Hoofdstuk 16
Vroeg in de morgen verzamelde de stam zich buiten de grot. Er
stond een kille oostenwind, voorbode van ijziger winterstormen,
maar de lucht was helder en de ochtendzon verscheen juist stralend
boven de richel, in schril contrast met de sombere stemming van de
stamleden. Ze vermeden het elkaar aan te zien; hun armen hingen
slap omlaag nu er niet gesproken werd, terwijl ze naar hun vaste
plaatsen schuifelden om het lot te vernemen van het vreemde meisje
dat voor hen geen vreemde was. Oeba kon haar moeder voelen beven en
haar hand omklemde de hare zo hard dat het pijn deed. Het kind wist
dat niet alleen de wind haar moeder zo deed sidderen. Creb stond
bij de ingang van de grot. Nooit had de grote tovenaar er strenger
uitgezien; zijn mismaakt gezicht was als uit graniet gehouwen, zijn
ene oog doods als steen. Op een teken van Brun hinkte hij de grot
in, langzaam en vermoeid, als drukte een loodzware last hem neer.
Hij betrad zijn vuurplaats, keek naar het meisje dat daar op haar
bontvacht zat en dwong zichzelf met een bovenmenselijke
wilsinspanning naar haar toe.
'Ayla. Ayla,' zei hij zacht. Het meisje keek op. 'Het is tijd.
Je moet meekomen. Haar ogen bleven leeg, niet begrijpend. 'Je moet
nu meekomen, Ayla. Brun is gereed,' herhaalde Creb. Ayla knikte en
hees zich overeind. Haar benen waren stijf van het lange zitten. Ze
bemerkte het nauwelijks. Stom volgde ze de oude man, omlaag starend
naar het stof voor haar voeten, dat vol sporen was van degenen die
de weg vóór haar waren gegaan een afdruk van een hiel, van tenen,
de vage vorm van een voet in een los leren omhulsel, het ronde gat
van Crebs staf en de lange voor van zijn slepende kreupele been. Ze
bleef staan toen ze Bruns voeten in hun stoffige voetbedekking zag
en wierp zich ervoor neer. Bij een licht tikje op haar schouder
dwong ze zich naar het gezicht van de leider op te kijken. Wat ze
daarop las, bracht haar met een schok tot de werkelijkheid terug en
deed een nameloze angst ontwaken. Het gezicht was haar vertrouwd
laag, wijkend voorhoofd, zware wenkbrauwen, grote snavelachtige
neus, grijs doorspikkelde baard maar de trotse, strenge, harde blik
in de ogen van de leider was verdwenen, vervangen door een
uitdrukking van oprechte begaanheid en brandend verdriet.
'Ayla,' zei hij hardop, sprak dan verder in de formele gebaren
die voor serieuze aangelegenheden waren gereserveerd, 'meisje van
de Stam, onze gebruiken zijn zeer oud. Wij hebben ze generaties
lang in ere gehouden, bijna net zo lang als de Stam bestaat. Je
bent niet bij ons geboren, maar je bent een van ons en je moet
volgens diezelfde gebruiken leven of sterven. Toen we op onze
mammoetjacht in het noorden waren, heeft men je een
slinger
zien gebruiken en je hebt ook al eerder met een slinger
gejaagd, vrouwen van de Stam mogen geen wapens gebruiken, dat is
een van onze tradities. Ook de straf ervoor maakt deel uit van de
traditie. Het is Stamzede, het kan niet veranderd worden.' Brun
boog zich voorover en keek het meisje in de angstige blauwe
ogen
Ik weet waarom je de slinger gebruikte, Ayla, hoewel ik nog
steeds niet begrijp waarom je er ooit mee bent begonnen. Zonder jou
zou Brac nu niet meer in leven zijn.' Hij rechtte zijn rug en nu l
do meest formele gebaren, zo duidelijk gemaakt dat iedereen ze kon
zien, voegde hij eraan toe: 'De leider van deze stam is In i meisje
dankbaar dat ze de zoon van de gezellin van de zoon • in zijn
gezellin het leven heeft gered.'
De toekijkende stam wisselde onderlinge blikken. Het was een
zeldzaam gebeuren dat een man in het openbaar een dergelijke
verklaring aflegde en een nog veel zeldzamer dat een leider zijn
dankbaarheid uitsprak jegens een onbelangrijk vrouwelijk
stamlid
Maar de tradities staan geen afwijkingen toe,' ging Brun
voort, Hij gaf Mog-ur een teken en de tovenaar ging de grot binnen.
'Ik heb geen keus, Ayla. Mog-ur legt nu de beenderen neer en noemt
luidop de namen van de onnoembaren, namen die alleen Mog-ur bekend
zijn. Wanneer hij gereed is, zul je sterven. Ayla, meisje' van de
Stam, je bent Gevloekt, Gevloekt met de Dood.' Ayla voelde het
bloed uit haar gezicht wegtrekken. Iza gilde, een gil die overging
in een langgerekte, schelle weeklacht om haar verloren kind. Het
geluid hield abrupt op toen Brun zijn hand hief Ik ben nog niet
uitgesproken,' gebaarde hij. In de plotselinge stilte vlogen
gespannen-nieuwsgierige blikken onder de stamleden heen en weer.
Wat kon Brun nog meer te zeggen hebben? De tradities van de Stam
zijn duidelijk en als leider moet ik mij aan de gebruiken houden.
Een vrouw die een wapen gebruikt, moet met de dood gevloekt worden,
maar er zijn geen gebruiken die voorschrijven voor hoelang dat moet
zijn. Ayla, je wordt met de Dood Gevloekt voor de duur van één hele
maan. Als je bij de gratie van de geesten uit de andere wereld kunt
terugkeren nadat de maan éénmaal haar kringloop heeft voltooid, mag
je weer bij ons wonen.'
Grote beroering onder de groep; dit was onverwacht.
'Dat is waar,' gebaarde Zoug. 'Niets schrijft voor dat de
vloek
voor altijd moet zijn.'
'Maar wat maakt het voor verschil? Hoe kan iemand zo lang dood
zijn en weer tot leven komen? Enkele dagen misschien, maar een hele
maan?' vroeg Droeg.
'Als de vloek maar voor een paar dagen was, ben ik er niet
zeker van of het wel een echte straf zou zijn,' zei Goov. 'Sommige
Mog-urs geloven dat de geest helemaal niet naar de andere wereld
gaat als de vloek maar voor kort is. Hij blijft dan in de buurt
wachten tot de tijd voorbij is en hij weer terug kan komen, als hij
daartoe in staat is. Als de geest in de buurt blijft, zullen de
bozen dat ook doen. Het is een beperkte doodvloek, maar voor zo'n
lange duur dat het evengoed voor altijd zou kunnen zijn. Daarmee is
aan de eisen van de tradities voldaan.' 'Waarom heeft hij haar dan
niet zonder meer gevloekt?' gebaarde Broud kwaad. 'Er wordt in de
tradities niets gezegd over tijdelijke doodvloeken voor haar
misdrijf. Ze wordt verondersteld ervoor te sterven, de doodvloek
wordt verondersteld tot haar einde te leiden.'
'Denk je dan dat dat niet het geval zal zijn, Broud? Denk je
werkelijk dat ze terug zal kunnen komen?' ik denk niets. Ik wil
alleen maar weten waarom Brun haar niet gewoon gevloekt heeft. Kan
hij geen eenvoudig besluit meer nemen?'
Broud schrok zelf van zijn scherpe vraag. Ze verwoordde open
lijk wat iedereen zich heimelijk had afgevraagd. Zou Brun een
tijdelijke doodvloek opleggen als hij niet dacht dat er een kans
was, hoe klein ook, dat ze van de doden terug zou keren? Brun had
de gehele nacht met zijn dilemma geworsteld. Ayla had de kleine het
leven gered; het was niet juist dat ze ervoor zou moeten sterven.
Hij had het kind lief en was het meisje oprecht dankbaar, maar er
stak nog meer achter dan zijn persoonlijke gevoelens. Volgens het
oude gebruik moest ze met de dood gevloekt worden, maar er waren
ook andere gebruiken: het gebruik van de verplichting, gebruiken
die berustten op het principe 'een leven voor een leven'. Ze droeg
een deel van Bracs geest in zich; ze verdiende iets van gelijke
waarde haar leven hij stond bij haar in het krijt.
l' r. bij het eerste zwakke ochtendgloren had hij een uitweg
gevonden. Sommige taaie zielen waren na een tijdelijke doodvloek
teruggekeerd. Het was een kleine kans, bijna uitgesloten, maar ze
bood toch een straaltje hoop. In ruil voor het leven van het kind
gaf hij haar het enige magere kansje dat hij haar geven kon het was
niet genoeg, maar meer kon hij haar niet bieden en het was beter
dan helemaal niets.
Plotseling viel er een doodse stilte. Mog-ur stond bij de
ingang van de grot en hij zag eruit als de Dood in eigen persoon,
ontzaglik oud en uitgeblust. Een teken hoefde hij niet te geven.
Het was gebeurd. Mog-ur had zijn plicht gedaan. Ayla was dood. Een
jammerkreet sneed door de lucht. Daarop vielen Oga en Iza haar bij,
dan stemden alle vrouwen met haar klaagzang in. Ayla zag de vrouw
die ze liefhad overmand door smart en rende op haar af om haar te
troosten. Maar toen ze op het punt stond haar armen om de enige
moeder die ze zich kon herinneren heen te slaan, wendde Iza zich af
en verwijderde zich om de omarming te ontwijken. Het was alsof ze
haar niet zag. Het meisje bleef staan, in verwarring gebracht. Ze
keek Ebra vragend aan; Ebra keek dwars door haar heen. Ze liep naar
Aga, dan naar Ovra. Niemand zag haar. Zodra ze hen naderde, wendden
ze zich af of flipten opzij, niet als om haar te laten passeren,
maar alsof ze zich al wilden verwijderen voor ze op hen toe kwam.
Ze rende naar Oga toe.
Ik ben het. Ayla. Ik sta hier, vóór je. Zie je me niet?'
gebaarde ze
Oga kreeg een starende blik in haar ogen. Ze draaide zich om
en liep weg zonder te reageren, zonder teken van herkenning, alsof
Ayla onzichtbaar was.
Ayla zag Creb op Iza toelopen en rende op hem af.
Greb Ik ben 't, Ayla. Ik ben hier,' gesticuleerde ze
wanhopig.
De oude magiër liep door, ternauwernood van zijn route
afwijkend om het meisje te ontwijken dat zich aan zijn voeten op
de
grond wierp, zoals hij met een zielloze kei op zijn pad zou
hebben gedaan.
Creb,' jammerde ze. 'Waarom kun je me niet zien?' Ze stond op
en rende terug naar Iza.
Moeder! Moederrr! Kijk me aan! KIJK ME AAN!' gebaarde ze vlak
voor de ogen van de vrouw. Iza barstte opnieuw in een schrille
weeklacht uit. Ze zwaaide wild met haar armen en sloeg zich op de
borst.
Mijn kind. Mijn Ayla. Mijn dochter is dood. Ze is dood. Mijn
arme, arme Ayla. Ze leeft niet meer.'
Ayla kreeg Oeba in het oog die angstig en niet begrijpend haar
moeders been omklemd hield. Ze knielde voor het kleine meisje
neer.
'Jij ziet me toch wel, is 't niet, Oeba? Ik ben hier, vlak
voor je.' Ayla zag herkenning dagen in de ogen van het kind, maar
het volgend moment had Ebra zich gebukt en het kleine meisje
weggedragen.
ik wil naar Ayla,' gebaarde Oeba, spartelend om neergezet te
worden.
'Ayla is dood, Oeba. Ze is weg. Dat is Ayla niet, het is
alleen haar geest. Hij moet zijn weg naar de volgende wereld nog
vinden. Als je met hem probeert te praten, als je hem ziet, zal de
geest proberen je met zich mee te nemen. Het zal je ongeluk brengen
als je hem ziet. Niet naar kijken. Je wilt toch niet steeds ongeluk
hebben, is 't wel, Oeba?' Ayla zeeg op de grond neer. Ze had niet
precies geweten wat een doodvloek inhield en zich allerlei
vreselijke dingen voorgesteld, maar de werkelijkheid was nog veel
erger.
Voor de stam had Ayla opgehouden te bestaan. Het was geen
komedie, geen toneelspel om haar angst aan te jagen; ze bestond
werkelijk niet meer. Ze was een geest die toevallig zichtbaar was,
die nog steeds haar lichaam een schijn van leven verleende, maar
Ayla zelf was dood. De dood was voor de mensen van De Stam een
andere toestand, een reis naar een andere dimensie van het bestaan.
De levenbrengende kracht was een onzichtbare geest, dat lag voor de
hand. Iemand kon het ene ogenblik nog in leven zijn en het volgende
dood, zonder enige duidelijke verandering, behalve dat datgene wat
beweging en ademhaling en leven veroorzaakte verdwenen was. Het
wezenlijke deel, de echte Ayla, behoorde niet langer tot hun
wereld; ze was gedwongen zich naar de volgende te begeven. Het deed
er in het geheel niet toe of het achterblijvende fysieke deel koud
en bewegingloos of warm en bezield was.
Men hoefde maar één stap verder te gaan om te geloven dat de
essentie van het leven verdreven kon worden. Als haar fysieke
lichaam het nog niet wist, zou het het gauw genoeg te weten komen.
Niemand geloofde werkelijk dat ze ooit terug zou keren zelfs Brun
niet. Haar lichaam, de lege huls, kon nooit zolang in leven blijven
tot haar geest er weer in terug mocht keren. Zonder de levensgeest
kon het lichaam niet eten, niet drinken en zou hel snel te gronde
gaan. En als men werkelijk in een dergelijk» r» (lachte geloofde en
als zijn dierbaren iemands bestaan niet langer erkenden, bestond
men ook niet en had men ook geen i eden meer om nog te eten of te
drinken of in leven te blijven. Maar zo lang de geest in de buurt
van de grot bleef en het In haam bezielde, hoewel het er geen deel
meer van uitmaakte, bleven ook de krachten die hem uitgedreven
hadden in de buurt. Ze zouden de nog levenden kwaad kunnen
berokkenen, zouden kunnen proberen nog een ander leven mee te
sleuren. Het was geen onbekend verschijnsel dat de gezellin of een
andere dierbare nabestaande van de gevloekte korte tijd later
eveneens stierf. I let kon de stam niet schelen of de geest het
lichaam meenam of In t roerloos omhulsel achterliet, maar ze wilden
dat de geest van Ayla wegging, en snel.\ vla keek naar de
vertrouwde mensen om haar heen. Ze gingen inleen, zetten zich aan
routinekarweitjes, maar de sfeer bleef i'» spannen. Creb en Iza
gingen de grot binnen. Ayla stond op en volgde hen. Niemand
probeerde haar tegen te houden, hoewel ze Oeba van haar weg
hielden. Kinderen werden wel verondersteld extra bescherming te
genieten, maar niemand wilde risico's nemen. Iza verzamelde al
Ayla's eigendommen, met inbegrip van haar slaapvachten en de
vulling van gedroogd gras van de in de grond uitgegraven kuil en
droeg ze naar buiten. Creb ging met haar mee en nam in het
voorbijgaan een brandende tak uit het grotvuur. De vrouw wierp
alles op de grond bij een onaangestoken brandstapel die Ayla niet
eerder had opgemerkt en haastte zich terug de grot in, terwijl Creb
het vuur aanstak. Hij maakte zwijgende gebaren over de voorwerpen
en het vuur, gebaren die het meisje merendeels onbekend waren. Met
groeiende ontsteltenis zag Ayla Creb al haar bezittingen een voor
een aan de gulzige vlammen prijsgeven. Er zou voor haar geen
begrafenisritueel zijn; dat was onderdeel van de straf. Maar elk
spoor van haar diende uitgewist, er moest niets achterblijven dat
haar zou kunnen vasthouden. Ze zag haar graafstok vlam vatten, dan
haar verzamelmand, de vulling van gedroogd gras, haar kleding,
alles verdween in het vuur. Ze zag Crebs hand beven toen hij naar
haar bontomslag reikte. Hij klemde hem een ogenblik tegen zijn
borst, wierp hem dan op de brandstapel. Ayla's ogen stroomden over
van tranen, Creb, ik hou van je,' gebaarde ze. Hij scheen haar niet
te zien. Met een wee makend gevoel van ontzetting zag ze hem haar
medicijnbuidel oprapen, die Iza vlak vóór die rampzalige
mammoetjacht voor haar had gemaakt, en hem in de rokerige vlammen
leggen.
'Nee, Creb, nee! Niet mijn medicijnbuidel,' smeekte ze. Het
was te laat, hij brandde al.
Ayla kon het niet langer meer aanzien. Ze stormde blindelings
de glooiing af en het woud in, heftig snikkend van ellende en
verlatenheid. Ze zag niet waar ze heenging en het kon haar niet
schelen ook. Takken strekten zich naar haar uit om haar de doorgang
te belemmeren, maar ze ploegde er doorheen, diepe schrammen in haar
armen en benen trekkend. Ze rende spetterend door ijskoud water,
maar voelde niet hoe kletsnat haar voeten waren en hoe stijf ze
werden, tot ze over een stuk hout viel en languit tegen de grond
sloeg. Ze bleef op de koude vochtige aarde liggen en wenste dat de
dood voort zou maken en haar uit haar lijden zou verlossen. Ze had
niets meer. Geen familie, geen stam, geen reden om te leven. Ze was
dood, ze hadden gezegd dat ze dood was.
De wens van het meisje zou wel eens gauw vervuld kunnen
worden. Geheel in haar eigen wereld vol ellende en angst verzonken,
had ze sinds haar terugkeer, nu meer dan twee dagen geleden, niets
gegeten of gedronken. Ze was onvoldoende gekleed, haar voeten deden
pijn van de kou. Ze was zwak en uitgedroogd, een gemakkelijke prooi
voor een snelle dood door onderkoeling. Maar ze had iets in zich
dat sterker was dan haar doodswens en dat haar al eerder op de been
had gehouden, toen een allesverwoestende aardbeving het vijfjarige
meisje van ouderliefde en familie en geborgenheid had beroofd. Een
onverzettelijke wil tot leven, een koppig instinct, wilde haar niet
laten opgeven zolang ze nog ademhaalde, nog genoeg leven bezat om
verder te gaan. De korte rust had haar goed gedaan. Bloedend uit
haar schram men en rillend van de koude ging ze overeind zitten. Ze
was mei haar gezicht op natte bladeren terechtgekomen en ze likte
haai lippen af, met haar tong naar het vocht reikend. Ze had dorst.
ze kon zich niet herinneren ooit eerder in haar leven zo'n dorst te
hebben gehad. Het kabbelen van water vlakbij deed haai opstaan. Na
lang en gulzig van het koude water te hebben gedronken, ging ze
verder. Ze beefde zo erg dat haar tanden klapperden en het lopen op
haar koude, pijnlijke voeten was een kwelling. Ze was licht in het
hoofd en een beetje verward. Hel lopen verwarmde haar wel
enigszins, maar de verlaging van haai lichaamstemperatuur bleef
niet zonder gevolgen. Ze wist niet precies waar ze was, ze had geen
doel voor ogen maar haar voeten volgden een route die ze vele malen
tevoren had afgelegd en daardoor in haar brein geëtst stond. Tijd
was een leeg begrip voor haar, ze wist niet hoe lang ze al liep. Ze
klom langs een steile wand achter een nevelige waterval omhoog en
werd zich iets bekends in de omgeving bewust. Ze liep een schraal
bos van pijnbomen en onvolgroeide berken en wilgen uit en bevond
zich op haar hooggelegen, stille weitje, Ze vroeg zich af hoe lang
het wel geleden was dat ze daar was geweest. Nadat ze met jagen was
begonnen, was ze er zelden meer heengegaan, afgezien van die keer
dat ze zichzelf de twee
stenen-techniek had geleerd. Het was altijd een oefenterrein,
geen jachtgebied geweest. Was ze er die zomer eigenlijk nog
geweest? Ze kon het zich niet herinneren. Ayla duwde de dicht
dooreen gegroeide takken opzij die zelfs zonder loof de
opening
achter verborgen hielden en ging haar kleine grot
binnen.
Deze leek kleiner dan ze zich herinnerde. Daar ligt die oude
slaapvacht nog, zei ze tegen zichzelf, terugdenkend aan die keer,
zo lang geleden, dat ze hem hierheen had gebracht. Een paar
grondeekhoorns hadden er een nest in gemaakt, maar toen ze de vacht
naar buiten droeg en hem uitschudde, zag ze dat hij niet al te erg
beschadigd was een beetje stijf van ouderdom, maar in de droge grot
was hij in goede conditie gebleven. Ze sloeg hem om zich heen,
dankbaar voor de warmte ervan en ging de grot weer
binnen.
Er lag ook een grote lap leer, een oude mantel die ze naar de
grot gebracht had om met gras opgestopt als zitkussen te dienen. Ik
ben benieuwd of dat mes er nog is? dacht ze. De plank is omlaag
gekomen, maar het zou ergens in de buurt moeten liggen. Ja, daar is
't! Ayla raapte het vuurstenen lemmet uit het zand op, veegde het
af en begon de oude leren mantel in stukken te snijden Ze deed haar
natte voetbedekking af en reeg de veters door ril en langs de rand
van de cirkels die ze uitgesneden had, en stak toen haar voeten in
het droge schoeisel, dat ze volpropte met lm derende zegge van
onder de mantel. Ze spreidde de natte voetomhulsels uit om te
drogen en begon de inventaris op te maken.
Ik moet een vuur hebben, dacht ze. Het droge gras is goed
aanmaakmateriaal. Ze veegde het bijeen en tastte het op tegen de
mum De plank is droog, daar kan ik krullen afschaven en ik kan hem
ook gebruiken om het vuur op aan te maken. Dan moet ik een stokje
hebben om erop rond te draaien. Daar staat mijn berkenbasten
drinkbakje. Dat zou ik ook voor het vuur kunnen gebruiken. Nee, ik
zal het bewaren voor water. Deze mand is helemaal opgekauwd, dacht
ze, in de mand kijkend. Wat hebben we hier? Mijn oude slinger! Ik
wist niet dat ik die hier had laten liggen. Ik zal wel een andere
gemaakt hebben. Ze hield de slinger omhoog. Hij is te klein, en de
muizen hebben eraan gezeten; ik zal een nieuwe nodig hebben. Ze
onderbrak haar gedachten en staarde naar de reep leer in haar
handen. Ik ben gevloekt. Om dit ding ben ik gevloekt. Ik ben dood.
Hoe kan ik aan vuren en slingers denken? Ik ben dood. Maar ik voel
me niet dood ik heb het alleen koud en ik heb honger. Kan een dode
kou voelen en honger hebben? Hoe voelt dood aan? Is mijn geest in
de volgende wereld? Ik weet niet eens wat mijn geest is. Ik heb nog
nooit een geest gezien. Creb zegt dat niemand geesten kan zien,
maar hij kan wel met ze praten. Waarom kon Creb mij niet zien?
Waarom kon niemand me zien? Ik moet wel dood zijn. Waarom sta ik
dan over slingers en vuren na te denken? Omdat ik honger heb!
Zou ik wel een slinger gebruiken om iets te eten te krijgen?
Waarom niet? Ik bén al gevloekt, wat kunnen ze me nog meer aandoen?
Maar deze deugt niet; wat kan ik gebruiken om een nieuwe te maken?
De mantel? Nee, die is te stijf, die heeft hier te lang gelegen. Ik
heb zacht soepel leer nodig. Ze keek de grot rond. Ik kan zelfs
niets doden om er een slinger van te maken als ik geen slinger heb.
Waar kan ik zacht leer vinden? Ze pijnigde haar hersens, liet zich
dan in wanhoop op de grond vallen. Ze keek neer op haar handen die
in haar schoot lagen, zag toen plotseling waar ze op rustten. Mijn
omslag! Mijn omslag is zacht en soepel. Ik kan er een stukje van
afsnijden. Ze fleurde op en neusde met hernieuwd enthousiasme
verder rond. Kijk, een oude graafstok, ik wist niet eens meer dat
ik er hier een had achtergelaten. En wat eetschaaltjes. Dat klopt,
ik heb eens wat schelpen meegebracht. Ik heb honger, ik wou dat er
hier in de buurt wat te eten was. Wacht eens! Dat is er ook! Ik heb
dit jaar geen noten verzameld, er zouden er buiten een heleboel op
de grond moeten liggen.
Ze besefte het zelf nog niet, maar Ayla was weer begonnen te
leven. Ze verzamelde de noten, nam ze mee de grot in en at er
zoveel van als haar door voedselgebrek gekrompen maag kon bevatten.
Dan legde ze de oude vacht en haar omslag af en sneed een stuk van
de omslag af voor een slinger. De leren reep miste De uitstulping
voor de steen, maar ze dacht dat het zo ook wel ging
Ze had nog nooit op dieren gejaagd om ze op te eten en het
konijn was vlug, maar niet vlug genoeg. Ze meende zich te
herinneren dat ze langs een beverdam was gekomen. Ze kreeg de
waterbewoner te pakken op het moment dat hij het water in wilde
duiken. Op de terugweg zag ze een kleine, grijze, kalkachtige kei
bij de beek liggen. Dat is vuursteen! Ik weet zeker dat het
vuursteen is. Ze raapte de steenklomp op en sjouwde ook die mee
naar de grot Daar legde ze het konijn en de bever neer en ging weer
naar buiten om hout te sprokkelen en een klopsteen te zoeken.
Ik moet een vuurstokje hebben, dacht ze. Het moet goed droog
zijn dit hout is een beetje vochtig. Dan zag ze haar oude graafstok
Daar zou 't mee moeten lukken, zei ze bij zichzelf. Het in haar
eentje aanmaken van een vuur ging wat moeizaam; ze was gewend de
onder neerwaartse druk uitgevoerde, heen en weer draaiende beweging
met een andere vrouw samen uit te voeren "om hem niet te hoeven
onderbreken. Na lang en geconcentreerd draaien schoof er een
smeulend brokje van het aanmaakplatform in op het bed van droog
brandbaar materiaal. Ze blies zorgvuldig en zag haar inspanningen
beloond met enkele kleine, lekkende vlammetjes. Ze legde er een
voor een de droge houtjes op, dan de grotere stukken van de
oude plank. Toen alles goed brandde, voegde ze de grotere brokken
hout die ze gesprokkeld had toe en een vrolijk vuurtje verwarmde de
kleine grot.
Ik zal een kookpot moeten maken, dacht ze, terwijl ze het
gevilde konijn aan een spit reeg en de staart van de bever er
bovenop legde om het vet ervan over het magere vlees te laten
druipen. Ik zal een nieuwe graafstok nodig hebben en een
verzamelmand. Creb heeft mijn mand verbrand. Hij heeft alles
verbrand, zelfs mijn medicijnbuidel. Waarom moest hij mijn
medicijnbuidel verbranden? Tranen welden op en liepen haar weldra
over De wangen. Iza zei dat ik dood was. Ik smeekte haar me aan te
kijken, maar ze zei alleen dat ik dood was. Waarom kon ze me toch
niet zien? Ik stond vlak vóór haar! Het meisje schreide een tijdje,
ging dan rechtop zitten en veegde haar tranen af. Als ik een nieuwe
graafstok wil maken, zal ik een vuistbijl nodig hebben, zei ze
flink tegen zichzelf.
Terwijl het konijn boven het vuur hing, klopte ze een
vuistbijl op de manier waarop ze het Droeg had zien doen en hakte
daarmee een groene tak af om er een graafstok van te maken. Daarna
ging ze nog meer hout verzamelen, dat ze in de grot opstapelde. Ze
kon nauwelijks wachten tot het vlees gaar was de geur deed haar het
water in de mond lopen en haar maag rommelen. Ze was ervan
overtuigd nog nooit zoiets heerlijks geproefd te hebben toen ze
haar eerste hap nam.
Het was donker toen ze haar maaltijd beëindigde en Ayla was
blij dat ze een vuur had. Ze maakte er een walletje omheen om zich
ervan te verzekeren dat het niet voor de morgen uit zou doven en
strekte zich in de oude slaapvacht uit. Maar de slaap wilde niet
komen. Ze lag in de vlammen te staren, terwijl De vreselijke
gebeurtenissen van de dag in een droevige processie door haar brein
trokken, en bemerkte het niet eens toen de tranen begonnen te
vloeien. Ze was bang, maar meer nog, ze was eenzaam. Sinds Iza haar
vond had ze nooit meer een nacht alleen doorgebracht. Uitputting
deed tenslotte haar ogen toevallen, maar haar slaap werd door boze
dromen verstoord. Ze riep om Iza en ze riep om een andere vrouw in
een zo goed als vergeten taal. Maar er was niemand om het
wanhopige, smartelijk eenzame meisje te troosten.
Ayla's dagen waren druk bezet, vol bezigheden om haar
overleven zeker te stellen. Ze was niet langer het onervaren,
onwetende kind dat ze op haar vijfde jaar was geweest. In de jaren
die ze bij de stam had doorgebracht had ze hard moeten werken, maar
ook veel geleerd. Ze vlocht strakgeweven, waterdichte manden om
water in te vervoeren en in te koken en maakte zich een nieuwe
verzamelmand. Ze prepareerde de huiden van de dieren die ze doodde
en maakte van konijnebont voeringen voor haar voetomhulsels,
beenkappen die ze met koorden omwikkelde en vastbond en
handomhulsels die op dezelfde manier als de voetbedekking gemaakt
werden ronde, bij de pols tot een buidel bijeengebonden stukken
leer, maar met een snede in de zijkant voor de duim Ze maakte
werktuigen van vuursteen en verzamelde gras om haar bed zachter te
maken.
De grassoorten op de wei verschaften haar ook voedsel. De aren
waren zwaar van zaden en graankorrels. In de directe omgeving vond
ze noten, hoge veenbesstruiken, neerdruipen, harde kleine appels,
zetmeelrijke aardappelachtige wortels en eetbare varens. Ze was
blij hokjespeul te vinden, de niet-giftige variëteit van de plant
waarvan De groene peulen rijen kleine ronde vruchten bevatten, en
ze verzamelde zelfs de piepkleine harde zaden van gedroogde rode
ganzenvoet om ze toe te voegen aan de granen, die ze tot een moes
inkookte. Haar omgeving voorzag haai van alles wat ze nodig
had.
Kort na haar aankomst besloot ze dat ze een nieuwe bontomslag
moest hebben. De winter was nog niet in volle hevigheid
losgebarsten, maar het was koud en ze wist dat het niet lang meer
zou duren voor de sneeuwbuien kwamen. Eerst dacht ze aan de vacht
van een lynx; de lynx had voor haar een speciale betekenis. Maar
zijn vlees zou oneetbaar zijn, was dat althans voor haar, en
voedsel was nu even belangrijk als bont. Zo lang ze kon jagen,
kostte het haar weinig moeite om in haar directe behoeften te
voorzien, maar ze moest een voorraad opslaan voor de tijd die voor
haar lag, wanneer ze door de sneeuw gedwongen zou worden in de grot
te blijven. Nu was voedsel haar motief om op jacht te gaan.
ze vond het een akelig idee om één van de zachtmoedige schuwe
dieren te doden die zo lang haar geheime schuilplaats met haar
hadden gedeeld en ze wist ook niet zeker of het mogelijk was een
hert met een slinger te doden. Ze was verrast dat de herten de
hooggelegen wei nog steeds bezochten toen ze de kleine kudde zag,
maar besloot dat ze van de gelegenheid gebruik moest maken voor ze
zich naar lagere plateaus verplaatsten. Een van korte afstand
gesmeten steen velde een hinde, en een flinke klap met een houten
knots voltooide het karwei.
De vacht was dik en zacht de natuur had het dier al voor de
koude winter toegerust en het gestoofde hertevlees vormde een
welkom avondmaal. Toen de lucht van vers vlees een slechtgehumeurde
veelvraat aantrok, legde een snelle steen hem neer. Hij herinnerde
haar eraan dat het eerste dier dat ze ooit gedood had een van de
stam stelende veelvraat was geweest. Veelvraten waren toch wel
ergens goed voor, had ze tegen Oga gezegd. Je adem vormde geen rijp
op het bont van een veelvraat; van hun pelzen werden de beste
kappen gemaakt. Deze keer zal ik een kap van zijn pels maken, dacht
ze, de verslagen gauwdief naar de grot slepend.
Ze legde een kring van vuren om haar lijnen met drogend vlees
heen om andere vleeseters op afstand te houden en het droogproces
versnellen, en vond de smaak die de rook aan het vlees gaf zeer
goed te genieten. Achterin haar grot groef ze een gat in de grot,
ondiep, aangezien de laag aarde achterin die kleine opening ui de
berg niet erg dik was, en bekleedde het met stenen uit de stroom.
Toen ze haar vlees erin had opgeslagen, dekte ze haar bewaarplaats
met zware stenen af. Haar nieuwe bontvacht, die ze geprepareerd had
terwijl het vlees hing te drogen, geurde ook enigszins naar rook,
maar hij was warm en zorgde samen met de oude voor een heerlijk
comfortabel bed. Het hert verschafte haar ook een waterzak, in de
vorm van de goed uitgewassen waterdichte maag, pezen om koorden van
te maken en vet van de bult boven haar staart waar het dier haar
reserves voor de winter had opgeslagen. Iedere dag dat het vlees te
drogen hing, was het meisje bang geweest dat het zou gaan sneeuwen
en had ze buiten geslapen in haar kring van vuren, om ze tijdens de
nacht brandend te houden. Ze voelde zich opgelucht en veel rustiger
toen het vlees eenmaal veilig opgeborgen lag.
Toen een zware bewolking de maan verborg, ging ze zich zorgen
maken over het verstrijken van de tijd. Ze herinnerde zich precies
wat Brun had gezegd: 'Als je bij de gratie van de geesten uit de
andere wereld kunt terugkeren nadat de maan éénmaal haar kringloop
heeft voltooid en in dezelfde fase is als nu, mag je weer bij ons
wonen.' Ze wist niet of ze in 'de andere wereld' was, maar méér dan
iets anders wilde ze terugkeren. Ze was er niet helemaal zeker van
dat ze dat inderdaad zou kunnen, wist niet of ze haar zouden zién
als ze terugkwam, maar Brun had gezegd dat ze terug kon komen en
daar klemde ze zich aan vast. Maar hoe kon ze weten wanneer het
tijd was om terug te gaan wanneer de wolken de maan verborgen
hielden?
Ze herinnerde zich hoe eens, lang geleden, Creb haar had laten
zien hoe je kerfjes in een stok kon maken. Ze had toen vermoed dat
hij op de verzameling ingekeepte stokken die hij in een hoek je van
zijn vuurplaats bewaarde verboden terrein voor de andere leden van
zijn huishouding het tijdsverloop tussen belangrijke gebeurtenissen
bijhield. Eéns besloot ze uit nieuwsgierigheid ook iets bij te gaan
houden, net als hij, en daar de maan steeds dezelfde cyclus
doorliep, leek het haar wel aardig eens na te gaan hoeveel kerfjes
er voor de hele cyclus nodig waren. Toen Creb het ontdekte,
berispte hij haar streng. De reprimande diende als waarschuwing om
het niet weer te doen en grifte tevens de herin nering aan het
voorval in haar geheugen. Ze had er een hele dag over gepiekerd hoe
ze ooit zou kunnen weten wanneer ze naar do grot terug kon keren
tot ze zich die geschiedenis herinnerde, en besloot toen elke avond
een kerf in een stok te maken. Hoe ze ook haar best deed zich te
beheersen, iedere keer dat ze een kerfje maakte sprongen de tranen
haar in de ogen. De tranen sprongen haar dikwijls in de ogen.
Kleine dingen riepen herinneringen op aan momenten vol liefde en
warmte. Een geschrokken konijn dat over haar pad sprong, herinnerde
haai aan de lange schuifelende wandelingen met Creb. Ze hield zo
van zijn stroeve, eenogige, met littekens overdekte oude
gezicht
I >o gedachte eraan deed haar ogen volschieten. Bij het
zien van ren plant die ze voor Iza verzameld had, barstte Ayla in
snikken uil, doordat ze zich weer herinnerde hoe de vrouw haar zijn
toepassingen had uitgelegd, en een stortvloed van nieuwe tranen
kwam wanneer ze er dan weer aan dacht hoe Creb haar medicijnbuidel
verbrand had. De nachten waren het ergst. I >oor haar jaren van
vrij rondzwerven door de natuur, op zoek naar planten of jagend,
was ze er wel aan gewend geraakt overdag alleen te zijn, maar ze
had nog nooit de nacht zonder anderen om haar heen doorgebracht.
Alleen in haar kleine grot zat ze in het vuur en naar het dansende
lichtschijnsel ervan op de wand te staren en schreide van verlangen
naar het gezelschap van degenen die ze liefhad. Eigenlijk miste ze
Oeba nog het meest van allemaal. Dikwijls klemde ze haar bontvacht
tegen zich aan en wiegde die zachtjes neuriënd heen en weer, zoals
ze zo dikwijs met Oeba had gedaan. Haar omgeving voorzag wel in
haar fysieke behoeften, maar niet in haar emotionele. De eerste
sneeuw dwarrelde stilletjes neer in de nacht. Ayla '.laakte een
uitroep van verrukking toen ze 's morgens haar grot uitstapte. Een
maagdelijke blankheid verzachtte de contouren van het vertrouwde
landschap en herschiep het in een magisch droomland vol
fantastische vormen en mythische planten. Struiken droegen hoge
mutsen van zachte sneeuw, coniferen gingen gekleed in nieuwe
gewaden van witte pracht en kale naakte takken waren met een
glinsterend laagje omgeven zo dat ieder twijgje duidelijk omlijnd
afstak tegen de diepblauwe lucht. Ayla keek naar haar voetafdrukken
die de volmaakte effen laag van stralend wit verstoorden en rende
kriskras over de deken van sneeuw heen, waarbij ze haar eigen spoor
kruiste en opnieuw kruisde en een ingewikkeld patroon deed ontstaan
waarvan de oorspronkelijke opzet tijdens de uitvoering verloren
ging. Ze begon het spoor van een klein dier te volgen, veranderde
dan in ren impuls van gedachten en klom op de smalle richel om de
uitstekende rotswand heen, die door de wind van sneeuw was
ontdaan.
De hele bergketen die in een serie majestueuze toppen achter
haar oprees was bedekt met wit, dat blauw was in de schaduwen, Ze
sprankelde in de zon als een reusachtig schitterend juweel, liet
zich onder het meisje ontvouwende panorama liet zien tot waar de
sneeuw gevallen was. De blauwgroene zee, tot een schuimende
golvenmassa opgezweept, was tussen met sneeuw bedekte heuvels door
te zien, maar op de steppen in het oosten lag geen sneeuw. Ayla zag
kleine figuurtjes zich over de witte uitgestrektheid recht onder
haar reppen. Bij de grot van de stam had het ook gesneeuwd. Een van
de figuurtjes leek langzaam trekkebenend voort te schuifelen. Het
besneeuwde landschap verloor plots zijn betovering en ze klom weer
naar beneden. De tweede sneeuwbui bezat niets betoverends meer. De
temperatuur daalde sterk. Telkens wanneer ze de grot verliet,
prikten felle windvlagen als scherpe naalden in haar onbedekt
gezicht tot het rood en pijnlijk was. De sneeuwstorm hield vier
dagen aan en hoopte de sneeuw zo hoog tegen de bergwand op dat De
toegang tot haar grot bijna werd versperd. Ze groef zich een
doorgang naar buiten, met behulp van haar handen en een plat
heupbeen van het hert dat ze gedood had en bracht de hele dag door
met hout sprokkelen. Het drogen van het vlees had de voorraad
afgevallen takken in de buurt uitgeput en het voortploeteren door
de diepe sneeuw was erg vermoeiend. Ze wist dat ze genoeg voedsel
in voorraad had, maar met het opslaan van hout was ze niet zo
zorgvuldig geweest. Ze was er niet zeker van of ze wel genoeg had
en als er nog veel meer sneeuw viel, zou haar grot zo diep
ondersneeuwen dat ze er niet uit zou kunnen. Voor het eerst tijdens
haar verblijf in de kleine grot vreesde ze voor haar leven. Haar
weitje lag te hoog. Als ze in haar grot opgesloten raakte, zou ze
nooit de winter overleven. Ze had niet voldoende tijd gehad zich op
het gehele koude seizoen voor te bereiden. Ayla ging 's middags
naar haar grot terug en beloofde zichzelf de volgende dag meer hout
te zullen halen. Tegen de ochtend huilde er een tweede sneeuwstorm
op volle sterkte om de bergen en was de toegang tot haar grot
volledig geblokkeerd. Ze voelde zich opgesloten, een gevangene, en
was bang bovendien. Ze vroeg zich af hoe diep ze wel onder de
sneeuw begraven zat. In de grot lag een lange tak; ze prikte hem
tussen de takken van de hazelaar omhoog, waarbij er sneeuw in haar
grot naar binnen viel. Ze voelde een koude luchtstroom en zag toen
ze omhoog keek de sneeuw horizontaal door de jagende wind worden
voortgeblazen. Ze liet de tak in het gat zitten en ging terug naar
het vuur.
Het was een gelukkig besluit van haar om de hoogte van De
sneeuwlaag te meten. De door de stok opengehouden opening bracht
frisse lucht in de kleine ruimte die ze bewoonde. Het vuur had
zuurstof nodig en zijzelf eveneens. Zonder het luchtgat had ze
gemakkelijk in kunnen dommelen om nooit meer wakker l< worden.
Ze had in groter gevaar verkeerd dan ze wel wist.
ze bemerkte dat ze geen groot vuur nodig had om de grot warm
te houden. De sneeuw zorgde voor een goede isolatie, omdat ze
lussen haar bevroren kristallen minuscule luchtzakjes opgesloten
hield. Ayla had met haar lichaamswarmte alléén de kleine ruimte al
bijna warm kunnen houden. Maar ze had water nodig. I let vuur was
nu belangrijker voor het smelten van sneeuw dan om de warmte die
het afgaf.
In haar eentje in de alleen door het kleine vuurtje verlichte
grot, kon ze uitsluitend aan het vage licht dat overdag door het
luchtgat naar binnen viel, zien of het dag of nacht was. Ze lette
er goed op dat ze elke avond wanneer het licht verdween een kerf in
haar stok maakte.
Met niet veel anders te doen dan na te denken, zat ze lang
achter een in het vuur te staren. Het was warm en het bewoog en in
haar tombe-achtige omgeving begon het een eigen leven te leiden ze
keek toe hoe het tak na tak verzwolg tot er alleen wat as van
overbleef. Heeft vuur ook een geest? vroeg ze zich af. Waar gaat de
vuurgeest heen als het vuur sterft? Creb zegt dat wanneer iemand
doodgaat zijn geest naar de volgende wereld overgaat Ben ik in de
volgende wereld? Het voelt niet anders aan; alleen eenzamer.
Misschien is mijn geest ergens anders? Hoe I in ik dat weten? Ik
voel meer niet naar. Nou ja, misschien wel. Ik denk dat mijn geest
bij Creb en Iza en Oeba is. Maar ik ben gevloekt, ik moet wel dood
zijn.
Waarom zou mijn totem me een teken geven terwijl hij wist dat
ik gevloekt zou worden? Waarom zou ik denken dat hij me een leken
gaf als dat niet zo was? Ik dacht dat hij me op de proef Melde.
Misschien is dit weer zo'n proef. Of heeft hij me verlaten? Maar
waarom zou hij mij uitkiezen en me dan verlaten? Misschien heeft
hij me niet verlaten. Misschien is hij voor mij naar de wereld der
geesten gegaan. Misschien is hij degene die met de boze geesten
vecht; dat zou hij beter kunnen dan ik. Misschien heelt hij me
hierheen gestuurd om hier te wachten. Zou 't kunnen zijn dat hij me
nog steeds beschermt? Maar als ik niet dood ben, wat ben ik dan? Ik
ben eenzaam, dat ben ik. Ik wou dat ik niet zo alleen was. Het vuur
heeft honger, het wil iets te eten hebben. Ik denk dat ik ook maar
iets ga eten. Ayla nam weer een stuk hout van haar steeds kleiner
wordende voorraad en voedde het vuur ermee en ging toen opnieuw bij
haar luchtgat kijken, 't Wordt al donker, ducht ze, ik kan maar
beter weer een kerfje op mijn stok maken. Blijft die storm de hele
winter woeden? Ze pakte haar ingekeep- te stok en sneed er weer een
stukje uit, legde toen haar vingers over de kerfjes, eerst de ene
hand, dan de andere, dan weer de eerste, enzovoort tot ze al de
kerfjes bedekt had. Gisteren was mijn laatste dag. Ik kan nu
teruggaan, maar hoe kan ik in deze sneeuwstorm wegkomen? Nogmaals
keek ze door het luchtgat. In het groeiend duister kon ze nog net
de sneeuw nog steeds horizontaal voorbij zien jagen. Ze schudde
haar hoofd en ging terug naar haar vuur.
Toen ze de volgende dag wakker werd, was het eerste wat ze
deed door haar luchtgat kijken, maar de storm woedde nog steeds
voort. Zal hij dan nooit gaan liggen? Het kan toch niet altijd maar
zo door blijven sneeuwen? Stel dat ik helemaal niet meer terug kan,
ook al hield de storm op? Als ik nu al niet dood ben, zou ik vast
en zeker dan wel doodgaan. Ik heb gewoon niet genoeg tijd gehad. Ik
had nauwelijks tijd om voldoende bijeen te krijgen om het een maan
uit te houden; ik zou nooit de hele winter doorkomen. Ik vraag me
af waarom Brun er een beperkte doodvloek van heeft gemaakt? Ik had
't niet verwacht. Zou ik heus terug hebben kunnen komen als ik naar
de geestenwereld was gegaan, in plaats van mijn totem? Hoe weet ik
dat mijn geest niet gegaan is? Misschien heeft mijn totem mijn
lichaam hier beschermd terwijl mijn geest weg is. Ik weet 't niet.
Ik weet 't gewoon niet. Ik weet alleen dat als Brun de vloek niet
tijdelijk gemaakt had ik geen enkele kans gehad zou hebben. Een
kans? Was het dan Bruns bedoeling me een kans te geven? In een
flits van helderheid vielen de stukjes van de puzzel op hun plaats;
ze begreep, met een nieuw diep inzicht dat bewees dat ze rijper
werd. Ik denk dat Brun het echt meende toen hij zei dat hij me
dankbaar was omdat ik Bracs leven had gered. Hij moest me
vervloeken, het is Stamzede, zelfs al wilde hij het niet, maar hij
wilde me een kans geven. Ik weet niet of ik dood ben. Eten of
slapen of ademen mensen wanneer ze dood zijn? Ze huiverde, en niet
vanwege de koude. Ik denk dat de meeste mensen het niet willen. En
ik weet ook waarom.
Wat deed me dan besluiten te blijven leven? Ik had zo
gemakkelijk kunnen sterven, als ik maar gewoon was blijven liggen
waar ik viel toen ik uit de grot wegrende. Als Brun niet gezegd had
da I ik terug kon komen, zou ik dan nog moeite hebben gedaan? Brun
zei: 'bij de gratie der geesten . ..' Welke geesten? De mijne? Die
van mijn totem? Doet het ertoe? Iets maakte dat ik wilde blijven
leven. Misschien was het mijn totem die me beschermde en misschien
was het omdat ik wist dat ik een kansje had. Misschien kwam het
door die twee dingen samen. Ja, dat denk ik. Het moeien die twee
dingen samen zijn geweest.
Het duurde even voor Ayla besefte dat ze wakker was en toen
moest ze haar ogen aanraken om te weten dat ze open waren. Ze
onderdrukte een gil in de dichte verstikkende duisternis van de
grot. Ik ben dood! Brun heeft me vervloekt en nu ben ik dood! Ik
zal hier nooit uitkomen, ik zal nooit bij de grot terugkeren. Het
is ie laat. De boze geesten hebben me beetgenomen. Ze lieten me
deuken dat ik nog leefde en veilig in mijn grot zat, maar ik ben
dood. Ze waren kwaad dat ik niet met ze mee wilde gaan, toen bij de
rivier, en daarom hebben ze me gestraft. Ze maakten dat ik dacht
dat ik nog leefde terwijl ik al die tijd al dood was. Het meisje
beefde van angst en kroop diep onder haar bontvacht weg, hang zich
te verroeren./( had niet goed geslapen. Ze was telkens wakker
geworden en had zich dan griezelige, angstige dromen herinnerd vol
afschuwelijke boze geesten en aardbevingen en lynxen die haar
aanvielen en in holeleeuwen veranderden, en sneeuw, eindeloos
neervallende sneeuw. Er hing een eigenaardige, bedompte lucht in de
grot, maar die lucht deed haar het eerst beseffen dat haar andere
zintuigen goed functioneerden, al deed haar gezichtsvermogen dat
niet. Dit werd bevestigd toen ze, opeens in paniek, overeind schoot
en haar hoofd tegen de stenen wand stootte. 'Waar is mijn stok?'
gebaarde ze in het donker. 'Het is nacht en ik moet er nog een kerf
in maken.' Ze scharrelde in het duister rond op zoek naar haar
stok, alsof dat het allerbelangrijkste in haar leven was. Ik hoor
er 's avonds een kerf in te maken; hoe kan Ik er een kerf in maken
als ik hem niet kan vinden? Of heb ik er al < en m gemaakt? Hoe
moet ik weten of ik naar huis kan gaan als Ik mijn stok niet kan
vinden? Nee, dat klopt niet. Ze schudde haai hoofd, in een poging
het helder te krijgen. Ik kan al naar luns, de tijd is al voorbij.
Maar ik ben dood. En de storm wil maar met ophouden. Het blijft
maar sneeuwen en sneeuwen en sneeuwen De stok. De andere stok. Ik
moet naar de sneeuw kijken. Hoe kan ik de sneeuw in het donker
zien? /( kroop op de tast in de grot rond, overal tegenaan stotend,
muur toen ze bij de ingang kwam, zag ze hoog boven zich een zwakke
vage lichtplek. Mijn stok, hij moet daarboven zijn. Ze klom in de
struik die halverwege de grot ingroeide, voelde het uiteinde van de
lange tak en duwde ertegen. Er viel sneeuw op haar neer toen de
stok weggleed en het luchtgat opende. Ze werd begroet door een golf
frisse lucht en een helderblauw stukje hemel. De storm was
eindelijk uitgewoed en toen de wind ging liggen had de laatste
neerdwarrelende sneeuw het gat verstopt. De frisse koude lucht
maakte haar hoofd weer helder, 't Is voorbij! 't Is opgehouden met
sneeuwen! Ik kan naar huis! Maar hoe kom ik hier uit? Ze porde en
wrikte met de stok in een poging het gat ruimer te maken. Een grote
portie sneeuw raakte los, viel door de opening en plofte de grot
in, het meisje half onder De koude vochtige materie bedelvend. Ik
zal mezelf nog begraven als ik niet oppas. Ik kan hier beter even
over nadenken. Ze klauterde omlaag en glimlachte tegen het door de
vergrote opening binnenvallende licht. Ze was opgewonden,
verlangend te vertrekken, maar ze dwong zichzelf tot kalmte om
alles goed te overdenken.
Ik wou dat het vuur niet was uitgegaan, ik zou wel wat thee
willen. Maar ik denk dat er nog wat water in de waterzak zit. Ja,
fijn, dacht ze en dronk wat. Ik zal geen eten kunnen klaarmaken,
maar 't zal me geen kwaad doen als ik een maaltijd oversla.
Trouwens, ik kan toch ook wat gedroogd hertevlees eten. Het hóéft
niet gekookt te worden. Ze rende weer terug naar de grotingang om
te kijken of de lucht nog steeds blauw was. Goed, wal zal ik
meenemen? Over eten hoef ik me niet druk te maken, er is meer dan
genoeg in voorraad, vooral sinds de mammoetjacht Plotseling kwam
alles weer als in een stortvloed terug de mammoetjacht, het doden
van de hyena, de doodvloek. Zullen ze me werkelijk terugnemen?
Zullen ze me werkelijk weer zien! En zo niet, wat dan? Waar zal ik
dan heen kunnen? Maar Brun zei dat ik terug kon komen, hij heeft 't
gezegd. Aan die gedachte klamp te Ayla zich vast.
Nu, mijn slinger neem ik niet mee, dat is duidelijk. En mijn
verzamelmand? Creb heeft de andere verbrand. Nee, ik zal hem de
volgende zomer pas nodig hebben; dan kan ik wel een nieuwe maken.
Mijn kleren, ik neem al mijn kleren mee, ik zal ze alle maal
aantrekken en misschien neem ik ook een paar gereed schappen mee.
Ayla legde alles wat mee moest bij elkaar en begon zich daarna aan
te kleden. Ze deed de voering van konijnevel en beide paren
voetomhulsels aan, omwikkelde haar benen met de beenkappen van
konijnebont, stopte haar werktuigen in haar omslag en bond toen
haar bontvacht stevig om zich heen Ze zette haar van de veelvraat
gemaakte kap op en deed haai met bont gevoerde handomhulsels aan en
liep naar het gat. Dan draaide ze zich om en keek naar de grot die
de afgelopen maan haar thuis was geweest, deed haar handomhulsels
weer af en liep terug.
ze wist niet waarom het belangrijk voor haar was de kleine
grot opgeruimd achter te laten, maar het gaf haar een gevoel van
voltooiing, alsof ze hem na gebruik netjes opborg. Ayla had een
aangeboren neiging tot ordelijkheid, die nog aangemoedigd werd door
Iza, wiens voorraad medicijnen altijd systematisch moest zijn
opgesteld. Snel ordende ze alles, deed haar handomhulsels weer aan,
draaide zich dan doelbewust om naar de door sneeuw versperde
uitgang. Ze ging eruit; hoe wist ze nog niet, maar ze ging terug
naar de grot van de stam. Ik kan er beter door het gat uitklimmen,
dacht ze, ik zal me nooit door al die sneeuw heen kunnen graven. Ze
begon door de hazelstruik omhoog te klauteren en gebruikte de stok
die het gat open had gehouden om het te vergroten. Op de hoogste
takken staande, die onder haar gewicht maar weinig doorzakten in de
diepe sneeuw, stak ze haar hoofd uit het gat en hield haar adem in.
Haar bergweitje was onherkenbaar. Vanaf haar hoge uitkijkpost liep
de sneeuw in een zacht glooiende helling omlaag. Ze Mg geen enkel
herkenningspunt, alles was met sneeuw bedekt. I loc kom ik hier
ooit doorheen? 't Is zo diep! Het meisje werd bijna door wanhoop
overmand.
Al rondkijkend begon ze zich te oriënteren. Dat berkenbosje v
lak naast die hoge spar, dat is niet veel hoger dan ik. De sneeuw
kan daar niet erg hoog liggen. Maar hoe kom ik daar? Ze worstelde
om uit het gat te komen, al zwoegend de sneeuw tot een vastere
ondergrond aanstampend. Ze kroop over de rand en strekte zich
languit op de sneeuw uit. Het feit dat haar gewicht nu verdeeld
was, verhinderde dat ze door de sneeuw zakte. Voorzichtig richtte
ze zich op haar knieën op en ging daarna staan, waarbij ze maar
ongeveer dertig centimeter lager stond dan de sneeuw om haar heen.
Ze zette enkele korte stappen, daarbij steeds eerst de sneeuw
aanstampend. Haar voetomhulsels waren ruimzittende cirkels van leer
die bij de enkel bijeengekomen en waren en door de twee paren over
elkaar liep ze wat onhandig, omdat het tweede paar nog losser om
het eerste heen zat, wat een ballonachtig effect opleverde. Maar
hoewel het in geen echte sneeuwschoenen waren, droegen ze er wel
toe bij dat haar gewicht over een groter oppervlak werd verdeeld en
daardoor zakte ze minder gemakkelijk in de lichte stuifsneeuw
weg.
Het bleef echter moeilijk vooruit te komen. Onder het gaan
stampte ze steeds de sneeuw aan, nam kleine stappen, zonk af en toe
tot haar heupen weg, en baande zich zo een weg naar de plek waar
het beekje was geweest. De wind had een geweldige sneeuwhoop
opgetast tegen de bergwand waar zich haar grot in bevond, maar op
andere plekken had hij bijna alle sneeuw weggeblazen. Daar bleef ze
staan en probeerde te besluiten of ze de bevroren beek tot aan de
stroom zou volgen en vandaar zou proberen naar de grot te komen,
wat een lange omweg was, of de steilere, directere route omlaag
naar de grot zou nemen. Ze popelde zo van verlangen, ze kon
nauwelijks wachten tot ze thuis zou zijn, dat ze besloot tot de
kortere weg. Ze wist niet hoe ontzaglijk veel gevaarlijker die
was.
Ayla ging voorzichtig weer op pad, maar ze kon haar weg omlaag
maar langzaam en moeilijk vinden. Tegen de tijd dal De zon hoog aan
de hemel stond, was ze nog maar halverwege de afstand die ze in de
zomer tussen vroege schemer en donker af kon leggen. Het was koud,
maar de heldere stralen van de middagzon warmden de sneeuw en ze
werd moe en een beetje nonchalant.
Ze klom over een kale door de wind omfloten richel die naar
een steile, egale, met sneeuw bedekte helling leidde en gleed op
een plekje met losse steentjes uit. Hierdoor raakten enkele grotere
stenen los, die op hun beurt weer andere van hun plaats deden
rollen. De stenen ploften in een bergje sneeuw en rukten dat van
zijn onvaste basis los, op hetzelfde moment dat Ayla geheel
onderuit ging. Een ogenblik later gleed en rolde ze de heuvel af,
zwemmend in een neertuimelende waterval van sneeuw, te midden van
het donderend geraas van een lawine.
Creb was al wakker toen Iza zwijgend met een kom hete thee
verscheen.
'Ik wist dat je wakker was, Creb. Ik dacht dat je misschien
wel iets warms zou lusten voor je opstond. De storm is vannacht
gaan liggen.'
'Ik weet 't, ik kan om de wand heen de blauwe lucht zien.' Ze
zaten samen van hun thee te nippen. De laatste tijd zaten ze vaak
stil bij elkaar. De vuurplaats voelde zo leeg aan zonder Ayla. Het
was haast niet te geloven dat één meisje zo'n grote leegte achter
kon laten. Creb en Iza probeerden die te vullen door veel elkaars
gezelschap te zoeken, troost te putten uil elkaars nabijheid, maar
het was een schrale troost. Oeba mokte en jengelde. Niemand kon het
kind ervan overtuigen dat Ayla dood was; ze bleef naar haar vragen.
Ze speelde maar wat mei haar eten, het voor de helft verspillend
door ermee te morsen of het te laten vallen. Dan werd ze nukkig en
vroeg om meer en dreef Iza tot wanhoop, tot deze uit haar slof
schoot en het kind afsnauwde, waar ze dan dadelijk weer spijt van
had. Haar hoest was weer teruggekomen en hield haar de halve nacht
uit de slaap.
Creb was veel ouder geworden dan in zo'n korte tijd mogelijk
scheen. Hij was niet meer in de buurt van de kleine grot geweest
sinds de dag dat hij de witte beenderen van de holebeer in twee
evenwijdige rijen had neergelegd, zódanig dat het laatste bot van
de linkerrij door het gat onderin een berenschedel naar binnen en
door de linker oogkas weer naar buiten stak, en hardop de namen van
de boze geesten in korte, grommende lettergrepen had uitgesproken,
waardoor ze identiteit en macht kregen. Hij zag er te erg tegenop
die beenderen weer te moeten zien en had geen zin de mooie,
vloeiende bewegingen te maken waarmee hij mei vriendelijker geesten
communiceerde. Hij overwoog serieus zich uit zijn functie terug te
trekken en deze aan Goov over te dragen. Brun had getracht hem
ertoe te bewegen er nog eens over na te denken toen de oude
tovenaar het onderwerp ter sprake had gebracht.
Wal wil je dan gaan doen, Mog-ur?'
Wat doet een man wanneer hij zijn functie heeft neergelegd? Ik
wordt te oud om lang achtereen in die koude grot te zitten. Mijn
reumatiek wordt steeds erger.'
Neem geen overhaaste beslissingen, Creb,' gebaarde de leider
zachmoedig. 'Denk er nog maar eens over na.' Creb dacht er over na
en had juist ongeveer besloten zijn aftreden die dag bekend te
maken.
Ik denk dat ik Goov maar de Mog-ur laat worden, Iza,' gebaard
hij legen de naast hem zittende vrouw, Dal kun je alleen zelf
beslissen, Creb,' antwoordde ze. Ze probeert niet hem ervan af te
brengen. Ze wist dat zijn hart er niet meer bij was, sinds de dag
dat hij de doodvloek over Ayla had uitgesproken, hoewel het Mog-ur
zijn zijn hele leven voor hem had uitgemaakt. I 'i tijd is om, is
't niet, Creb?' Ja, tijd is om, Iza.'
Hoe zou ze kunnen weten dat de tijd om is? Niemand kan met dn
storm de maan zien.'
Creb dacht terug aan die keer dat hij een klein meisje had
laten zien hoe ze de jaren kon tellen tot ze een kleintje zou
kunnen krijgen en aan die keer dat het oudere meisje zelf de dagen
van de maancyclus telde. 'Als ze nog leefde zou ze het weten, Iza.'
'Maar de storm is zo hevig geweest. Niemand had er in uit kunnen
gaan.'
'Denk er nu maar niet meer aan. Ayla is dood.' 'Ik weet 't,
Creb,' zei Iza met hopeloze gebaren. Creb keek naar zijn
bloedverwante, dacht aan haar verdriet en wilde haar iets geven,
een gebaar van begrip.
'Ik zou dit niet moeten vertellen, Iza, maar de tijd is om;
haar geest heeft deze wereld verlaten en de bozen eveneens. Het kan
geen kwaad meer. Haar geest sprak nog tegen me voor ze wegging,
Iza. Ze zei dat ze van me hield. Ze was zo echt, ik bezweek er
bijna voor. Maar de geest van een gevloekte is de
allergevaarlijkste. Hij probeertje er altijd van te overtuigen dat
hij echt is, zodat hij je mee kan nemen. Ik wilde bijna dat ik
meegegaan was.'
'Ik weet 't, Creb. Toen haar geest me moeder noemde, wou ik .
. . wou ik …' Iza hief haar handen in onmacht, ze kon niet verder
gaan.
'Haar geest smeekte me de medicijnbuidel niet te verbranden,
Iza. Er stond water in haar ogen, net als toen ze nog leefde. Dal
was het ergste. Ik denk dat als ik de buidel niet al in het vuur
had gegooid, ik hem wel aan haar gegeven zou hebben. Maar dat was
de laatste list. Daarna ging de geest tenslotte weg.' Creb stond
op, sloeg zijn bontvacht om zich heen en pakte zijn staf. Iza keek
toe; het gebeurde maar zelden meer dat hij De vuurplaats nog
verliet. Hij liep naar de grotingang en stond er een lange tijd uit
te staren over de glinsterende sneeuw. Hij kwam pas terug toen Oeba
hem voor het eten kwam roepen. Kor i na de maaltijd keerde hij weer
op zijn post terug. Later kwam Iza bij hem staan.
"t Is hier koud, Creb. Je zou niet zo in de wind moeten
staan,' gebaarde ze.
'Het is voor het eerst sinds dagen dat de hemel helder is. 't
Is een opluchting eens iets anders dan een gierende sneeuwstorm te
zien.'
'Ja, maar kom je dan zo af en toe even bij het vuur warmen.'
Creb hobbelde verscheidene malen tussen zijn vuurplaats en de
ingang heen en weer en stond lange periodes achtereen over hel
winterse landschap uit te kijken. Maar met het verstrijken van de
dag ging hij steeds minder naar de grotingang. Bij het avond maal,
toen de schemer zich tot duisternis verdiepte, gebaarde lui legen
Iza: 'Ik ga na het eten naar Bruns vuurplaats. Ik ga hem zeggen dat
Goov van nu af aan de Mog-ur zal zijn.'
Creb,' zei ze met gebogen hoofd. Het was hopeloos. Nu wist ze
dat het hopeloos was.
Creb stond op toen Iza het eten wegzette. Plotseling klonk er
van Bruns vuurplaats een kreet van schrik. Iza keek op. In de
ingang van de grot stond een vreemde verschijning, geheel bedekt
met sneeuw en met de voeten stampend.
Creb!' riep Iza uit. 'Wat is dat?'
Creb stond even ingespannen te turen, op zijn hoede voor
vreemde geesten. Dan sperde zijn oog zich wijd open.
‘t is Ayla!' schreeuwde hij en hobbelde op haar af; en zijn
staf, zijn waardigheid en alle gebruiken omtrent het tonen van
emoties buiten je eigen vuurplaats vergetend, sloeg hij zijn arm om
hel meisje heen en drukte haar aan zijn hart.'