32.

S'Armuna liep naar buiten om de twee bezoekers na te kijken die naar de grens van het Kamp liepen. Ze zag dat Attaroa en Epadoa, die voor de hut van de hoofdvrouw stonden, zich hadden omgedraaid om ook naar hen te kijken. De sjamaan stond op het punt weer naar binnen te gaan, toen ze zag dat Ayla plotseling van richting veranderde en naar de omheining liep. De twee andere vrouwen hadden dat eveneens gezien en liepen met grote stappen ernaar toe om de blonde vrouw tegen te houden. Ze kwamen bijna gelijktijdig bij de omheining aan. S'Armuna volgde wat later.

Door de kieren kon Ayla recht in de gezichten zien van de zwijgende mannen aan de andere kant van de stevige palen. Van dichterbij gezien boden ze een armzalige aanblik, vuil, onverzorgd, in haveloze huiden gekleed, maar het ergst was de stank die haar tegemoet kwam. Het was niet alleen een smerige lucht, voor de scherpe neus van de medicijnvrouw was deze tegelijk onthullend. Ze kon best tegen de lichaamsgeur van een gezond mens, zelfs de geur van normale uitscheiding deed haar niet veel, maar hier rook ze ziekte. De stinkende adem van verhongering, de akelige stank van uitwerpselen als gevolg van darmstoornissen en koorts, de smerige lucht van pus uit geïnfecteerde, etterende wonden, en zelfs de geur van rottend vlees door vergevorderd koudvuur. Dit alles kwam haar zintuigen tegemoet en maakte haar woedend.

Epadoa ging voor Ayla staan om haar het zicht te benemen, maar ze had genoeg gezien. Ze draaide zich om en sprak Attaroa aan. 'Waarom worden deze mensen hier als dieren bijeengedreven en opgesloten?'

Er klonk een kreet van verbazing van de mensen die stonden te kijken toen ze de vertaling hoorden en ze hielden hun adem in, in afwachting van het antwoord van de hoofdvrouw. Niemand had ooit zo tegen haar durven spreken.

Attaroa keek Ayla dreigend aan, maar die keek onverschrokken en verontwaardigd terug. Ze waren bijna van gelijke lengte, hoewel de donkerogige vrouw iets langer was. Ze waren beiden sterk, maar bij Attaroa was die gespierdheid meer erfelijk bepaald, terwijl de spieren van Ayla dik en sterk waren geworden als gevolg van oefening. De hoofdvrouw was iets ouder dan de vreemdelinge, meer ervaren, geraffineerd, en volkomen onvoorspelbaar; de bezoekster was bedreven in spoorzoeken en jagen, alert in het opmerken van bijzonderheden en het trekken van conclusies, en ze kon razendsnel naar eigen inzicht handelen.

Plotseling begon Attaroa te lachen, het bekende waanzinnige geluid joeg een rilling door Jondalar heen. 'Omdat ze het verdienen!' zei de hoofdvrouw.

'Niemand verdient een dergelijke behandeling,' kaatste Ayla terug, nog voor S'Armuna tijd had gehad om te vertalen. Meteen herhaalde de vrouw Ayla's reactie tegen Attaroa.

'Wat weet jij daarvan? Jij was er niet bij. Jij weet niet hoe ze ons hebben behandeld,' zei de vrouw met de donkere ogen.

'Moesten jullie buiten blijven in de kou? Hebben ze jullie geen eten of kleding gegeven?' Een paar vrouwen om hen heen keken onzeker. 'Jullie zijn geen steek beter dan zij, als jullie ze nog slechter behandelen dan je zelf werd behandeld.'

Attaroa nam niet de moeite een antwoord te geven op de woorden die de sjamaan vertaalde, maar haar glimlach was hard en wreed.

Ayla zag enige beroering achter de omheining, waar een paar mannen plaats maakten zodat de twee jongens die in de schuur hadden gezeten naar voren konden strompelen. Alle anderen drongen nu om hen heen. Ze werd nog woedender toen ze zag hoe koud en hongerig de twee verminkte kinderen en de andere jongens waren. Toen ontdekte ze dat enkele Wolvenvrouwen met speren de omheining binnen waren gegaan. Ze werd zo ziedend dat ze zich haast niet kon bedwingen.

'Hebben déze jongens jullie zo slecht behandeld. Wat hebben zij jullie aangedaan dat dit te rechtvaardigen is?' S'Armuna zorgde ervoor dat iedereen het kon verstaan.

'Waar zijn de moeders van deze kinderen?' vroeg ze aan Epadoa.

Deze keek even naar Attaroa nadat ze die woorden in haar eigen taal had gehoord, om aanwijzingen van haar te krijgen, maar de hoofdvrouw keek alleen maar terug met haar wrede glimlach, alsof ze benieuwd was wat ze zou antwoorden.

'Sommigen zijn dood,' zei Epadoa.

'Vermoord, toen ze probeerden met hun zoons te vluchten,' zei een van de vrouwen uit de menigte. 'De anderen durven niets te ondernemen uit angst dat hun kinderen kwaad wordt gedaan.'

Ayla keek haar kant uit en zag dat het een oude vrouw was die had gesproken. Jondalar herkende haar als de vrouw die zo diep had getreurd op de begrafenis van de drie jonge mensen. Epadoa keek haar dreigend aan.

'Wat meer kun je me nog aandoen, Epadoa,' zei de vrouw en deed vastberaden een stap naar voren. 'Je hebt mijn zoon van me weggenomen, en ook mijn dochter zal spoedig sterven. Ik ben zo oud dat ik niet meer om het leven geef.'

'Ze hebben ons verraden,' zei Epadoa. 'Nu weten ze allemaal wat er gebeurt als ze proberen te vluchten.'

Attaroa liet uit niets blijken of Epadoa haar gevoelens onder woorden had gebracht. In plaats daarvan draaide ze met een verveelde blik de gespannen menigte haar rug toe en liep naar haar hut, Epadoa en haar Wolvenvrouwen achter zich latend. Plotseling bleef ze staan en draaide zich snel om toen ze een hard, schel gefluit hoorde. De kille, wrede glimlach op haar gezicht maakte plaats voor een angstige uitdrukking toen de twee paarden, die niet te zien waren geweest aan de andere kant van het veld, naar Ayla kwamen galopperen. Ze haastte zich haar aardhut binnen.

De rest van de nederzetting zag stomverbaasd toe hoe de blonde vrouw en de man met het nog lichtere haar op de paar- deruggen sprongen en weggaloppeerden. De meeste achterblij- venden zouden graag net zo snel en gemakkelijk vertrokken zijn, en velen vroegen zich af of ze die twee ooit nog zouden zien.

'Konden we hier maar steeds verder vandaan rijden,' zei Jondalar toen ze weer wat langzamer gingen en naast elkaar reden.

'Dat zou ik ook wel willen,' zei ze. 'Dat Kamp is zo ondraaglijk dat ik er zowel kwaad als bedroefd van word. Hoe is het mogelijk dat S'Armuna dit zo lang heeft laten doorgaan? Maar ik heb medelijden met haar, ik begrijp dat ze spijt heeft. Jondalar, hoe kunnen we die jongens en mannen bevrijden?'

'Dat moeten we met S'Armuna bespreken,' zei Jondalar. 'Ik denk dat de meeste vrouwen de toestand wel willen veranderen, en ik geloof zeker dat ze daarbij ook willen helpen, als ze maar weten hoe. S'Armuna weet vast wel welke vrouwen dat zijn.'

Ze waren vanuit het veld het bos binnengegaan en reden nu onder dekking van de bomen, hoewel die op sommige plekken schaars waren, in de richting van de rivier, en toen naar de plek waar ze Wolf hadden achtergelaten. Zodra ze dichtbij waren gekomen gaf Ayla een kort fluitsignaal waarna Wolf buiten zichzelf van vreugde tevoorschijn sprong om hen te begroeten. Hij had naar hen uitgekeken vanaf de plek die Ayla hem had aangewezen en ze aaiden en prezen hem allebei omdat hij zo keurig had gewacht. Ayla zag wel dat hij op jacht was geweest en zijn buit had teruggebracht, dat betekende dat hij zijn schuilplaats had verlaten, tenminste voor korte tijd. Daar maakte ze zich wel zorgen over omdat ze zo dicht bij het Kamp waren, maar ze kon het hem toch moeilijk kwalijk nemen. Alleen was ze nu vastbesloten hem zo snel mogelijk buiten het bereik van die wolvenetende vrouwen te brengen.

Ze liepen met de paarden terug naar de rivier en naar het bosje waar ze hun bagage hadden achtergelaten. Ayla haaldeeen van de overgebleven koeken uit hun reisvoorraad, brak hem in tweeën en gaf het grootste stuk aan Jondalar. Toen ze daar in het kreupelhout zaten te eten, waren ze blij dat ze de deprimerende omgeving van het S'Armunische Kamp even achter zich hadden gelaten.

Plotseling hoorde Ayla een laag gegrom van Wolf, ze voelde dat de haren in haar nek recht overeind gingen staan.

'Er komt iemand aan,' fluisterde Jondalar, die bij het gegrom ook een schok van paniek voelde.

Ayla en Jondalar tuurden tot het uiterste gespannen de omgeving af, ervan overtuigd dat Wolfs veel scherpere zintuigen een onmiddellijk gevaar hadden bespeurd. Ayla zag in welke richting Wolfs neus wees. Ze keek behoedzaam door het scherm van kreupelhout en zag twee vrouwen naderen. Ze wist bijna zeker dat een van hen Epadoa was. Ze tikte op Jondalars arm en wees. Hij knikte toen hij ze zag.

'Jij wacht, houdt de paarden rustig,' gaf ze hem te kennen in de woordloze taal van de Stam. 'Ik laat Wolf zich verbergen. Ik sluip naar de vrouwen, houd de vrouwen weg.'

'Ik ga,' seinde Jondalar en schudde zijn hoofd.

'De vrouwen luisteren beter naar mij,' antwoordde Ayla.

Jondalar knikte met tegenzin. 'Ik houd de wacht hier met de speerwerper,' zei hij in gebarentaal. 'Jij neemt de andere speerwerper.'

Ayla knikte instemmend. 'En de slinger,' beduidde ze.

Stil en behoedzaam cirkelde Ayla voor de vrouwen uit, toen wachtte ze.

'Ik weet zeker, Unavoa, dat ze hier langs zijn gekomen toen ze gisteravond hun kampplaats verlieten,' zei de hoofd-Wolven vrouw.

'Maar ze zijn al in ons Kamp geweest sinds gisteravond. Wat zoeken we hier dan nog?'

'Misschien gaan ze weer langs deze weg, en ook al doen ze dat niet, misschien komen we iets over hen te weten.'

'Sommige mensen zeggen dat ze gewoon verdwijnen, of in vogels of paarden veranderen als ze weggaan,' zei de jongere Wolvenvrouw.

'Doe niet zo gek,' zei Epadoa. 'We hebben immers ontdekt waar ze gisteren hun kamp hadden? Waarom zouden ze een kamp maken als ze zich in dieren konden veranderen?'

Ze heeft gelijk, dacht Ayla. Die gebruikt tenminste haar hersens, en ze is niet eens zo slecht in het spoorzoeken. Ze is waarschijnlijk zelfs een behoorlijke jageres; jammer dat ze zo onder Attaroa's invloed staat.

Ayla zat gebukt achter een paar kale struiken en vergeeld gras dat tot de knieën reikte en zag de twee vrouwen naderbijkomen. Op het moment dat beide vrouwen omlaagkeken, ging ze geluidloos voor hen staan met haar speerwerper in de aanslag.

Epadoa kreeg een schok van verrassing, Unavoa deed een sprong achteruit en slaakte een kreet van schrik toen ze de blonde vreemdelinge zag.

'Zochten jullie naar mij?' zei Ayla in hun taal. 'Hier ben ik.'

Unavoa leek klaar om weg te rennen, zelfs Epadoa maakte een zenuwachtige en bange indruk.

'We waren... aan het jagen,' zei Epadoa.

'Er zijn hier geen paarden om over een rotswand te jagen,' zei Ayla.

'We jaagden niet op paarden.'

'Dat weet ik. Jullie jagen op Ayla en Jondalar.'

Haar plotselinge verschijning en de merkwaardige manier waarop Ayla de woorden in hun eigen taal sprak, gaven haar iets exotisch, van heel ver weg, misschien zelfs van een andere wereld. De twee vrouwen wilden niets liever dan ver verwijderd te zijn van deze vrouw die bovenmenselijke eigenschappen leek te hebben.

'Ik vind dat deze twee naar hun Kamp moeten terugkeren, anders missen ze misschien het grote feestmaal van vanavond.'

De stem kwam uit het bos, hij sprak in het Mamutisch, maar beide vrouwen verstonden die taal en beseften dat het Jondalar was die had gesproken. Ze keken in de richting waar zijn stem vandaan gekomen was en zagen de lange blonde man onverschillig tegen de stam van een grote witte berk aangeleund staan, met zijn speer en speerwerper in de aanslag.

'Ja, je hebt gelijk. We zouden dat feest niet graag willen missen,' zei Epadoa. Ze gaf haar sprakeloze metgezellin een duw en maakte zo snel mogelijk rechtsomkeert.

Toen ze waren verdwenen kon Jondalar niet nalaten breed te grijnzen.

De zon stond al laag in de middag van de korte winterdag toen Ayla en Jondalar terugreden naar het Kamp van de S'Armuniërs. Ze hadden Wolf een andere schuilplaats gegeven, iets dichter bij de nederzetting, omdat het al gauw donker zou zijn, en de mensen zich 's nachts zelden buiten het veilige licht van hun vuur waagden. En toch maakte Ayla zich nog zorgen dat hij zou kunnen worden gevangen.

S'Armuna kwam net uit haar hut toen de twee aan het eind van het veld van hun paard klommen, en ze lachte van opluchting toen ze hen zag. Ook al hadden ze het beloofd, toch was S'Armuna zich blijven afvragen of ze wel zouden terugkeren. Waarom zouden vreemdelingen uiteindelijk hun leven op hetspel zetten om mensen te helpen die ze niet eens kenden? Hun eigen familie was de afgelopen jaren niet eens meer langs gekomen om te zien of ze het goed maakten. Maar vrienden en familie hadden nu eenmaal geen prettige ontvangst gekregen de laatste keer dat ze er waren.

Jondalar nam Renners halster weg zodat hij op geen enkele wijze werd gehinderd, en ze gaven allebei hun paard een vriendschappelijke klap op het achterste om hen aan te sporen van het Kamp weg te gaan. S'Armuna liep hen tegemoet.

'We zijn net klaar met onze voorbereidingen voor de Vuur- ceremonie van morgen. We beginnen altijd met een lekker warm vuur de avond tevoren; hebben jullie zin om je te komen warmen?' vroeg de vrouw.

'Het is koud,' zei Jondalar. Ze liepen allebei met haar mee naar de pottenbakkersoven aan de andere zijde van het Kamp.

'Ik heb een manier gevonden om het eten op te warmen dat jij hebt meegebracht, Ayla. Je zei dat het warm lekkerder zou zijn, je hebt vast gelijk! Het ruikt heerlijk.' S'Armuna glimlachte.

'Hoe kun je zo'n dik mengsel dat in manden verpakt zit opwarmen?'

'Ik zal het je laten zien,' zei de vrouw, en ze dook het voorvertrek van het kleine bouwwerkje in. Ayla en Jondalar volgden haar. Al brandde er geen vuur in de kleine vuurplaats, toch was het behoorlijk warm binnen. S'Armuna liep meteen naar de opening van het tweede vertrek en nam het mammoetschouderblad weg dat ervoor stond. Het was daarbinnen verschrikkelijk heet, heet genoeg om eten klaar te maken, dacht Ayla. Ze keek naar binnen en zag dat er een vuur was aangemaakt, en pal bij de opening, een eindje van het vuur vandaan, stonden haar twee manden.

'Het ruikt inderdaad lekker!' zei Jondalar.

'Jullie hebben geen idee hoeveel mensen er al gevraagd hebben wanneer het feest gaat beginnen,' zei S'Armuna. 'Zelfs binnen de omheining kunnen ze het ruiken. Ardemun kwam naar me toe en vroeg of de mannen werkelijk hun deel krijgen. En niet alleen van dit voedsel hier. Tot mijn verbazing heeft Attaroa de vrouwen opgedragen voldoende eten klaar te maken voor allemaal. Ik kan me niet herinneren wanneer we voor het laatst een echt feest hebben gehad... maar we hadden ook niet veel reden om wat te vieren. Daarom vraag ik me af wat we vanavond te vieren hebben.'

'Bezoekers,' zei Ayla. 'Jullie bewijzen eer aan je bezoekers.'

'Ja, bezoekers,' zei de vrouw. 'Je moet goed onthouden dat het een smoes was om jullie te laten terugkomen. Ik moet jullie waarschuwen. Je moet niets eten of drinken dat uit een schaalkomt waar zij niet eerst van genomen heeft. Attaroa kent een heleboel schadelijke stoffen die je in voedsel kunt verbergen. Zo nodig moeten jullie alleen eten wat je zelf hebt meegebracht. Ik heb nauwlettend op jullie eten gepast.'

'Zelfs hier binnen?' vroeg Jondalar.

'Niemand durft hier zonder mijn toestemming binnen te komen,' zei de Ene Die de Moeder Dient, 'maar hierbuiten moet je heel voorzichtig zijn. Attaroa en Epadoa hebben een groot deel van de dag met de koppen bij elkaar gezeten. Ze zijn iets van plan.'

'En er zijn er een heleboel op wiens steun ze kunnen rekenen, alle Wolvenvrouwen. Op wie kunnen wij rekenen?' vroeg Jondalar.

'Bijna iedereen wil dat het hier verandert,' zei S'Armuna.

'Maar wie helpt ons daadwerkelijk?' vroeg Ayla.

'Ik denk dat we op Cavoa kunnen rekenen, mijn volgelinge.'

'Maar die is zwanger,' zei Jondalar.

'Reden te meer,' zei de vrouw. 'Alle voortekenen wijzen erop dat ze een jongetje krijgt. Ze zal voor het leven van de baby en dat van haar zelf willen vechten. Ook als ze een meisje krijgt, bestaat de kans dat Attaroa haar uit de weg zal ruimen zodra de baby van de borst af is. En Cavoa weet dat.'

'Wat denk je van die vrouw die vandaag het woord nam?' vroeg Ayla.

'Dat was Esadoa, de moeder van Cavoa. Ik weet zeker dat je op haar kunt rekenen, maar ze geeft mij net zozeer de schuld voor de dood van haar zoon als Attaroa.'

'Ik herinner me haar van die begrafenis,' zei Jondalar. 'Ze wierp iets in het graf en daar werd Attaroa ontzettend kwaad om.'

'Ja, wat gereedschap voor de volgende wereld. Attaroa had verboden dat er iets werd meegegeven dat hen in de wereld der geesten zou kunnen helpen.'

'Ik geloof dat jij voor haar bent opgekomen.'

S'Armuna haalde de schouders op alsof het niet belangrijk was. 'Ik heb tegen haar gezegd dat het gereedschap niet teruggenomen kan worden als het eenmaal is gegeven. Zelfs zij heeft het toen niet gewaagd het uit het graf te halen.'

Jondalar knikte. 'Ik ben ervan overtuigd dat alle mannen binnen de omheining zullen helpen,' zei hij.

'Natuurlijk, maar eerst moeten we ze eruit zien te krijgen,' zei S'Armuna. 'De bewaaksters zijn extra alert. Het zal niet eenvoudig zijn er nu naar binnen te glippen. Misschien over een paar dagen. Dan hebben wij nog even tijd om rustig met de vrouwen te praten. Als we eenmaal weten op hoeveel vrouwen we kunnen rekenen, kunnen we een plan maken om Attaroa ende Wolvenvrouwen te overmeesteren. We zullen gewoon met ze moeten vechten, vrees ik! Dat is de enige manier om de mannen vanachter de omheining te halen.'

'Ik denk dat je gelijk hebt,' zei Jondalar met een grimmige uitdrukking op zijn gezicht.

Ayla schudde haar hoofd bij die gedachte. Er was al zoveel leed in dit Kamp geweest dat het vooruitzicht van een gevecht, nog meer narigheid en pijn, haar benauwde. Ze wilde zo graag dat er een andere manier bestond.

'Je zei dat je Attaroa een slaapmiddel had gegeven voor de mannen. Zou je niet een of ander slaapmiddel aan Attaroa en haar Wolvenvrouwen kunnen toedienen?' vroeg Ayla.

'Attaroa is op haar hoede. Ze zal nooit iets eten of drinken dat niet eerst door een ander is geproefd. Dat was vroeger Do- bans taak. Ik denk dat ze nu gewoon een van de andere kinderen zal nemen,' zei S'Armuna met een blik naar buiten. 'Het is bijna donker. Als jullie zover zijn, dan denk ik dat het tijd wordt voor het feestmaal.'

Ayla en Jondalar namen ieder een mand uit het binnenste vertrek, daarna sloot de Ene Die de Moeder Dient het weer. Toen ze buitenkwamen zagen ze dat er voor Attaroa's aardhut een groot vuur was aangelegd.

'Ik vroeg me al af of ze jullie binnen zou vragen, maar ik zie dat er buiten gegeten zal worden, ondanks de kou,' zei S'Armuna.

Toen ze naderbij kwamen met hun manden, draaide Attaroa zich om om hen te begroeten. 'Jullie wilden dit feestmaal met de mannen delen, daarom leek het me goed om hier buiten te eten zodat jullie ook naar ze kunnen kijken,' zei ze. S'Armuna vertaalde, ofschoon Ayla haar woordelijk kon verstaan, zelfs Jondalar kende hun taal goed genoeg om de betekenis van haar woorden te begrijpen.

'Maar je kunt ze zo moeilijk zien in het donker. Het zou een stuk schelen als je aan hun kant een tweede vuur aanlegde,' zei Ayla.

Attaroa zweeg even en begon te lachen, maar ze maakte geen aanstalten om te voldoen aan het verzoek.

Het feestmaal leek een overdadige aangelegenheid te worden met ontelbare gerechten, maar het voedsel bestond in hoofdzaak uit mager vlees met nauwelijks enig vet, heel weinig groenten of granen of voedzame, zetmeelrijke wortels, en geen gedroogde vruchten en geen vleugje zoetigheid, zelfs niet van boombast. Er was van dat licht gegiste brouwsel van berkesap, maar Ayla besloot om er niet van te drinken. Ze was blij toen ze een vrouw zag rondgaan die een heet kruidenaftreksel in kommen schonk. Ze had al een ervaring achter de rug met Ta-

luts brouwsel en wist dat het haar verstand kon benevelen; deze avond wilde ze de beschikking hebben over al haar geestelijke vermogens.

Alles bij elkaar was het een tamelijk schrale feestmaaltijd, vond Ayla, hoewel de mensen van het Kamp het daar niet mee eens zouden zijn geweest. Het eten leek meer op wat er over was aan het eind van het seizoen, en zeker niet op wat er in voorraad had moeten zijn in het hart van de winter. Er waren een paar bontvachten voor de gasten uitgespreid rondom Attaroa's verhoogde podium dicht bij het grote vuur. De andere mensen brachten hun eigen vacht mee om op te zitten tijdens het eten.

S'Armuna leidde Ayla en Jondalar naar Attaroa's met bont bedekte podium, waar ze moesten wachten tot de hoofdvrouw met veel poeha naar haar plaats kwam. Ze was gekleed in haar mooiste wolvebont, met kettingen van tanden, been, ivoor, en schelpen die met stukjes bont en met veren waren afgewerkt. In Ayla's ogen was de staf die ze in de hand had het meest interessant. Hij was gemaakt van een rechtgeslepen mammoetslag- tand.

Attaroa commandeerde dat het eten geserveerd moest worden, en met een scherpe blik naar Ayla beval ze dat het deel dat voor de mannen bestemd was in de omheining gebracht moest worden, ook de schalen die Ayla en Jondalar hadden bijgedragen. Toen nam ze plaats op haar podium. Iedereen vatte dat op als een teken dat ze op hun vachten moesten gaan zitten. Ayla bedacht dat de hoofdvrouw een voordelige positie had door die hogere zitplaats, waardoor ze over de hoofden van de anderen heen kon kijken en ook op hen neer kon kijken. Ayla herinnerde zich de tijd dat mensen op een boomstronk of op een rots gingen staan, als ze iets te zeggen hadden dat iedereen in de groep moest kunnen horen, maar dat was altijd tijdelijk geweest.

Het was inderdaad een machtige plaats die Attaroa voor zichzelf had geschapen, besefte Ayla, toen ze onbewust de houdingen en gebaren van de mensen rondom haar bestudeerde. Iedereen leek zich eerbiedig te gedragen ten opzichte van Attaroa, net zoals de vrouwen van de Stam wanneer ze zwijgend tegenover een man zaten en wachtten op het schouderklopje dat hun het recht gaf hun gedachten kenbaar te maken. Maar er was één verschil dat moeilijk te omschrijven was. Bij de Stam had ze nooit iets gemerkt van wrok bij de vrouwen, hetgeen ze hier wel voelde, of van gebrek aan respect bij de mannen. Het was gewoon de manier waarop alles werd gedaan, een ingeworteld gedrag, niet afgedwongen of opgelegd, het diende er alleen maar voor dat beide partijen voldoende aandacht aan elkaarschonken, en dat werd hoofdzakelijk door middel van tekens en gebaren uitgedrukt.

Terwijl ze wachtten tot ze werden bediend, probeerde Ayla de staf van de hoofdvrouw wat beter te bekijken. Hij leek sprekend op de Spreekstaf die door Talut en het Leeuwekamp werd gebruikt, behalve dat het snijwerk heel anders was dan van die van Talut, en toch kwam dat snijwerk haar bekend voor. Ayla herinnerde zich dat Talut de Spreekstaf tevoorschijn haalde bij uiteenlopende gelegenheden, bij ceremonies, maar ook bij vergaderingen of woordenwisselingen.

De Spreekstaf gaf degeen die hem in de hand had het recht om te spreken, hij gaf iedereen een kans om iets mee te delen of een standpunt uiteen te zetten, zonder onderbroken te worden. De volgende persoon die iets te zeggen had vroeg dan op zijn beurt om de staf. In beginsel mocht alleen degene die de Spreekstaf vasthield iets zeggen, hoewel de mensen in het Leeuwekamp niet altijd op hun beurt wachtten, vooral als er een verhitte discussie of woordenwisseling plaatsvond. Maar door ze aan het afgesproken principe te herinneren wist Talut de mensen tot de orde te roepen, zodat iedereen die dat wilde de kans kreeg om iets te zeggen.

'Dat is een heel bijzondere en prachtig uitgesneden Spreekstaf,' zei Ayla. 'Mag ik hem even zien?'

Attaroa glimlachte toen ze S'Armuna's vertaling hoorde. Ze reikte hem Ayla toe, iets dichter bij het licht van het vuur, maar ze gaf hem niet. Het werd al gauw duidelijk dat ze niet van plan was hem los te laten. Ayla begreep dat de hoofdvrouw de Spreekstaf in haar bezit hield vanwege zijn macht. Zolang Attaroa hem in haar hand had, moest iedereen die iets wilde zeggen eerst haar toestemming vragen, en zo was alles en iedereen afhankelijk van haar permissie, zoals wanneer het eten mocht worden opgediend of wanneer men mocht beginnen met eten. Ayla begreep dat de staf, net als haar hoge podium, diende om invloed en macht uit te oefenen op het gedrag van de mensen ten opzichte van hun hoofdvrouw. Het gaf de jongere vrouw wel te denken.

De staf zelf was heel bijzonder. Het snijwerk was duidelijk niet nieuw. Het mammoetivoor was al wat gelig geworden en de plaats waar hij werd vastgehouden was grijs en glimmend door het aangekoekte vuil en vet van de vele handen. Hij moest al door veel generaties zijn gebruikt.

Het motief dat in de rechtgeschaafde slagtand was uitgesneden was een geometrische voorstelling van de Grote Aardmoeder, bestaande uit concentrische ovalen die de hangende borsten, de ronde buik en de weelderige dijen vormden. De cirkel was het symbool voor de totaliteit van de bekende en onbekende werelden en symboliseerde de Grote Moeder van Allen. De concentrische cirkels, vooral de manier waarop ze waren gebruikt om de belangrijke moederlijke elementen te benadrukken, versterkten deze symboliek.

Het hoofd was een omgekeerde driehoek, waarvan de onderste punt de kin voorstelde, met de basis, die enigszins bol gekromd was, bovenaan. Een omlaag wijzende driehoek was het symbool voor de Vrouw; het was de uitwendige vorm van haar geslachtsdeel, en daarom symboliseerde de driehoek ook het moederschap en de Grote Moeder van Allen. Op de plaats van het gezicht was een serie horizontale, parallelle strepen, die aan weerszijden verbonden waren door insnijdingen, van de puntige kin tot aan de plaats van de ogen. De grotere ruimte tussen de bovenste parallelle strepen en de krommere lijnen die gelijk liepen met de gebogen bovenkant, was gevuld met drie stel dubbele, loodrechte lijnen. Deze lijnen kwamen bij elkaar op de plek waar de ogen hoorden te zijn.

Maar de geometrische tekeningen vormden niet een gezicht. Behalve dat de omgekeerde driehoek op de plaats van het hoofd was aangebracht, gaven de ingesneden lijnen zelfs geen vage gelijkenis met een gezicht. Het ontzagwekkende gelaat van de Grote Moeder was zo groots dat geen gewone sterveling het kon aanschouwen. Haar macht was zo groot dat alleen Haar blik al kon overweldigen. De symboliek van de gedaante op Attaroa's Spreekstaf beeldde Haar macht voortreffelijk en tegelijk heel sierlijk uit.

Ayla herinnerde zich van haar opleiding bij Mamut wat de betekenis was van enkele symbolen. De drie zijden van de driehoek - drie was Haar priemgetal - stelden de drie belangrijkste jaargetijden voor, lente, zomer en winter, hoewel er ook twee minder belangrijke jaargetijden werden erkend, najaar en midwinter, de voorboden van seizoenveranderingen, waardoor het totaal vijf werd. Vijf, zo had Ayla geleerd, was Haar verborgen machtsgetal, maar de omgekeerde driehoeken werden door iedereen begrepen.

Ze herinnerde zich de driehoekige figuren op het vogel- vrouwsnijwerk - die stelden de transcendente Moeder voor op het moment dat Zij Haar vogelgedaante aanneemt - dat door Ranec was gemaakt... Ranec... Plotseling wist Ayla waar ze de voorstelling op Attaroa's Spreekstaf eerder had gezien. Op Ra- necs hemd! Dat prachtige room-witte zachtleren hemd dat hij aanhad op haar adoptieplechtigheid. Het was ongelooflijk mooi geweest, niet alleen vanwege het model, met smal toelopend lijf en wijde, wapperende mouwen, maar ook omdat de kleur zo goed stond bij zijn bruine huid, en bovenal vanwege de versiering.

Het was geborduurd met vrolijk gekleurde stekelvarkenpen- nen en peesdraden. Het borduursel stelde een abstracte Moederfiguur voor, die regelrecht gekopieerd kon zijn van het snijwerk op de staf in Attaroa's hand. Het had dezelfde concentrische cirkels, hetzelfde driehoekige hoofd; ze begreep dat de S'Armuniërs verre verwanten van de Mamutiërs moesten zijn van wie Ranecs hemd afkomstig was. Als ze de noordelijke route hadden genomen die Talut hun had aangeraden, hadden ze door dit Kamp moeten komen.

Toen ze vertrokken, had Danug, de jongeman die als twee druppels water op Talut ging lijken, haar gezegd dat hij op een dag een Tocht naar de Zelandoniërs zou maken als hij wat ouder was. En als hij nu eens hierlangs kwam? Stel je voor dat Danug, of een andere Mamutiër, in Attaroa's Kamp gevangen werd genomen en gedood? Die gedachte sterkte haar in haar voornemen om deze mensen te helpen bij het afbreken van Attaroa's macht.

De hoofdvrouw trok de staf die Ayla had zitten bestuderen weer naar zich toe en bood haar een houten kom aan. 'Aangezien je onze geëerde bezoekster bent en omdat je aan dit feestmaal een bijdrage hebt geleverd die alom wordt geprezen,' zei Attaroa met een zwaar sarcastische ondertoon, 'wil ik je iets laten proeven van de specialiteit van onze vrouwen.' De kom was vol paddestoelen, maar omdat ze stukgesneden waren en daarna gekookt, kon je onmogelijk de soort herkennen.

S'Armuna vertaalde en voegde er waarschuwend aan toe: 'Wees voorzichtig.'

Maar Ayla had geen vertaling of waarschuwing nodig. 'Ik heb nu geen trek in paddestoelen,' zei ze.

Attaroa lachte toen Ayla's woorden werden herhaald, alsof ze dit antwoord had verwacht. 'Jammer,' zei ze, terwijl ze haar hand in de kom stak en er een mondvol uitnam. Toen ze genoeg had doorgeslikt om te kunnen spreken, voegde ze eraan toe: 'Deze zijn verrukkelijk!' Ze at er nog een paar happen van, gaf toen de kom aan Epadoa, glimlachte samenzweerderig en dronk haar kom met berkebrouwsel leeg.

Naarmate de maaltijd vorderde, dronk ze nog heel wat meer en langzamerhand kon je de uitwerking ervan merken: ze begon luidruchtig te worden en zich grof te gedragen. Een van de Wolvenvrouwen die op wacht stond bij de omheining - ze hadden met andere bewaaksters geruild tijdens de avond, opdat iedereen kon delen in de maaltijd - sprak Epadoa aan, die daarna zelf naar Attaroa ging en haar iets in het oor fluisterde.

'Het schijnt dat Ardemun naar buiten wil komen en de dank van de mannen wil overbrengen voor dit feestmaal,' zei Attaroa en lachte spottend. 'Ik weet wel zeker dat ze niet mij willenbedanken. Ze bedoelen onze hooggeëerde gast.' Toen zei ze tegen Epadoa: 'Haal de oude man er maar uit.'

De bewaakster ging weg en weldra kwam Ardemun van de poort in de houten omheining naar het vuur strompelen. Jondalar was verbaasd te ervaren hoe blij hij was hem te zien.

'Dus de mannen willen me bedanken voor dit feestmaal?' zei de hoofdvrouw.

'Ja, S'Attaroa. Ze hebben me gevraagd dat tegen je te zeggen.'

'Zeg eens, oude man, hoe kan het dat ik moeite heb je te geloven?'

Ardemun was zo verstandig niet te antwoorden. Hij stond naar de grond te staren alsof hij er het liefst in was verdwenen.

'Waardeloos! Hij is waardeloos! Er zit geen vechtlust meer in,' snauwde Attaroa vol walging. 'Precies als al die anderen. Ze zijn allemaal waardeloos.' Ze wendde zich tot Ayla. 'Waarom blijf je aan die man vastzitten,' zei ze, naar Jondalar wijzend. 'Ben je niet sterk genoeg om je van hem te bevrijden?'

Ayla wachtte tot S'Armuna had vertaald, want dat gaf haar tijd om over een antwoord na te denken. 'Ik verkies het zelf om bij hem te zijn. Ik ben lang genoeg alleen geweest,' antwoordde Ayla.

'Wat heb je straks aan hem als hij oud en zwak wordt zoals die Ardemun hier,' zei Attaroa met een spottende blik op de oude man. 'Als zijn orgaan te slap is om je Genot te geven, is hij net zo waardeloos als alle anderen.'

Weer wachtte Ayla op de oudere vrouw, ofschoon ze de hoofdvrouw goed begreep. 'Niemand kan eeuwig jong blijven. Een man is nog wel iets meer dan zijn orgaan.'

'Maar die moet je zien kwijt te raken; hij gaat niet lang mee.' Ze wees weer in de richting van de lange blonde man. 'Hij ziet er wel sterk uit, maar het is allemaal schijn. Hij had niet eens de kracht om Attaroa te nemen, of misschien was hij alleen maar bang.' Ze lachte en dronk nog een kom van het brouwsel. Toen wendde ze zich tot Jondalar. 'Dat was het! Geef het maar toe, je bent bang voor me. Daarom kon je me niet nemen.'

Jondalar begreep haar ook heel goed, hij werd kwaad. 'Er bestaat verschil tussen angst en totale afwezigheid van begeerte, Attaroa. Je kunt begeerte niet dwingen. Ik heb het Geschenk van de Moeder niet met je gedeeld omdat ik je niet begeerde,' zei Jondalar.

S'Armuna keek even naar Ardemun en kromp ineen toen ze aan de vertaling moest beginnen. Ze moest zichzelf geweld aandoen om zijn woorden niet te veranderen.

'Dat is een leugen!' schreeuwde Attaroa furieus. Ze ging staan en torende boven hem uit. 'Je was bang voor me, Zelan-

doniër, dat kon ik zien. Ik heb al eens eerder met mannen gevochten, jij was zelfs te bang om met me te vechten!'

Jondalar kwam nu ook overeind, en Ayla met hem. Een aantal van Attaroa's vrouwen kwam dicht om hen heen staan.

'Deze mensen zijn onze gasten,' zei S'Armuna, ook zij ging staan. 'Ze zijn uitgenodigd om het feestmaal met ons te delen. Zijn wij vergeten hoe we bezoekers moeten behandelen?'

'Ja, natuurlijk. Onze gasten,' zei Attaroa minachtend. 'We moeten beleefd en gastvrij zijn tegen onze bezoekers, want anders zou de vrouw wel eens slecht over ons kunnen denken. Ik zal je laten zien hoeveel het mij kan schelen wat ze van ons denkt. Jullie zijn beiden zonder mijn toestemming vertrokken. Weet je wat wij doen met mensen die hiervandaan vluchten? We doden ze! Zoals ik nu jou ga doden!' krijste de hoofdvrouw terwijl ze een uitval deed naar Ayla, met een scherp, puntig paardekuitbeen in haar hand, een angstaanjagende dolk.

Jondalar wilde tussenbeide komen, maar Attaroa's Wolvenvrouwen waren om hem heen komen staan en duwden hun speerpunten zo hard tegen zijn borst, buik en rug, dat de huid tot bloedens werd doorboord. Voor hij het wist waren zijn handen achter zijn rug vastgebonden, terwijl Attaroa Ayla tegen de grond sloeg en schrijlings op haar ging zitten. Ze richtte een dolk op haar keel zonder een spoor te tonen van de dronkenschap van enkele ogenblikken tevoren.

Ze was het al die tijd al van plan, begreep Jondalar. Al die tijd dat zij hadden zitten overleggen hoe Attaroa's macht kon worden gebroken, was zij van plan geweest hen te doden. Hij was kwaad op zichzelf, hij had het moeten weten. Hij had bij zichzelf gezworen dat hij Ayla zou beschermen. In plaats daarvan moest hij nu hulpeloos toezien hoe de vrouw van wie hij zoveel hield probeerde haar aanvalster van zich af te gooien. Daarom was iedereen zo bang voor Attaroa. Zij doodde zonder enige aarzeling of wroeging.

Ayla was volkomen verrast. Zij had geen tijd gehad om naar een mes te grijpen of naar haar slinger of wat dan ook, en ze had geen ervaring in het vechten met mensen. Ze had in haar leven nog nooit met iemand gevochten. Maar Attaroa zat boven op haar met een scherpe dolk in haar hand om haar te doden. Ayla greep de pols van de hoofdvrouw en worstelde om haar arm weg te duwen. Ayla was sterk, maar Attaroa was niet alleen sterk maar ook bedreven, ze drukte haar arm omlaag en zette de scherpe punt op Ayla's keel.

Ayla rolde instinctief de andere kant uit, maar de dolk raakte haar hals en liet een rood opwellende snee achter, voordat het wapen tot het heft in de grond werd geboord. Nog steedswerd Ayla neergedrukt door de vrouw die in haar krankzinnige woede nog sterker werd. Attaroa trok met een ruk de dolk uit de grond, gaf de blonde vrouw een vuistslag die haar verdoofde, ging weer schrijlings op haar zitten en hief haar arm omhoog om de dolk opnieuw te laten neerkomen.