2

omdat het per slot een eerste ontmoeting, een verkennen was en er zoveel dingen van zouden afhangen, was ieder woord, ieder gebaar, iedere stembuiging van belang, en de beide vrouwen die zich dat bewust waren, waren vol behoedzaamheid, leefden als het ware in vertraagd tempo gedurende die ogenblikken.
De commissaris in het overwarme café aan de' overkant, waar stukadoors hun boterham zaten te eten, verwonderde zich erover, dat hij niemand uit het huis zag komen. Het moment dat hij de sleutel in het slot hoorde omdraaien, had hij gedacht datalles afgelopen was, terwijl alles toen juist pas begonnen was.
Hoe kon hij vermoeden dat de grootmoeder en haar kleindochter daar boven, op de laatste etage van dat huis dat op instorten stond, het instinct, de voorzichtigheid en af en toe de onbeweeglijkheid van dieren in het woud teruggevonden hadden?
Toen Juliette Viou de sleutel omgedraaid en de grendel weggeschoven had, had ze de deur niet verder dan een centimeter of dertig geopend, en dat zeker niet zonder bedoeling. De opening was niet groot genoeg om iemand door te laten. Wat haar betrof, zij had de eerste stap gedaan. Als de bezoekster erop gesteld was binnen te komen, dan was het aan haar om de dein: verder te openen...
Zo had ze het ook vermeden - afgezien van één enkele korte blik - om Sophie onderzoekend op te nemen. Alleen maar een blik, waaruit geen enkel bepaald gevoel sprak, alsof het voor de beide vrouwen heel natuurlijk was dat ze elkaar, na vijftien jaar lang niets van elkaar gehoord te hebben, op dit portaal weer terugvonden.
Sophie van haar kant vermeed verdere pogingen tot toenadering, bleef op dezelfde plaats staan wachten, zoals men wacht op iemand die zijn hoed opzet om de deur uit te gaan. - Ik ben dadelijk klaar...
De jonge vrouw zag van de kamer niet meer dan een stuk witte muur, die door het contrast met de rest van het huis wel pas gewit leek, de rode tegels van de vloer, die heel schoon was, en op een laag kastje van kersenhout een koperen pot, een foto ineen lijstje, een fles of juister gezegd, een literfles rode wijn, en een glas met nog een restje violetachtig vocht.
Ze kon de oude vrouw niet zien maar ze hoorde haar, kwiek en zakelijk, heen en weer lopen. Het appartement moest twee of drie vertrekken bevatten.. te oordelen naar het geluid van de voetstappen die soms veel onduidelijker klonken.
-Heb je je auto beneden?
-Neen. Ik ben komen lopen.
Juliette hield niet aan maar men voelde, dat ze dat niet zomaar gevraagd had, uit alles wat ze zei was duidelijk dat ze een bepaald plan in haar hoofd had. Ze liep druk heen en weer, versjouwde zware voorwerpen, trok kasten en laden open.
-Heb je geen dorst? Ik heb helaas niets anders dan rode wijn om je aan te bieden.
-Neen, nu niet, dank je.
De oude vrouw kwam in het gezicht om zich een glas in te schenken, dat ze meenam naar een onzichtbare hoek van het vertrek.
-Je hebt zeker centrale verwarming? -Ja.
-Ook in de kamer waar ik kom?
-Overal.
Sophie zei er niet bij dat ze behalve haar eigen kamer slechts over twee kleine slecht verlichte slaapkamertjes beschikte die op de binnenplaats uitzagen. In haar huurcontract stonden die vermeld als dienstbodenkamertjes en Louise had er één van. Het andere had tot nog toe als rommelkamertje dienst gedaan.
-Zou het niet beter zijn als je een taxi ging halen?
-Waarom?
-Ik moet verschillende dingen meenemen. Maar je hebt gelijk. Het is de moeite niet om een taxi te nemen. Pilou zal er wel voor zorgen. Als je hem dan even wilt vragen of hij hier komt. Het is de jongen van de kolenboer, twee huizen verder... Ben je daar nog?
-Ja.
-Word je ongeduldig?
-Neen.
-Het duurt niet lang meer. Ik doe zo vlug als ik kan. Die mannen van de commissaris denken dat ik al de tijd dat ze het huis bewaakt hebben, alleen maar uit blikjes gegeten heb. Maar ze zijn ernaast. Ik heb zelfs nog vers brood over. Dat bond Pilou 's avonds aan een touw dat ik het zakken. En niet alleen brood. Vind je het niet vervelend om hem even te gaan halen? Zeg hem dat hij de handkar meebrengt en laat hij dan bovenkomen...
Sophie wilde wat zeggen, maar hield zich bijtijds in.
-Als je nu direct gaat, ben ik klaar als je terugkomt...
Ze ging naar het kastje om een la open te trekken. Ze had al een keurige zwarte jurk aan en een hoed op.
Toen de commissaris de jonge vrouw in haar regenjas alleen het huis uit zag komen, dacht hij dat alles mislukt was en dat ze teleurgesteld naar huis terug ging. Bijna was hij haar achterna gesneld, maar kreeg weer hoop toen hij haar de geel-geverfde winkel van de kolenboer binnen zag gaan.
Ze bleef er maar even. Een jongen van een jaar' of vijftien kwam met haar mee en verdween een ogenblik in een gangetje om er een handkar die zwart was van de steenkool, uit te halen.
De commissaris die zoveel mogelijkheden onder het oog gezien had, was er maar één vergeten: die van een complete verhuizing. Sophie, die ditmaal zonder zaklantaarn de trappen naar de vijfde etage weer opging, had daar evenmin aan gedacht.
De deur boven stond wijd open en liet het klap-raam zien waar heldere gordijntjes voor gespannen waren, een ronde notenhouten tafel en een enorme zwarte koffer, waar in geel de letters A. V. op geschilderd waren en met een riem erom heen, die klaar stond om meegenomen te worden.
-O, ben je daar, Pilou? Denk je dat die alleen naar beneden kunt krijgen?
En tegen de jonge vrouw, met een ongeruste glimlach:-Dat zijn mijn kleren en zo, begrijp je? Gerustgesteld doordat er geen reactie kwamvoegde ze eraan toe, maar dat was voor de jongen bestemd:-Er zijn ook nog twee kisten...
Met zijn levendige, beweeglijke ogen wierp hij voorzichtig onderzoekende blikken op Sophie.
-Ik kan toch zeker mijn levensmiddelen die me zoveel geld gekost hebben, niet voor hen achterlaten... vind je niet? Ik weet wel dat jij daar niet op kijkt, maar dan zouden ze al te veel plezier hebben...
Pilou zeulde de zwarte koffer naar de trap.
-Is het breekbaar?
-Wat in de koffer zit, niet. Alleen in de kisten. Ze had nu een mantel van zwart laken met marterbont aan en zag er veel jonger uit dan ze was. Men zou haar eerder zeventig dan tachtig jaar gegeven hebben en ze zag eruit als een dame die op zondagmorgen naar de mis gaat, zonder iets opvallends.
-Weet je zeker, Sophie, dat je er geen spijt van zult hebben?
In plaats van te antwoorden, vroeg Sophie:-Gaan we naar beneden?
-Nog heel even...
Ze moest nog even haar glas leegdrinken, zoals Sophie ook op de Quai de Bourbon haar whisky opgedronken had.
-Ik zal Pilou wel zeggen wat hij doen moet als we beneden zijn...
Ze was klaar. Ze stapte over de drempel. Kwam het in haar op, dat het nog tijd was om van gedachte te veranderen? Op de grens staande stelde ze een nieuwe vraag, die misschien een allerlaatste voorwaarde was.
-Zou je het heel erg vinden als ik mijn kachel meenam? Een gezellig klein potkacheltje, dat niet veel ruimte inneemt. Kijk maar eens even, als je wilt...
-Laat Pilou het maar meebrengen.
-Je zult het misschien gek vinden, maar ik geloof dat ik er geen afstand van had kunnen doen...
Ze keek tersluiks nog even achterom, mompelde, meer voor zichzelf dan voor haar kleindochter:-Ik moet hem ook zeggen, dat hij de gordijnen weghaalt en aan zijn moeder geeft. Ik zou het mezelf mijn leven lang niet vergeven als ik ook maar iets voor ze achterliet...
Toen ze buiten kwam was de jongen bezig met hulp van een buurman de zware koffer op de handkar te hijsen.
-Hoe is het adres precies?
Sophie zei het haar en toen Pilou naderbij kwam, begreep ze dat de oude vrouw graag even alleen met hem wilde zijn om haar instructies te geven, ze liep een eindje door, alsof de etalage van een kruidenierswinkel haar aandacht trok.
Beiden hadden hun nagels nog ingetrokken en ze hadden elkaar niet in het gezicht gezien, alsof dat pas later mocht gebeuren als ze de tijd gehad hadden om te wennen.
Juliette was er zeker van dat ze door de onzichtbare agenten gadegeslagen werd en daarom deed ze heel opgewekt, om hun te laten zien dat zij het spel niet verloren had, dat ze niet onder dwang wegtrok maar uit eigen vrije wil, omdat haar kleindochter haar was komen halen en haar uitgenodigd had bij haar te komen wonen, in een mooi huis op het Ile Saint-Louis.
Ze keek tersluiks uit naar de mannen die haar belaagd hadden en toen ze Sophie ingehaald had wees ze op de beslagen ruiten van het café aan de overkant.
-Ik wil wedden dat ze daar zijn en ons na staan te kijken.
De volgende zin was ogenschijnlijk heel onschuldig, maar verried wat haar gedachten op dat zelfde moment bezig hield.
-Wat voor soort auto heb je?
-Ik heb er drie, een grote Amerikaanse en twee Italiaanse.
-Van die lange, lage?
Speet het haar niet, dat ze niet gehaald werd in een van die auto's, die de buren uit hun winkels naar buiten gelokt zou hebben?
Het regende nog wel, maar de druppels vielen trager en schaarser nu. De beide vrouwen liepen naast elkaar op het smalle trottoir en toen ze rechtsaf sloegen verlieten ze voorgoed de Rue de Jouy, waar de slopers nu aan het werk konden gaan.
Dat was voor beiden een onbehaaglijk ogenblik, een gevaarlijk punt. Ze misten plotseling de schilderachtige en dramatische sfeer van het bouwvallige huis, en het beeld van een oude vrouw die uit het raam van een vijfde verdieping sprong was al vervaagd. Zij waren nog slechts twee voorbijgangers, zoals anderen, in een gewone straat waar ze zich ieder ogenblik tegen de huizen moesten drukken of van het trottoir af gaan om de paraplu's te ontwijken.
De ene zowel als de ander hadden de tijd om na te denken en ontmoedigd te raken.
-Zien jouw ramen op de achterkant van de Notre-Dame uit?
-Die van mijn zitkamer en slaapkamer, ja. Sophie had onmiddellijk spijt van haar woordenwaaruit haar grootmoeder kon opmaken dat haar ramen op de binnenplaats uitzagen.
-Jarenlang heb ik niet anders dan daken en schoorstenen gezien...
De oude vrouw haastte zich eraan toe te voegen:-Maar daar houd ik wel van...
Ze liepen de brug over, voorovergebogen vanwege een plotselinge regenvlaag, toen, achter elkaar, dicht langs de huizen op de kade.
-Hier is het. Ga maar naar binnen.
De conciërge zag hen met ongeveer dezelfde blik langs komen als waarmee ze 's morgens de commissaris aangekeken had, dezelfde blik ook als van dieren in een kooi die mensen voorbij zien lopen.
-Ik woon op de vijfde etage, net als jij in de Rue de Jouy en hier is er ook geen lift.
Na twee etages merkte de oude vrouw op:-Het huis wordt goed onderhouden.
Ze hijgde nauwelijks, bleef pas op de vierde verdieping even staan, minder misschien om op adem te komen als wel uit vrees voor de onbekende ruimte waar ze zich ging opsluiten.
Ze had het vermeden te veel vragen te stellen, had alleen de kachel genoemd en over de rest gezwegen, maar ze had Pilou instructies gegeven.
Op de vijfde etage eindelijk drukte Sophie op de bel, Louise deed onmiddellijk open en zonder haar iets te zeggen over de nieuw aangekomene duwde ze haar grootmoeder voor zich uit.
-Rechtuit...
De koffiekopjes waren van het tafeltje verdwenen maar de whisky stond nog op zijn plaats. Door de openstaande deur zag men de slaapkamer die gedaan was, de lits-jumeaux met een sprei van gele zijde.
-Daar zijn we dan! Doe je mantel uit. Louise, neem de mantel en de hoed van mijn grootmoeder eens aan. En ga dan zo de blauwe kamer in orde maken.
-Wat moet ik dan doen met...
Louise wist nog niet dat voorzichtigheid en geduld geboden waren.
-Ik kom zo bij je. Waar is Lélia?
-In het bad.
Lélia was juist klaar, want ze verscheen in de gang, naakt en blank, met een peignoir over haar arm. Ze bleef ineens staan, klaar om zich terug te trekken.
-O! pardon...
-Het geeft niet. Dit is mijn grootmoeder... En, tegen haar grootmoeder:-Dit is Lélia. Zij woont ook hier, op het ogenblik...
De zangeres haastte zich na een onhandige groet om weg te komen en Sophie legde uit:-Ze heeft heel veel talent, al werkt ze nog maar hoofdzakelijk in cabarets. Ze heeft nooit veel geluk gehad. Dat zal ik je nog wel eens vertellen. Ga zitten. Heb je geen erge honger?
Het was tien over één. Louise kwam vragen:-Moet ik voor drie dekken?
-Ja... Wacht eens... Zijn er nog blikjes kreeft?
-Kreeft?
-Als er geen meer in de keuken zijn, ga er dan een paar kopen en maak een kreeftensla.
-Goed, juffrouw.
De oude dame die op het randje van een fauteuilzat, evenals de commissaris 's morgens, protesteerde uit beleefdheid terwijl ze een glimlach van genoegen trachtte te onderdrukken.
-Maar dat is niet nodig, heus niet!
-Ik heb het beloofd.
Sophie bleef voor het raam staan en haar grootmoeder nam haar van het hoofd tot de voeten op.
-In mijn herinnering was je niet zo lang.
-Je vergeet dat ik twaalf was toen je bij ons weg ging--Dat is zo. Lijkt je zuster nog altijd zoveel op je?
-Uiterlijk wel, ja.
Sophie ging naar de keuken, keek in de kasten met gefronste wenkbrauwen, als iemand die niet weet waar de dingen staan, vond tenslotte wat ze zocht want ze ging naar de zitkamer terug met een aangebroken fles Saint-Emilion.
-Is dat iets voor jou?
-Dat is beter dan die goedkope wijn die ik gewend ben.
-Of heb je soms liever whisky?
-Vandaag niet... Ik ben bang dat dat me niet goed bekomen zou...
Betekende dat, dat het daarvoor nog te vroeg was, en dat ze nog geen afstand kon doen van haar gewoonten?
-Vertel me eens, voor je vriendin terugkomt.. Woont ze al lang bij je?
-Twee maanden ongeveer.
-En daarvoor? Was je toen alleen?
-Soms alleen, en dan weer eens een tijd niet.
-Nooit een man?
-Niet wat je bedoelt. Niet in de betekenis van met een man leven.
-Weet je zeker dat je geen last van me zult hebben?
-Ik ga gewoon mijn gang, net als altijd, dus waarom zou ik last van je hebben?
-Mag ik je regenjas eens van dichtbij zien?
Hij lag nog op de leuning van de stoel waar Sophie hem neergegooid had. Juliette Viou betastte eerst de gabardine, daarna, vol eerbied, het bont.
-Indertijd... begon ze.
Maar haar gedachten sprongen in een andere richting:-Je hebt zeker nog wel een bontjas?
-Twee.
De oude vrouw knikte goedkeurend met de sluwe blik van iemand die dat allang begrepen had.
-Ja, dat is je ware. Zo zou ik het ook doen, als ik rijk was...
Ze zocht in haar tas, haalde er twee oorknoppen met vrij grote diamanten uit.
-Die zijn nog uit de tijd van Prédicant. Ik had een compleet garnituur: collier, clip, armband en zelfs een bijpassend horloge. Herinner je je dat niet? Op de Boulevard Saint-Germain, als je moeder uit moest, kwam ze altijd mijn kamer binnenlopen om ze van me te lenen en ze heeft er altijd op gerekend dat ze het hele stel nog eens van mij zou erven. Ik heb de stenen een voor een verkocht, telkens als ik geld nodig had.
Ze liet de oorknoppen in de hand van de jonge vrouw glijden die om zich een houding te geven naar het raam liep om ze beter te bekijken.
-Je mag ze houden.
-Maar...
-Als ik toch zeg dat ze voor jou zijn!
-Dank je wel! Maar je moet niet denken dat je verplicht bent...
-Niemand heeft me ooit tot iets kunnen verplichten.
Toen, haastig van onderwerp veranderend:-Ik wed dat je vriendin klaar is en niet terug durft te komen.
Sophie riep:-Lélia!
-Wat is er?
-Kom je niet hier?
Lélia verscheen op de drempel in een zeer nauwsluitend mantelpakje.
-Waarom houd je je zo achteraf?
-Dat deed ik niet.
-Je weet toch wel dat je nooit teveel bent. Mijn grootmoeder komt hier wonen, maar er verandert niets.
-Denk je eraan, dat ik een repetitie heb?
-Om drie uur. Dan heb je nog tijd genoeg om met ons te eten.
Sophie was bezig een glas whisky in te schenken toen Louise, die juist terug was van de kruidenier, kwam zeggen:-Er is een jongen, die komt met... Juliette stond haastig op.
-Dat is Pilou! Ik ga wel naar hem toe. Waar is hij?
-Bij de deur voor de leveranciers.
-Je vindt het wel goed, Sophie? Je meisje behoeftme alleen maar te zeggen waar mijn kamer is.
-Maar die moet eerst nog ontruimd worden. Tenslotte liepen ze alle drie de keuken door,achter elkaar, de grootmoeder, de kleindochter die haar glas nog in de hand had en Louise met een boos gezicht achteraan.
Ze kwamen in een gang waar de diensttrap op uitkwam en waar men drie deuren zag. Pilou stond in de nauwe doorloop, met de grote zwarte koffer voor zich op de grond.
De oude vrouw wilde wat zeggen, maar Sophie was haar voor.
-Laat die koffer maar hier in de gang staan.
-En de rest? vroeg de jongen. Ze vertrok geen spier.
-De rest ook.
-Maar... eh...
-Wat, maar?
-Dat kan hier niet allemaal staan. De eerste lading zal misschien nog wel gaan. Maar de tweede...
-Wijs hem de kamer maar even, Louise. Straks kan hij je helpen, als hij tijd heeft, om wat er te veel is naar de zolder te brengen...
-Vind je het goed dat ik erbij blijf?
Sophie kon nog net over haar lippen krijgen:-Als je dat prettig vindt...
Ze liep haastig weg naar haar zitkamer, waar Lélia een ogenblik de indruk had dat ze iets stuk zou gaan gooien of in snikken zou uitbarsten.
Lélia was zo tactvol om niets te vragen, ging alleen naar haar toe met de whiskyfles en schonk haar in. Toen ging ze omdat de fles leeg was, een andereuit de kast halen en begon die open te maken.
-Dank je.
Twee, drie, vijf maal liep Sophie de zitkamer in de hele lengte op en neer en bleef eindelijk, weer gekalmeerd, staan, met een spottende glimlach om haar lippen.
-Daar zit ik nu!
-Ik geloof dat ik jullie maar beter samen kan laten koffiedrinken.
-Je gaat dus op de vlucht?
-Ik doe het niet voor mezelf.
-Dat weet ik wel. Je hebt misschien gelijk. Zie ik je om vijf uur?
-Denk je dat je dan vrij bent?
-Ik heb haar gewaarschuwd dat ik gewoon mijn gang ga.
Louise kwam binnen met een gezicht als een donderwolk.
-Juffrouw! Ze wil persé dat we practisch alles wat er in de kamer staat naar de zolder brengen.
-Is die jongen er niet meer?
-Die is een nieuwe lading gaan halen en ik heb hem horen zeggen dat hij waarschijnlijk nog een keer terug zou moeten. En de oude dame heeft me om een hamer gevraagd en ze is bezig het ijzeren ledikant uit elkaar te nemen.
Sophie keek Lélia aan en gromde:-Ze brengt haar bed mee!
-Wat moet ik doen, juffrouw?
-Doe maar wat ze je vraagt.
Toen de deur weer dicht was, barstte Sophie in lachen uit.
-Ja, kind, je ziet het... Maar vraag me alsjeblieft niet waarom!
Voor ze op de divan neerviel schopte ze haar schoenen door de kamer.
Van de drie vrouwen was er maar één - de dienstbode - die met een dramatisch gezicht bleef rondlopen. De oude vrouw zag er nog even fris uit als 's morgens, zonder een spoor van inspanning die het haar gekost moest hebben om al haar bezittingen naar haar kamer te sjouwen en drie keer naar de zolder te klimmen, alle drie de keren zwaar beladen.
Toen ze eindelijk in de zitkamer terug kwam droeg ze nog steeds haar zwarte jurk die opgevrolijkt werd door een wit kanten kraagje maar ze had nu rode vilten pantoffels aan - het enige teken van ontspanning. Haar blik ging onmiddellijk naar Sophie.
-Eet je vriendin niet met ons mee?
-Neen, het is te laat. Ze moet om drie uur in haar cabaret zijn.
Er zweefde een vage glimlach over de trekken van de oude vrouw, de weerspiegeling van een heimelijke, innige voldoening, de voldoening dat ze ondanks alles volbracht had wat ze zich had voorgenomen. Maar ze wachtte zich er wel voor daar nu over te spreken.
-Ga je haar ophalen?
-Ja. Om vijf uur.
Louise bracht uit de keuken een gedekte tafel binnen, die ze voor zich uit schoof, zoals een ober de gasten in de grote luxe hotels bedient, en op detafel zag men de rose vlek van de kreeft.
De grootmoeder wachtte tot het meisje weg was en merkte toen met gedempte stem op:-Ze is woest!
-Waarom?
-Omdat ik haar dagindeling in de war stuur, en vooral omdat ik mijn dingen meegebracht heb. Jij bent toch ook niet boos? Pilou heeft me beloofd dat hij straks terug zal komen om me te helpen alles op zijn plaats te brengen en de kachel te zetten.
Ze at met smaak terwijl ze voorzichtig, met korte, steelse blikken de dingen om zich heen opnam.
-Het is een heel gewoon kacheltje, dat zul je wel zien, of liever, vroeger was zon kacheltje heel gewoon, alleen maar een ijzeren buis op vier pootjes. We hebben het gekocht in de eerste winter dat ik in Parijs was, in 1902, Adrien en ik, bij een uitdrager in de Rue des Tournelles, en ik zie het Adrien, die in die tijd heel mager was, nog op zijn schouder naar huis dragen.
In het begin wilde de kachel niet trekken en de kamers stonden zo vol met rook dat je elkaar niet zien kon. Toen het vuur uit was ontdekten we eindelijk dat de schoorsteen door de vorige bewoners dichtgestopt was. We waren allebei even dom... Maar Sophie moest niet bang gemaakt worden.
-Wees maar niet ongerust! Pilou heeft er verstand van en die zal er wel op letten of de schoorsteen bij mij in orde is...
Ze verwonderde zich over de kalmte, de ongedwongen houding van haar kleindochter die zich gedroeg alsof er sedert de morgen niets gebeurdwas. Misschien benijdde zij haar dat ze kon zwijgen terwijl ze zelf het gesprek geen ogenblik durfde te laten stokken.
-Dat meisje van jou begrijpt het niet, maar dat ik mijn kamer zo gauw in orde wil hebben en dat ik lastig voor haar lijk, is juist omdat ik zo vlug mogelijk van de vloer wil zijn, zodat ik jou en haar niet meer voor de voeten loop. Hoe lang heb je dat meisje al?
-Vijf jaar. Ik had haar al in de Rue des Saints-Pères.
-Is ze getrouwd?
-Ze is getrouwd geweest. Haar man heeft haar in de steek gelaten. Ze heeft haar twee kinderen bij een schoonzuster ondergebracht en is in dienst gegaan.
-Eet je vaak thuis?
-'s Avonds bijna nooit. Het gebeurt me vaak dat ik 's middags om drie uur pas voor 't eerst eet en soms lunch ik zelfs helemaal niet.
Twee of driemaal ontmoetten hun blikken elkaar even tijdens de maaltijd, maar ze keken dan onmiddellijk een andere kant uit, alsof ze uit een soort schaamte of verlegenheid elkaar niet durfden aankijken.
-Wil je koffie, grootmoeder?
-Het doet me vreemd aan mij grootmoeder te horen noemen door jou.
-Mij ook. Noemde ik je op de Boulevard Saint-Germain ook niet zo?
-Ik geloof het wel... Ja... Trouwens, je moeder zou niet toegestaan hebben...
Ze maakte haar zin niet af. Men zag aan haarstarende blik dat ze plotseling op een idee kwam.
-Waarom zou je me niet Juliette noemen? Sophie keek haar aan, verbaasd eerst, toen meteen geamuseerde glimlach.
-Je Juliette noemen... herhaalde ze. Tenslotte, terwijl ze met een gewoontegebaar vanhaar hoofd de haren uit haar gezicht schudde:-We zouden het in ieder geval eens kunnen proberen... We zullen dan wel zien, hoe dat gaat...
Ze waren te hard van stapel gelopen en het was beter om over iets anders te praten. Sophie zat met de kwestie van de badkamer, die ze wel moest aansnijden maar waarbij grote omzichtigheid vereist was. Er was eigenlijk maar één badkamer in het appartement en om daar te komen zou de oude vrouw iedere keer door de keuken moeten. Maar vooral de gedachte dat ze haar badkamer met haar grootmoeder zou moeten delen, stuitte de jonge vrouw tegen de borst.
Achter in de gang bij de diensttrap was naast de dienstbodenkamers nog wel een primitief badkamertje maar dat was tot nog toe alleen door Louise gebruikt, die er bovendien het fijne ondergoed waste dat niet naar de wasserij werd meegegeven.
Was het niet het beste om maar niets te zeggen en de oude vrouw haar gang te laten gaan?
-Spring je niet, op het ogenblik?
Sophie begreep niet direct dat ze het over parachutespringen had. Toen ze het begreep wees ze naar de lucht die er nog donkerder uitzag dan 's morgens.
-Neen, dat komt niet vaak voor in dit jaargetijde.
-En de auto?
-In januari doe ik waarschijnlijk mee aan de rallye van Monte-Carlo.
-Ga je dan ook bij je moeder aan?
-Ik ga haar nooit opzoeken. We ontmoeten elkaar wel eens toevallig, in Cannes of Juan-les-Pins.
-Is ze wel eens hier geweest?
-Neen.
Sophie had moeite om zich in te denken dat degene over wie ze spraken, de dochter van de oude vrouw was.
-Is ze veranderd? vroeg Juliette nog.
-De laatste keer dat ik haar zag was ze dikker geworden.
-Ze aardt naar haar vader. Die was er, toen hij vijftig was, trots op dat hij honderd kilo woog.
Hoewel de avond nog niet viel hing er een lichte schemer in de zitkamer. De torens van de Notre-Dame die onlangs schoongemaakt waren staken krijtachtig wit af tegen de bijna zwarte hemel en van tijd tot tijd hoorde men de fluit van een sleepboot, hier en daar waren al een paar lichten in het stadsbeeld te zien.
Sophie lag languit op de divan bij het raam en rookte een sigaret, terwijl haar grootmoeder in een der satijnen fauteuils zat alsof ze op visite was.
-Moet je je niet verkleden?
-Neen.
-Je gaat toch in de stad eten?
-Waar ik vanavond heen ga behoef je je niet te kleden.
Juliette lette op alle geluiden en toen ze in de keuken hoorde bellen stond ze haastig op.
-Dat is Pilou. Mag ik even?
-Ga je gang.
-Ik zal wel een poosje werk hebben. Als het je tijd is, ga dan en bekommer je niet om mij.
Halverwege de deur draaide ze zich enigszins onbeholpen om.
-Ik heb je nog niet bedankt... Ik weet niet of je het wel prettig vindt, maar ik wil het toch doen...
-Dat is lief van je.
-Ik ben niet hef. En op mijn leeftijd zal ik dat ook wel niet meer worden. Maar toch...
Ze vond het gemakkelijker om zich om te draaien en door te lopen naar de deur voor ze verder ging. -... zie je, eigenlijk had ik nog niet zoveel zin om dood te gaan.
Toen Sophie alleen was, sloot ze haar ogen. Ze lag wel een poosje te denken maar moest tenslotte toch ingedommeld zijn want toen ze weer rechtop ging zitten was het donker om haar heen en door de ramen zag ze de lichten van Parijs die als het ware een reusachtige toneelachtergrond vormden.
Het was tien minuten voor vijven. Ze zou te laat in Patate zijn, het cabaret in de Rue Washington waar ze haar vriendin op zou halen. Het hinderde niet. Lélia was wel gewend op haar te wachten.
Ze stak alleen de lamp aan die het dichtst bij haar stond, zocht haar schoenen die op het tapijt lagen op, ging naar haar slaapkamer de regenjas halen die ze 's morgens gedragen had en die voor haar een soort uniform was.
Ze had een nare smaak in de mond, die ze goed kende, zoals ze ook het middel daartegen kende, en naast het kleine tafeltje staande dronk ze een slok whisky uit de fles terwijl ze naar de witte streep licht onder de deur naar de keuken keek.
Ze hoorde stemmen, maar had geen behoefte om te weten wat zich tussen Louise en haar grootmoeder afspeelde en ze liep zonder geluid te maken de gang door, trok zacht de voordeur achter zich dicht.
De trap met haar gelig licht, haar stilte als in een kerk, leek haar onwerkelijker, of vreemder dan andere dagen. Soms keek ze, wanneer ze de trap op- of afging, naar de gesloten deuren, waarachter mensen leefden, met verlangen of vol haat, al naar haar gemoedsgesteldheid. Alleen uit het appartement op de eerste etage klonk bijna altijd heel zachte muziek.
Ze zocht in haar zak het sleuteltje van de rode Italiaanse wagen waarop dikke regendruppels lagen en even later rook ze de geur van leer en benzine, zette de motor en de ruitenwissers in beweging.
Na enkele seconden was ze de Pont de la Tournelle over, schoof in de eindeloze stroom auto's op de linkeroever, die over de hele breedte van de kaden in dezelfde richting raasden, met bleke en uitdrukkingloze gezichten, evenals het hare, achter de voorruiten.
Dan zwenkte ze de Place de la Concorde over, reed de Champs-Elysées op, waar de parapluus op de trottoirs één aaneengesloten dak vormden.
Het uithangbord van het cabaret in de RueWashington was nog niet verlicht, evenmin als de vitrine met de foto's van de artiesten, die naast de ingang hing. Het traliehek stond aan en een eindje in de gang klopte Sophie op een geelgeverfde deur waarachter piano gespeeld werd.
Een meisje in een zwarte maillot kwam de deur opendoen.
-Dag Minouche.
-Lélia was al bang dat je niet meer kwam.
Er brandden maar twee lampen, de hoeken waren grote donkere gaten en men zag vier, vijf gedaanten, gloeiende punten van sigaretten, het wit van de hemdsmouwen van de pianist die doorspeelde terwijl hij wachtte tot Minouche haar oefening hervatte.
Lélia kwam naar Sophie toe, ze was moe, misschien omdat ze te lang gerepeteerd had.
-Hoe is het gegaan? vroeg ze fluisterend.
-Best.
-Geen narigheid?
Ze scheen hier vreesachtiger en teerder, kwetsbaarder.
-Heb je het hun verteld? vroeg Sophie.
-Neen.
Minouche danste met een strak en gedecideerd gezicht, het de pianist stoppen om een figuur over te doen. Een korte, dikke man, een Italiaan met gitzwart haar, kwam uit de kelder met een aantal flessen, zette ze op de bar.
-Hé, ben jij daar? Hoe gaat het, liefje?
Hij had blinkend witte tanden, een zelfvoldane glimlach en hij noemde ze allemaal 'liefje'.
-Ga jij ook naar de cocktailpartij na de première van die film?
-We gaan in ieder geval even kijken.
-Zien we je vanavond nog hier?
Vroeg of laat in de nacht zou ze Lélia komen afhalen, dat stond vast. Ze wist nooit wat ze over een uur zou doen en toch gebeurde altijd hetzelfde. Na die cocktailpartij, waar een driehonderd mensen zouden zijn, zouden ze met een groepje ergens heen gaan, misschien naar een andere cocktailpartij, en tenslotte zouden ze zich door enkelen mee laten tronen naar een van de restaurants waar ze gewoonlijk de nacht eindigden.
Om tien uur zou Lélia zuchtend van tafel opstaan.
-Ik moet aan het werk.
Dan zou iemand aanbieden haar met de auto te brengen en anders nam ze de métro.
Dan zou Sophie met het een of andere clubje ergens anders heengaan, het deed er niet toe waar, en ongetwijfeld weer ergens anders heen, voor ze tenslotte naast Lélia neerstreek op een van de krukken in Patate.
En gedurende die tijd was haar grootmoeder op de Quai de Bourbon vol inspanning bezig haar leven in te richten en ze was waarschijnlijk al begonnen Louise te temmen.
-Een whisky!
De oude vrouw had haar gevraagd haar Juliette te noemen. Wel ja, waarom ook niet? Het was een beroerde situatie!