12
Hubert Bonisseur de la Bath stond op de drempel van de zitkamer en vroeg:
- Ben je klaar? Het is op slag van negenen. Eva kwam de badkamer uit. Ze was bleek en gespannen. Hij bedacht dat alles weer opnieuw ging beginnen. Maar in die drie dagen was er heel wat gebeurd, en zeker niet het minst belangrijke daarvan was het feit dat hij als een schooljongen verliefd geworden was op Eva en dat zij zijn maîtresse geworden was. Ze nam haar witte mantel uit de klerenkast en hij ging op haar toe om haar behulpzaam te zijn. Ze hadden ervan afgezien haar met een draagbaar zendapparaat uit te rusten. De goedgeklede Japanner had het bij de vorige ontmoeting ontdekt en er was geen reden te bedenken waarom hij ditmaal minder wantrouwend zou zijn dan de eerste keer.
De geheimzinnige Japanner had even voor achten opgebeld en slechts twee of drie woorden gesproken voor hij de telefoon weer ophing. Eva gaf als vertaling: ‘Dezelfde instructies als voor verleden week woensdag’.
Hubert vond dat een beetje eigenaardig. In spionagezaken was het niet de gewoonte tweemaal achtereenvolgens onder dezelfde omstandigheden dezelfde plaats van samenkomst te gebruiken. Dat was niet normaal en men kon nu twee mogelijkheden onderstellen: óf die spion was maar een betrekkelijk handige amateur die een paar geslaagde zaakjes achter de rug had en daardoor wat overmoedig geworden was, óf wel zijn onvoorzichtigheid was maar schijn en er lag een valstrik onder verborgen.
-Gaan we? vroeg de jonge vrouw die haar zenuwachtigheid niet kon verbergen.
Vooruit!
Ze knoopte haar mantel dicht en nam haar handtas.
Heb je het vrijgeleide wel bij je? vroeg hij ongerust.
Ze deed haar tas open en haalde de grote enveloppe, die het document bevatte, half te voorschijn.
Hier is het. -Mooi zo.
Ze deed de tas weer dicht. Ze gingen de vestibule in, de lichten achter zich uitdoend. Voordat ze de deur uitgingen drukte ze zich tegen hem aan.
-Geef me een zoen, smeekte ze. Ik ben zo verschrikkelijk bang…
Hij nam haar in zijn armen. Hun monden ontmoetten elkaar in een eindeloze, hartstochtelijke kus. Zij maakte zich het eerst los.
Laten we gaan, zei ze met verwrongen stem.
Ze deed de deur open en ging het portaal op. Ze zou juist sluiten:
Hemel! De sleutels van de auto …
Ze ging weer naar binnen. Hubert had zijn Buick niet teruggehaald, en had het wenselijker gevonden zich nog geen ander voertuig aan te schaffen aangezien hij de Chevrolet van zijn mooie vriendin kon gebruiken. Hij drukte op de knop van de lift. Eva verscheen weer op het moment dat de lift voorkwam. Ze hield zijn hand vast gedurende de afdaling. Hij voelde dat ze bang was, volkomen buiten zich zelf.
Wees maar niet bang, suste hij. De beste mensen van Babcock zullen er zijn om je te beschermen. Je zult ze niet te zien krijgen, maar ze zijn overal aanwezig.
Een zielig glimlachje verscheen op haar gezicht, terwijl ze haar hoofd schudde. Maar haar keel was zichtbaar dichtgeknepen.
Alles gaat goed, hield Hubert aan.
Ze verlieten het gebouw. De wagen stond aan de andere kant van de straat geparkeerd. Ze staken over en gaven elkaar een arm.
Laat mij maar rijden, vroeg ze.
Maar ben je niet een beetje zenuwachtig?
Daarom juist; ik geloof dat het me goed zal doen…
Hij wilde haar niet tegenspreken om zo iets onbelangrijks. Er was op dat uur ‘s avonds heel weinig verkeer.
Zoals je wilt, kindje.
Ze bedankte hem en nam het stuur, na haar tas tussen hen in gezet te hebben. Toen startte ze in de richting van de K-laan.
Rij nou maar langzaam, raadde hij haar aan, we zijn niet te laat.
De mannen van Babcock moesten bij het metro-station Kiöbasji wachten. Daar Hubert voor de veiligheid van de jonge vrouw zou zorgen tussen de flat en dat metro-station, was er afgesproken dat de anderen pas zouden optreden vanaf dat punt. Eén groep zou Eva volgen in de metro, terwijl een tweede groep de bewaking zou overnemen aan het eindpunt Asakoesa. Er moest natuurlijk aan de mogelijkheid gedacht worden dat de goedgeklede Japanner op het toneel zou verschijnen op het traject onder de grond.
De Chevrolet reed met een snelheid van veertig kilometer per uur in de richting van het keizerlijk paleis. Eva zat gebogen over het stuur, strak gespannen; haar gebaren die anders zo zacht en gracieus waren, werden nu heftig en hoekig. -En verder, hernam hij, blijf zo natuurlijk mogelijk. Probeer niet de mannen te ontdekken die je zullen volgen. Dat zou je misschien gerust kunnen stellen, maar het zou alles in het water kunnen later vallen …
Ze barstte plotseling in lachen uit, zonder enige reden. Een zenuwachtige, gillende lach, onaangenaam.
Wat is er voor grappigs?
Ze nam de bocht voor de Hanzö mon-poort een beetje scherp, en antwoordde toen:
Neem me niet kwalijk, ik zag mezelf al op mijn tenen lopen bij iedere stap omkijkend om de duisternis te doorboren.
Tracht je een beetje te ontspannen, raadde hij. -Makkelijk gezegd.
-Weet ik.
Ben jij nooit zenuwachtig.
Soms wel. Maar ik kan me beheersen. In mijn vak moet je je zenuwen in bedwang hebben, anders…
Ze reden voorbij het ministerie van Justitie. Hubert keek achterom om te zien wat er achter hen aankwam. Er was heel veel kans op dat ze gevolgd werden. Enige auto’s en een tram reden achter hem aan. Wat in ieder geval niet belangrijk was.
Komen ze achter ons aan? vroeg Eva angstig.
Ik weet het niet.
Herhaaldelijk keek ze in de spiegel. Ze kwamen langs het Hibi-ja-park. De wagen slipte op de tramrails.
Pas op. Kijk recht voor je …
Heb je die grote auto gezien, achter die kleine Renault? Die was er al toen we wegreden.
Hij draaide z’n hoofd weer om, maar kreeg geen tijd om te kijken. De Chevrolet slipte en reed de vluchtheuvel van de tramhalte op.
Rem! schreeuwde Hubert die tegelijk het stuur greep om de wagen weer in zijn macht te krijgen.
Te laat. De bumper stootte tegen een dun metalen plaatje dat afbrak en op de wagen viel. Hubert werd naar voren geworpen en kwam met zijn schouder tegen het dashboard terecht. Mensen, die op de tram stonden te wachten, schoten als verschrikte mussen uit elkaar …
Hubert verdrong zijn pijn, zette snel het contact af en keek
naar Eva, die door de tegenschok achterovergeworpen was, met haar hoofd tegen de rugleuning.
Heb je je bezeerd?
Ze ging rechtop zitten, bleek als een dode.
Nee, zei ze. Alleen hier een beetje.
Ze wreef over haar maagstreek, iets beneden haar borst.
Dat is van het stuurwiel, zei Hubert.
Hij deed het portier aan zijn kant open en stapte uit. De mensen die weggehold waren kwamen nu terug. Auto’s stopten. Weldra was hij het middelpunt van een druk pratende menigte mensen die hem met vragen overstelpten waarvan hij niets begreep. Eva stapte aan haar kant uit. Hij ging naar haar toe.
Hoe voel je je?
Niet erg goed. Het is net alsof ik moet overgeven.
Ze stak de rijweg over, in de richting van het park. Er stonden nu een twintigtal mensen om de Chevrolet heen, waarvan de portieren open waren blijven staan. Hubert, die zich niet wilde laten ophouden, zette een paar mensen aan het werk om het omvergereden paaltje aan de kant te leggen. De tram had moeten stoppen, aangezien de achterkant van de auto tussen de rails uitstak. Toen de paal uit de weg geruimd was, liet Hubert de Chevrolet achteruit van de rails af rijden. Eva kwam terug, bleek, bevend, haar zakdoek voor haar mond. Hubert vroeg haar even naar de trambestuurder te gaan die ongeduldig werd. Ze gaf hem de naam van haar verzekeringsmaatschappij op en haar adres.
We moeten nu weg, zei Hubert. Er wordt op ons gewacht. Ze stapten weer in de auto, die aan de voorzijde wat beschadigd was. Hubert was achter het stuur gaan zitten. Hij startte voorzichtig te midden van de menigte, die nog stomd tr kijkn,Ik zal er wel ellendig uitzien, fluisterde ze.
Ze deed haar tas open om haar poederdoosje te pakken.
O! riep ze verschrikt. -Wat?
De envelop! Het vrijgeleide … Het is er niet meer.