan dat ik moet toezien hoe jij hem aan dat beest geeft,' zei Soutane.

'Dat is precies wat Terry Haye óók dacht,' zei Mabuse. 'Hij is nooit van plan geweest Milhaud La Porte a la Nuit te verkopen.'

Mabuse sleurde Soutane naar voren, in het licht, en Chris deed nog een stap terug. Nog even en hij zou met zijn rug tegen de muur staan, zonder dat hij nog een kant op kon. 'Maar de Slager is nu dood.' Mabuses stem klonk angstaanjagend in de donkere stal. 'Zo noemden we hem in Vietnam.

'We?'

Mabuse negeerde Chris' vraag. 'Wat hij dacht of wilde doet er nu niet meer toe. Ik zal hoe dan ook de gewijde dolk in handen krijgen, zelfs als ik jullie daar allebei voor zou moeten afslachten. Denk je écht dat dat enig verschil voor mij maakt?' Hij schudde zijn hoofd. 'Er zijn al zóveel littekens in mij die niet meer genezen dat twee extra er ook niet meer toe doen.'

'Heb jij Terry in Vietnam gekend?' vroeg Chris. 'Wie ben je eigenlijk?'

'Mijn naam is monsieur Mabuse. Of is het Trangh? Allebei, geloof ik. Ik kan ze niet langer uit elkaar houden. Mijn naam of de hunne, het doet er niet toe.' Hij wees naar de jaden dolk. 'Dit is wat ertoe doet.'

'Dan zul je die wel net zo graag willen hebben als ik Soutane wil.'

'Chris, alsjeblieft...'

'Ik heb je al gezegd, Soutane, dat het driebladige zwaard me geen donder kan schelen. Nu kun je zien dat ik het meen. Het gaat om jou; het gaat om wat er met Terry is gebeurd.'

'Maar begrijp je dan niet hoe belangrijk La Porte d la Nuit voor Terry moet zijn geweest? Kijk naar de moeite die hij heeft gedaan om hem te verbergen en van deze mensen weg te houden.'

Mabuse luisterde met toenemende ongerustheid naar hun conversatie. Hij wist dat hij op het punt stond Christopher zover te krijgen dat hij hem de dolk gaf. Als die Khmer-vrouw haar mond nu maar hield!

Hij verloor zijn geduld en rukte zó hard aan haar schouder dat ze gilde.

'Dat is het dan. Ik heb je gewaarschuwd,' zei Chris, en wilde het jaden lemmet in tweeën breken.

Maar Mabuse duwde Soutane tollend van zich af. Bevrijd rende ze op Chris af en stak haar hand uit naar de dolk. 'Geef hier! Hij is van ons.'

Maar Chris wilde hem haar niet geven en hij staarde Mabuse recht in zijn ogen. 'Hij is hier nog steeds, Soutane. Ik heb gezien waartoe hij in staat is. Bovendien hebben we een afspraak.'

'Een afspraak met zó'n monster?' gilde ze. 'Je bent gek! Het is een Vietnamees. Niemand vertrouwt hen.'

'Ik wel.' Chris liep door het vierkant licht naar de plek waar Mabuse stond, stil en gespannen. 'Ik heb Soutane,' zei hij. Zijn blik bleef aan één stuk door op de ogen van de Vietnamees gericht. 'En jij hebt nu La Porte a la Nuit.' Hij overhandigde hem de gewijde dolk van de Muy Puan.

'Chris, alsjeblieft! Hij zal ons doden zodra hij de dolk heeft!'

Maar het leek of ze op dat ene moment niet bestond. Het ging nu tussen hen tweeën. Het was duidelijk dat er meer achter Mabuse zat dan hij hun had laten zien en Chris brandde van nieuwsgierigheid om achter zijn geheimen te komen. Chris zag dat Mabuse net als elk normaal mens moest eten en drinken, maar dat hij leefde van haat. In de kern van die zwarte ogen brandde een koude gloed. Bij andere toeschouwers zou dat misschien afkeer en angst oproepen, maar Chris voelde alleen droefheid en een vreemd soort verwantschap die hij niet kon verklaren. Het was alsof hij tegenover een misdadig kind stond. Wie was er verantwoordelijk voor de schade die hij aanrichtte? Dat maakte hem natuurlijk niet minder gevaarlijk. Integendeel, het was duidelijk dat de man dodelijk was. Maar het onderscheid tussen goed en kwaad, dat bij de meeste mensen onmiskenbaar aanwezig was, ontbrak bij hem. Mabuses gezicht leek eerder een schedel, ontdaan van vlees en kraakbeen. Kon iemand opzet van zo'n van alle emoties ontdaan gezicht aflezen?

Eindelijk stapte Chris achteruit, weg van hem. 'We hebben beiden gewonnen,' zei hij, 'en beiden hebben we ook verloren.'


ZOMER 1969: Ban Me Thuot, Vietnam/achterland;

Angkor, Cambodja

Als Seve Guarda in het rookhol aankomt dat bekendstaat als Vietnam, wordt hij overvallen door de lucht. Opgegroeid in de straten van Heli's Kitchen, is hij goed vertrouwd met de stank van armoe: aangekoekt vuil, weken oud zweet, vuilnis van een maand oud, brandend rubber, rottende dode ratten .Maar zelfs dat kan hem niet voorbereiden op de verpestende atmosfeer van Vietnam.

Die is overal: in de lucht vol explosies, in het door bloedvlekken stijf geworden tenue dat hij draagt, in het vaak niet thuis te brengen voedsel dat hij eet, het waterige bier en de sterke drank die hij drinkt. Het is de geur van de dood en er is niet aan te ontkomen.

Alleen muziek kan die doodsgeur wat terugdringen; alleen het bewegen op ruige rockritmes verdooft de zinnen genoeg om te vergeten wat constant je neusgaten binnendringt.

De jukebox speelt het bekende intro van Gimme Shelter van de Stones. En een moment later zingt zijn verbazend goed gevormde stem mee met Mick Jaggers 'War, children, it'sjustashotaway, shotaway'. Hij danst met een meisje dat hij niet kent en nooit zal kennen, een mysterieus onderdeel van de oorlog, een warm lichaam dat een cultuur vertegenwoordigt die nu onthecht is in de puinhopen, de vernietiging. 'Oorlog, kinderen, is slechts een kus van je vandaan, een kus van je vandaan.'

Het is in deze hut, gemaakt van gedeukte golfplaat en colablikjes, dat oord waar een beschaving verloren is gegaan, waar Seve naartoe gaat om die stank kwijt te raken, om misschien zichzelf te verliezen, dat hij de Magiër ontmoet.

Seve is onder de indruk van de Magiër. En Seve is niet gauw onder de indruk; daarvoor is hij veel te achterdochtig van aard. Na zeven maanden in Vietnam is Seve een soort afwijking geworden. Het leven verloopt er in wezen heel stereotiep. Mannen worden erop uitgestuurd om een ander te doden, en vrouwen - die zijn er min of meer om tussen twee acties door mee naar bed te gaan.

In een dergelijke satanische omgeving is het niet verwonderlijk dat mensen hun normen en waarden verliezen. Het leven is gereduceerd tot een artikel - het kan gekocht en verkocht worden, bezeten of beëindigd. Maar op de een of andere manier is Seve erin geslaagd zijn hart te vrijwaren voor de verschrikkingen van deze oorlog. Zo woest als hij tijdens het gevecht kan zijn, zo ontaard als hij in straalbezopen toestand is, bij vrouwen is hij altijd heel zachtaardig. Het is in feite een obsessie voor hem. De enige manier om te bewijzen dat de jungle hem niet alles heeft ontnomen, is door met een van de plaatselijke meisjes naar bed te gaan.

Alleen dan kan hij zichzelf ervan overtuigen dat, hoeveel VC's hij ook heeft gedood, hoeveel bloed er ook aan zijn handen kleeft, hij nog steeds Seve is.

Een maand voordat hij de Magiër ontmoet, krijgt hij het voor elkaar dat zijn broer Dominic bij hem in zijn eenheid wordt gedetacheerd. Dom is de enige overlevende van een verbindingseenheid van de Special Forces. Een week voordat hij de Magiër ontmoet, zijn hij, Dom en kapitein Bork, hun leider, op een twee dagen durende kroegentocht. Ze hebben vlak daarvoor een zogenaamde VC-vampierpatrouille te pakken gekregen - een van die gevreesde dodelijke eenheden die in het holst van de nacht door de linies sluipen en soldaten in hun slaap vermoorden. Het is natuurlijk pure wraak. De helft van hun oorspronkelijke groep van zes man is gedood door een landmijn waar een van hen op trapte. Ze hangen de acht VC's aan hun voeten op, die als konijnen in een strik zwijgend bungelen. Tegen Seves en Doms protesten in geeft Bork hun bevel de VC van hals tot buik open te snijden. Het is één streep van stinkende, rottende menselijkheid, een getuigenis van wat menselijke haat kan aanrichten, van de corruptheid, van de menselijke ziel, van de werkelijke, blijvende schade die een oorlog zijn deelnemers toebrengt. Ze moeten daarna natuurlijk zichzelf schoenwassen - zichzelf behoeden voor gekte. Alcohol zorgt daarvoor, achtenveertig uur lang, op z'n minst. Tegen die tijd zijn ze zo geil als een beer. Iemand van het leven verlossen gaat vooraf aan de behoefte naar die andere verlossing. Als Seve teder zijn meisje streelt, een soepele Vietnamese die niet ouder lijkt dan veertien, hoort hij een gehuil uit de aangrenzende kamer, waar Bork zich met een vrouw ophoudt. Denkend dat het de Vietcong is, pakt Seve zijn mes en stormt het vertrek binnen. Wat hij daar ziet, doet zijn bloed stollen. Bork heeft het meisje zó stevig vastgebonden dat haar vlees obsceen tussen het touw door puilt. Hier en daar is zelfs bloed te zien.

Bork, naakt, slaat haar met een stuk bamboe, zijn erectie fier voor zich uit, rood en trillend.

Seve is zó door het dolle heen dat hij de bamboestok uit Borks handen rukt en hem in elkaar slaat. Dan maakt hij voorzichtig de touwen los.

'Wat is er aan de hand?' vraagt Seves meisje vanuit de deuropening.

'Wat zou je denken?' zegt Seve. 'Moet je al dat bloed zien.'

'Ach, dat stelt niets voor. Gebeurt constant,' zegt ze. 'Kom op, naar bed, hetisneuktijd.'

Seve staart het donkerogige kind aan en wordt zich plots bewust van de uitzichtloosheid van het bestaan.

Hij wil vergeten en gaat de volgende dag dansen in de Coca-Cola-hut, met een ander kind. Ze zijn inwisselbaar, merkt hij tot zijn grote afkeer, deze doelloos rondzwervende deeltjes in een verloren gegane beschaving. Ze bewegen op het ritme van Sam & Dave als de Magiër hem op de schouder tikt. 'Ga weg,' zegt Seve, zijn gezicht begraven in haar dat naar jasmijn ruikt en maar heel vaag naar de dood.

'Hé, maat.'

'Fluister je verhaaltje maar in iemand anders' oor.

'Je zit tot je nek in de stront, heb ik gehoord.'

Seve danst nog steeds op Sam & Dave en hun Stax-piano, muziek die meer dan jazz de echte ziel van Amerika is.

'Je hebt gelijk,' zegt hij. 'Deze rotoorlog is de grootste hoop stront waar ik ooit in ben gestapt.'

'Ik heb het over de krijgsraad.'

En voor het eerst kijkt Seve de Magiër aan. 'Ken ik je ergens van?'

'Jazeker.' De Magiër grijnst breed. 'Een borrel?'

Seve laat het soepele lichaam los, dat wervelend in de half duistere ruimte verdwijnt. De Magiër leidt hem naar een hoektafel, waaraan een andere man rustig aan een drankje zit.

'Ik hoor dat Bork de Hork in het ziekenhuis ligt met vier gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen en een pols die het niet meer doet,' zegt de Magiër.

'O?'

De Magiër knikt. 'Wat ik ervan heb gehoord, ben jij daar verantwoordelijk voor.'

'Is het werkelijk?'

De Magiër leunt voorover, daarmee zijn enorme lichaam nog eens be-nadrukkend. 'Hé maat, Bork wil je bloed zien. Hij zal je te grazen nemen zodra hij kan.'

'Ik heb daar anders niets over gehoord.'

'Dat verbaast me niets,' zegt de Magiër. 'Misschien heb ik contacten die jij niet hebt.'

Seve begint het te begrijpen. 'Wat wil je van me?' vraagt hij. De Magiër lacht. Het is te donker voor Seve om te zien wat de andere man uitspookt. 'Het gaat er meer om wat jij wilt. Ik ben alleen maar wat aan het ronselen. Mijn naam is Virgil, maar ik sta hier beter bekend als de Magiër.' Hij wijst met zijn duim naar de andere man. 'De Slager daar gaf me die bijnaam en nu zit ik eraan vast.'

Hij neemt een slok bier. 'De kwestie is dat de Slager probeert een team bij elkaar te krijgen. Een overlevingseenheid, zou je kunnen zeggen. Ons doel is dit gekkenhuis te overleven en er misschien wat munt uit te slaan, nu we er tóch zij n.'

'Je hebt het toch niet over deserteren of zoiets?'

'O nee, alsjeblieft zeg,' zegt de Magiër. 'Als je Charlie wilt doden, zul je daar genoeg mogelijkheid toe krijgen. We willen ons er alleen maar van verzekeren dat we het op onze eigen voorwaarden kunnen doen.' Hij gromt. 'Als ik het gevoel had dat de legerleiding enig idee heeft hoe we deze oorlog moeten winnen, zou ik direct met ze meedoen. Jezus, ik kan je verzekeren dat ik de eerste ben die me zou aanmelden. Maar het enige waarin Nixon lijkt te geloven, is dat duidelijkheid ten koste gaat van macht. Hij treedt in het voetspoor van Westmoreland. Voorlopig is het enige gevolg van deze uitputtingsoorlog dat hij óns uitput. Ik mag hangen als ik voor zo iemand sterf.'

'Maar Nixon zegt...'

Het gezicht van de Magiër vertrekt tot een sneer. 'Laat me je dit vertellen over onze geliefde president. Hij heeft meer macht dan wilskracht. Wat hij ook zegt, het is alleen om zich uit de puinhoop te lullen die zijn orders teweegbrengen.

Nixon stort ons recht in de ellende en ik heb geen enkele behoefte hem daarin te volgen. Wij zijn met iets heel anders bezig. Hoe klinkt je dat in de oren?'

Het komt allemaal heel redelijk op Seve over en het lijkt alsof de Magiër de enige is die nog enige zin aan die vijandige omgeving kan geven.

'Interessant. Maar overplaatsingen zijn hier niet mogelijk.'

'Fout. Fluitje van een cent.'

'En Bork?'

'Laat de Hork maar aan mij over,' zegt de Magiër. 'Die is niet langer jouw probleem, Danser.'

'Geen wonder dat ze jou de Magiër noemen.' Seve glimlacht. Het is een hele tijd geleden dat hij dat deed. Het voelt vreemd aan, alsof die spieren niet meer wisten hoe het moest. 'Maar waarom wilje per se mij?'

'We zijn geïnteresseerd in goeie kerels,' zegt de Slager, die eindelijk uit de schaduw naar voren komt. Hij ziet er knap uit, ziet Seve en een heel stuk jonger dan de Magiër, maar in de oorlog wil de tijd nogal eens vervormen. 'Ik heb een verslag uit de eerste hand gekregen van wat je in dat bordeel deed.'

Seve knikt. 'Oké.' Hij steekt zijn hand uit.

Terry Haye, de Slager, schudt zijn hand en zegt: 'Welkom bij het SLAM-team.'

Ook Trangh maakt indruk op Seve, als hij hem ontmoet, maar om een andere reden. Seve vindt Trangh angstaanjagend. Het lijkt wel of de naam van het team op hem is geïnspireerd, een golem in de letterlijke betekenis, een warm, levend lichaam zonder geweten of ziel. Kijken in Tranghs zwarte ogen betekent staren in de oneindigheid, denkt Seve; je begrijpt niet wat je ziet, je weet alleen dat het je niet aangaat in die richting te kijken. Maar Trangh is de rechterhand van de Magiër, zoals Mun de rechterhand van de Slager lij kt te zijn. Deze Aziaten, valt Se ve op, zij n meer dan slaven, maar een stuk minder dan vrienden. Hij kan die band tussen de Amerikanen en Aziaten niet helemaal plaatsen.

Virgil en de Slager noemen de Aziaten in hun team geen spleetogen, maar naar Seves idee hadden ze dat net zo goed wel kunnen doen. 'Mun en Trangh werken voor mij,' hoort hij Virgil tegen de Slager zeggen. 'Als ik zeg dat ze moeten springen, springen ze. Ze zijn me heel wat schuldig, maat, alles eigenlijk. Wat jij ook met Mun hebt, je kunt het beter meteen vergeten. Hij is van mij - alle SLAM-huurlingen zijn van mij - en dat zal altijd zo blij ven.'

Maar op een dag, als het zó hard regent dat zelfs het SLAM-team binnen moet blijven, hoort hij een gesprek dat hem van standpunt doet veranderen.

Trangh en de Slager zitten te praten terwijl ze hun wapens controleren. Het lij kt of ze zomaar wat zitten te kletsen, maar als Seve dichterbij komt, wordt duidelijk dat hun woorden dat logenstraffen.

'Is je familie hier ergens in de buurt?' vraagt Terry.

'Niet dichtbij,' zegt Trangh. 'Niet ver weg. In Vietnam is nooit iets ver weg.' Hij poetst de loop van zijn geweer. 'Vooral de oorlog niet.'

'Je zult ze wel missen.'

'Ik kan me nauwelijks herinneren hoe het was,' zei Trangh, 'om bij mijn moeder te zijn, bij mijn familie.' Hij haalt zijn schouders op en gaat verder met poetsen. 'Zoals de Mekong leven brengt en leven neemt, zo heeft de oorlog alleen maar weggevaagd. Het is nu net een droom. Soms, als ik slaap, ben ik terug in mijn dorp.' Hij controleert de werking van zijn geweer. 'Maar dan word ik wakker en ik zit onder het bloed.'

'De oorlog,' zegt Terry. 'Altijd die oorlog.'

Trangh stopt even met hetgeen waarmee hij bezig is en staart Terry als gehypnotiseerd aan. Na een tijdje knikt hij en zegt: 'Ja.'

Seve, die zich als immigrant in zijn geadopteerde land nooit echt heeft thuisgevoeld en die zich nog steeds niet op zijn gemak voelt bij mensen die zich Amerikanen noemen, gelooft dat hij kan invoelen in wat voor bizarre situatie Terry zich bevindt. Ondanks zijn bijnaam is de Slager totaal anders dan Virgil. Seve dacht in het begin dat de verhoudingen binnen het SLAM-team duidelijk vastlagen: aan de ene kant de Magiër en de Slager, aan de andere kant de rest. Nu lijkt het er meer op dat het de Magiër is tegen Terry, Mun en Trangh. Seve merkt dat hij heel graag meer zou weten van de complexe persoonlijkheid van de Slager. Onder de onheilspellende, amandelkleurige hemel zitten Terry Haye en Trangh gehurkt in de betrekkelijke schaduw van een uitgebrande hut. Ze slikken hun zoutpillen bij het eten. De Slager kijkt op als Seve bij hen neerhurkt, maar geen van beiden zegt iets.

Het SLAM-team bevindt zich ergens in het achterland - in die oorlog zonder fronten heeft Seve allang opgegeven te vragen waar in 'Nam ze ergens zitten; het maakt allemaal niet uit - en rust uit van een missie, maar is tegelijkertijd alweer bezig met de voorbereidingen op een volgende. Trangh is bezig rijst in zijn mond te schuiven vanuit een gebarsten kom die hij op kinhoogte houdt. De Slager, hoewel veel langzamer etend, doet hetzelfde.

Seve kijkt naar hen, zich bewust van hun heimelijke vriendschap, en hij benijdt hen. 'Weet je waar we hierna heen gaan?' vraagt hij de Slager. Terry haalt zijn schouders op. 'Dat hangt ervan af.'

'Waarvan af? Van het weer?'

'Nee. Van waar we de meeste schade kunnen aanrichten.' Hij lacht en zegt: 'De Magiër gaat over de schadegevallen. Hij kijkt in zijn kristallen bol en hup, daar gaan we.' Hi j werpt Trangh een blik toe terwi j l hij op een vissekop knabbelt.

'Heb jij daar dan niets in te zeggen?' vraagt Seve. 'Ik dacht dat dit jouw team was.'

De Slager verpulvert nog wat visgraatjes tussen zijn kaken. 'Ik ben net een dobermannpinscher. De Magiër geeft het doel aan en ik vernietig het. In wezen geldt dat voor ons allemaal, niet, Trangh?'

Seve is verbaasd. Maakt Terry een grapje? Hij heeft toch weinig weg van een hond die op de bevelen van de Magiër reageert. En er klonk een scherpe ondertoon door in zijn laatste opmerking, bijna alsof het een beschuldiging was in plaats van een grap. Seve denkt na over wat er tussen Terry en Trangh is en vraagt zich af of het soms toch ingewikkelder is dan hij dacht. Het lijkt hem toe dat Terry niet alleen Virgil haat om de wijze waarop hij de Aziaten behandelt, maar dat hij tot op zekere hoogte ook Trangh veracht omdat die dat zomaar accepteert.

Een eindje verderop is een televisieploeg bezig met opnamen. De oorlog heeft soms veel weg van een Hollywood-spektakel, geregisseerd door Cecil B. DeMille. Seve verwacht hen elk moment te horen zeggen: 'Hé, soldaat, kunnen we die aanval nog eens overdoen? Het staat er niet helemaal lekker op.'

'Op een dag,' zegt Seve, in een poging zijn stem optimistisch te laten klinken, 'zal dit allemaal voorbij zijn.'

Trangh stopt met eten en kijkt Seve aan. 'Het zal nooit ophouden,' zei hij. 'Er is hier al eeuwenlang oorlog, in welke vorm dan ook. Jullie, Amerikanen, kunnen dat niet veranderen; de Fransen konden het niet en de Russen zal het ook niet lukken. Jullie proberen allemaal ons te vermalen, ieder op zijn eigen manier, geheel in lijn met wat jullie ideologie je voorschrijft. Jullie denken dat, omdat je ons af en toe even hebt onderworpen, je ons hebt verslagen. Dat dachten de Fransen ook toen ze hier waren.'

Hij draait zich om en Seve ziet op zijn arm een tatoeage van eenphung hoang, de mythische Vietnamese vogel die bovennatuurlijke krachten zou bezitten en antwoord op alle vragen weet. Het is een kleine tatoeage, maar onmiskenbaar het werk van een kunstenaar. Het komt hem nu voor als een duidelijk symbool van de enorme culturele kloof tussen hen beiden.

'Jullie willen allemaal hetzelfde - ons iets leren. Wat moeten wij leren?

Nog beter te worden dan we al zijn? Onze welvaart te verbeteren en onze gezondheid, ons geluk? Dat is wat we te horen krijgen. Van de Fransen, van de Amerikanen, van de Russen. Maar het enige dat jullie uiteindelijk willen, is ons herscheppen naar jullie evenbeeld.'

Trangh staart naar de tv-camera, die inzoomt op de wanhopige gezichten, de gekwetste blik van de uitgeputte jongens. 'Vaak vraag ik me af wat jullie hier eigenlijk te zoeken hebben.'

Seve, gegriefd, vervalt in een nadenkend zwijgen. De Slager, die zelf geïnteresseerd is in dat onderwerp of misschien alleen maar de fakkel van Seve wil overnemen, zegt: 'Waarom zeg je dat allemaal? Haat je ons dan net zo erg als je de Noord-Vietnamezen haat?'

Die zwarte, peilloze ogen richten zich op Terry. 'Ik haat niet,' zegt Trangh. 'Ik brand.'

Ik brand.

Wekenlang blijft die zin Seve achtervolgen. Om de een of andere reden ziet hij hem als een soort talisman, als iets dat hem een band verschaft met de Slager en met Trangh, want meer dan wat ook wil hij ergens bijhoren, bij iets dat meer menselijks heeft dan het SLAM-team, dat zich voornamelijk bezighoudt met doden. Maar uiteindelijk beseft hij niet te weten wat hij heeft, dat hij het nooit zal doorgronden als hij het weggeborgen houdt.

Hij wendt zich tot zijn broer Dominic, die, hoewel jonger, een denker is en gulzig boeken over geschiedenis, filosofie en sociale ethiek verslindt. Het lijkt Seve toe dat van hen allen zijn broer nog het minst in die oorlog thuishoort. Hij heeft gedood, maar onvrijwillig. Hij heeft nooit die plotselinge opwinding gevoeld, zoals zij - zelfs ondanks zichzelf, wolven in de wildernis die van hun kluif genieten - als ze zich midden in het oorlogsgewoel bevinden.

'Natuurlijk begrijp ik wat hij bedoelt,' zegt Dominic, als Seve hem over zijn vreemde gesprek met Trangh vertelt. 'Maar om het te snappen, moet je óf hier geboren zijn of geschiedenis studeren. Kijk, de Fransen kwamen hier rond de eeuwwisseling en verpestten dit land. Ik bedoel, over het geheel genomen deden ze niet veel anders dan wat andere koloniale landen al eeuwenlang hadden gedaan. Ze begonnen ermee alle regerende mandarijnen eruit te schoppen en Franse wetgeving, Frans onderwijs te introduceren - en allerlei andere zaken die een samenleving ontwrichten die al sinds mensenheugenis volgens confuciaanse principes wordt geleid.'

Beide broers zij n gelegerd in een dorp vol wantrouwen en verdeeldheid

- zoals alle dorpen in die tijd. Enkele lokale regeringsfunctionarissen doorzoeken hutten, hun Amerikaanse wapens in de aanslag en uit één ervan sleuren ze een jongeman naar buiten. Hij bloedt. Zijn linkerarm hangt erbij. In het midden van de smerige straat, zodat iedereen het kan zien, gaan ze verder met het afrossen van de man.

'Paul Doumer, de toenmalige Franse minister van Financiën, kwam hier in 1897 aan. Hij werd de nieuwe gouverneur-generaal. Het was eigenlijk heel ironisch. Zijn politieke vijanden hadden hem verbannen omdat hij een inkomstenbelasting wilde invoeren. Hij was nog niet hier of hij veranderde de kolonie in een wingewest.'

De man is kennelijk een Noordvietnamese infiltrant. De functionarissen zijn, zo wordt beweerd, getraind door de CIA om communistische kaders in Zuid-Vietnam op te sporen. Het probleem is dat elk dorp een maandelijks quotum kent waaraan het moet voldoen.

'Om één voorbeeld te geven, de mandarijnen wilden geen rijst uitvoeren; het leek hun verstandiger die te reserveren voor de armere delen van het land. Doumer zag de rijst echter als een basisprodukt dat uiteindelijk het land economisch onafhankelijk zou maken. Rond 1940 was IndoChina de derde grootste rijstexporteur in de wereld. Het resultaat was dat miljoenen dollars in de Franse schatkist verdwenen, maar de andere kant van de medaille was dat het merendeel van de boeren, van wie de families eeuwenlang grond hadden bezeten, werden onteigend door Franse ondernemers en rijke Vietnamese families, die ook hun graantje wilden meepikken.'

Een van de dorpsfunctionarissen drukt zijn pistool tegen de slaap van de man en haalt de trekker over. Is de man een verrader of alleen maar een boer die geen geld heeft om de functionarissen om te kopen? Zoals zo vaak zal de waarheid, althans voor de Amerikanen, in het midden blijven.

'Dat kwam Doumer eigenlijk prima uit. Hij gebruikte de onteigende boeren min of meer als slaven in de mijnen, op de rubberplantages en bij de ambitieuze publieke werken die hij op stapel had staan.'

De functionarissen gaan verder met hun zoektocht en op een gegeven moment staat een hele groep mannen en vrouwen in een rij opgesteld in de straat, zwijgend, hun voeten in het stollende bloed van de gedode man. De functionarissen hurken neer, eten rijst en kletsen wat met elkaar.

'Maar op één cruciaal punt heeft Frankrijk zijn kolonie wérkelijk veranderd. Voordat de Fransen er waren, kende men in Vietnam nauwelijks opiumverslaving. Alleen in de kleine Chinese gemeenschap kwam het voor. Doumer bracht daar verandering in. Hij zag in de opium een nieuwe belangrijke bron van inkomsten en liet in Saigon een raffinaderij bouwen. Het gevolg was dat de verslaving zich over heel Vietnam verspreidde, met zó'n snelheid dat al spoedig één derde van alle opbrengsten uit de kolonie van de verkoop van dit verdovende middel kwam.'

De functionarissen waren klaar met eten en kwamen overeind. Terwijl de rest van het dorp toekeek, schoten ze hun gevangenen een voor een dood.

Dominics gezicht heeft iets donkers en smeulends, als de naweeën van een vuurgevecht. 'De Fransen hebben sindsdien Vietnam verlaten en als God het wil, zullen op een dag ook wij zijn vertrokken. Maar de opium, en het lijden dat daarmee gepaard gaat, zal blijven. Dat is hun erfenis aan Indo-China, de judaskus die de Fransen gaven aan het volk dat, zoals Paul Doumer schreef toen hij hier arriveerde, rijp was voor dienstbaarheid.'

'Wij bloeden hier allemaal, aan de buitenkant,' zegt Seve. Ze zijn inmiddels gehard tegen de daden die de Vietnamezen jegens elkaar uitvoeren. Ze hebben hun bevelen. Het zou trouwens slecht zijn voor de moraal om je te mengen in iets wat wordt gezien als een van vitaal belang zijnde, door Amerika gesteunde anticommunistische operatie. Wat hen betreft, zijn die mensen iderdaad communistische infiltranten. 'Jouw probleem is dat je ook vanbinnen bloedt,' vervolgt Seve. 'Ben je de oorlogszuchtige aard van de Vietnamezen vergeten? Ze proberen al eeuwenlang minder agressieve volkeren, zoals de Khmer, te onderwerpen.'

'We bloeden beiden,' zegt Dominic, 'alleen ben jij te eigenwijs om dat in te zien. Soms denk ik weieens dat we ons allemaal moeten afvragen of Trangh ons inderdaad net zoveel haat als de Noord-Vietnamezen. De ingeboren natuur van de Vietnamezen heeft niets te maken met wat de Fransen hier hebben uitgespookt. En dat weet jij net zo goed als ik.'

'Hij die zonder zonden is, werpe de eerste steen. Is dat het?'

'In wezen wel, ja.' Hij staart somber naar de opgestapelde lijken.

'Dit land heeft me veranderd, tenminste, mijn kijk op de wereld,' zegt Dominic. 'Ik zie nu het goede aan mijn aanwezigheid hier, het doel van dit alles. Ik zie de artsen heen en weer nollen in een poging die arme kerels op te lappen die op een landmijn zijn gestapt of tegen een kogel zijn aangelopen. Maar dat is alles wat ze kunnen doen, oplappen; ze kunnen niet helen. En dat is wat een dokter veronderstelt wordt te doen: helen. Ik wil helen en deze oorlog heeft me doen inzien hóe ik dat moet doen. De jongens die terugkeren uit deze oorlog hebben meer nodig dan wat psychische opvang. Ze zullen geestelijke kracht nodig hebben, hun ziel moet worden geheeld. En alleen God is daartoe in staat.

Het ontbreekt hier aan geloof, Seve. Dat zie jij net zo goed als ik. Een lichaam kan met draad en stalen pennen weer opgelapt worden, maar een hart, een ziel heeft een ander soort genezing nodig. De arme kerels die uit deze hel terugkeren, moeten worden gered. En ik wil hen, als ik weer thuis ben, helpen op dat pad.'

'Niemand komt hier levend uit,' zingt Jim Morrison.

Ze zijn ingezet, zoals dat in het militaire jargon heet, in zogenaamde haarden van verzet. Het SLAM-team vliegt noordwaarts naar Pleiku en Kontum. De snelle Huey-helikopters zetten hen, de missionarissen van de dood, af in een j ungle die zwanger is van vegetatie en menselij ke lichamen. De Slager leert hun vele dingen, waaronder de techniek van het ont-hoofden. 'Laat het hoofd naast het lichaam liggen,' zegt hij, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, 'maar zorg ervoor dat alle pezen compleet zijn doorgesneden. Alleen op die manier blijft de Vietnamese ziel gevangen in het lichaam. Niet, Trangh?'

'Het oneindige wiel van samsara, de heilige cirkel, zal gebroken worden,' zegt Trangh zonder enige emotie.

'We zijn hier niet alleen om Charlie te doden,' zegt de Slager, 'maar ook om hem de stuipen op het lijf te jagen. Is dat duidelijk?'

Dominic schudt zijn hoofd. 'Ik weet niet of ik dat wel kan.'

'Wat is dat?' zegt de Slager. 'Last van je geweten?' Hij is duidelijk verbolgen. 'De klootzak die jij doodt, heeft die verdomde rotmijn geplaatst die de benen onder een of andere arme drommel heeft weggeslagen. Je bent hier nu... hóe lang? Negen maanden? Hoe vaak is er al een maat van je op die manier aan zijn einde gekomen? Denk daar maar aan als je iemand overhoop schiet.'

Dominic schudt nogmaals zijn hoofd. 'Ik weet het niet...'

'Hij weet het niet,' bauwt de Magiër hem na. 'Luister, maat, het wordt tijd dat je de bittere waarheid onder ogen ziet, een van de lessen des levens. Als we niet meer gelukkig kunnen zijn met macht, als we geen plezier meer hebben in het jagen op anderen, dan vinden we het geweten uit en gaan jagen op onszelf. Maak dus je keus.'

'Ik...'

Maar voordat Dominic verder kan gaan, zegt Seve: 'Maak je niet druk, ik zal met hem praten.'

'Misschien hoort hij hier niet thuis,' zegt de Slager. 'Ik moet ook aan de rest van het team denken.'

'Nee, nee,' zegt Seve, die angstig bedenkt dat Dom daar veiliger is dan elders, omdat de Magiër, in zijn streven zichzelf te beschermen, hen allen beschermt. 'Ik zei dat ik met hem zou praten.'

Op Tranghs aanwijzingen rijzen dorpen als steenpuisten op uit de jungle. Het team gebruikt soms zwaar geschut om bressen in Charlies verdediging te slaan. Wegduikend voor de metalen bladen van de helikopter die hen aan de grond heeft gezet, openen ze allen tegelijk het vuur, terwijl de helikopter zijn lading raketten spuwt.

Het verzet is in een oogwenk gebroken, maar ze blijven hun AK-47's, 'erfenissen' van vorige slachtoffers, afvuren, tot ze omgeven zijn door doden en als boeren in een rijstveld knielen om hun bloedige werk volgens de richtlijnen van de Slager af te maken.

Andere keren gebruiken ze helemaal geen vuurkracht en wordt er geen schot afgevuurd. Ze sluipen van hut naar hut, snijden kelen door, scheiden hoofden van rompen en laten de groteske resten achter voor Charlie. Met als voorbeeld Tranghs tatoeage tekent de Slager, alvorens te vertrekken, een gestileerde phung hoang in Charlies bloed. Eén keer ziet Seve hoe Trangh naar de ruwe maar overtuigende tekening staat te kijken en heel even ziet hij een flintertje emotie op zijn gezicht. Wat, vraagt Seve zich af, vindt hij van deze vondst van de Slager? Is het een inspiratie of een belediging?

Waarom stelt hij belang in hetgeen Trangh denkt? Is het omdat dit zijn land is en wat hij denkt er écht toe doet, wat de Amerikaanse regering ook mag denken?

Seve, die in zij n hart al de rechercheur is, wil Terry's en Tranghs wezenlij ke geheim ontrafelen. Hij gelooft dat, als hij hen begrijpt, hij ook de maalstroom van waanzin kan begrijpen waarin hij zich bevindt. De meeste jongens daar willen alleen maar zo snel mogelijk terug naar huis, weer naar school, vergeten dat ze daar ooit geweest zijn. Zo niet Seve. Hij weet dat er voor hem in die stinkende jungle een elementaire waarheid schuilt. En hij gelooft dat Trangh de sleutel tot die waarheid vormt.

Bij een aanval ver weg in het noorden kijkt hij toe hoe Trangh de helikopter over de wirwar van de jungle onder hen leidt. Virgil, naast hem, fluistert: 'Zeg ons gewoon waar Charlie uithangt, net als altijd. Zonder omhaal.'

Trangh wijst en de Huey duikt naar links. Er komt een open plek in zicht. Een dorp. 'Daar.'

Ze komen laag en snel in, met ratelende geweren en wegsuizende raketten. De bomen schieten onder hen weg in een gierend, woest staccato van de dood.

Uit zijn ooghoek ziet Seve hoe Trangh zijn oor tegen de bodem van de helikopter drukt. Zijn ogen staan wijd open en zijn dikke lippen bewegen, alsof het lawaai dat de wapens maken als een soort gas uit hem ontsnapt.

Als de Huey landt, volgt Seve Trangh naar buiten. Gebogen als oude mannen, kreupel van het leven, sprinten ze over de geblakerde grond, weg van de wervelingen van de rotors.

Tegenvuur maakt dat ze her en der weg moeten duiken. Seve volgt Tranghs gebogen rug helemaal tot ze in veiligheid zijn. In elkaar gedoken en zwaar hijgend, met hun rug tegen een nog warme en rokende hoop puin, beseft hij tot zijn afschuw dat hij Trangh onbewust als een soort schild heeft gebruikt.

Trangh heeft een verwilderde blik in zijn ogen, zo leeg en zonder leven dat Seve hem moet aanraken om zichzelf gerust te stellen. Overal om hen heen dansen de vlammen, knisperend en vonkend.

Trangh, met ogen als stukken obsidiaan, geeft een ruk met zijn hoofd.

'Daarheen.'

Ze komen uit hun schuilplaats te voorschijn, zien dat de anderen onder Noordvietnamees vuur liggen en stormen in een zigzagbeweging, af en toe even inhoudend, langs de rand van de vernietiging. Trangh begint te vuren en Seve, vlak achter hem, valt hem bij. Met hun tweeën weten ze het laatste verzet te breken. Seve trekt de pin los en laat een handgranaat achter een haastig opgeworpen barricade van houten balken en smeulende twijgen ploffen.

Ze raken de grond een seconde voor de duisternis hel oplicht in een explosie van geluid en trilling. Dan zijn ze weer op de been en rennen, nog steeds vurend, verder naar wat er over is van de barricade. Ze porren in de resten en Trangh knielt om plichtsgetrouw en vakbekwaam de kelen open te snijden van de lijken die nog één geheel vormen. De anderen komen er nu ook aan, ongedeerd. Er heerst stilte; geen ander geluid dan de vlammen die zichzelf voeden. Dan richt Seve zijn hoofd op. Hij hoort het geluid weer en de haren in zijn nek gaan recht overeind staan.

Uit de rookwolken komt een figuur te voorschijn, wankelend en verdoofd. Zelfs nog voor zijn hersens de vorm identificeren, is Dom al opgestaan en rent erop af.

'Stop!' roept de Magiër. 'Kom terug.'

Dom hoort hem niet of wil hem niet horen. Hij rent verder naar het bedwelmde, met roet besmeurde kind. Het is een meisje van hoogstens vijf, zes jaar oud. Haar lange haren liggen in slierten om haar hoofd. Haar ogen zijn wijd opengesperd en ze is duidelijk doodsbang. Haar jammerende kreten echoën over de verwoeste open plek en teisteren hun toch al gespannen zenuwen. Ze struikelt, valt op haar knieën en wanneer ze weer opstaat, ziet hij dat ze overal bloedt. Ze lijkt de verpersoonlijking van de verderfelijke amoraliteit van de oorlog. Hij heeft verschrikkelijk met haar te doen. Als in een vertraagde opname ziet hij zijn broer naderen tot de apocalyptische verbeelding van een gek geworden wereld.

'Godverdomme!' schreeuwt de Magiër. Hij richt zijn geweer op het kind.

'Nee!' gilt Seve en probeert het wapen te grijpen. Het lijkt alsof de Vietnamees nauwelijks beweegt, maar Seves plotseling krachteloze arm valt als dood hout langs zijn lichaam.

Hij moet hulpeloos en vol afschuw toezien hoe de Magiër het kind in de borst schiet. Het nietige figuurtje wordt wreed naar achteren geslingerd. Midden in de lucht barst het met een donderende knal uit elkaar. Dom, die er vlakbij is, wordt van de grond getild.

Trangh laat Seve los, die naar zijn broer rent en naast hem neerknielt.

'Jezus!' fluistert Dom. Hij verkeert in een shock, maar is verder ongedeerd. 'O, mijn God!'

'Een landmijn,' zegt Terry, die bij hen is komen staan. 'Een bekende truc. Plak een granaat onder de oksel van een kind en stel hem zo af dat de eerste die haar aanraakt...' Trangh zegt niets.

Dom zit met zijn hoofd in zijn handen, trilt alsof hij hoge koorts heeft en begint over te geven. Seve slaat zijn armen om hem heen. Trangh, slechts een hartslag verwijderd, bekijkt hen met ogen waarin de naderende vlammen weerspiegelen. Hij neemt hun omhelzing in zich op met een gretigheid die Seve kan voelen.

'Je kunt hem niet beschermen,' zegt Trangh, 'hoe je ook je best doet. Dit oord pakt je of laat je gaan, net zoals het uitkomt. Daar kun jij verder niets aan doen.'

Seve, met zijn wang tegen Doms natte haar gedrukt, kijkt hem aan. 'Er is iets dat ik wél kan doen,' zei hij. 'Ik kan van hem houden.'

Hij ziet het onbegrip op Tranghs gezicht en vraagt zich af waarom hij ooit het verlangen had erbij te horen, om vrienden te zij n met de Slager en Trangh. Terry doodt met weerzinwekkend gemak en Trangh is een vreemde, net zo ongrijpbaar als de mooie jonge meisjes in hun ao dais, die onder daken van geplette colablikjes op Amerikaanse muziek dansen.

'Nu kun je het zelf zien waarom deze oorlog nooit zal eindigen.' Trangh gebaart om zich heen, naar de verkoolde grond, bezaaid met verminkte lijken - daarbij inbegrepen dat wat er over is van het meisje. 'En ik behoor nog tot de gelukkigen. Dat daar is het alternatief.'

Maar deze onthulling komt te laat; Seve luistert al niet meer. 'Ga weg,'

fluistert hij. 'Verdwijn.' Maar Trangh beweegt zich niet. Hij is een stille getuige van hun smart en verschrikking, die hij in zich opneemt als was het even voedzaam als zijn vissekoppen en rijst.

Het kokhalzen van Dom is wat minder geworden. 'Lieve God,' hoort Seve hem bidden, 'geef me de kracht om thuis te komen.'

Het SLAM-team, gehard, één geheel nu en in zeker opzicht zelfs fami-liaal , is op een driedaags verlof in Ban Me Thuot, in afwachting, zo laat de Slager doorschemeren, van hun zwaarste klus tot nu toe. Ze zijn met zijn achten: Terry, Virgil, Seve, Dominic en een gewiekste boerenzoon uit Kansas die Jawbone wordt genoemd; verder Trangh, Mun en een Khmer Serei, Chey genaamd. Ze worden opnieuw bevoorraad, maar waarvandaan? Seve weet dat de Slager nog nooit een formulier heeft ingevuld en in feite nog nooit enig papierwerk heeft gezien bij het SLAM-team.

Nieuwsgierig geworden, bezoekt hij het hoofdkwartier van de Special Forces. Ze hebben niet alleen nog nooit gehoord van een Virgil die majoor, kapitein of wat dan ook zou zijn, maar ze hebben zelfs helemaal geen gegevens over hem.

Het zet Seve aan het denken. Wie is Virgil als hij niet tot de Special Forces behoort? Misschien is hij verbonden aan MACV, het hoofdkwartier van generaal Abrams. Maar bij navraag weet ook daar, in Saigon, niemand van een CO, genaamd Virgil, af.

Seve zoekt nog steeds naar een antwoord als SLAM er weer op uittrekt. Ze dragen niet langer militair gevechtstenue, maar de zwarte katoenen pyjama's van de Khmer Rouge. Ze hebben wel hun Russische AK-47's bij zich. Hun identificatieplaatjes blijven achter in Ban Me Thuot. Een matzwarte helikopter zonder kentekens brengt hen naar het noordwesten, voorbij het hoogland. Er is geen instructie geweest, geen enkele hint over wat hun missie inhoudt.

De Magiër duikt op uit het duister, dat alleen enigszins verlicht wordt door het opgloeiende groen van het instrumentenpaneel. 'Ik hoor dat je inlichtingen over me gevraagd hebt. Je bent een echte detective,' zegt hij, boven het gejammer van de wieken uit.

Seve haalt zijn schouders op en probeert zijn droge keel te verbergen.

'Een kwestie van positie bepalen.'

De Magiër staart hem lange tijd aan. Seve voelt een zweetdruppel over zijn voorhoofd rollen en bidt dat hij niet in zijn ogen terechtkomt. Als hij knippert, zal Virgil denken dat hij liegt.

'Zolang het maar niet meer is dan dat,' zegt de Magiër eindelijk. 'Zolang we elkaar maar begrijpen.' Ondanks de herrie in de cabine hangt er een stilte tussen hen die Seve kriebels bezorgt.

'Ik weet niets van jou,' zei Seve, 'maar ja, sinds ik hier ben, weet ik nergens iets vanaf.'

De Magiër lacht. 'Ja, nou, dat kan ik begrijpen. Het heeft mij ook enige tijd gekost om uit te vinden wat er hier eigenlijk aan de gang is. Dat was het moeilijkste deel.' De Huey komt in een luchtzak terecht en even worden de twee mannen tegen elkaar aan gesmeten. Seve zoekt naar houvast.

'Zie je,' zegt de Magiër, 'ik heb geen houvast nodig. Ik zal hier niet sterven; dat weet ik. Als je dat eenmaal van jezelf weet, zit je goed, Danser.'

De piloot roept hem en hij loopt naar het vage licht van de instrumenten. Zijn wijsvinger uitgestoken, duidt hij de route aan die hij in zijn hoofd heeft uitgestippeld. De piloot knikt, de Huey zwenkt weg naar het westen en de Magiër komt terug naar Seve.

'Wil je weten wat deze oorlog het meest ondermijnt? Iedereen is zó

druk bezig met zijn hachje te redden dat ze voor niets anders tijd hebben. Ik? Ik zit hier vast tot de oorlog voorbij is, dus ik moet er maar het beste van zien te maken. Als je in de stront trapt, moet je niet proberen die af te schrapen, maar een of andere zak vinden die hem wil kopen.'

Hij buigt naar de geopende deur en spuugt tegen de wind in. 'Wat zal ik me druk maken? Ik krijg het niet in mijn gezicht.' Hij grijnst. 'Mijn opdracht is Charlie een schop onder zijn kont te geven en dat doe ik dus. Maar als ik mijn leven riskeer voor Uncle Sam, moet daar ook wat tegenover staan.' Hij gebaart met een duim in de richting waarin ze vliegen.

'Daar ligt ons fortuin, Danser, dat kan ik je verzekeren.'

Zijn gezicht, vertekend door de vreemde, rechthoekige schaduwen van het groene dashboardlicht, heeft het macabere uiterlijk van een dodenmasker.

'Ik zal je iets vertellen dat niemand op het hoofdkwartier kan of wil vertellen. Dit is een zogenaamde Daniel Boone-operatie. Deze operatie is - zoals bij alle Daniel Boone-teams - strikt geheim. Daarom was er ook geen instructie in Ban Me Thuot en dragen we geen enkel herkenningsteken. Daarom weet zelfs die helikopterjongen niet waar we heen gaan. Ik zeg hem hoe hij moet vliegen. Onze orders komen rechtstreeks van majoor Michael Eiland. Zegt je dat genoeg?'

Seve knikt. 'Zoals ik al zei, was ik nergens op uit.'

Virgil gaat weer naar de piloot en Seve kijkt naar zijn broer, die naast hem zit. Ik had hem in Ban Me Thuot moeten achterlaten, denkt hij. Daar was hij een stuk veiliger geweest. Daar was hij tenminste nog een Amerikaanse soldaat. Hier is hij niets. Een vuiltje in het oog van God, zonder identificatie van A naar B vliegend. Als we bij deze missie sterven, zal niemand ooit weten wat er met ons is gebeurd. En dat is ook waarschijnlijk precies de bedoeling, zo vermoedt hij. Er klinkt een zwaar geluid. De helikopter trilt en Seve kijkt uit de geopende deur. Boven hen doorklieven drie B-52's het amberkleurige wolkendek, passeren de helikopter in westelijke richting. Tien minuten later zien ze de eerste explosies.

Seve rekt zijn nek om die bloemen van het kwaad zich te zien ontvouwen. Dan ziet hij de rivier, vlakbij, het oppervlak fluorescerend als de schubben van een slang.

En ineens weet hij waar ze heen gaan. Naar Cambodja. Lage, dreigende wolken hangen boven de bergen in het westen. De lucht is zó vochtig dat letterlijk alles doorweekt is. Het is de tijd van de moessons. In dit weer kan zelfs een onbenullige verwonding gaan zweren en koudvuur veroorzaken. Een beenwond betekent een zeker doodvonnis. Terry Haye kijkt hoe Virgil, als laatste man van hun team, uit de met skeletten gevulde rivier klimt. Heel even voelt hij iets van onzekerheid. De dood loert overal op hen, daar in de Cambodjaanse jungle. Maar het vooruitzicht van macht en rijkdom trekt hem aan als een magneet. Ze zullen een week, misschien wel tien dagen, geheel op zichzelf aangewezen zijn in vijandig gebied, tot ze net buiten Angkor Wat zullen worden opgevangen. In de tussenlij d moeten ze ook Charlie nog een slag zien toe te brengen, Charlie die als een grijnzende demon in de relatieve veiligheid van dat neutrale gebied op hen zit te wachten.

'Er is een vent die we in Angkor Wat moeten opzoeken,' vertelde Virgil hem tijdens een onderhoud dat ze vlak voordat ze vertrokken samen hadden. 'Echt een heel belangrijk iemand. Een echte klootzak.' Virgil lachte en sloeg zijn whisky naar binnen.

'Het is een Fransman. Zit hier al langer dan welke Amerikaan ook.'

Virgil schonk het laatste restje uit de fles. 'Het probleem is,' zegt hij, 'dat we niet om hem heen kunnen. Ik wil iets wat hij bezit. En ik wil het met alle geweld. Ik heb wat figuren opgetrommeld die aan onze kant staan, maar hij heeft er ook een aantal. Het zijn allemaal Aziaten, dus al zouden we tot een afspraak kunnen komen, dan nog weten we niet of ze te vertrouwen zijn. Ik moet daar zeker van zijn. Jij bent goed in die dingen, misschien wel net zo goed als ik. De Aziaten vertrouwen jou; voor mij zijn ze doodsbenauwd. Ik heb het gevoel dat dit wat verfijning vereist.'

'Ik zal er eens over denken,' zegt Terry.

'Ja. Mooi. Doe dat.'Virgil heft zijn glas. 'Maar praat er niet over met je nieuwe boezemvriend.' Terry weet dat hij Mun bedoelt. 'Jij vertrouwt die kerel misschien, maar ik beslist niet.'

Terry moet weer aan dat gesprek denken terwijl de Magiër naast hem op de kant kruipt en zegt: 'Zet je schrap, maat. Het gaat spannen.'

Ze vallen Charlie bij nacht aan. Er is geen maan, geen sprankje licht valt over het landschap. Het gevaar loert overal, even voelbaar als hun hartslag.

Het is nu Chey die hen leidt. Hij gebruikt een machete, maar alleen als het absoluut noodzakelij k is. 'Het geluid draagt ver in de j ungle,' zegt hij.

'Net als in water.'

Ze zijn weer de met bloed bevlekte slachters, maar daar zijn ze hier tenslotte ook voor, denken ze.

Ze overvallen diverse kampen van de VC. In één ervan stuiten ze op zestien Khmer-kinderen, die door de Vietnamezen gevangen zijn gehouden en gemarteld. Trangh kijkt naar Terry, die met een zwaar verbrand kind in zijn armen staat. Dominic heeft zijn armen om twee andere kinderen geslagen. Hij staat erop dat ze naar het dichtstbijzijnde Khmer-dorp worden gebracht, waar ze kunnen worden verzorgd. De Magiër zegt: 'Maar dat is belachelijk. Dit is oorlog.'

Terry, nog steeds met het kind in zijn armen, schopt een schedel opzij.

'We gaan,' zegt hij. 'Deze kinderen hebben medische verzorging nodig.'

Trangh kijkt van Terry naar de Magiër en voelt een vreemde brok in zijn keel. De oorlog lijkt tijdelijk opgeschort in dat ene moment van stilte voordat Virgil grommend toestemt. Dan krimpt hij ineen als Terry hem een blik vol verwij t toewerpt, alsof hij wil zeggen: het is eerder j ouw volk dan het mijne. Jij had voor hen moeten opkomen.

Op de derde dag, bij het vallen van de avond, komt Chey terug van een verkenningstocht. Er ligt een Noordvietnamese eenheid nog geen kilometer van hen vandaan, groter en beter uitgerust dan de andere die ze hebben aangevallen en onder bevel van een kolonel. 'Iemand,' zegt Virgil, die de beslissing neemt om ze aan te vallen, 'die zou kunnen weten waar COSVN zit.'

Er schijnt een maan, die nacht, maar vanwege de dikke bewolking verspreidt hij niet meer dan een flauw schijnsel. Vlak na middernacht gaan ze in een soort pincetbeweging op het kamp af, Terry, Mun, Seve en Trangh aan de ene flank, Virgil, Dominic, Jawbone en Chey aan de andere. Ergens in het westen regent het. Ze kunnen het geruis horen in de stilte waar ze doorheen ploeteren, als schimmen over een kerkhof. De Vietnamese eenheid slaapt. Zo ver van de grens vandaan in dat neutrale gebied voelen ze zich zeker. De schildwachten gaan bijna tegelijkertijd neer. Terry gebruikt zijn wurgdraad. Hij lijkt bijna te zingen als hij door het vlees en kraakbeen heen gaat. 's Nachts is bloed als een schaduw; het drupt op de grond en verdwijnt meteen. Trangh, die zijn schildwacht de nek heeft gebroken, blijft vrijwillig achter, aan de rand van de versterkte post, om hen in de rug te dekken. Met een gefluister dat van de naderende storm had kunnen komen, gaan Terry, Mun en Seve het kamp binnen.

De Magiër wil de kolonel levend in handen krijgen; alle anderen moeten worden afgemaakt. Terry voelt in zijn rug de eerste vlagen van een wind die doordrenkt is van dood en verderf, de stank van de jungle. Ze sluipen van hut naar hut en moorden onderweg iedereen uit. Het is moeilij k te zeggen wie van hen het meest efficiënt is in zij n acties. Het is nauwelijks te begrijpen dat de omstandigheden mensen tot zulke moordenaars kunnen maken. Welke verknipte macht is verantwoordelijk voor dat macabere spel?

Terry heeft zich geheel afgesloten voor zijn omgeving. Zijn gedachten dwalen af naar Trangh, die daar eenzaam in het duister rondkruipt. Trangh lijkt geboren voor de oorlog. Maar als die oorlog voorbij is, wat zal er dan van hem worden? Zal hij zich op een dag tegen de Magiër keren of tegen anderen zoals hij en hen vernietigen? Zal hij ooit de gevolgen begrijpen van wat er nu op zijn schouders gelegd wordt? En boven alles, kan hij van zichzelf bevrijd worden?

Het zijn dergelijke gedachten die Terry behoeden voor krankzinnigheid te midden van de complete waanzin. Virgil heeft, als ze elkaar weer ontmoeten, de Noordvietnamese kolonel naar het midden van het kamp gesleurd. Hij ligt geknield tussen de hoofden van zijn mannen. De Magiër richt het woord rechtstreeks tot de kolonel, af en toe Cheys hulp als tolk inroepend.

'Waar is COSVN?' vraagt hij.

De kolonel staart hem uitdrukkingsloos aan.

'Je weet het en je gaat het ons vertellen.'

De kolonel kijkt bewegingloos voor zich uit.

Virgil geeft Jawbone en Chey opdracht een van de mortieren uit het kamp naar hem toe te slepen en ze stellen hem vlak naast de kolonel op. Virgil laadt hem persoonlijk, zodat de kolonel kan zien wat er gebeurt. Dan grijpt hij de kolonel bij zijn haar en ramt zijn hoofd tegen de monding van het wapen. Een van de ogen van de kolonel zit pijnlijk tegen de loop aan gedrukt.

'Wat ga je doen? Me naar de wolken sturen?' vraagt de kolonel op monotone toon, alsof hij een gebed opzegt. 'Dat maakt totaal niets uit. Ik bén al dood.'

Virgil trekt zijn hoofd ruw weg van het mortier. 'Nee, de dood is niet jouw lot,' zegt hij. Zijn hand zoekt naar het handvat van zijn dolk, maar hij heeft hem niet bij zich en vraagt daarom die van Trangh. Als Trangh hem heeft gegeven, zegt hij: 'Het leven zal je straf zijn.'

Hij plant zonder waarschuwing zijn laars in de nek van de kolonel en drukt die stevig tegen de grond, terwijl hij door de kleding heen op zijn kruis inhakt.

Terry, die vlak bij hen staat, ziet hoe Seve Dominics arm beetpakt, alsof hij elk moment verwacht zijn broer naar voren te zien springen om Virgil tegen te houden Ze wisselen een blik uit en Terry hoort Dominic fluisteren: 'God, vergeef ons allen.' En hij denkt: Is God niet allang dood? Is dit hier niet bewijs genoeg dat, mocht hij al ooit hebben bestaan, hij er nu niet meer is?

De kolonel schreeuwt, meer om wat er met hem wordt gedaan dan vanwege de pijn. Zijn vlees is door de schok verdoofd, tenminste, gedurende de eerste ogenblikken.

Als hij klaar is, haalt Virgil zijn voet van de nek van de kolonel. De kolonel rolt zich onmiddellijk op tot de foetushouding, zijn handen tussen zijn dijen geklemd.

'Oké,' zegt de Magiër, neerknielend, 'waar verbergt COSVN zich?'

'Ik wil dood.' De kolonel klappertandt.

'Nee, nee,' zegt Virgil. 'Ik zei je al dat je nog een lang leven voor je hebt. Dat is wat ik wil. Je zult alle tijd krijgen om je te herinneren hoe het was om een man te zijn.' Zijn mes snijdt door de lucht boven de ogen van de kolonel.'COSVN.'

De kolonel staart Virgil met bloeddoorlopen ogen aan. 'Zul je me doden als ik het je vertel?' vraagt hij. De Magiër glimlacht.

Als de kolonel zijn informatie heeft losgelaten en zonder hoofd tussen zijn mannen ligt, komt Virgil overeind en zegt: 'Allemaal hetzelfde, hè, die hoofden? Daar ga je dan met je macht en gezag.'

Volgens de inlichtingen van de kolonel bevinden ze zich op nog geen vijf uur lopen van het hoofdkwartier van COSVN. 'Als we onderweg niet stoppen,' zegt Virgil, 'kunnen we er net voor zonsopgang zijn.'

Met Chey voorop verdwijnen ze weer in de jungle. Chey vraagt of hij van de kop af mag en Jawbone neemt zijn plaats in. Het team daalt langzaam van het hoogland af over de steeds rotsiger grond. Rondom hen rijzen kale rotsmassa's op die hun tocht nog bemoeilijken. De Magiër zendt Jawbone vooruit. Als hij terugkomt, ontstaat er enige discussie of ze een omtrekkende beweging moeten maken om de rotsen heen of gewoon er dwars doorheen gaan. Chey rekent hen voor dat de omweg heen minstens twee uur kost. Dat zou betekenen dat ze pas ver na zonsopgang COSVN zouden bereiken, zodat ze een hele dag zouden moeten wachten tot het donker wordt. Chey adviseert om door de rotsige engte te trekken die voor hen ligt en Virgil stemt ermee in.

Het is zó vochtig dat het water als regen van de bladeren druipt. Hun voeten doen pij n en alles schuurt. Terry vraagt zich af of ze ooit nog droog zullen worden.

Ze gaan door de nauwe doorgang tussen de rotsen, gespannen en op hun hoede. Terry voelt zich niet op zijn gemak. Het is er veel smaller dan hij had gedacht. Boven hen buigen de rotsen weer naar elkaar toe - een ideale plek voor sluipschutters. Hij ziet dat Jawbone ook bedacht is op die mogelijkheid en zeer omzichtig voor hen uitloopt.

Het ene moment is Jawbone er nog, het volgende moment is hij verdwenen in een geweldige explosie. Direct daarna klinkt automatisch geweervuur door de kloof. Terwijl hij zich plat tegen de rotsige bodem drukt, ziet Terry wat er over is van Jawbone; het is niet veel. 'Godverdomme,' zegt hij. Het team kan onder het dodelijke vuur geen kant op. Voor zover hij kan nagaan, is niemand gewond door het ratelende automatische geweervuur. Maar zich bewegen kunnen ze ook niet en het is dus een kwestie van tijd voor ze zullen worden overrompeld.

Seve ligt het dichtst bij hem en hij geeft hem een seintje. Samen kronkelen ze achteruit tot ze achter een paar rotsen liggen. Vandaar af ziet Terry een mogelijkheid om ongezien omhoog te klauteren naar waar de sluipschutters zich bevinden.

Langzaam maar zeker worstelen ze zich omhoog langs de moeilijk te beklimmen rotswand. Seve brengt zijn mond naar Terry's oor, maar zelfs dan is hij nauwelijks te verstaan boven het geblaf van de automatische geweren uit. 'Dom denkt dat God deze streek aan zijn lot heeft overgelaten. Wat denk jij?'

'Als God leven betekent,' zegt Terry, 'dan heeft hij hier inderdaad niets te zoeken.' Hij wijst. Boven hen en een eindje van hen vandaan zien ze de sluipschutters bezig. Terry trekt de pin uit een handgranaat en gooit die in een boogje weg, zodat hij tot aan hun voeten rolt. Ze duiken weg vlak voordat de explosie de overhellende rotsen uiteenrijt. Met een enorm geraas vallen stenen in de nauwe doorgang. Nu zien ze ook dat er verse troepen aankomen.

'Laten we maken dat we hier wegkomen,' zegt Terry.

De afdaling verloopt een stuk sneller. Virgil en de rest van het SLAMteam zijn uit hun dekking te voorschijn gekomen. Terry vertelt hem wat ze hebben gezien.

'Shit,' zegt de Magiër. 'Een hinderlaag. Die klootzakken hebben ons opgewacht.'

'Daar hebben we nu allemaal geen tijd voor,' zegt Terry. 'Dit soort confrontaties gaat onze krachten te boven. Laten we ervandoor gaan.'

Maar Virgil blijft staan waar hij staat. 'Een hinderlaag betekent dat iemand wist dat we in de buurt waren. Niemand wist van tevoren waar we heen gingen.' Hij kijkt om zich heen. 'Dus blijft alleen het team over.'

'Een van ons?' zegt Dominic. 'Kom nou!'

De Magiër kijkt naar Seve. 'Oké, speurneus, laten we eens kijken hoe goed je eigenlijk bent. Wie is de verrader?'

'Je meent het niet,' zegt Dominic. Hij kijkt ook naar zijn broer. 'Seve, je doet toch niet mee met dit waanzinnige spelletje?'

'Wie is het, speurneus?' vraagt Virgil. 'Je hebt niet al te veel tijd meer.'

'Wie liep er de meeste tijd op kop?' vraagt Seve. 'Wie is op verkenning geweest, zodat we hem een tijdje niet in de gaten konden houden? Wie vroeg om naar achteren te mogen vlak voordat we deze rotsengte ingingen?'

Met een ongearticuleerde kreet grijpt Virgil Chey bij zijn overhemd. Hij spuugt hem in het gezicht en raakt hem dan met de kolf van zijn AK-47.

Chey zakt met een grauw gezicht aan zijn voeten in elkaar.

'In godsnaam,' zegt Dominic, 'dit is niet de tijd voor wraak.'

'Hij heeft gelijk,' zegt Terry. 'Charlie komt eraan, en niet in z'n eentje. Laten we...'

'Er liggen stukken van Jawbone overal over deze rotsen verspreid,'

zegt Virgil, 'en deze verrader zal daarvoor boeten.'

'Oké,' probeert Terry, 'maar laten we dat dan ergens anders doen; als we Charlie kwijt zijn.'

De Magiër kijkt hem aan en schudt zijn hoofd. 'Nee,' zeg hij. 'Je begrij pt het nog steeds niet, Slager. Charlie moet weten dat wij slimmer zij n dan hij. Charlie moet weten dat wij niet met ons laten sollen.'

Hij vuurt een kort salvo af, van zo dichtbij dat Chey bijna in tweeën wordt gereten. Dan scheidt hij met zijn mes het hoofd van de romp. Hij laat Mun een van de geweren van de sluipschutters pakken die in het ravijn zijn gevallen en steekt die met de loop in de zachte grond in het midden van de doorgang. Vervolgens plant hij zorgvuldig Cheys van het bloed druipende hoofd op de kolf.

'Nu zullen ze het weten,' zegt hij. 'Nu zullen ze het zien.'

Hij gaat voor het restant van zijn team uit de kloof uit, terug naar waar ze vandaan kwamen.

Hij slaat Seve op zijn schouder. 'Goed gedaan,' zegt hij. 'Jij wordt nog eens een echte rechercheur.'

'En wat doen we nu met COSVN?' vraagt Terry.

'Die kan me verder gestolen worden,' zegt Virgil. 'We hebben gedaan wat we konden. Ze weten nu dat we hier zijn en ze zijn ongetwijfeld al aan het verkassen. Ik heb geen zin de rest van het team in gevaar te brengen.'

'Je bedoelt onze missie, hè?'

'Dat is hetzelfde,' zegt Virgil.

De volgende dag dalen ze uit de hooglanden af naar vlak, moerassig terrein. Ze trekken door rijstvelden, door laag hakhout, omdat dat veiliger is dan over de wegen, die hoger liggen en onbeschut. De rijstvelden zijn nauwelijks begaanbaar, aan het begin van het regenseizoen. Het water staat hoog, maar stroomt nog niet over de velden. Insekten zwermen rond in de broeiende hitte en storten zich gretig op hun zoute zweet. De atmosfeer is loodzwaar. Ze bevinden zich ten zuidwesten van Krachéh, niet ver van de laagvlakte van Kampóng Cham, die tot voorbij de Mekong doorloopt. De rivier wordt hun grootste uitdaging; het is een druk bevaren route van en naar Prey Veng en Phnom Penh.

'Angkor,' zegt Terry tegen Virgil onder het lopen. 'Als dat onze bestemming is, hadden ze ons beter aan de Thaise grens kunnen afzetten. Vanaf Aranyaprathet is het een stukje van niks.'

'Dat kon niet,' zegt Virgil. 'Officieel zitten we achter COSVN aan. Zo wordt onze infiltratie hier in Cambodja uitgelegd. Het is illegaal, maar dat is Nixons probleem. Hij heeft er toestemming voor gegeven.'

'Je hebt me nog niet eens verteld wat we hier eigenlijk doen.'

De Magiër glimlacht. 'Dat kan je toch ook niet schelen, Slager? Jij hebt hier je eigen plannen.'

'Ik weet niet wat je bedoelt.'

'Ik bedoel dat jij de meest amorele smeerlap bent die ik ooit hoop te ontmoeten. Kijk, ik weet wat de wet is en doe mijn best die te omzeilen. Dat is in feite mijn levenswerk. En daar is niets op tegen, want de wet is er voor de kleine man. Voor hem is het goed dat hij er is; het houdt hem op het rechte spoor. Maar mij zit hij alleen maar in de weg, dus zoek ik wegen om hem te ontduiken.

Jij daarentegen hebt geen idee wat de wet inhoudt; hij heeft voor jou geen enkele betekenis. Zie het als een magneet. De meeste mensen hebben een bepaalde polariteit, positief of negatief, en ze worden er of naartoe getrokken of het stoot hen af. Jij leeft buiten de wet, er totaal van gescheiden. Jij hebt geen enkele polariteit, maat.'

Terry heeft plots het idee dat Virgil hem daarom benijdt. Terry had nooit gedacht dat Virgil zou weten wat afgunst is.

Hij bedenkt ook dat de Magiër hem nog steeds niet heeft verteld wat het SLAM-team in Angkor Wat te zoeken heeft. Het lijkt zo op het eerste gezicht weinig met de oorlog te maken te hebben. Maar dan herinnert hij zich dat Virgil heeft verteld dat de oorlog zich nu ook in Cambodja afspeelt. Nixon en Kissinger weten het en generaal Abrams weet het ook, hoewel dat volgens de Magiër niet per se zo hoeft te zijn. Tegen de tijd dat ze de Mekong naderen, zijn ze weer terug in de jungle, waar ze zich beter thuisvoelen. Maar nu krijgen ze te maken met nachtelijke roofdieren. In dat gebied zitten tijgers. Ze zijn nu al vier dagen op zichzelf aangewezen, lopen al vier nachten door dat, zoals Dom zei, van God verlaten land.

Terry voelt de wildernis, de vochtigheid en de hitte op zich drukken. Het werkt uiterst deprimerend. Het lijkt of dat gebied van destructie, die levende hel, als een vampier het leven uit hem wil wegzuigen. De rivier wordt omzoomd door dichte begroeiing. Ze volgen in noordelijke richting de kronkelende loop van de rivier tot ze bij een gammele aanlegsteiger komen. Er liggen diverse boten aangemeerd en er lijkt niemand in de buurt te zijn. Na een grondige verkenning van de omgeving nemen ze de boten in beslag. Ze zijn zeven minuten op de rivier, landen op de tegenoverliggende oever en vervolgen hun tocht. Ze zijn nu nog maar drie dagen van Angkor Wat verwijderd en Virgil doet steeds meer zijn best contact met vijandelijke troepen te vermijden. Ze passeren verschillende Noordvietnamese en Khmer-konvooien, maar blijven er ver vandaan.

En weer zijn ze in de jungle. De maan is aan het afnemen en de moessons naderen. Het wordt natter en natter, tot het lijkt of het onafgebroken regent. Er dringt nauwelijks licht tot hen door. Een keer hoort Terry gegrom. Hij houdt stil en luistert naar de tijger die daar ergens in de jungle rondsluipt. Hij ruikt het beest eerst en vertrouwt erop dat ze zich beneden de wind bevinden. Hij maant het team verder te gaan.

Terwijl de rest van het team slaapt, praten Virgil en Terry. 'Heb je nog nagedacht over het probleem?' vraagt Virgil hem.

'Welk probleem? In leven blijven of normaal blijven?'

'Heel grappig. Ik bedoel die Fransman met zijn Aziaten.'

Terry kauwt nadenkend op een zouttablet. 'Er zij n me een paar dingen opgevallen. Maar je hebt me niet voldoende informatie gegeven.'

'Geen gezeur. Je weet alles wat je van Vietnamezen moet weten.'

Terry haalt zijn schouders op. 'Dat betwijfel ik. Trouwens, ik heb het nu over de Fransman. Wat i's het voor iemand?'

'Doet dat er wat toe?'

'Ja, want het hangt van zijn strategie af hoe zijn mannen denken en hoe ze zullen handelen.'

De Magiër kijkt hem aan. 'Ik ben een idioot dat ik je zo heb onderschat, Slager.' Hij knikt, als om zijn besluit nog eens te bevestigen. 'Oké. Het probleem met die Fransman is dat hij zo radicaal is dat zijn eigen landgenoten daar in Frankrijk moeite met hem hebben. Velen willen niets meer met hem te maken hebben. Hij is een soort paria. Maar dan wel een machtige. Af en toe sturen ze hem hierheen, waar hij écht een probleem vormt.'

'Hoe dat zo?'

Virgil gromt en neemt een slok water uit zijn veldfles. 'Ooit gehoord van de Khmer Rouge?'

'Tuig, niet? Bandieten, misdadigers en moordenaars die uit hun steden zijn verdreven.'

Virgil haalt zijn schouders op. 'Ja en nee. Ik neem aan dat ze zo begonnen zijn. Maar dat gaat niet langer op. De Fransman heeft hen geradicaliseerd, hun een politiek doel gegeven, een vaste plek in dit universum vanwaar uit ze veilig hun vernietigende werk kunnen doen, onder het mom van legitimiteit. Het zijn nu linkse verzetsstrijders, tegenstanders van Sihanouk, ze hebben zichzelf gebombardeerd tot de vrijheidsstrijders van Cambodja. Of, nauwkeuriger gezegd, de Fransman heeft hun leider, Saloth Sar, als zodanig bestempeld. Die man is een schoft, die je maar beter nooit alleen of zonder wapens kunt tegenkomen.'

'De Fransman of Saloth Sar?'

De Magiër lacht. 'Ik bedoelde Saloth Sar, maar nu je het erover hebt, het geldt eigenlijk voor beiden. Ze zijn beiden uiterst gevaarlijk. De Fransman is verreweg de intelligentste van de twee; hij is in feite briljant. Moet je zien wat hij in dit stinkende hol heeft bereikt. Hij heeft een politieke macht gewrocht uit afval. Saloth Sar daarentegen heeft een soort dierlijke sluwheid die écht angstaanjagend is.'

Terry heeft een afwezige blik in zijn ogen. 'Dus ik mag aannemen dat de mensen van de Fransman van de Khmer Rouge zijn.'

'Ja.'

'Wat heeft hij waarop jij zo gek bent?'

'Je weet hoe ze het hier, in de zevende ring van de hel, noemen?' zei Virgil. 'De tranen van de papaver.'

Lange tijd doet Terry niets anders dan in de mistige verte staren. Ten slotte zegt hij: 'Wat moet die Fransman met opium?'

'Geen opium. Heroïne.' Virgil breekt een meloen in tweeën en begint er met zijn mes stukjes uit te snijden. 'Ik heb je al gezegd dat de Fransman briljant is. Hij heeft contacten met de Birmezen, heeft Mun me vertelt. Via hen heeft hij de controle over een netwerk dat onze jongens van het spul voorziet.'

'Dat is weer eens een heel andere manier om ons te doden.'

'Nieuw,' zegt Virgil, die een meloenpit uitspuugt, 'en radicaal.'

Om hen heen sluimert de dag als een gewonde dikhuid. Het onophoudelijke gedruppel van het gebladerte is als een ongewenste gast die langer blijft dan de bedoeling is. De twee mannen eten de meloen op en Virgil gooit de schil weg.

'Jij wilt dat netwerk,' zegt Terry. 'Is dat het?'

'Om het simpel te stellen, ja.'

Terry kijkt de Magiër aan. 'Je hebt tegen me gelogen,'zegt hij. 'Je hebt al die tijd onder valse voorwendselen geopereerd.' Er klinkt geen rancune in zijn stem, alleen een soort ontzag. 'Jij bent niet van de Special Forces en dit is geen Daniel Boone-operatie. Michael Eiland heeft geen idee dat we hier zijn, laat staan dat hij deze kleine expeditie heeft beraamd.'

Virgil haalt zwijgend zijn schouders op.

'De handel in drugs maakt geen onderdeel uit van de taken van de Special Forces, maar behoort tot de taken van geen enkel mij bekend legeronderdeel.' Als een bergbeklimmer zoekt hij op het gezicht van de Magiër naar houvast, naar de aard van die expeditie. 'Voor wie werk je, Virgil?'

De stank van rottende vegetatie is zó sterk dat hij als een film op de huid van de neusgaten en in de kelen lijkt te liggen.

'Het doet er niet echt toe.'

'Maar heroïne wél, Virgil. Tenminste, voor mij. Het is gemene rotzooi.'

'Dat vind ik ook. Je moet blij zijn dat je deel uitmaakt van deze missie. Weet je waarom?'

'Wat ik wil weten,' zegt Terry kortaf, 'is wat jij met het netwerk gaat doen als je het eenmaal van de Fransman hebt overgenomen.'

Virgil laat zijn hoofd tegen een boomstam rusten. 'Waarom moet ik weer iemand ontmoeten die zoveel zetten vooruit denkt?'

'Beantwoord mijn vraag.'

'Oké. We willen de heroïnelijn in handen krijgen om hem tegen henzelf te keren. We gaan die communisten het goedje voeren.'

Terry zwijgt zó lang dat Virgil onrustig wordt. 'Ik kan de radertjes horen knarsen. Waar denk je aan?'

'Ik denk aan al het geld dat met de verkoop van die troep gepaard gaat.'

'En?'

'En ik vraag me af waar al die winsten heen gaan.'

De Magiër veegt zijn handen af aan zijn broek. 'Weet je wat jouw probleem is? Je stelt te veel vragen.'

'Ik wil hier niets mee te maken hebben,' zegt Terry.

'Wat?'

'Je hebt me gehoord. Misschien geloof ik de helft van wat je me verteld hebt, maar misschien geloof ik er ook wel helemaal niets van. Maar dat maakt niet uit. Ik doe niet meer mee.'

Virgils gezicht krijgt een harde trek. 'Luister, maat, toen je tekende, deed je dat voor de hele operatie. Er is geen weg terug.'

'Ik ga hier als de donder vandaan.'

De Magiër reageert met een schouderophalen. 'Wil je soms een kogel in je rug?'

'En wie zal me die toedienen? Jij? In de aanwezigheid van het hele team?'

'Heb je weieens gehoord van deserteren in oorlogstijd, Slager? Weet je welke straf daarop staat?'

'En heb jij weieens van de krijgsraad gehoord? Alles zal dan boven water komen. En deze operatie is zó geheim dat je je dat niet kunt veroorloven.'

'Dat is waar,' zegt Virgil. 'Maar zover zal het nooit komen. Hier, in de wildernis, ben ik God, Slager. Ik beslis over leven en dood en niemand in dit team kan daaraan tornen.' Hij grijnst. 'Het lijkt me dat je geen keus hebt, Slager. Tenzij je natuurlijk dood wilt.'

Terry weet dat de Magiër gelijk heeft, maar hij gelooft ook dat hij nog een derde optie heeft, die het hem mogelijk maakt met zichzelf in het reine te blijven. 'Oké,' zei hij. 'Jij wilt me erbij hebben, dus doe ik mee. Maar dan ook helemaal. We zijn partners, Virgil, nu en altijd. Wat je ook van plan bent, je kunt er maar beter voor zorgen dat ik ervan op de hoogte ben, want ik zal de opzichter van de pijpleiding zijn; ik zal erop toezien dat er niet met de winsten wordt gefoezeld.'

De Magiër staart hem aan. 'Je meent het, hè, jij smeerlap.'

'Voor honderd procent.' Zijn blik richt zich nu op een punt vlak boven het hoofd van de Magiër. 'Over doodgaan gesproken,' zegt hij zachtjes,

'beweeg je niet.'

'Wat is er?'

'Een hanuman,' zegt Terry, zijn ogen op de bladgroene gifslang gericht. 'Hij hangt vlak boven je hoofd.' De ogen van het beest zijn van een heldergeel dat alleen wordt doorbroken door de verticale spleet van de diepzwarte iris.

'Dood hem.' Klinkt er iets van angst door in Virgils stem? 'Ik heb er verhalen over gehoord.'

'Ja, ik ook,' zegt Terry. 'Mun zegt dat ze kunnen vliegen en springen als een aap.'

'Sta daar niet te doceren. Dood hem, verdomme. Ik haat die beesten als de pest.'

'Rustig, rustig,' zegt Terry. Zijn hand gaat naar de greep van zijn dolk en hij brengt hem omhoog tot vlak voor Virgils gezicht. Het staal licht op als een lantaarn.

En ineens is de dolk verdwenen en Virgil hoort een kort, onderbroken gesis. Dan vallen de twee helften van de gifslang in zijn schoot. Hij slaakt een kreet, springt op en stampt het schepsel in de modderige aarde waarop hij zat.

'Laat maar,' zegt Terry. 'Hij is dood.'

Virgil haalt diep adem. 'Ja, nu zeker.' Hij kijkt Terry recht aan. 'Ga je me helpen met die verzetsstrijders van de Fransman? Die verdomde Khmer Rouge zijn onmenselijke schoften.'

'Ik zal je tot het einde der tijden helpen,' zegt Terry, die zijn mes weer opbergt. 'Zolang je tenminste eerlijk tegen me bent.'

'Oké.' Virgil steekt zijn hand uit.

Terry kijkt ernaar, en net als Virgil bij de Noordvietnamese kolonel, glimlacht hij alleen maar.

Visjnoe, de god, rijst omhoog uit de jungle. Zijn gezicht is uit steen gehouwen; het straalt vertrouwen uit, het is als de tijd zelf. Hoog torend het beeld boven hen uit.

Lianen kronen zijn nobele hoofd, kronkelen omlaag langs de alziende ogen, langs de gebarsten, afgeschilferde neus en de dikke, gespleten lippen.

'Angkor Wat,' zegt de Magiër.

Het SLAM-team staat als aan de grond genageld. De uitputting, gevolg van lichamelijke inspanning en constant gevaar, lijkt op te lossen in het aangezicht van de hindoegod. Grillige kapok-en vijgebomen, hoog als moderne gebouwen, geaderd als de biceps van een gewichtheffer, steken omhoog uit een waterval van gebladerte, dat als een wrekend leger de mystieke stad in bezit heeft genomen.

Eeuwenoude tempelmuren zijn, als de lippen van een bokser, gespleten door de wortels van bomen die gegroeid zijn uit zaden die in de ontlasting van overvliegende vogels zijn meegevoerd. De jungle kent geen mededogen en groeit er met een ongekende snelheid. Het oerwoud heeft Angkor, de tempelstad, verwoest op een manier die door geweervuur of bommen nauwelijks had kunnen worden overtroffen. Angkor heeft belegeringen doorstaan van de Chams in de vijfde eeuw en van de Siamezen in de twaalfde eeuw, maar verwaarlozing is een heel ander verhaal.

Het hoofd van de god staat als een bewaker naast een baray, een soort reservoir dat samen met een netwerk van bochtige dijken boven grondniveau is aangelegd. De Khmer konden op die manier zelfs in droge tijden water naar hun gewassen voeren, zodat ze verscheidene oogsten per jaar kenden. Angkor, zetel van de oude goden, zou dankzij dat irrigatiesysteem alti j d vruchtbaar zij n. Angkor werd in de tiende eeuw gebouwd door koning Suryavarman II, als een afspiegeling van het Khmer-universum. Het Khmer-volk zou zo verleidelijk mooi zijn geweest dat veel Indiase kooplieden, die er in de eerste eeuw na Christus aankwamen, bleven hangen en zich met het volk assimileerden. Het wekt daarom geen verwondering dat zich daar veel monumenten bevinden die herinneren aan hindoegoden als Visjnoe, Brahma en Siva, en natuurlijk Boeddha.

Maar zelfs dat machtige pantheon van goden wist de heilige tempels niet tegen invasies te behoeden. En nu is het nog slechts een zielloos lichaam. Dit is het territorium van de Khmer Rouge, en de goden van alle religies zijn er verbannen. Alleen hun indrukwekkende beelden zijn er nog, als stomme getuigen van de enorme omwentelingen die daar in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden.

Als ze dichterbij komen, lijkt de lucht zó zwart en dichtbij dat het bijna benauwend is. Dan zien ze dat het duister niet door de storm wordt veroorzaakt, maar door wolken vleermuizen, die zich in de verlaten tempels hebben genesteld.

Ze gaan de stad binnen door de hoofdingang. Alle tempelingangen liggen naar het oosten gericht, want het westen is waar de doden heen gaan. De oude Khmer hebben Angkor zo ontworpen dat erop afkomen gelijkstaat aan het naderen van het leven, aan geboren worden. De ruime pleinen, die geflankeerd worden door muren vol reliëfs en inscripties, liggen er spookachtig en verlaten bij. De regen valt met gestage volharding op Angkor. Het SLAM-team, in het centrum van dit alles, beweegt zich uitermate behoedzaam.

'Ze zitten hier ergens, Slager,' zegt Virgil. 'Ze houden ons in de gaten en wachten af.'

'De Khmer Rouge zou ons nu kunnen doden, over een minuut of over een uur,' zegt Terry. 'Waarom doen ze dat niet?'

'Omdat de Fransman wil wat ik hem te bieden heb.'

'En dat is?'

De Magiër grinnikt. 'De deal is al rond. Jij bent hier alleen om erop toe te zien dat niemand mij belazert.'

'Je bedoelt ons, hoop ik?' zegt Terry.

Virgil kijkt hem aan. 'Als ik jou was, zou ik er niet zo happig op zijn een pad te betreden dat zelfs door engelen gevreesd wordt.'

Terry zegt schouderophalend: 'Ik bén er al. Wat heb ik verder nog te verliezen?'

Ze ontmoeten de Fransman in de Tempel van de Schepping, waarop zich geen dak meer bevindt. De hoofdmuur, ruim vijftig meter lang, is geheel bedekt met reliëfs die het hindoeverhaal van de schepping uitbeel-den. Mun legt hun de betekenis ervan uit. Terry wordt vooral aangetrokken door de god met de eenentwintig hoofden, Ravana. Eromheen dansen kleine figuurtjes. Zijn dat nu, zo vraagt hij zich af, de demonen uit de duizend hellen van de Muy Puanl

Nu hij er eindelijk is en tegenover Visjnoe, Brahma, Boeddha, Hanuman en vooral Ravana staat, raakt hij gevangen in het web van hun mythe. Angkor, al eeuwenlang slapend in de Cambodjaanse jungle, is niet dood. De theravada-boeddhisten geloven dat hun goden cycli van heerschappij , vernietiging en wedergeboorte doorlopen. En hiermee staan ze dichter bij de mensen dan de goden van enige andere cultuur. Daar, in Angkor, het middelpunt van het universum, lijken die almachtige geesten slechts tijdelijk te slapen, dromend van de tijd dat ze hun macht weer kunnen uitoefenen.

'Indrukwekkend, hè?'

Ze draaien zich om en zien een man die erg veel lijkt op Charles de Gaulle. Hij wordt omringd door zwaarbewapende mannen in zwarte pyjama's. De Khmer Rouge.

'Het is in de tijd allemaal verloren gegaan.' De Fransman spreidt zijn armen. 'Allemaal vergeten.' Hij spreekt Engels, ongetwijfeld om de Amerikanen tegemoet te komen. 'Zelfs door deze mensen.' Hij gebaart naar zijn lijfwachten. 'Vooral door deze mensen. Ik heb hun geleerd niet alleen te vergeten, maar ook degenen te vernietigen die dit nog koesteren. Ik heb hun geleerd hun decadente verleden te verloochenen, de onderdrukking die ze hebben moeten verduren onder de wrede handen van de imperialisten. Ik heb hen bevrijd.'

Nee, denkt Terry, je hebt hen alleen maar weer een nieuwe overheerser aangepraat. Het is pijnlijk om te zien hoe mensen weigeren te leren. De mens is slechts op macht uit en laat zich daarom snel misleiden door degenen die vrijheid beloven.

De lange man loopt met uitgestrekte hand op hen af. 'Ze noemen me de Fransman,' zegt hij, en schudt eerst Virgil de hand en daarna Terry.

'Maar mijn eigenlijke naam is Vosges.'

De Magiër stelt zichzelf voor. 'Dit is de Slager,' zegt hij. De anderen van het team blijven anoniem. Zij staan aan de ene kant en tegenover hen staat de Khmer Rouge van M. Vosges opgesteld. Ertussenin de drie leiders, in de omhelzing van Visjnoes machtige armen.

'Kunnen we niet een wat meer besloten plek opzoeken?' vraagt de Magiër. Vosges lacht. 'Mijn beste man, waar vind je iets nog meer besloten dan Angkor Wat? Wie zou zich hier verder nog durven wagen?'

'Ik dacht meer aan de getuigen,' zegt Virgil. 'De uwe zowel als de mijne.'

'Ah, maar natuurlijk.' De Fransman spreekt zijn soldaten toe. Hij is ontspannen, zelfs joviaal. Het maakt Terry nogal nerveus, zelfs zo dat, als ze de ingang naar een kleiner, wel overdekt gebouw aan de andere kant van het plein bereiken, hij zichzelf verontschuldigt. Vosges staat op het punt bezwaar te maken, maar Terry zegt: 'Ik moet hoognodig. Sorry. Een aanval van disenterie.'

Virgil neemt de Fransman bij de elleboog en getweeën verdwijnen ze in het duister van de tempelingang.

Terry, met de stenen muren als rugdekking, cirkelt rondom het plein tot hij Muns blik weet te vangen. Mun maakt zich los van het SLAM-team en komt naar hem toe.

'Wat vind jij van dat tuig daar?' vraagt hij, op de Khmer Rouge wijzend.

'Ik vertrouw ze niet,' zegt Mun onmiddellijk. 'Niemand vertrouwt ze. Hun leider, Saloth Sar, is een levensgevaarlijke radicaal. Hij is niet dom. Verre van dat. Hij heeft in Frankrijk zijn opleiding genoten en is cum laude afgestudeerd.'

'Denk je dat ze ons zullen aanvallen?'

Mun kijkt hem onderzoekend aan. 'Wat gebeurt er hier eigenlijk?'

'Ik weet het niet,' zegt Terry. 'Nóg niet.' Een halve leugen slechts.

'Maar ik moet erachter zien te komen wat hun orders zijn.'

'Waarom vraag je het de Fransman niet?' zegt Mun spottend. Terry gromt. 'Ik spreek niet goed genoeg Khmer,' zegt hij, 'en zal nooit weten of ze de waarheid spreken.'

'Het zal me een genoegen zijn je te dienen.'

'Je zult ervoor beloond worden.'

'Dat is niet nodig.'

'Maar toch...'

Mun grijnst. 'Oké. Ik wil ook meedoen met wat er hier aan de gang is, wat dat ook mag zijn.'

Terry denkt aan Virgil, die een beroerte zal kri j gen. 'Als j ij me naar de plek brengt waar je het Woud der Zwaarden hebt verborgen.'

'Zeker. Dat is voor jou.'

'Laten we gaan.'

Als ze naar de Khmer Rouge lopen, zegt Mun: 'Luister, het belangrijkste bij die schoften is het belang dat ze aan rangen hechten. Zelfs in een tamelijk kleine eenheid als deze ligt de hiërarchie strikt vast.'

Terry knikt, dankbaar voor die kennis. 'Breng me in contact met hun leider,' zegt hij tegen Mun.

Ze kunnen de Khmer zonder problemen naderen en voelen zich er zeker. Het doet hun goed dat hun gebied ook Angkor omvat, het nu vernederde tehuis van hun decadente voorouders. Mun spreekt even met de Khmer-groep. 'Dit is Keo,' zegt hij tegen Terry, en wijst op een man met een onbewogen gezicht. Hij introduceert Terry bij de commandant van de Khmer Rouge als de Slager. Keo schenkt Terry een brede grijns, klakt met zijn tanden en laat een rits mensenoren zien, als stille getuigen van zijn moed.

'Leuke man,' zegt Terry binnensmonds.

'Deze man is heel machtig,' zegt Mun. 'Hij staat gelijk aan een kolonel.' Keo praat tegen hem en Mun zegt: 'Hij wil een bewijs van je status. Anders praat hij niet met je.'

'Hij wil macht zien?' Terry grijpt Mun bij zijn shirt en rukt hem naar zich toe. 'Op je knieën.'

'Wat?'

Terry haakt zijn voet achter Muns hiel en haalt hem onderuit. Mun wankelt, begint te vallen. 'Doe wat ik zeg!' schreeuwt Terry hem in het Engels toe, zo hard dat Keo grijnst.

Terry pakt de revolver uit zijn heupholster en drukt de loop krachtig tegen Muns hoofd.

'Zeg hem nu dat, als hij het bevel ertoe geeft, ik je kop eraf schiet.'

'Je bent gek!'

Terry ziet met voldoening dat Mun beeft en ziet dat Keo dat ook heeft gezien.

'Zeg het hem!'

Mun vertaalt het en Keo kijkt Terry lang en doordringend aan. Hij hurkt naast Mun, kijkt hem recht in de ogen en neemt de situatie in zich op met de gulzigheid van een veelvraat. Lange tijd is slechts het gekrijs van onzichtbare schepselen uit het oerwoud te horen. Dan steekt hij zijn hand uit en veegt een zweetparel van Muns kin.

In zichzelf knikkend, staat hij op en zegt iets. 'Hij zegt dat een goede commandant niet de executie kan verlangen van een gehoorzame soldaat.' Het lijkt of Muns stem weer wat aan kracht heeft gewonnen. Terry stopt zijn pistool terug in de holster en bestudeert Keo's gezicht terwijl Mun weer overeind komt. Hij negeert Mun. 'Vertel hem nu dat ik zijn beslissing apprecieer,' zegt hij. 'We zijn beiden soldaten die de betekenis van oorlog doorgronden.'

Terwijl Mun vertaalt, zegt Terry: 'Ik vraag me af waarom een kolonel de leiding over zo'n klein team heeft.'

'Het geeft de belangrijkheid van de Fransman aan,' zegt Mun. Misschien, denkt Terry. Hij blijft naar Keo's emotieloze gezicht kijken, maar beseft dat de Khmer Rouge nooit vrijwillig de waarheid zal vertellen. Macht, zo realiseert hij zich plotseling, wordt alleen maar begeerd door degenen die hem niet bezitten. Zoals Keo. Hij is waarschijnlijk niet meer dan een bandiet die dankzij de revolutie omhoog is gevallen. Hij is, ziet Terry, verslaafd aan het idee van macht en zal dat altijd blijven. Dat maakt hem ook zo gevaarlijk. Het is een duister teken voor Cambodja dat zijn toekomst misschien in de handen van dat soort mensen ligt. Terwijl hij naar de misdadiger kijkt, vraagt Terry zich af hoe iemand ooit in de revolutie kan geloven. Het is een ideaal voor dwazen en dromers. Hier is de realiteit: de akelige, angstaanjagende toekomst.

'U bent ongetwijfeld sterk,' zegt Terry tot de kolonel, 'maar ik vraag me af of dat geen illusie is. Hebt u genoeg manschappen om het tegen Sihanouk op te nemen?'

Bij het horen van de naam van de prins spuugt Keo op de grond, om zijn minachting te tonen. 'Sihanouk is ten dode opgeschreven,' zegt hij. 'De gerechtigheid wil dat hij, en al de zogenaamde intellectuelen die al decennia lang de boeren hebben uitgebuit, voor hun zonden zullen boeten.'

Terry doet Keo's opschepperij met een schouderophalen af. 'Sihanouk regeert nog steeds over Cambodja. Hij heeft het bevel over het leger, dat jullie elk moment kan wegvagen.'

Keo's gezicht vertrekt in woede. Zoals alle revolutionairen wordt hij door kretologie en een onwrikbare ideologie geleid. 'Geklets,' zei hij.

'De Khmer Rouge is sterker dan zelfs Sihanouk denkt. Velen zullen ons volgen als we de zaak van de revolutie gaan bevechten.'

'Je hebt ongelijk. Sihanouk zal jullie vernietigen als hem dat beter uit-komt.'

'Mijn mannen,' zegt Keo, en hij maakt een weids gebaar, 'zijn overal om je heen. Dacht je dat ik hier alleen met deze kleine eenheid was?' Hij lacht schor. 'Spot niet met zaken waar je niets van afweet. Vosges is slimmer dan...'

Terry ramt de kolf van zijn pistool in Keo's mond en verbrijzelt daarbij de voortanden. Dan wringt hij ruw de loop tussen zijn lippen. Hij kijkt in het stomverbaasde gezicht van de Khmer en dwingt zichzelf de op hem gerichte wapens te negeren.

'Zeg tegen je mannen dat ze hun wapens moeten laten zakken. Als dat niet binnen vijftien seconden gebeurt, haal ik de trekker over.'

'Denk je soms dat mijn dood hen zal tegenhouden?' Het valt niet mee voor Mun om hem te begrijpen, met volle mond.

Terry verstevigt zijn greep en Keo's ogen gaan wijd open. Hij ziet de blik in Terry's ogen; hij heeft gezien waartoe Terry bij een van zijn eigen mannen in staat was. Hij geeft het bevel.

Terry geeft het SLAM-team opdracht de wapens van de Khmer Rouge in te nemen. 'Dood hen allemaal als ze bewegen of ook maar één geluid maken,' zegt hij tegen Seve. 'Ik wil niet dat ze tegen elkaar praten. En houd ze in godsnaam uit het gezicht. Er zitten er buiten het tempelcomplex nog veel meer.'

Mun staart hem aan. 'Wat zou je hebben gedaan, daarstraks, toen ik moest knielen en die klootzak je gezegd had te schieten?' vraagt hij.

'Dan zou ik dat gedaan hebben.' Terry moet lachen om de uitdrukking op Muns gezicht. 'Maar het wapen zou op hem gericht zijn geweest.'

Dan sleurt hij Keo aan zijn haren over het stenen plein naar de tempel waarin Virgil en de Fransman zijn verdwenen.