2 oktober
Nog 91 dagen te gaan…
11.00 uur
‘Wat ruik ik toch?’ vroeg ik en ik trok walgend mijn neus op. Moeizaam kwam ik overeind. Ik vroeg me niet alleen af waar die afschuwelijke stank vandaan kwam, maar ook hoe laat het was.
Winter keek op van het boek dat ze aan het lezen was. ‘Boges, het genie, heeft mijn flat veranderd in een laboratorium,’ legde ze uit.
‘Boges? Was hij hier?’
‘Het is al na elven, Cal. Je was hier gisteravond nog niet binnen of je lag al te pitten! Boges is vanmorgen heel vroeg gekomen en binnen tien minuten had hij mijn keukentje tot een soort rookkast omgebouwd. Hij is aan het experimenteren met zijn eigen vingerafdrukken en een of andere stinkende lijm.’ Winter stond op en zette een raam open.
‘En waar is hij nu?’ vroeg ik terwijl ik om me heen keek.
‘Hij is even weg om nog meer superlijm te kopen. Hij zal zo wel weer terug zijn.’ Winter stopte plotseling met wat ze aan het doen was en keek me vreemd aan. ‘O, nee!’ zei ze. Ze sloeg een hand voor haar mond en probeerde haar lachen in te houden.
‘O, die Boges toch,’ zei ze hoofdschuddend.
‘Wat is er dan?’ vroeg ik nog eens.
‘Ga maar in de spiegel kijken.’
Ik sprong op en liep naar de badkamer. Ik deed het licht aan en staarde naar mijn spiegelbeeld.
‘Ik draai hem zijn nek om,’ zei ik. Wat ik in de spiegel zag was niet gewoon een verbrand gezicht, maar een verbrand gezicht waar iemand met zwarte viltstift een grote gekrulde snor op had getekend. ‘Dat is niet leuk!’
11.23 uur
Nadat ik mijn gezicht had schoongemaakt, vertelde Winter me welke vorderingen Boges tot nu toe had gemaakt. ‘Dat is zijn eigen vingerafdruk,’ legde ze uit. Ze wees naar de kringen en ribbels van een vingerafdruk die op een soepel, doorzichtig blaadje was afgedrukt. ‘Hij heeft er een heel proces op losgelaten en dat is het eindproduct.’
Ik pakte een van de doorzichtige stukjes op en wreef er met mijn wijsvinger overheen. ‘Wat gaaf zeg. Je kunt de ribbeltjes zelfs voelen.’ Ik keek op naar Winter. ‘Ze zijn echt heel duidelijk.’
‘Boges zegt dat ze goed genoeg zijn om de scanner van zijn computer voor de gek te houden.’ Ik keek Winter aan met een bedenkelijke blik. ‘Maar,’ voegde ze eraan toe, ‘de scanners van de Zürich Bank zullen vast niet zo eenvoudig te bedriegen zijn.’
Buiten klonk een onverwacht geluid en we schrokken allebei.
‘Niks aan de hand,’ zei Winter, nadat ze uit het raam had gekeken. ‘Het is Boges maar.’
Winter deed de deur open en Boges kwam binnen met een pakketje onder zijn arm.
‘Ik zie dat je je hebt geschoren,’ zei hij lachend en hij wreef over zijn bovenlip. Toen wees hij naar mijn gezicht. Er zat een rode vlek op de plek waar ik stevig had moeten boenen om de snor die hij getekend had, eraf te krijgen.
‘Je hebt mazzel dat het eraf ging,’ zei ik en ik stompte hem op zijn rug. ‘In tegenstelling tot dit hier.’ Ik trok mijn broekspijp op om ze mijn enkel te laten zien.

Boges en Winter staarden naar de letters en cijfers op mijn huid.
‘Wat moet dat voorstellen?’ vroeg Boges.
‘Wist ik het maar,’ zei ik. ‘Het enige wat ik weet, is dat Oriana me uit de weg wilde ruimen. Ze gaf Kelvin opdracht om me te dumpen in de Dingo Bonesvallei en dat heeft hij ook gedaan. Maar het is wel duidelijk dat hij het tweede deel van zijn opdracht, namelijk mij vermoorden, niet heeft uitgevoerd, want ik werd levend wakker in de woestijn. En toen ontdekte ik dat dit op mijn enkel geschreven was. Ik krijg het er niet af. Het is een of andere watervaste stift, het lijkt haast wel een tatoeage. Ik weet niet waarom, maar Kelvin moet het hebben gedaan.’
‘SDB 291245,’ herhaalde Boges. ‘Een telefoonnummer?’ Hij haalde zijn mobiel tevoorschijn en drukte op de toetsen. Daarna zette hij de luidsprekerfunctie aan en hield de telefoon omhoog.
‘Dit nummer is niet in gebruik,’ klonk een mechanische stem. ‘Controleer het nummer en probeer het opnieuw.’
‘Zou het een geboortedatum kunnen zijn?’ opperde Winter. ‘Ken je iemand die geboren is op 29 december 1945?’
Ik schudde mijn hoofd. Die datum zei me niks.
‘Waarom zou Kelvin jou een merkteken geven?’ vroeg Boges, terwijl hij de letters en cijfers neerpende in zijn uitpuilende opschrijfboekje. ‘Tenzij een rondreizende woestijnnomade je heeft gevonden en zomaar de behoefte voelde om je een nummer te geven, moet hij het gedaan hebben. Maar waarom?’
‘Ik weet het niet, maar Kelvin is de enige reden dat ik nog leef. Ik weet dat hij fout is, begrijp me niet verkeerd, maar kennelijk is het geen moordenaar. Oriana is zo ontzettend wreed tegen hem. Ze behandelt hem als een hond. Erger dan een hond,’ verbeterde ik mezelf. ‘Ik snap niet waarom ze niet zelf met me heeft afgerekend toen ze de kans had.’ Ik trok haar sjaal met panterprint tevoorschijn uit mijn rugzak. ‘Hiermee heeft ze me bijna gewurgd.’
Winter trok een vies gezicht terwijl ze de sjaal van me aanpakte. Ze hield hem met gestrekte armen van zich af, alsof er een besmettelijke ziekte aan kleefde.
‘En?’ vroeg ik aan Boges. ‘Wat heb jij voor ons?’
‘Nog meer lijm,’ antwoordde hij. Hij ging zitten en begon het papieren pakketje open te maken. Er vielen een paar tubes op tafel. Hij pakte het doorzichtige velletje met de vingerafdruk op dat Winter me had laten zien. ‘Ik heb een afdruk gemaakt en die met superlijm behandeld om de cirkels en rondjes te verduidelijken. Daar heb ik weer een foto van gemaakt en die heb ik met heel hoog contrast afgedrukt, zodat er een dikke laag ontstond.’
‘En door dat proces krijg je weer een positieve versie. Klaar om op een scanner te leggen,’ zei ik. ‘Winter vertelde me dat jouw computer erin trapt, maar zou de scanner van de Zürich Bank ook voor de gek te houden zijn met een kopie van Oriana’s vingerafdruk?’
Boges haalde zijn schouders op. ‘Het klinkt als gekkenwerk, maar het is het proberen waard. We knippen de vingerafdruk op maat en dan moet je er even mee over je eigen huid wrijven zodat er wat vet op komt. Vervolgens plak je hem over je eigen vingertop en drukt die op de scanner. Het zou moeten werken. In theorie dan.’
‘Ik wil de pret niet bederven, jongens,’ zei Winter, ‘maar ook al werkt die vingerafdruk, dan nog moeten we eerst de bank binnen zien te komen zonder dat iemand het opvalt. En dan nog, we hebben niet eens Oriana’s persoonlijke code om de kluis mee te openen. Iedereen heeft een pincode die hij in moet toetsen om toegang te krijgen tot zijn kluis in de kelders van de bank. De deur gaat alleen open als je de juiste combinatie gebruikt. We móéten aan Oriana’s pincode zien te komen.’
We staarden elkaar aan.
Boges verbrak de stilte. ‘We kunnen haar gevangennemen en martelen?’ opperde hij.
‘Haar martelen?’ spotte Winter. ‘Ons tot haar niveau verlagen? Dat meen je toch niet echt hè, Boges?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Vergeet het testament van Piers Ormond niet,’ zei ik. ‘Misschien staat daar informatie in die we kunnen gebruiken. We kunnen altijd nog proberen of we dat te pakken kunnen krijgen.’
‘En hoe wou je dat voor elkaar krijgen? Sheldrake Rathbone heeft je al een keer met dat document in een hinderlaag gelokt. Hij komt het heus niet uit zichzelf brengen. Als hij het al heeft, trouwens.’
Ik dacht aan mijn mislukte afspraak met Rathbone bij de begrafenisondernemer. En aan de onbekende aanvaller die me buiten westen had geslagen. Rathbone was een gevaarlijke tegenstander.
Opnieuw viel er een stilte. Ik ging op mijn knieën zitten en voelde weer mijn volle broekzakken. ‘O ja,’ zei ik en ik graaide in de zakken van mijn spijkerbroek. ‘Ik heb nog iets om ons op te vrolijken…’
Boges en Winter bogen zich naar voren, nieuwsgierig naar wat ik hun wilde laten zien. Ik diepte een handvol goudklompjes op uit mijn broekzak en strooide ze voorzichtig op tafel.
Boges knipperde met zijn ogen en Winter sloeg een hand voor haar mond.
‘Krijg nou wat…’ begon Boges stomverbaasd.
Winter pakte een stukje goud op en bekeek het aandachtig, voordat ze nog aandachtiger naar mij keek. ‘Jij hebt heel wat uit te leggen,’ zei ze streng en ze schoof het naar me terug.
‘Ja, Cal,’ stemde Boges in. ‘Schiet op, voor we uit elkaar barsten van nieuwsgierigheid.’
‘Liever niet hier binnen alsjeblieft, Bohdan,’ zei Winter en ze hief dreigend haar vork naar Boges. ‘Dankzij jou stinkt het hier vandaag meer dan genoeg.’
Boges hing onderuitgezakt aan tafel en Winter zat in kleermakerszit op haar stoel terwijl ik ze alles vertelde wat er gebeurd was in de Dingo Bonesvallei. Boges zat met grote ogen te luisteren en Winter hing aan mijn lippen terwijl ik beschreef hoe ik was ontkomen aan de gestoorde goudzoekers, die van plan waren geweest me te ontvoeren en vast te houden tot de politie me kwam halen – allemaal om de beloning die op mijn hoofd stond op te strijken. Ik vertelde zelfs over de ratten in mijn kamer en over het bot dat ik had gevonden, waarvan ik dacht dat het van een mens was. Toen ik ze vertelde dat Snuffel, de superspeurhond, me niet had verraden, waren ze met stomheid geslagen.
‘Het kwam tot een vechtpartij in de keuken,’ legde ik uit. ‘Snake viel me aan toen ik ertussenuit probeerde te knijpen. Hij wilde me aan de keukentafel vastbinden, maar die viel boven op ons en daardoor vlogen deze jongens alle kanten op,’ zei ik en ik pakte een handvol goudklompjes. ‘Hij was zeker net zijn goud aan het tellen toen ik beneden kwam. Ik heb ervan meegenomen zo veel ik kon. Ze hadden tegen mij gezegd dat er geen goud meer te vinden was.’
‘Nou, dat valt kennelijk nogal mee,’ zei Winter en ze bestudeerde een van de grootste klompjes.
Boges schudde zijn hoofd. ‘Jemig man, wat heb jij een mazzel gehad!’
‘Mazzel? Ik? Geintje zeker. En alles wat ik in de afgelopen negen maanden heb meegemaakt dan?’
‘Boges heeft gelijk,’ zei Winter terwijl ze het goud liet vallen en weer achterover leunde in haar stoel. ‘Nou ja, ik wil je nou ook niet direct een mazzelkont noemen, maar behalve alle slechte dingen die je zijn overkomen, zijn er ook een heleboel goede dingen gebeurd. Ik bedoel maar, waarom heeft Kelvin je niet vermoord in de woestijn? En waarom heeft Oriana je niet helemaal gewurgd? En hoe kan het dat die hond je heeft laten ontsnappen? Een hónd? Zou een hond echt kunnen aanvoelen wat het verschil is tussen goed en kwaad? En nu kom je terug met je zakken vol goud! Er is iemand die jou beschermt. Er is echt iemand die over je waakt.’
‘De Ormond-engel?’ vroeg Boges.
‘Dat weet ik niet, hoor,’ zei ik. Ik was het niet eens met wat ze zeiden, maar ik moest wel denken aan de truck die volgeladen was met flessen water en die als een fata morgana uit het niets was verschenen. Dat was toch echt ongelooflijk.
Winter haalde een fluwelen zakje uit een la en gooide het naar me toe. Ik vulde het met al het goud dat op tafel lag en de restjes die nog in mijn zakken zaten.
‘Maar goed,’ zei ik. ‘Wat zal ik er nu mee doen?’
‘Ik ken een goudhandelaar,’ zei Boges. Hij pakte het zakje van me aan en woog het op zijn hand. ‘Palladium Edelmetalen. Oom Vladi doet wel eens zaken met ze. Veel mensen uit Oekraïne handelen in goud. Ze hebben geen vertrouwen in geld. Ik schat dat je hier voor een duizendje of vier hebt. Minstens.’
Ik verslikte me zowat.
‘Echt waar?’
‘Minstens,’ herhaalde hij stralend. Hij schreef de naam en het adres voor me op een papiertje uit zijn leren notitieboekje en gaf het me. ‘Dat doet me ergens aan denken,’ zei hij. Hij liep naar zijn tas toe en haalde er een opgevouwen roze papiertje uit. ‘Dit is voor jou. Ze zei dat je wel zou begrijpen wat het betekent.’
