Hoofdstuk 8

'Het doet mij verdriet te moeten melden,' zei Ebra met het gebaar dat droefheid uitdrukte, 'dat Iza's kleine een meisje is.' Maar het bericht werd niet met droefenis ontvangen. Brun was opgelucht, hoewel hij dat nooit zou toegeven. De regeling dat de tovenaar in het onderhoud van zijn bloedverwante voorzag, bleek vooral nu Ayla bij de stam was gekomen, goed te voldoen en de leider had er niet graag verandering in gebracht. Mog-ur deed goed werk bij het onderrichten van het nieuwe stamlid, veel beter dan hij had verwacht. Ayla leerde communiceren en zich volgens de gewoonten van de Stam te gedragen. Creb was niet alleen opgelucht, hij was opgetogen. Nu, op hoge leeftijd, had hij voor het eerst in zijn leven de vreugden van een warm en liefdevol gezin leren kennen, en de geboorte van een meisje stelde zeker dat het intact zou blijven.
En voor het eerst sinds ze de nieuwe grot betrokken, kon Iza opgelucht adem halen. Ze was blij dat de geboorte zo goed verlopen was, ondanks haar leeftijd. Ze had vele vrouwen geassisteerd die het veel moeilijker hadden gehad dan zij. Verscheidene kwamen op het randje van de dood, enkele stierven, en ook onder de baby's overleefden er een paar de bevalling niet. Het leek wel alsof de babyhoofdjes gewoon te groot waren voor het geboortekanaal. Haar ongerustheid over de bevalling zelf was lang niet zo groot geweest als haar bezorgdheid over het geslacht van het kind. Een dergelijke onzekerheid ten aanzien van de toekomst was voor mensen van de Stam bijna ondraaglijk, lza liet zich achterover zakken op haar bontvacht en ontspande zich. Oeka wikkelde de kleine in een windsel van zacht konijnebont en legde haar in haar moeders armen. Ayla had zich niet verroerd. Ze keek naar Iza met nieuwsgierig verlangen; de vrouw zag het en wenkte haar.
Kom eens hier, Ayla. Wil je het kindje niet even zien?' Ayla kwam verlegen naderbij. 'Kom eens. 'Ja,' knikte ze. Iza trok het dek weg zodat het meisje de zuigeling kon zien. De kleine kopie van Iza had fijn pluizig bruin dons op het hoofdje en de benige achterhoofdsknobbel was duidelijk te zien zonder de dikke bos haar die ze binnenkort zou hebben. Het hoofd was wis ronder dan dat van een volwassene, maar nog wel langgerekt, en het voorhoofd liep steil Weg vanaf de nog niet volledig nul wikkelde wenkbrauwbogen. Ayla stak haar hand uit en raakte het zachte wangetje  van de pasgeborene aan en de baby wende zicht instinctief naar de aanraking toe onder het maken van kleine smakkende geluidjes.
Ze is prachtig gebaarde Ayla, haar ogen vol zachte verukking over het wonder dat ze gezien had. 'Probeert ze te praten, Iza?' vroeg het meisje, toen de baby kleine gebalde vuistjes door de lucht zwaaide.
'Nog niet, maar dat komt gauw genoeg en dan zul jij moeten helpen het haar te leren,' antwoordde Iza. 'O, maar dat wil ik best. Ik zal haar leren praten net zoals jij en Creb 't mij geleerd hebben.'
'Vast en zeker, Ayla,' zei de jonge moeder en dekte haar baby weer toe.
Het meisje bleef beschermend dicht in de buurt terwijl Iza rustte. Ebra had de nageboorte ingepakt in de huid die ze vlak voor de geboorte had neergelegd en in een hoekje weggestopt tot Iza hem buiten kon begraven op een plek die alleen zij weten zou. Als de baby dood geboren was, zou ze haar tegelijkertijd hebben moeten meebegraven en dan zou niemand ooit meer over de geboorte gerept hebben, noch zou de moeder haar verdriet openlijk tonen, maar men zou haar wel zacht en meelevend bejegenen.
Als de baby levend maar mismaakt ter wereld kwam, of als de leider van de stam besliste dat de jonggeborene om de een of andere reden niet acceptabel was, zou de moeder een zwaardere taak beschoren zijn. Dan zou van haar verlangd worden dat ze de baby weg zou brengen en begraven of aan de elementen en verscheurende dieren overlaten. Zelden mocht een mismaakt kind in leven blijven; als het een meisje was zo goed als nooit. Als het een jongetje was, vooral een eerstgeboren zoon, en als de metgezel van de moeder het kind wilde houden, zou de leider goedgunstig toe kunnen staan dat de baby de eerste zeven dagen van zijn leven bij zijn moeder bleef als proeve van zijn vermogen tot overleven. Ieder kind dat na zeven dagen nog in leven was, moest volgens de traditie van de Stam, die evenveel gezag had als een wet, een naam krijgen en in de stam opgenomen worden.
De eerste dagen van Crebs bestaan had zijn leven precies zo aan een zijden draadje gehangen. Zijn moeder had ternauwernood zijn geboorte overleefd. Haar metgezel was tevens de leider van de stam en de beslissing of het pasgeboren jongetje in leven zou mogen blijven, had alleen bij hem berust. Maar hij had zijn verloren, ze balanceerde zelf op het randje van de dood. Haar metgezel kon niet van haar verlangen dat ze het kind wegbracht, ze was er te zwak voor. Als de moeder het niet kon doen, of als ze gestorven was, viel deze taak de medicijnvrouw toe, maar Crebs moeder was ook de medicijnvrouw van de stam. Dus werd hij bij zijn moeder gelaten, hoewel niemand verwachtte dat hij in leven zou blijven.
Zijn moeders melk kwam traag op gang. Terwijl hij zich tegen de verdrukking in aan het leven vastklemde, ontfermde een andere voedende vrouw zich over het kind en gaf het zijn eerste levensterkende voeding. Onder deze ongunstige omstandigheden begon het leven voor Mog-ur, de heiligste onder de heilige mannen, de kundigste en machtigste tovenaar van de gehele Stam.
Nu kwamen de gebrekkige en zijn broer naar Iza en de baby toe. Op een bevelend gebaar van Brun maakte Ayla zich uit de voeten, maar bleef wel op een afstandje uit haar ooghoeken toekijken. Iza ging overeind zitten, wikkelde de baby los en hield haar naar Brun op, zorgvuldig vermijdend een van de beide mannen aan te kijken. Deze bekeken samen de zuigeling, die luidkeels jammerde nu ze van haar moeders warme zijde weggehaald en aan de koude lucht in de grot blootgesteld werd. Ook de mannen vermeden zorgvuldig Iza aan te kijken.
'Het kind is normaal', verklaarde Brun met een plechtig gebaar. 'Ze mag bij haar moeder blijven. Als ze tot de naamdag in leven blijft, zal ze in de stam opgenomen worden.' Iza was niet echt bang geweest dat Brun haar kind zou afwijzen, maar toch was ze opgelucht door de formele verklaring van de leider. Nu maakte ze zich nog slechts op één punt wat ongerust. Ze hoopte dat het haar dochter geen ongeluk zou brengen dat haar moeder geen metgezel had. Tenslotte was hij toch in leven geweest toen ze zekerheid over haar zwangerschap kreeg, redeneerde Iza, en Creb was als een metgezel, hij zorgde althans voor hen. Iza zette de gedachte van zich af.
De volgende zeven dagen zou Iza in afzondering binnen de begrenzingen van Crebs vuurplaats doorbrengen, afgezien van de noodzakelijke uitstapjes om zich te ontlasten en de placenta te begraven. Niemand van de stam erkende officieel het bestaan van Iza's baby tijdens die periode van afzondering, behalve degenen die de vuurplaats met haar deelden, maar andere vrouwen brachten hun voedsel zodat Iza kon rusten. Dat verschafte hen een excuus voor een kort bezoekje en een onofficiële eerste blik op de baby. Na de zeven dagen zou ze tot ze ophield met vloeien onder een gematigd taboe staan. Ze mocht dan alleen met vrouwen contact hebben, net als tijdens haar maandelijkse perioden.
Iza bracht haar tijd door met het voeden en verzorgen van haar kind en toen ze zich uitgerust genoeg voelde, het reorganiseren van de voedsel, kook, en slaapzones en de opslagplaats van medicijnen die ze had ingericht binnen de grensstenen die Crebs haardstede afpaalden, zijn territorium binnen de grot dat hij nu met drie vrouwen deelde.
Vanwege Mog-urs speciale positie in de hiërarchie lag zijn vuurplaats op een zeer gunstig punt; dicht genoeg bij de ingang van de grot om van het daglicht en de zomerzon te kunnen profiteren, maar niet zo dicht erbij dat men er in de winter erg op de tocht zat. Hij bezat nog een extraatje waar Iza omwille van Creb zeer dankbaar voor was. Uit de zijwand stak een gedeelte naar voren dat extra beschutting gaf tegen de wind. Zelfs met de windvang en een permanent brandend vuur bij de grotopening werden de meer open liggende vuurplaatsen dikwijls door koude winden geteisterd. De reumatiek en jicht van de oude man waren in de winter toch altijd al veel erger door de vochtige kilte van de grot. Iza had erop toegezien dat Crebs slaapvachten, die op een in een ondiepe kuil samengepakte laag stro en gras lagen, zich in de beschutte hoek bevonden.
Een van de weinige dingen die er van de mannen werden verlangd, afgezien van op jacht gaan, was het bouwen van de windvang een scherm van huiden die met behulp van in de grond geslagen palen voor de ingang werden gespannen. Een tweede was het plaveien van het terrein rond de ingang met gladde keien uit de rivier om te voorkomen dat regen en smeltende sneeuw de ingang in een modderpoel veranderden. De vloer van de afzonderlijke woongebieden bestond uit de kale grond met hier en daar een gevlochten mat om op te zitten of om voedsel op te serveren.
Twee andere ondiepe, met stro gevulde en met een vacht afgedekte kuilen lagen dicht bij die van Creb, en de vacht bovenop werd ook als warme overjas gebruikt door degene die eronder sliep. Afgezien van Crebs berehuid lag er Iza's saiga-antilope- huid en een nieuw wit sneeuwluipaardvel. Het dier had in de buurt van de grot op de loer gelegen, veel lager dan zijn gebruikelijke woongebied hoog in de bergen. Goov kreeg de eer van de jacht en hij gaf de pels aan Creb.
Vele stamleden droegen de huid of bewaarden een stukje horen of een tand van het dier dat hun totem symboliseerde. Creb dacht dat de sneeuwluipaardevacht wel geschikt zou zijn voor Ayla. Hoewel het niet haar eigenlijke totem was, was het een soortgelijk dier en hij wist dat het onwaarschijnlijk was dat de jagers ooit een holeleeuw zouden besluipen. De enorme kat dwaalde zelden ver van de steppen af en vormde nauwelijks een bedreiging voor de stam in zijn grot op de beboste hellingen. Zonder een goede reden voelden de stamleden er weinig voor de jacht op de geweldige vleeseter te openen. Iza had juist de huid geprepareerd en nieuw schoeisel voor het meisje gemaakt toen de bevalling zich aankondigde. Het kind was er verrukt van en zocht steeds voorwendselen om naar buiten te gaan zodat ze de pels kon dragen.

Iza was bezig ganzevoetthee te maken om haar melkproduktie te bevorderen en de pijnlijke krampen van haar tot zijn normale grootte slinkende baarmoeder te verlichten. Eerder dat jaar had ze vooruitlopend op de geboorte van haar kind de lange smalle bladeren en kleine groenige bloemen verzameld en gedroogd. Ze wierp een blik op de grotingang, wachtend op Ayla. Ze had net de absorberende leren band die ze tijdens haar menstruaties en nu sinds haar bevalling droeg verwisseld en ze wilde naar de bosjes bij de grot om de besmeurde band te begraven. Ze keek naar het meisje uit zodat die een oogje op de slapende baby kon houden terwijl ze zelf even weg was.
Maar Ayla was niet in de buurt van de grot. Ze zocht kleine ronde steentjes bij de rivier. Iza had een keer gezegd dat ze meer kookstenen moest hebben voor de stroom dichtvroor en daarom wilde Ayla er een aantal voor haar meebrengen. Het meisje lag op haar knieën op de steenachtige strook langs de waterkant en zocht naar steentjes van precies de goede afmetingen. Ze keek op en zag onder een struik een bolletje wit bont. Ze duwde de kale struik opzij en zag een half volgroeid konijn op zijn zij liggen. Zijn pootje was gebroken en met een korst opgedroogd bloed bedekt.
Het gewonde dier, dat lag te hijgen van de dorst, kon zich niet bewegen. Het keek het meisje met nerveuze ogen aan toen ze haar hand uitstak en de zachte warme vacht bevoelde. Een jonge wolvewelp die nog maar net leerde jagen, had het konijn gevangen, maar het had zich los kunnen rukken. Voor de jonge vleeseter zich weer op zijn prooi had kunnen storten, had zijn moeder een keffend bevel gegeven. De welp, die niet echt honger had, had midden in zijn sprong rechtsomkeert gemaakt om aan de dringende oproep gehoor te geven. Het konijn was het bosje ingedoken en stokstijf blijven zitten, in de hoop niet gezien te worden. Tegen de tijd dat hij zich veilig genoeg voelde om weg te springen, kon hij het niet meer en sindsdien had hij stervend van dorst naast het stromend water gelegen. Het leven was al bijna uit hem geweken.
Ayla nam het warme pluizige dier op en wiegde het in haar armen. Ze had Iza's nieuwe baby in haar zachte konijnebonten omslag vastgehouden, en het konijntje voelde net zo aan. Ze zat het op de grond te wiegen, toen ze het bloed zag en het in een vreemde hoek geknikte pootje. Arm dier, je pootje is gewond, dacht het kind. Misschien kan Iza het weer beter maken; 't mijne heeft ze ook beter gemaakt. Ze vergat haar voornemen om kooksteentjes te gaan verzamelen, stond op en droeg het gewonde dier naar de grot.
Iza lag te dutten toen Ayla binnenkwam, maar bij het geluid van haar stappen werd ze wakker. Het kind stak de medicijnvrouw het konijn toe en liet haar de wonden zien. Iza had zich soms over kleine dieren ontfermd en wat eerste hulp verleend, maar ze had er nooit een naar de grot meegenomen. 'Ayla, dieren horen niet in de grot,' gebaarde Iza. Ayla's hoopvolle verwachtingen gingen in rook op; ze drukte het konijn tegen zich aan, boog bedroefd het hoofd en wilde weggaan, terwijl haar ogen zich met tranen vulden. Iza zag de teleurstelling van het kleine meisje. 'Och, nu je het toch binnen gebracht hebt, kan ik er net zo goed even naar kijken,' zei ze. Ayla fleurde op en overhandigde Iza het gewonde dier.
'Dit dier heeft dorst, ga wat water halen,' gebaarde Iza. Ayla vulde vlug een kommetje uit een grote waterzak en bracht het tot de rand gevuld terug. Iza was al hout aan het splijten voor een spalk. Pas gesneden reepjes leer lagen op de grond om er de spalk mee vast te binden.
'Neem de waterzak en ga nog wat water halen, Ayla, we zijn er bijna doorheen; dan zullen we een beetje warm water maken. Ik zal de wond moeten schoonmaken,' instrueerde de vrouw haar, terwijl ze het vuur opporde en er wat stenen in legde. Ayla greep de zak en rende naar de vijver. Het water had het kleine dier nieuwe krachten gegeven en toen het kind terugkwam, zat het op zaden en graankorrels te knabbelen die Iza gegeven had. Creb was verbijsterd toen hij later thuiskwam en Ayla het konijn zag koesteren terwijl Iza haar baby voedde. Hij zag de spalk om het pootje en ving een blik van Iza op die zei: 'Wat kon ik anders doen?' Terwijl het kind in haar levende pop opging, spraken Iza en Creb in geluidloze handbewegingen.
'Waarom heeft ze een konijn in de grot gebracht?' vroeg Creb. 'Het was gewond. Ze heeft het mij gebracht om het te genezen. Ze wist niet dat wij geen dieren onder ons dak brengen. Maar haar gevoelens waren niet verkeerd, Creb, ik denk dat ze de instincten van de medicijnvrouw heeft. Creb,' Iza pauzeerde even 'ik wilde toch al met je over haar praten. Het is geen aantrekkelijk kind, weetje.'
Creb keek even in Ayla's richting. 'Ze is vertederend, maar je hebt gelijk, aantrekkelijk is ze niet,' gaf hij toe. 'Maar wat heeft dat met het konijn te maken?'
'Wat voor kans maakt ze ooit een metgezel te krijgen? Een man met een totem die sterk genoeg is voor de hare, zou haar nooit willen hebben. Die kan elke vrouw krijgen die hij wil. Wat zal er met haar gebeuren als ze een vrouw wordt? Als ze geen metgezel krijgt, zal ze geen aanzien hebben.'
'Ik heb daar wel over nagedacht, maar wat kunnen we eraan doen?'
'Als ze een medicijnvrouw was, zou ze een hoge rang van zichzelf hebben,' opperde Iza, 'en ze is voor mij net als een dochter.' 'Maar ze is niet van jouw geslacht, Iza. Ze is niet uit je geboren. Je eigen dochter zal het geslacht voortzetten.' 'Ik weet het, ik héb nu een dochter, maar waarom kan ik Ayla niet óók opleiden? Heb je haar niet haar naam gegeven terwijl ik haar vasthield? Heb je niet op hetzelfde moment haar totem bekendgemaakt? Daardoor wordt ze toch mijn dochter, of niet soms? Ze is geaccepteerd, ze is nu lid van de Stam, waar of niet?' vroeg Iza dringend, maar sprak toen haastig verder uit angst dat Creb een ongunstig antwoord zou geven. 'Ik denk dat ze er een aangeboren talent voor heeft, Creb. Ze toont belangstelling en vraagt me altijd van alles als ik met de genezende toverij werk.''Ze stelt meer vragen dan wie ook die ik ooit heb ontmoet,' interrumpeerde Creb, 'over alles. Ze moet leren dat het ongepast is zoveel te vragen,' voegde hij eraan toe.
'Maar kijk dan toch eens naar haar, Creb. Ze ziet een gewond dier en wil het genezen. Als dat geen kenmerk van de medicijnvrouw is, weet ik het niet meer.'
Creb zat stil, in gedachten verzonken. 'Opneming in de stam verandert haar afkomst niet, Iza. Ze is bij de Anderen geboren, hoe kan ze al jouw kennis leren? Je weet dat ze de herinneringen niet heeft.'
'Maar ze leert snel. Dat heb je gezien. Kijk hoe snel ze heeft leren praten. Je zou verbaasd staan zoveel als ze al geleerd heeft. En ze heeft er goede handen voor, zacht en zorgzaam. Ze hield het konijn vast terwijl ik de spalk aanbracht. Het scheen haar te vertrouwen.' Iza leunde naar hem over. 'We zijn geen van beiden jong meer, Creb. Wat zal er van haar worden als wij naar de wereld van de geesten zijn overgegaan? Wil je dat ze van vuur naar vuur doorgeschoven wordt, altijd een last, altijd de laagst geplaatste vrouw?'
Creb had zich over datzelfde probleem ook zorgen gemaakt,
maar omdat niet hij in staat was een oplossing te vinden, had hij
het probleem van zich afgezet. 'Denk je werkelijk dat je haar
kunt opleiden, Iza?' vroeg hij, nog steeds twijfelend.
'Ik kan met dat konijn beginnen. Ik kan haar het laten verzorgen,
als ik het voordoe. Ik weet zeker dat ze 't kan leren, Creb, zelfs
zonder de herinneringen. Ik kan haar onderrichten. Er zijn niet
zó veel verschillende ziekten en verwondingen, ze is jong genoeg,
ze kan ze leren, ze heeft er geen herinneringen voor nodig.'
'Ik zal erover moeten nadenken, Iza,' zei Creb.
Het kind zat neuriënd het konijn te wiegen. Ze zag Iza en Creb
samen praten en herinnerde zich dat ze Creb dikwijls met tekens
de geesten had zien oproepen om Iza's genezende magie te
ondersteunen. Ze droeg het pluizige diertje naar de tovenaar
toe.
'Creb, wil je de geesten vragen het konijn weer beter te maken?' vroeg ze, het dier aan zijn voeten neerleggend. Mog-ur keek in haar ernstige gezichtje. Hij had de geesten nooit om hulp gevraagd om een dier te genezen en hij voelde zich een beetje belachelijk, maar hij had het hart niet het haar te weigeren. Hij keek even om zich heen en maakte toen enkele vlugge gebaren.
'Nu zal het vast en zeker beter worden,' gebaarde Ayla beslist; toen zag ze dat Iza klaar was met voeden en vroeg: 'Mag ik het kindje even vasthouden, moeder?' Het konijn was wel een warm en lekker zacht surrogaat, maar niet wanneer ze de baby zelf kon vasthouden.
'Goed,' zei Iza. 'Voorzichtig met haar hoor, zoals ik 't je heb voorgedaan.'
Ayla wiegde het kleintje en neuriede voor haar zoals ze voor het konijn gedaan had. 'Hoe ga je haar noemen, Creb?' vroeg ze. Iza was daar ook nieuwsgierig naar, maar ze zou het hem nooit gevraagd hebben. Ze woonden bij Crebs vuur, werden door hem onderhouden en hij had het recht de kinderen die bij zijn vuur geboren werden een naam te geven.
'Daar heb ik nog geen besluit over genomen. En je moet leren niet zoveel vragen te stellen, Ayla,' berispte Creb, maar haar vertrouwen in zijn vermogens als tovenaar, al ging het maar om een konijn, deed hem plezier. Hij wendde zich tot Iza en voegde eraan toe:' 't Lijkt me geen kwaad te kunnen als het konijn hier blijft tot zijn poot genezen is, 't is een onschuldig dier.' Iza maakte een gebaar van aanvaarding en voelde een grote blijdschap. Nu wist ze zeker dat Creb geen bezwaar zou maken als ze Ayla ging onderrichten, ook al zou hij nooit met zoveel woorden toestemming geven. Iza hoefde eigenlijk alleen maar te weten dat hij het haar niet verbieden zou. 'Hoe maakt ze toch dat geluid in haar keel?' vroeg Iza, om van onderwerp te veranderen, naar Ayla's neuriën luisterend. ' 't Is niet onplezierig om te horen, maar wel ongewoon.' 'Dat is ook weer zo'n verschil tussen Stam en Anderen,' gebaarde Creb, met een air alsof hij een grote wijsheid verkondigde, 'net als het feit dat ze geen oude herinneringen heeft of de vreemde geluiden die ze vroeger maakte. Dat doet ze niet veel meer sinds ze behoorlijk heeft leren praten.'
Nu arriveerde Ovra bij Crebs vuurplaats met hun avondmaal. Ze was al even verbaasd er een konijn aan te treffen als Creb geweest was. Haar verbazing steeg nog toen Iza de jonge vrouw de baby liet vasthouden en ze Ayla het konijn op zag pakken en wiegen alsof het ook een baby was. Ovra wierp een zijdelingse blik op Creb om te zien hoe hij erop reageerde, maar hij scheen het niet opgemerkt te hebben. Ze kon haast niet wachten om het haar moeder te gaan vertellen. Stel je voor een dier bemoederen. Misschien was het meisje wel niet goed bij. Dacht ze soms dat het dier een mens was?Niet lang daarna kwam Brun aanslenteren en gaf Creb een teken dat hij met hem wilde praten. Creb verwachtte het al. Ze liepen samen naar de ingang van de grot, weg van hun beider vuurplaatsen.
'Mog-ur,' begon de leider aarzelend. 'Ja?'
'Ik heb eens nagedacht, Mog-ur. Het is tijd om een koppelingsceremonie te houden. Ik heb besloten Ovra aan Goov te geven en Droeg heeft erin toegestemd Aga en haar kinderen op te nemen, en ook Aba mag bij hem komen wonen,' zei Brun, niet geheel zeker hoe hij het onderwerp van het konijn bij Crebs vuurplaats ter sprake kon brengen.
'Ik vroeg me al af wanneer je zou besluiten hen te koppelen,' antwoordde Creb, zonder in te gaan op het onderwerp dat Brun naar hij wist eigenlijk wilde bespreken.
'Ik wilde er nog even mee wachten. Ik kon 't me niet veroorloven twee jagers in hun bewegingen te beperken zolang de jacht nog zo goed was. Wanneer denk je dat de beste tijd is?' Brun deed erg zijn best niet in Crebs door stenen afgepaalde vuurplaats te kijken en de verwarring van de leider amuseerde Creb nogal. 'Ik zal weldra Iza's kind haar naam geven; we zouden dan tegelijkertijd de koppelingsceremonie kunnen houden,' bood Creb aan.
'Ik zal het hun zeggen,' zei Brun. Hij stond van de ene voet op de andere te wiebelen, keek omhoog naar de gewelfde zoldering en omlaag naar de vloer, naar achteren in de grot en naar buiten, overal heen behalve rechtstreeks naar Ayla die daar met het konijn in haar armen zat. De wellevendheid schreef voor dat hij niet in andermans woongebied keek, maar om van het konijn af te kunnen weten moest hij het gezien hebben. Hij probeerde een aanvaardbare manier te bedenken om het onderwerp aan te snijden. Creb wachtte.
'Waarom is er een konijn bij je vuurplaats?' gebaarde Brun vlug. Hij verkeerde in een zwakke positie en hij wist het. Creb draaide zich opzettelijk nadrukkelijk om en keek naar de mensen binnen zijn domein. Iza wist heel goed wat er aan de hand was. Ze hield zich met de baby bezig, en hoopte dat ze niet in de zaak betrokken zou worden. Ayla, de aanstichtster van het probleem, was zich de hele situatie niet eens bewust. 'Het is een onschuldig dier, Brun,' ontweek Creb. 'Maar waarom is er een dier in de grot?' snauwde de leider. 'Ayla heeft het binnengebracht. Het heeft een gebroken poot en ze wilde dat Iza het beter maakte,' zei Creb, alsof daar niets ongewoons aan was.
'Niemand heeft ooit eerder een dier in de grot gebracht,' zei
Brun, geërgerd dat hij geen krachtiger bezwaar kon aanvoeren.
'Maar wat steekt er voor kwaads in? 't Zal niet lang blijven, alleen tot de poot genezen is,' antwoordde Creb op een rustige, redelijke toon.
Brun kon geen goede reden bedenken om erop te staan dat Creb het dier wegbracht wanneer hij het zelf wilde laten blijven. Het bevond zich binnen zijn woongebied. Er waren geen gebruiken die de aanwezigheid van dieren in de grot verboden, het was alleen nog nooit eerder voorgekomen. Maar dat was niet de werkelijke oorzaak van zijn onbehagen. Hij besefte dat Ayla het eigenlijke probleem was. Sinds het moment dat Iza het meisje had meegenomen, waren er te veel ongewone dingen gebeurd die met haar te maken hadden. Alles aan haar was zonder precedent, en ze was nog maar een kind. Wat zou hen niet wachten als ze groter was? Brun had geen ervaring met haar soort, geen systeem van regels om haar te hanteren. Maar hij wist ook niet hoe hij Creb van zijn twijfels deelgenoot moest maken. Creb voelde zijn broers verontrusting aan en probeerde hem nog een extra reden te verschaffen om het konijn bij zijn vuurplaats te laten blijven.
'Brun, de stam die als gastheer optreedt bij de Bijeenkomst, houdt een holebeerjong in de grot,' bracht de tovenaar Brun in herinnering.
'Maar dat is iets anders, dat is Ursus. Dat is vanwege het Berenfeest. Holeberen woonden al in grotten voor de mensen dat deden, maar konijnen wonen niet in grotten.' 'Maar het jong is toch ook een in de grot gebracht dier.' Daar had Brun geen weerwoord op. Crebs betoog leek redelijk, maar waarom moest het meisje nou net weer een konijn in de grot brengen? Zonder haar zou het probleem nooit gerezen zijn. Brun voelde de solide basis van zijn bezwaren onder zijn voeten wegzakken als drijfzand en liet de zaak maar rusten.

De dag voor de naamgevingsceremonie was het koud maar zonnig. Er waren al een paar sneeuwbuien geweest en Crebs botten begonnen de laatste tijd weer pijn te doen. Hij wilde nog van de laatste heldere dagen genieten voordat de sneeuw serieus door zou zetten en maakte een wandelingetje over het pad langs de stroom. Ayla liep met hem mee om haar nieuwe schoeisel uit te proberen. Iza had het gemaakt door ruwweg cirkels te snijden uit een oerossehuid die geprepareerd was met het zachte onderhaar er nog aan, en deze met extra vet in te wrijven om ze waterdicht te maken. Ze had gaten langs de rand geboord zoals bij een buidel en ze rond de enkels van het meisje dichtgebonden met het bont aan de binnenkant, voor de warmte. Ayla was er blij mee en tilde haar voeten hoog op terwijl ze trots naast de oude man voortstapte. Haar sneeuwluipaardevacht bedekte haar onderomslag, en een zachte wollige konijnehuid was met het haar naar binnen over haar hoofd gedrapeerd en onder haar kin vastgebonden met de flapjes huid die ooit de poten van het dier hadden bedekt. Ze dartelde vooruit, kwam dan weer terugrennen en ging naast de oude man lopen, haar uitbundige stap regelend naar zijn schuifelende pas. Ze liepen een tijdje in ongedwongen zwijgen voort, ieder in zijn eigen gedachten verdiept.
'Ik vraag me af welke naam ik Iza's baby moet geven,' dacht Creb. Hij was zeer op zijn bloedverwante gesteld en wilde een naam kiezen waar ze mee ingenomen zou zijn. Niet een naam uit de familie van haar metgezel, dacht hij. De gedachte aan de man die Iza's metgezel was geweest, gaf hem een onaangename smaak in de mond. De wrede straffen die de man haar toediende, hadden Crebs verontwaardiging gewekt, maar zijn negatieve gevoelens gingen nog veel verder terug. Hij herinnerde zich hoe de man hem beschimpt had toen hij nog een jongen was en hem vrouw had genoemd omdat hij nooit zou kunnen jagen. Creb vermoedde dat hij alleen uit angst voor Mog-urs macht opgehouden was hem te bespotten. Ik ben blij dat Iza een meisje gekregen heeft, dacht hij. Een jongen zou te veel eer voor hem zijn geweest.
Nu de man niet langer een nagel aan zijn doodkist was, genoot Creb meer van de vreugden van de huiselijke haard dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Zijn patriarchale leiding over het kleine gezinnetje, de verantwoordelijkheid, het in hun onderhoud voorzien, verschaften hem een gevoel van man-zijn dat hij nooit eerder had ervaren. Hij bespeurde een ander soort achting bij de andere mannen en bemerkte dat hij meer belangstelling voor hun jachtverhalen had nu een deel van elke buit hem toeviel. Daarvóór had hij zich meer op de jachtceremoniën geconcentreerd; nu had hij andere monden open te houden. 'Ik weet zeker dat Iza ook gelukkiger is,' zei hij bij zichzelf, denkend aan de aandacht en affectie waarmee ze hem overstelpte, voor hem kokend, voor hem zorgend, op al zijn verlangens vooruitlopend. In alle opzichten op één na was ze zijn gezellin;
dat was het dichtst dat hij ooit bij het hebben van een partner was gekomen. Ayla was een voortdurende bron van vreugde. De aangeboren verschillen die hij ontdekte, bleven hem boeien; haar onderrichten was een plezierige uitdaging die elke geboren leraar bij een intelligente en gewillige maar ongewone leerling zou ervaren. De nieuwe baby intrigeerde hem eveneens. Na de eerste paar keren had hij zijn nervositeit overwonnen wanneer Iza het kind in zijn schoot legde, en vol verrukte aandacht naar haar ongecoördineerde handbewegingen en ongerichte blik gekeken, in diepe verwondering overpeinzend hoe zoiets kleins en onontwikkelds tot een volwassen vrouw kon uitgroeien. Zij stelt de voortzetting van Iza's geslacht zeker, dacht hij, en het is een geslacht dat zijn hoge rang waardig is. Hun moeder was een van de meest vermaarde medicijnvrouwen van de Stam geweest. Soms waren er mensen van andere stammen naar haar toe gekomen om haar hun zieken te brengen, of wanneer deze niet te vervoeren waren medicijnen voor hen te halen. Iza was van hetzelfde niveau en haar dochter zou alle mogelijkheden hebben dat ook te bereiken. Ze verdiende een naam in overeenstemming met haar oude en eervolle afstamming. Creb dacht na over Iza's voorgeslacht en herinnerde zich de vrouw die hun moeders moeder was geweest. Ze was altijd vriendelijk en zacht tegen hem geweest en had, nadat Brun geboren was, vaker voor hem gezorgd dan zijn moeder. Ook zij was beroemd om haar bedrevenheid in de geneeskunst, zij had zelfs die bij de Anderen geboren man genezen, net zoals Iza Ayla had genezen. Jammer dat Iza haar nooit gekend heeft, peinsde Creb. Toen stonden zijn gedachten met een ruk stil. Dat is het! Ik zal de baby haar naam geven, dacht hij, verheugd over deze goede inval.
Nu hij over de naam van het kind een besluit had genomen, gingen zijn gedachten naar de koppelingsceremonie en naar de jonge man die zijn toegewijde helper was. Goov was rustig, serieus en Creb mocht hem graag. Zijn Oerostotem zou sterk genoeg moeten zijn voor Nova’s Bevertotem. Ovra werkte hard en hoefde slechts zelden gecorrigeerd te worden. Ze zou een goede gezellin voor hem zijn. Er is geen reden waarom ze hem geen kinderen zou baren en Goov is een goed jager, hij zal goed voor haar kunnen zorgen. Wanneer hij Mog-ur wordt, zal zijn aandeel in de buit het gemis compenseren wanneer zijn verplichtingen hem niet toestaan op jacht te gaan. Zal hij ooit een groot Mog-ur worden, vroeg Creb zich af. Hij schudde het hoofd. Hoe graag hij zijn helper ook mocht, hij besefte dat Goov nooit zo bedreven zou worden als hij zelf. Het verminkte lichaam, waardoor normale bezigheden zoals op jacht gaan en een gezellin zoeken uitgesloten waren, had hem de tijd verschaft al zijn indrukwekkende geestesgaven te concentreren op het ontwikkelen van zijn befaamde vermogens. Daarom was hij dé Mog-ur. Hij was het die bij de Stambijeenkomst de geesten van al de andere Mog-urs leidde tijdens de ceremonie die de heiligste van alle heilige ceremoniën was. Hoewel hij met de mannen van zijn stam wel een goede geestelijke eenwording bereikte, was deze toch niet te vergelijken met de zielsversmelting die met de geoefende geesten der andere magiërs tot stand kwam. Hij liep al aan de volgende Stambijeenkomst te denken, ook al lag die nog vele jaren in het verschiet. Stambijeenkomsten werden eens in de zeven jaar gehouden en de laatste had de zomer voor de grotinstorting plaatsgevonden. Als ik de volgende haal, zal het mijn laatste zijn, besefte hij opeens. Crebs gedachten gingen terug naar de koppelingsceremonie, waarbij ook Droeg en Aga tot een koppel verklaard zouden worden. Droeg was een ervaren jager die zijn kundigheid reeds lang bewezen had. Nog groter was zijn vaardigheid in het maken van gereedschap. Hij was even rustig en ernstig als de zoon van zijn gestorven gezellin, en hij en Goov hadden dezelfde totem. Ook in andere opzichten hadden ze veel gemeen en Creb was er zeker van dat het de geest van Droegs totem was geweest die Goov had voortgebracht. Hoe jammer dat Droegs gezellin naar de volgende wereld werd geroepen, dacht hij. Tussen die twee had een genegenheid bestaan die met Aga waarschijnlijk nooit bereikt zou worden. Maar beiden hadden een nieuwe partner nodig Aga was al vruchtbaarder gebleken dan Droegs eerste gezellin. Het was een logische verbintenis. Creb en Ayla werden uit hun gedachten opgeschrikt door een konijn dat over hun pad sprong. Het herinnerde het meisje aan het konijn in de grot en dat voerde haar gedachten weer terug naar het onderwerp waar ze al die tijd al aan liep te denken, Iza's baby. 'Creb, hoe is de kleine in Iza gekomen?' vroeg het meisje. 'Een vrouw slikt de totem van een man in,' gebaarde Creb afwezig, nog steeds in zijn eigen gedachten verdiept. 'Die vecht met de geest van haar eigen totem. Als die van de man die van de vrouw overwint, laat hij een stukje van zichzelf achter om een nieuw leven te laten beginnen.'
Ayla keek om zich heen, vol ontzag over de alomtegenwoordigheid van geesten. Zij kon er geen zien, maar als Creb zei dat ze er waren, geloofde ze dat.
'Kan de geest van iedere man in de vrouw komen?' vroeg ze weer.
'Ja, maar alleen een sterkere geest kan de hare verslaan. Dikwijls roept de totem van de metgezel van een vrouw een andere geest te hulp. Dan kan soms die andere geest een deel van zichzelf achterlaten. Gewoonlijk spant de geest van de metgezel zich het meeste in; die is haar het meest nabij, maar hij heeft dikwijls hulp nodig. Als een jongen dezelfde totem heeft als zijn moeders metgezel, brengt dat hem geluk,' legde Creb zorgvuldig uit. 'Kunnen alleen vrouwen een kleintje krijgen?' vroeg ze, nu meer in het onderwerp geïnteresseerd rakend. 'Ja,' knikte hij.
'Moet een vrouw een metgezel hebben om een kleintje te krijgen?'
'Nee; soms slikt ze een geest in voordat ze een metgezel heeft.
Maar als ze geen verzorger heeft tegen de tijd dat de kleine
geboren wordt, kan dat het kind ongeluk brengen.'
'Zou ik een kleintje kunnen krijgen?' was de volgende hoopvolle
vraag.
Creb dacht aan haar machtige totem. De kern was te sterk. Zelfs met de hulp van een andere geest was het niet waarschijnlijk dat deze totem ooit overwonnen zou worden. Maar dat zal ze vanzelf wel ontdekken, dacht hij.
'Je bent er nog niet oud genoeg voor,' ontweek hij. 'Wanneer zal ik wél oud genoeg zijn?' 'Als je een vrouw bent.' 'Wanneer zal ik een vrouw zijn?'
Creb begon te denken dat ze nooit door haar vragen heen zou raken.
'De eerste keer dat de geest van je totem met een andere geest strijdt, zul je bloeden. Dat is het teken dat je totem gewond is. Iets van het wezen van de geest die met hem vocht, blijft achter om je lichaam gereed te maken. Je borsten zullen groeien en er zullen nog andere veranderingen zijn. Daarna zal de geest van je totem regelmatig met andere geesten vechten. Wanneer het de tijd is dat het bloed moet vloeien en er komt niets, betekent dat dat de geest die je hebt ingeslikt de jouwe heeft verslagen en dat een nieuw leven is begonnen te groeien.' 'Maar wannéér zal ik een vrouw zijn?''Misschien wanneer je de kringloop van alle seizoenen acht of negen maal hebt meegemaakt. Dan worden de meeste meisjes vrouw, sommige al met zeven jaar,' antwoordde hij. 'Maar hoe lang zal dat dan nog duren?' hield ze aan. De geduldige oude tovenaar slaakte een zucht. 'Kom maar eens hier, ik zal zien of ik 't je uit kan leggen,' zei hij, raapte een tak op en haalde een vuurstenen mes uit zijn buidel. Hij betwijfelde of ze het zou begrijpen, maar het zou misschien een eind maken aan haar gevraag.
Getallen waren voor de mensen van de Stam een moeilijk te begrijpen iets. De meeste konden niet verder denken dan tot drie: jij, ik en nog een. Het was geen kwestie van intelligentie; Brun bijvoorbeeld wist het onmiddellijk wanneer er iemand van de tweeëntwintig leden van zijn stam ontbrak. Hij hoefde zich alleen ieder individu voor de geest te halen en dat kon hij zeer snel en zonder er erg bij na te hoeven denken. Maar om dat individu om te zetten in een begrip dat 'één' heette, vereiste een inspanning die weinigen aankonden. 'Hoe kan deze persoon een zijn en een andere persoon ook een het zijn toch verschillende mensen?' was de gewoonlijk het eerst gestelde vraag. Het onvermogen van de Stam tot het onder één noemer brengen en abstraheren kwam ook op andere gebieden van hun bestaan tot uiting. Ze hadden voor alles een aparte naam. Ze kenden eik, wilg, den, maar ze hadden geen algemeen begrip om al deze soorten in onder te brengen: ze hadden geen woord voor boom. Iedere soort aarde, iedere steensoort, zelfs de verschillende soorten sneeuw, hadden een eigen naam. De mensen van de Stam steunden op hun rijke schat aan herinneringen en hun vermogen aan die herinneringen toe te voegen ze vergaten bijna niets. Hun taal wemelde van kleurrijke omschrijvingen maar bezat praktisch geen abstracties. Het abstracte begrip paste niet bij hun aard, hun gebruiken, de manier waarop ze zich ontwikkeld hadden. Ze steunden op Mog-ur om die enkele dingen die geteld moesten worden bij te houden: de tijd die er tussen de Stambijeenkomsten verstreek, de leeftijd der stamleden, de duur van de isolatieperiode na een koppelingsceremonie, de eerste zeven dagen van een kinderleven. Dat Mog-ur dat kon, was een van zijn grootste magische vaardigheden.
Creb ging zitten en klemde de stok stevig vast tussen zijn voet en een grote steen. 'Iza zegt dat je vermoedelijk iets ouder bent dan Vorn,' begon hij. 'Vorn heeft nu al het jaar van zijn geboorte, het jaar waarin hij ging lopen, zijn laatste jaar als zuigeling en het jaar waarin hij gespeend werd geleefd,' legde hij uit, een kerf in de stok makend bij het op noemen van ieder jaar. 'Ik zal er voor jou nog één streep bij zetten. Zo oud ben je nu. Als ik mijn hand over de kerfjes leg, bedek ik ze allemaal, zie je wel?' Ayla keek aandachtig naar de kerven in de stok, terwijl ze de vingers van haar hand uitspreidde, zoals hij. Toen klaarde haar gezichtje op. 'Dan ben ik zoveel jaar!' zei ze, haar hand met de gespreide vingers naar hem omhoog houdend. 'Maar hoe lang duurt het dan nog voor ik een kleintje kan krijgen?' vroeg ze weer, veel meer in kinderen krijgen geïnteresseerd dan in rekenen.
Creb was als door de bliksem getroffen. Hoe had het meisje dat zo snel kunnen vatten? Ze had niet eens gevraagd wat kerfjes in een stok met vingers te maken hadden, of die twee dingen met jaren. Aan Goov had hij het vele malen opnieuw moeten uitleggen voor die het begrepen had. Creb maakte er nog drie kerven bij en legde er drie vingers overheen. Met maar één hand tot zijn beschikking had hij er extra moeite mee gehad tijdens zijn opleiding. Ayla keek naar haar andere hand en hield dadelijk drie vingers omhoog, duim en wijsvinger dubbelgevouwen. 'Als ik zó oud ben?' vroeg ze, weer haar acht vingers opstekend. Creb knikte bevestigend. Haar volgende gebaar deed hem volkomen perplex staan; het was een gedachtensprong waar hij zelf jaren over gedaan had. Ze deed de eerste hand omlaag en hield alleen de drie vingers omhoog.
'Over zóveel jaar zal ik oud genoeg zijn om een kleine te krijgen,' gebaarde ze zelfbewust, zeker van de juistheid van haar aftreksom. De oude tovenaar was volkomen van zijn stuk gebracht. Het was gewoon onvoorstelbaar dat een kind, een vrouwelijk kind nog wel, dat zomaar bedenken kon. Hij was zo verbluft dat hij bijna vergat haar berekening wat bij te sturen. 'Dat is waarschijnlijk op zijn vroegst. Het zou pas met zóveel kunnen zijn, of misschien met zóveel,' zei hij, nog twee kerfjes in de stok snijdend. 'Of misschien wel met nog meer. Het is niet met zekerheid te zeggen.'
Ayla fronste licht haar voorhoofd, strekte ook haar wijsvinger, dan haar duim.
'Hoe kan ik meerjaren weten?' vroeg ze. Creb keek haar argwanend aan. Ze kwamen nu op een terrein waar zelfs hij moeite mee had. Hij begon spijt te krijgen dat hij het onderwerp had aangesneden. Brun zou het niet prettig vinden als hij wist dat dit meisje tot zulk een vergevorderde magie in staat was, een magie die alleen aan Mog-urs was voorbehouden. Maar tegelijk was zijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Zou zij dergelijke gevorderde kennis kunnen bevatten? 'Bedek alle sneden eens, met allebei je handen,' instrueerde hij haar. Nadat ze zorgvuldig haar vingers over al de kerfjes had gelegd, sneed Creb er nog een bij en legde er zijn pink op. 'Het volgende streepje wordt nu bedekt door de kleine vinger van mijn hand. Na het eerste stel moet je je de eerste vinger van iemand anders voorstellen, dan de volgende vinger van de hand van die ander. Begrijp je?' gebaarde hij, haar nauwlettend aankijkend. Het kind knipperde nauwelijks met haar ogen. Ze keek naar haar eigen handen, dan naar de zijne en maakte de grimas die naar Creb had leren begrijpen betekende dat ze blij was. Ze knikte heftig, ten teken dat ze het inderdaad begreep. Toen maakte ze weer een gedachtensprong, en één die Crebs bevattingsvermogen bijna te boven ging.
'En daarna weer de hand van iemand anders, en dan wéér van iemand anders, hè?' zei ze.
De schok was te veel voor de oude man. Zijn verstand wankelde. Creb kon maar met moeite tot twintig tellen. Gevallen bóven de twintig losten zich op in een of andere vage oneindigheid die veel heette. Slechts bij enkele zeldzame gelegenheden, na diepe meditatie, had hij een zwakke glimp opgevangen van de abstractie die Ayla met zoveel gemak hanteerde. Hij vergat bijna te knikken. Plotseling zag hij welk een kloof er tussen de verstandelijke vermogens van het meisje en die van hemzelf gaapte, en het schokte hem diep. Hij herstelde zich met moeite. 'Zeg me eens hoe dit heet?' vroeg hij, om op een ander onderwerp over te stappen, en hield de stok omhoog waar hij de kerfjes in gesneden had. Ayla staarde er nadenkend naar, trachtend het zich te herinneren. 'Wilg,' zei ze, 'geloof ik.'
'Dat is goed,' antwoordde Creb. Hij legde zijn hand op haar schouder en keek haar recht in de ogen. 'Ayla, het is het beste dat je hier niemand iets van vertelt,' zei hij, naar de tekens op de stok wijzend.
'Ja Creb,' zei ze, intuïtief aanvoelend hoe belangrijk het voor hem was. Ze had zijn handelingen en gelaatsuitdrukkingen beter leren begrijpen dan die van enig ander, die van Iza uitgezonderd.
'Het is nu tijd om terug te gaan,' zei hij. Hij wilde alleen zijn om na te denken.
'Moet het echt?' vroeg ze smekend.
'Het is nog zo lekker buiten.'
'Ja, 't moet echt,' zei hij en hees zich met behulp van zijn stok overeind. 'En het is niet gepast tegen te stribbelen wanneer een man een besluit genomen heeft, Ayla,' wees hij haar zachtmoedig terecht.
'Ja Creb,' antwoordde ze, gehoorzaam het hoofd buigend zoals ze geleerd had. Zwijgend liep ze naast hem voort, terug naar de grot, maar alras kreeg haar kinderlijke uitbundigheid de overhand en rende ze alweer vooruit. Ze kwam terughollen met stokken en stenen in haar uitgestoken handen om Creb de naam ervan te zeggen of hem ernaar te vragen als ze ze niet meer wist. Hij gaf, afwezig, antwoord; de opschudding in zijn ziel maakte het hem moeilijk zijn aandacht bij haar gevraag te houden.

Het eerste licht van de dageraad verjoeg de dichte duisternis in de grot en de frisse prikkelende lucht rook naar naderende sneeuw. Iza lag op haar legerstede toe te kijken hoe de vertrouwde contouren van de zoldering boven haar hoofd vorm kregen in het geleidelijk toenemende licht.
Dit was de dag waarop haar dochter haar naam zou krijgen en als volwaardig lid van de stam geaccepteerd zou worden, de dag waarop ze erkend zou worden als een levend en levensvatbaar mensje. Iza keek al verlangend uit naar de opheffing van haar verplichte isolatie, hoewel haar contacten met de andere leden van de stam nog tot de vrouwen beperkt moesten blijven tot ze ophield met vloeien. Bij het begin van de puberteit moesten de meisjes hun eerste menstruele periode weg van de stam doorbrengen. Als deze zich in de winter aankondigde, leefde de jonge vrouw geïsoleerd in een apart achter in de grot afgezet stukje grond, maar moest dan in de lente toch nog één menstruatieperiode alleen doorbrengen. Alleen wonen was zowel beangstigend als gevaarlijk voor een jonge ongewapende vrouw die de bescherming en het gezelschap van de hele stam gewend was. Het was een beproeving die de overgang van meisje tot vrouw markeerde, net als het doden van de eerste prooi bij de jongens, maar haar terugkeer in de groep ging niet van een feestelijke ceremonie vergezeld. En hoewel de jonge vrouw een vuur had om haar tegen wilde dieren te beschermen, kwam het toch wel eens voor dat ze nooit meer terugkwam waarbij haar overblijfselen gewoonlijk later door een groepje jagers of voedselverzamelaars gevonden werden. De moeder van het meisje mocht haar eens per dag voedsel en vertroosting brengen. Maar als het meisje verdween of omkwam, mocht de moeder daar geen melding van maken tot een minimum aantal dagen verstreken was.
De strijd die geesten in de lichamen der vrouwen leverden in de primaire worsteling om leven voort te brengen, was voor de mannen een ondoorgrondelijk mysterie. Zolang een vrouw vloeide, was de geest van haar totem sterk; hij was aan de winnende hand en bezig een of ander essentieel mannelijk element te verslaan en het bevruchtende bestanddeel uit te werpen. Als een vrouw gedurende die periode een man aankeek, zou zijn geest in de slag van de verliezer meegetrokken kunnen worden. Dat was de reden waarom vrouwentotems zwakker moesten zijn dan mannentotems, want zelfs een zwakke totem won aan kracht door de levenskracht die in vrouwen huisde. Vrouwen putten uit die levenskracht; zij waren degenen die nieuw leven voortbrachten. Lichamelijk gezien was een man groter, sterker, veel machtiger dan een vrouw, maar in de beangstigende wereld van onzichtbare krachten was de vrouw begiftigd met een mogelijke grotere macht. Mannen geloofden dat de kleinere en zwakkere fysieke gestalte van de vrouw, waardoor zij haar konden domineren, een compensatie was, en dat geen vrouw ooit gelegenheid moest krijgen al haar mogelijkheden te ontplooien, of het evenwicht zou verstoord worden. Ze werd van volledige deelname aan het geestelijk leven van haar stam uitgesloten om haar niet te laten ontdekken hoe sterk de levenskracht haar maakte. Jonge mannen werden bij hun initiatieceremonie gewaarschuwd voor de afgrijselijke gevolgen die het zou kunnen hebben wanneer een vrouw zelfs maar een glimp van de geheime riten der mannen opving en er werden legenden verteld van de tijd dat de vrouwen degenen waren die de toverkunst van het communiceren met de wereld der geesten beheersten. De mannen hadden hen hun magie afgenomen, maar niet hun sluimerende vermogens. Vele jonge mannen gingen de vrouwen in een nieuw licht zien wanneer ze zich haar mogelijkheden bewust werden. Ze namen hun mannelijke verantwoordelijkheden met grote ernst op zich. Een vrouw moest beschermd, verzorgd en volledig overheerst worden, of het wankel evenwicht van fysieke en geestelijke krachten zou geheel verstoord en het voortbestaan van de Stam ernstig bedreigd worden.
Omdat haar geestelijke krachten tijdens de menstruatie zoveel groter waren, werd een vrouw in die periode geïsoleerd. Ze moest bij de vrouwen blijven, mocht geen voedsel aanraken dat misschien door een man gegeten zou worden en bracht haar tijd door met onbelangrijke taken als hout sprokkelen of het prepareren van huiden die alleen door vrouwen gedragen werden. De mannen erkenden haar bestaan niet eens en negeerden haar volledig, berispten haar zelfs niet. Als het oog van een man toevallig op haar viel, was het alsof ze onzichtbaar was; hij keek dwars door haar heen.
Het leek een wrede straf. Het vrouwentaboe leek op de doodvloek, de zwaarste straf die er over leden van de stam kon worden uitgesproken, wanneer ze een ernstig misdrijf hadden gepleegd. Alleen de leider kon de Mog-ur opdragen de boze geesten uit de lucht omlaag te roepen om een doodvloek uit te spreken. De Mog-ur kon niet weigeren, hoewel het zowel voor de tovenaar als voor de stam gevaarlijk was. Eenmaal vervloekt, werd de misdadiger door geen enkel lid van de stam meer toegesproken of aangekeken. Hij werd genegeerd, uitgebannen; hij bestond niet meer, alsof hij dood was. Gezellin en familie treurden over zijn dood, voedsel werd niet meer met hem gedeeld. Enkelen verlieten de stam en werden nooit weergezien. De meesten hielden eenvoudig op met eten en drinken en deden de vloek waarin ook zij zelf geloofden in vervulling gaan.
Een enkele maal kon een beperkte doodvloek worden uitgesproken, waarbij de boosdoener slechts voor enige tijd werd doodverklaard, maar zelfs deze was dikwijls fataal omdat het slachtoffer het tijdens de duur van de vervloeking opgaf. Maar als hij een beperkte doodvloek overleefde, werd hij weer als volwaardig lid in de stam opgenomen, zelfs met behoud van zijn vroegere rang. Hij had zijn schuld aan de gemeenschap betaald en zijn misdrijf was vergeten. Echte misdrijven deden zich echter zelden voor en een dergelijke straf werd dan ook bijna nooit uitgesproken. Hoewel ze door het vrouwentaboe ook ten dele en tijdelijk doodverklaard werden, waren de meeste vrouwen blij periodiek verlost te zijn van de constante stroom eisen en de voortdurende controle van de mannen. Iza verheugde zich op de verruiming van haar contact mogelijkheden na de naamceremonie. Ze was het gedwongen verblijf binnen de stenen begrenzingen van Crebs vuurplaats beu en keek verlangend naar het vrolijke zonlicht dat de laatste dagen vóór de komende winterse sneeuwbuien nog door de ingang van de grot naar binnen viel. Ze wachtte gespannen op Crebs teken dat hij gereed was en de stam zich om hem heen kon verzamelen. Naamceremoniën werden dikwijls nog voor het ontbijt gehouden, vlak na zonsopgang, wanneer de totems nog in de buurt waren na de stam gedurende de nacht beschermd te hebben. Toen hij haar wenkte, haastte ze zich naar hem toe en ging voor Mog-ur staan. Vervolgens, de blik steeds neergeslagen houdend, ontblootte ze haar kind.
Ze hield de baby omhoog terwijl de magiër over haar hoofd heen keek en de gebaren maakte waarmee hij de geesten opriep de ceremonie bij te wonen. Toen opende hij deze met een brede armzwaai.
Hij doopte zijn vinger in de kom die Goov in zijn handen hield en trok met de pasta van rode oker een streep vanaf het punt waar de wenkbrauwbogen van het kind elkaar ontmoetten tot het puntje van haar neus.
'Oeba, de naam van het meisje is Oeba,' zei Mog-ur. In de koude wind die over het zonnige terras voor de grot joeg, zette de naakte zuigeling een gezonde keel op en overstemde het goedkeurend gemompel van de stam.
'Oeba,' herhaalde Iza, de rillende baby in haar armen koesterend. Een prachtige naam, dacht ze en wenste dat ze de Oeba naar wie haar dochter was genoemd, gekend had. De leden van de stam trokken een voor een langs haar heen; ieder herhaalde de naam om zichzelf en zijn totem met deze nieuwe aanwinst vertrouwd te maken. Iza hield zorgvuldig het hoofd gebogen, zodat ze niet per ongeluk een der mannen zou aankijken die naar voren kwamen om haar dochter te erkennen. Na afloop wikkelde ze het kindje in warme konijnevellen en stopte haar onder haar omslag, tegen haar huid aan. De kreten van de baby verstomden abrupt toen ze begon te zuigen. Iza stapte achteruit naar haar plaats tussen de vrouwen om ruimte te maken voor de koppelingsrituelen.
Voor deze ceremonie, en alleen voor deze, werd gele oker in de gewijde zalf gebruikt. Goov overhandigde de kom met gele pasta aan Mog-ur, die hem met de stomp van zijn arm stevig tegen zich aan klemde. Bij zijn eigen koppelingsceremonie kon Goov niet als helper optreden. Hij stelde zich voor de heilige man op en wachtte tot Grod de dochter van zijn gezellin naar hen toe leidde. Oeka keek met gemengde gevoelens toe trots dat haar dochter zo'n goede partij kreeg, maar bedroefd omdat ze de huiselijke haard verliet. Ovra, die een nieuwe omslag omhad, keek zorgvuldig naar haar voeten terwijl ze dicht achter Grod voortliep, maar haar onderworpen omlaag kijkend gezicht straalde met een zachte gloed. Het was duidelijk dat ze niet ontevreden was over de voor haar gemaakte keus. Ze ging met gekruiste benen en neergeslagen blik voor Goov op de grond zitten. In zwijgende, formele gebarentaal richtte Mog-ur zich opnieuw tot de geesten, dan doopte hij zijn vinger in de bruingele pasta en bracht het teken van Ovra's totem aan over het litteken van Goov's totemteken, aldus de vereniging van hun geesten symboliserend. Opnieuw zijn vinger in het smeersel dopend tekende hij nu Goovs totemteken over het hare heen, waarbij hij de omtrekken van het litteken volgde zodat haar teken onduidelijk werd, om zo Goovs dominantie tot uitdrukking te brengen. 'Geest van de Oeros, Totem van Goov, uw teken heeft de Geest van de Bever, Totem van Ovra, overwonnen,' gesticuleerde Mog-ur. 'Moge Ursus het altijd zo laten zijn. Goov, aanvaard je deze vrouw?'
Ten antwoord tikte Goov Ovra op de schouder en wenkte haar om hem de grot in te volgen, naar de onlangs met kleine keitjes afgegrensde plek die nu Goovs vuurplaats was. Ovra sprong op en volgde haar kersverse gezel. Ze had geen keus, noch werd haar gevraagd of zij hém accepteerde. Het stel zou twee weken in isolatie binnen de vuurplaats door moeten brengen, tijdens welke periode ze gescheiden zouden slapen. Na afloop van de isolatieperiode zouden de mannen in de kleine grot een ceremonie houden om de verbintenis te bevestigen. Bij de Stam was de koppeling van twee mensen een zuiver religieuze zaak, ingeleid met een afkondiging aan de hele stam maar pas bevestigd door het geheime ritueel waar alleen de mannen deel aan mochten hebben. In deze primitieve samenleving was geslachtsgemeenschap een even natuurlijk en ongeremd iets als slapen of eten. Kinderen leerden het zoals ze andere vaardigheden en gewoonten leerden, door volwassenen gade te slaan, en ze speelden het na, zoals ze ook andere activiteiten al op jonge leeftijd nabootsten. Dikwijls gebeurde het dat een jongen die de puberteit bereikte, maar nog niet zijn eerste prooi had gedood en in een niemandsland tussen kind en volwassene zweefde, een jong meisje al penetreerde voor ze haar eerste menstruatie had gehad. Het maagdenvlies werd al vroeg verscheurd, hoewel de jongens enigszins angstig werden als er bloed vloeide en het meisje daarna vaak negeerden. Een man kon op grond van een lange traditie als hij dat wilde iedere willekeurige vrouw nemen, met uitzondering van zijn bloedverwante. Gewoonlijk bleef een paar wanneer het eenmaal gekoppeld was, elkaar min of meer trouw, uit respect voor andermans bezit, maar men vond het erger dat een man zich zou moeten bedwingen dan dat hij de dichtstbijzijnde vrouw nam. En wanneer een man hen aantrok, waren de vrouwen niet afkerig van het maken van subtiele, schuchtere gebaren die als suggestief werden opgevat en avances aanmoedigden. In de ogen van de Stam werd nieuw leven tot stand gebracht door de alom aanwezige totemgeesten, en enig verband tussen seksuele activiteit en de geboorte van een kind ging hun voorstellingsvermogen te boven.
Nu volgde een tweede ceremonie, waarbij Droeg en Aga tot een koppel werden verklaard. Hoewel het paar van de andere leden van de stam geïsoleerd zou zijn, waren de gezinsleden die nu Droegs vuurplaats deelden vrij om te komen en te gaan. Nadat het tweede stel de grot was binnengegaan, dromden de vrouwen rond Iza en haar nieuwe baby samen.
'Iza, ze is gewoon volmaakt,' dweepte Ebra. 'Ik moet bekennen dat ik wel wat ongerust was toen ik hoorde dat je na al die tijd nog zwanger geworden was.'
'De geesten hebben over me gewaakt,' gebaarde Iza. 'Een sterke totem werkt gunstig om een gezond kind voort te brengen, wanneer hij zich eenmaal overgeeft.'
'Ik was bang dat de totem van het meisje een slechte invloed zou hebben. Ze ziet er zo anders uit en haar totem is zo sterk; hij had de kleine wel kunnen misvormen,' bracht Aba te berde. 'Ayla heeft juist een gunstige invloed, ze heeft mij geluk gebracht,' weerlegde Iza haastig, en keek even of Ayla de opmerking gezien had. Het meisje stond toe te kijken terwijl Oga de baby vasthield, steeds bij de kleine in de buurt blijvend en stralend van trots alsof Oeba haar eigen kind was. Ze had niets gezien, maar Iza zag zulke gedachten niet graag openlijk geventileerd. 'Heeft ze ons niet allemaal geluk gebracht?' 'Maar je hebt toch niet genoeg geluk gehad om een jongen te krijgen,' hield Aba vol. 'Ik wou graag een meisje, Aba,' zei Iza.
'Iza! Hoe kun je nu zoiets zeggen!' De vrouwen waren geschokt. Ze gaven het zelden toe als ze aan een meisje de voorkeur gaven.
ik kan Iza geen ongelijk geven,' kwam Oeka Iza te hulp. 'Je krijgt een zoon, verzorgt hem, voedt hem, brengt hem groot, en zodra hij groot is ben je hem kwijt. Als hij niet bij de jacht gedood wordt, komt hij op een andere manier om. De helft komt om terwijl het nog jonge mannen zijn. Ovra zal ten minste misschien nog een paar jaar in leven blijven.'
Ze voelden allemaal mee met de moeder die haar zoon bij de
instorting van de grot verloren had. Iedereen wist hoe bedroefd
ze was geweest. Ebra veranderde tactvol van onderwerp.
ik ben benieuwd hoe de winters in deze nieuwe grot zullen
zijn.'
'De jacht is goed geweest en we hebben zoveel verzameld en opgeslagen, dat we ruim voldoende voedsel in voorraad hebben. Vandaag gaan de jagers er nog op uit, waarschijnlijk voor de laatste keer. Ik hoop dat er genoeg ruimte in de voorraadkamer is, zodat we het allemaal kunnen bevriezen,' zei Ika. 'En het ziet ernaar uit dat ze nu ongeduldig worden. We kunnen maar beter iets te eten gaan maken.'
De vrouwen verlieten Iza en haar baby met tegenzin, om het ontbijt klaar te maken. Ayla ging naast Iza zitten en de vrouw legde haar ene arm om het meisje heen, terwijl ze de baby in de andere hield. Iza voelde zich zo gelukkig ze was blij buiten te zijn op deze frisse, zonnige vroege winterdag; blij dat haar kind gezond ter wereld gekomen en een meisje was; blij met de grot en met Crebs besluit voor haar te zorgen; en blij met het smalle, blonde, vreemde meisje naast haar. Ze keek naar Oeba en dan naar Ayla. Mijn dochters, dacht de vrouw, en het zijn allebei mijn dochters. Iedereen weet dat Oeba later een medicijnvrouw zal worden, maar Ayla zal er ook een worden. Daar zal ik voor zorgen. Wie weet, misschien zal ze eens een geweldige medicijnvrouw zijn.