Hoofdstuk 22
'Iza! Iza! Kom vlug! Kijk 's naar Durc!' Ayla greep de
medicijnvrouw bij de arm en trok haar mee naar de ingang van de
grot. 'Wat is er dan?' vroeg de vrouw, haastig meekomend. 'Heeft
hij zich weer verslikt? Heeft hij zich bezeerd?' 'Nee, hij heeft
zich niet bezeerd. Kijk!' wees Ayla trots, toen ze bij Crebs
vuurplaats aankwamen. 'Hij tilt zijn hoofd op!' Het kind lag op
zijn buik en keek naar de twee vrouwen op met grote ernstige ogen
die al bezig waren de onbepaalde kleur van pasgeborenen voor de
diepbruine tint van de mensen van de Stam te verruilen. Zijn
hoofdje knikte op en neer van de inspanning en viel toen weer op de
bontvacht terug. Hij propte zijn vuistje in zijn mond en begon er
luidruchtig op te zuigen, zich niet bewust van de opwinding die
zijn pogingen teweeggebracht hadden.
'Als hij dat nu al kan, zal hij het toch zeker rechtop kunnen
houden als hij groot is, denk je niet?' vroeg Ayla hoopvol. 'Reken
er nog maar niet te vast op,' antwoordde Iza, 'maar het is een goed
teken.'
Creb kwam de grot binnenschuifelen met de ongerichte, verre
blik die zo karakteristiek voor hem was als hij diep in gedachten
was verzonken.
'Creb!' riep Ayla, op hem toerennend. Met een schok tot de
werkelijkheid terugkerend keek hij op. 'Durc hield zonet zijn hoofd
omhoog, niet, Iza?' De medicijnvrouw knikte bevestigend. 'Hhmmf,'
knorde hij. 'Als hij al zo sterk wordt, denk ik dat het wel kan.'
'Dat wat kan?'
'Ik heb eens lopen denken en geloof dat ik al wel een
totemceremonie voor hem kan houden. Hij is nog wat jong, maar ik
heb al enkele sterke indrukken gehad. Zijn totem heeft zich diverse
malen aan me bekend gemaakt. Er is geen reden om er nog mee te
wachten. Straks is iedereen druk met de voorbereidingen voor ons
vertrek en ik moet het vóór de Stambijeenkomst doen. Het zou hem
ongeluk kunnen brengen als hij op reis ging zonder dat zijn totem
een vast thuis had.' De aanblik van de medicijnvrouw herinnerde hem
aan iets anders. 'Iza, heb je genoeg wortels voor de ceremonie? Ik
weet niet hoeveel stammen er zullen zijn. De vorige keer overwoog
een van de stammen die naar een grot verder naar het oosten was
verhuisd deze maal naar een Stam- bijeenkomst ten noorden van de
bergen te gaan. Het zou wat verder weg voor hen zijn, maar een
gemakkelijker reis. Hun oude Mog-ur was ertegen, maar zijn leerling
wilde het wél. Zorg er maar voor dat je ruim voldoende bij je
hebt.' 'Ik ga niet naar de Stambijeenkomst, Creb.' Haar
bedroefdheid was duidelijk te zien. 'Ik kan niet zo ver reizen, ik
zal thuis moeten blijven.'
Natuurlijk, wat mankeert me, dacht hij, naar de magere, bijna
witharige medicijnvrouw kijkend. Iza kan niet gaan. Waarom heb ik
dat niet eerder beseft? Ze is te ziek. Ik dacht de vorige herfst al
dat ze ons zou verlaten; ik weet niet hoe Ayla haar erdoor gesleept
heeft. Maar hoe moet het dan met de ceremonie? Alleen de Vrouwen
van Iza's geslacht kennen het geheim van de speciale drank. Oeba is
te jong; het moet een vrouw zijn. Ayla! Zou Ayla hem niet kunnen
maken? Iza zou het haar kunnen leren voor we weggaan. Het is
trouwens toch tijd dat ze officieel medicijnvrouw wordt.
Creb keek naar de jonge vrouw die zich bukte om haar zoon op
te nemen en zag haar plotseling met kritischer ogen dan hij in
jaren had gedaan.
Maar zullen ze haar accepteren? Hij probeerde haar te zien
zoals de mensen van de andere stammen haar zouden zien. Haar gouden
haar hing los langs haar plat gezicht, in het midden op goed geluk
gescheiden en achter haar oren weggestreken, zodat haar bol
voorhoofd onbedekt bleef. Haar lichaam was duidelijk dat van een
vrouw, maar slank afgezien van een enigszins verslapte buikwand.
Haar benen waren lang en recht en toen ze overeind kwam, stak ze
hoog boven hem uit. Ze ziet er niet uit als een vrouw van de Stam,
dacht hij. Ze zal veel opzien baren, en merendeels niet in
positieve zin, vrees ik. We zouden wel eens genoodzaakt kunnen zijn
die ceremonie maar te vergeten.
't Is best mogelijk dat de andere Mog-urs de drank niet
accepteren als Ayla hem maakt. Maar het kan geen kwaad een poging
te wagen. Was Oeba maar wat ouder. Misschien zou Iza het hen
allebei kunnen leren, hoewel ik denk dat ze een meisje al evenmin
zullen accepteren als een vrouw die bij de Anderen geboren is. Ik
denk dat ik maar eens met Brun ga praten. Als ik de geesten
bijeenroep voor Durcs totemceremonie, kunnen we net zo goed
tegelijkertijd Ayla tot medicijnvrouw benoemen. 'Ik moet Brun even
spreken,' gebaarde Creb abrupt en wilde al naar de vuurplaats van
de leider gaan. Toen draaide hij zich nog even om naar Iza. 'Ik
geloof dat je zowel Ayla als Oeba maar moest leren de drank te
maken, maar ik weet niet zeker of het ergens toe zal dienen.'
'Iza, ik kan de kom niet vinden die je me voor de
medicijnvrouw van de gastheerstam hebt gegeven,' gebaarde Ayla
wanhopig, nadat ze bergen reisvoedsel, bontvachten en diverse
benodigdheden die bij haar slaapplaats op de grond bijeen lagen
doorzocht had. 'Ik heb overal gekeken.'
'Die heb je al ingepakt, Ayla. Kalmeer toch, kind. Er is nog
tijd genoeg. Brun zal heus niet willen vertrekken voor hij klaar is
met eten. Je moest zelf ook nog maar even gaan zitten en wat eten,
je brij wordt koud. Jij ook, Oeba.' Iza schudde haar hoofd. 'Ik heb
nog nooit zoveel onnodige drukte gezien. We hebben gisteravond
alles al gecontroleerd, alles is klaar.'
Creb zat op een matje met Durc op schoot en keek geamuseerd
naar de opschudding van het laatste moment. 'Jij bent anders geen
haar beter, Iza. Waarom ga je zelf niet even zitten om wat te
eten?'
'Daar zal ik alle tijd voor hebben als jullie weg zijn,'
antwoordde ze. Creb hield de baby rechtop tegen zijn schouder. Durc
keek vanaf die hoge plaats in het rond. 'Kijk toch eens hoe sterk
de hals van dat kind al is,' merkte Iza op. 'Hij heeft er geen
enkele moeite meer mee zijn hoofd rechtop te houden, 't Is
nauwelijks te geloven. Sinds zijn totemceremonie is hij steeds
sterker geworden. Laat mij hem nog even vasthouden, daar zal ik de
hele zomer geen kans meer voor krijgen.'
'Misschien wilde de Grijze Wolf daarom dat ik de ceremonie zo
vroeg hield,' gebaarde Creb. 'Hij wilde de jongen zeker
helpen.'
Creb leunde achterover en bezag het gezinnetje waarvan hij de
patriarch was. Hoewel hij er nooit over had gesproken, had hij er
dikwijls naar verlangd een gezin te hebben net als de andere
mannen. En nu, laat in zijn leven, had hij twee liefhebbende
vrouwen om zich heen die al het mogelijke deden om het hem naar de
zin te maken, een klein meisje dat hen daarin volgde en een gezonde
kleine jongen die hij kon knuffelen zoals hij dat de beide meisjes
had gedaan. Hij had met Brun het toekomstig onderricht van de
jongen besproken. De leider kon een mannelijk lid van zijn stam
niet zonder training in de noodzakelijke vaardigheden laten
opgroeien. Brun had een kind geaccepteerd waarvan hij wist dat het
bij Crebs vuurplaats zou opgroeien en voelde zich er
verantwoordelijk voor. Ayla was dankbaar toen Brun bij Durcs
totemceremonie aankondigde dat hij persoonlijk het onderricht van
de kleine op zich zou nemen, als hij sterk genoeg werd om op jacht
te gaan. Ze kon zich geen betere trainer voor haar zoon
voorstellen.
De Grijze Wolf is een goede totem voor de jongen, peinsde
Creb, maar ik vraag me wel iets af. Sommige wolven jagen in een
roedel en andere jagen alleen. Tot welke soort behoort Durcs
totem?
Toen alles gepakt, in bundels bijeengebonden en bij de jonge
vrouw en het meisje op de rug geladen was, liep het hele gezelschap
gezamenlijk de grot uit. Iza knuffelde voor het laatst de baby die
zijn gezichtje in haar hals verborg, hielp Ayla hem in de
draagmantel te installeren en haalde toen iets uit een plooi in
haar omslag.
'Dit moet jij nu dragen, Ayla. Jij bent nu de medicijnvrouw
van de stam,' zei Iza en ze gaf Ayla de roodgeverfde buidel met de
speciale wortels. 'Weet je alle handelingen nog? Je mag niets
weglaten. Ik wou dat ik het je had kunnen voordoen, maar de toverij
kan niet zomaar alleen voor oefening worden gedaan. De drank is te
heilig om weg te gooien en ze kan niet voor iedere willekeurige
ceremonie gebruikt worden, alleen voor heel bijzondere. Denk erom
dat niet alleen de wortels belangrijk zijn voor de toverij; jullie
moeten jezelf even zorgvuldig voorbereiden als de drank die je
klaarmaakt.'
Oeba en Ayla knikten allebei terwijl de jonge vrouw de
kostbare reliek aannam en in haar medicijnbuidel deed. Iza had haar
de buidel van otterhuid gegeven op de dag dat ze tot medicijnvrouw
werd benoemd en hij herinnerde haar nog steeds aan die welke Creb
verbrand had. Ayla pakte haar amulet en voelde aan het vijfde
voorwerpje dat ze er nu in droeg; een stukje zwarte mangaandioxyde
had zich bij de drie aaneengegroeide klompjes pyriet, het
roodbevlekte ovaaltje mammoetivoor, het fossiele gesteente en het
brokje rode oker in het zakje gevoegd. Ayla's lichaam was, toen ze
de draagster werd van een stukje van de geest van ieder stamlid en
via Ursus van de gehele Stam, beschilderd met de zwarte zalf die
ontstond na het fijnstampen en verhitten en tenslotte met vet
vermengen van de zwarte steen. Alleen bij de meest verheven en
heilige rituelen werd het lichaam van een medicijnvrouw met zwarte
tekens beschilderd en alleen medicijnvrouwen mochten de zwarte
steen in hun amulet dragen. Ayla wilde maar dat Iza met hen mee kon
gaan en ze vond het akelig haar achter te laten. De tengere vrouw
werd dikwijls door zware hoestkrampen geteisterd.
'Iza, weet je zeker dat je 't zult redden?' gebaarde Ayla, na
de vrouw omhelsd te hebben. 'Je hoest is erger.' 'Die is 's winters
altijd erger. Je weet dat het in de zomer beter gaat. Bovendien
hebben jij en Oeba zoveel alantswortels verzameld dat ik vermoed
dat er geen plant meer in de buurt staat, en we zullen dit seizoen
waarschijnlijk ook niet veel frambozen hebben, gezien al die
wortels die jullie hebben opgegraven voor in mijn kruidenthee, 't
Zal best gaan, maak je over mij nu maar geen zorgen,' verzekerde
Iza haar. Maar Ayla had opgemerkt dat planten de medicijnvrouw op
hun best slechts tijdelijk verlichting gaven. De oude vrouw had
zichzelf al jaren met de planten behandeld; haar ziekte was te ver
gevorderd om haar er nog veel baat bij te doen vinden.
'Denk erom dat je alleen op zonnige dagen naar buiten gaat en
dat je veel rust,' drukte Ayla haar op het hart. 'Er zal niet veel
te doen zijn; er is meer dan genoeg voedsel en hout. Zoug en Dorv
kunnen het vuur brandend houden om dieren en boze geesten af te
schrikken en Aba kan voor het eten zorgen.'
'Ja, ja,' stemde Iza toe. 'Ga nu maar, Brun staat al klaar om
te vertrekken.'
Ayla stelde zich op haar gebruikelijke plaats achteraan de rij
op, terwijl iedereen naar haar keek en wachtte. 'Ayla,' gebaarde
Iza, 'niemand kan vertrekken als je niet op de goede plaats
staat.'
Ayla liep schaapachtig naar de voorste plaats in de
vrouwenrij. Ze was haar nieuwe status vergeten. Haar wangen
kleurden rood van schaamte toen ze vóór Ebra ging staan. Ze voelde
zich opgelaten; het leek gewoon niet juist dat ze vooropliep. Ze
wuifde een verontschuldigend gebaar naar de gezellin van de leider,
maar Ebra was aan haar tweede positie gewend. Toch was het wel even
vreemd Ayla voor zich te zien in plaats van Iza; het bracht haar op
de vraag of ze zelf nog naar de volgende Stambijeenkomst zou
gaan.
Iza en de drie stamleden die te oud waren om de reis te maken,
vergezelden de anderen tot aan de richel en bleven hen daar
nakijken tot ze kleine puntjes op de steppen onder hen waren. Toen
keerden ze naar de lege grot terug. Aba en Dorv hadden ook de
vorige Stambijeenkomst gemist en waren bijna verbaasd dat ze nog
lang genoeg in leven waren gebleven om er nóg een te missen, maar
voor Zoug en Iza was het de eerste keer. Hoewel Zoug er nog steeds
af en toe met zijn slinger op uit ging, kwam hij nu vaker met lege
handen terug en Dorv kon niet goed genoeg meer zien om überhaupt
nog uit te gaan. Ze kropen gevieren dicht bij het vuur voor de
grotingang, hoewel het een warme dag was, maar deden geen poging om
te praten. Plotseling werd Iza overvallen door een hoestbui
waardoor ze een grote bloederige klonter slijm opgaf. Ze ging naar
haar vuurplaats om wat te rusten en weldra sloften ook de anderen
de grot in en gingen op hun respectievelijke vuurplaatsen wat voor
zich uit zitten kijken. Zij waren onberoerd gebleven door de
opwinding over de aanstaande lange reis of het vooruitzicht hun
vrienden en verwanten uit andere stammen weer te zien. Ze wisten
dat hun zomer ondraaglijk eenzaam zou zijn.
De frisheid van de vroege zomer in de gematigde zone waar de
grot in lag, veranderde van karakter op het open terrein van de
continentale steppen in het oosten. Verdwenen waren het rijke lover
aan kreupelhout en loofbomen en de iets lichtere naalden aan de
uiteinden van de takken en toppen van pijnbomen als blijk van een
nieuw seizoen. In plaats daarvan strekten zich tot de horizon
enorme velden tot borsthoogte opgeschoten, snel wortelende en
uitlopende kruiden en grassen uit, waarvan het jonge groen verloren
ging in de saaie, onbepaalde tint tussen groen en goud. De dicht
ineen gegroeide vegetatie van het vorig seizoen voelde als een
kussen onder hun voeten, terwijl de stamleden zich een weg zochten
over de eindeloze grasvlakte, een kortstondig spoor van beweging
achter zich latend dat aangaf welke route ze gevolgd hadden. Zelden
verstoorden wolken het oneindig blauw van het uitspansel boven hen,
afgezien van een enkele onweersbui, die zich meestal in de verte
ontlaadde. Oppervlaktewater was schaars. Ze hielden bij elke stroom
halt om hun waterzakken te vullen, nooit wetend of ze er een dicht
in de buurt zouden aantreffen wanneer ze hun tenten opsloegen voor
de nacht. Brun koos een tempo dat de langzamer vooruitkomende leden
van de stam niet te zwaar belastte, maar hen wel dwong flink door
te stappen. Ze hadden een lange weg af te leggen naar de grot van
de gastheerstam in de hoge bergen van het vasteland in het oosten.
Vooral Creb viel het voortgaan niet gemakkelijk, maar het
plezierige vooruitzicht van de grote bijeenkomst en de plechtige
ceremonieën die hij zou leiden, hield de moed erin. Hoewel zijn
lichaam mismaakt en door reumatiek nog verder aangetast was, was
dat niet van invloed op de geestkracht van de grote tovenaar. De
warme zon en Ayla's pijnstillende planten smeerden zijn pijnlijke
gewrichten en na enige tijd versterkte de lichaamsbeweging zelfs de
spieren in het been dat hij slechts in beperkte mate kon
gebruiken.
De reizigers vervielen in een monotoon ritme waarbij de ene
dag met saaie regelmaat in de andere overging. Het vorderend
seizoen veranderde zo geleidelijk van karakter dat het hun
nauwelijks opviel dat de warme zon langzaam een verzengende vuurbol
werd die de steppen verschroeide en de uitgestrekte vlakte
veranderde in een egaal gelig palet van vaalbruine aarde, geelbruin
gras en beige rotsen onder een met stof doortrokken, grauwgele
lucht. Drie dagen lang liepen ze met pijnlijke ogen voort vanwege
de rook en asdeeltjes die door de heersende winden van een ergens
voortrazende steppe brand werden aangevoerd. Ze kwamen langs enorme
kudden bizons, langs reuzenherten met geweldige handvormige
geweien, paarden, onagers en ezels en, minder vaak, saiga-antilopen
met horens die recht boven op hun kop groeiden en aan de uiteinden
enigszins gebogen waren; vele tienduizenden grazende dieren die hun
voedsel op het onmetelijke grasland vonden.
Lang voor ze de moerassige landengte bereikten die het
schiereiland met het grote vasteland verbond en tegelijktertijd als
afwatering voor de ondiepe zoutige zee in het noordoosten diende,
kwam de reusachtige bergketen, de op een na grootste op aarde, in
zicht. Zelfs de laagste toppen waren nog tot halverwege hun flanken
met gletsjers bedekt in een kil negeren van de verzengende hitte op
de vlakten. Toen het egale grasland overging in zachtglooiende
heuvels vol polletjes zwenkgras en pluimgras en rood van het
rijkelijk aanwezige ijzererts zodat ze door de rode oker tot
geheiligde grond werden wist Brun dat het zoute moeras niet ver
meer was. Het was niet de belangrijkste verbinding van het
schiereiland met het continent. Dat was de noordelijke doorgang,
die deel uitmaakte van de westelijke begrenzing van de kleinere
binnenzee.
Twee dagen lang worstelden ze voort door stinkende en van
muskieten vergeven, af en toe door waterstromen doorsneden
moerassen met brak water, voor ze het vasteland bereikten.
Dwergeiken en haagbeuken vormden een korte inleiding tot het koele,
welkome lommer van eikenwouden in een heuvelachtig landschap. Ze
kwamen door een bijna uitsluitend uit beuken bestaand bos met
slechts enkele kastanjes, en daarna door een gemengd bos waarin
voornamelijk eiken stonden maar ook buksbomen en taxussen,
rijkelijk met klimop en clematis begroeid. De ranken werden
geleidelijk aan minder talrijk maar hingen toch hier en daar nog
aan een boom toen ze een gordel van dennen en sparren, gelardeerd
met beuken, esdoorns en haagbeuken bereikten. Het westelijk
gedeelte was het vochtigste deel van de hele bergketen en bezat een
dichte vegetatie en de laagste sneeuwgrens.
Af en toe vingen ze een glimp op van bosbizons en van de rode
herten, reeën en elanden van de beboste streken; ze zagen
everzwijnen, vossen, dassen, wolven, lynxen, luipaarden, wilde
katten en vele kleinere dieren, maar niet één enkele eekhoorn. Ayla
miste al iets in de fauna van deze bergen voor ze besefte dat het
dat vertrouwde diertje was. Het gemis werd echter meer dan vergoed
door hun eerste ontmoeting met een holebeer. Brun stak zijn hand op
om hen halt te laten houden en wees recht vooruit naar de
monstrueuze ruige beer die zijn rug tegen een boom stond te
schurken. Zelfs de kinderen voelden met welk een ontzag de stam de
geweldige vegetariër gadesloeg. Alleen zijn lichamelijke
aanwezigheid was al indrukwekkend genoeg. De bruine beren van hun
eigen bergen en ook van deze haalden gemiddeld ongeveer
honderdvijftig kilo; het gewicht van een mannelijke holebeer
benaderde in de zomer, wanneer hij tamelijk mager was, eerder de
vierhonderdvijftig. Laat in de herfst, wanneer hij vet had
opgeslagen voor de winter, lag zijn gewicht veel hoger. Hij torende
tot bijna drie maal hun hoogte boven de mannen uit en leek met zijn
enorme kop en dikke vacht zelfs nog groter. Hij schuurde zijn rug
tegen de ruwe bast van de oude boomstronk en leek de mensen die
daar zo dichtbij hem roerloos waren blijven staan niet te hebben
opgemerkt. Maar hij had van welk schepsel dan ook weinig te vrezen
en negeerde hen eenvoudigweg. De kleinere bruine beren die in het
gebied rond hun eigen grot huisden hadden wel eens met één slag van
de krachtige voorpoot een hertebok de nek gebroken; wat zou deze
geweldige beer dan wel niet kunnen doen? Alleen een ander bronstig
mannetje of een vrouwtje van de soort, dat haar welpen beschermde
zouden zich met hem durven meten. Het vrouwtje zou onveranderlijk
het pleit winnen. Maar niet alleen de ontzaglijke afmetingen van
het dier hielden de aandacht van de stam gevangen. Dit was Ursus,
de verpersoonlijking van de Stam zelf. Hij was hun verwant, en meer
dan dat, hij belichaamde de kern van hun wezen. Zijn beenderen
alleen al waren zo heilig dat ze elk kwaad op een afstand konden
houden. De verwantschap die ze met hem voelden was geestelijk. Door
zijn Geest werden alle stammen tot één verenigd en kreeg de
Bijeenkomst waarvoor zij van zo ver waren gekomen betekenis en zin.
Zijn Wezen maakte hen tot leden van de Stam, de Stam van de
Holebeer.
De beer kreeg genoeg van zijn bezigheid of zijn jeuk was over
en strekte zich in zijn volle lengte uit, liep enkele passen op
zijn achterpoten en liet zich toen op alle vier zakken. Met zijn
snuit dicht boven de grond verwijderde hij zich in een zware, logge
galop. Ondanks zijn grootte was de holebeer in feite een vreedzaam
dier en viel hij zelden aan, tenzij hij geprikkeld was. 'Was dat
Ursus?' vroeg Oeba, haar ogen groot van ontzag. 'Dat was Ursus,'
bevestigde Creb. 'En je zult nog een holebeer te zien krijgen
wanneer we aankomen.'
'Houdt de gastheerstam echt een levende holebeer in de grot?'
vroeg Ayla. 'Hij is zo groot.' Ze wist dat het de gewoonte was dat
de stam die bij de Stambijeenkomst als gastheer optrad een
holebeerjong ving en in de grot grootbracht.
'Hij zal nu wel in een kooi buiten de grot zitten, maar toen
hij klein was, woonde hij bij de mensen in de grot en werd hij
grootgebracht als een kind, hij kreeg bij iedere vuurplaats te eten
wanneer hij maar wilde. De meeste stammen beweren dat hun holeberen
zelfs een beetje leren spreken, maar ik was nog klein toen wij de
gastheerstam waren en ik herinner me er niet veel van, dus ik kan
niet zeggen of dat waar is. Wanneer de beer ongeveer half volgroeid
is, wordt hij in een kooi gestopt zodat hij niemand kan bezeren,
maar iedereen geeft hem in het voorbijgaan lekkere hapjes en haalt
hem aan, zodat hij weet dat de stam van hem houdt. Hij zal bij de
Beerceremonie geëerd worden en onze boodschappen voor ons
overbrengen in de wereld der geesten,' legde Creb uit.
Het was hen al eens eerder verteld, maar nu ze een holebeer
hadden gezien, kreeg het verhaal een nieuwe betekenis voor degenen
die te jong waren om het zich te herinneren of die nog nooit naar
een Stambijeenkomst waren geweest. 'Wanneer zijn wij weer gastheer
en kunnen we een holebeer vangen om bij ons te laten wonen?' vroeg
Oeba. 'Als wij aan de beurt zijn, tenzij de stam wiens beurt het
eigenlijk is niet kan. Dan kunnen wij het aanbieden. Maar stammen
laten zelden de gelegenheid om de Bijeenkomst te huisvesten
voorbijgaan, hoewel de jagers vaak ver moeten reizen om een
holebeerjong te vinden en de moederbeer zeer gevaarlijk kan zijn.
De stam die deze keer gastheer is, treft het. Er leven nog
holeberen in de buurt van hun grot. Ze hebben wel eens andere
stammen geholpen een holebeer te vangen, maar nu zijn ze zelf aan
de beurt. Bij onze grot zijn er geen meer, maar ze moeten er wel
geweest zijn, aangezien er beenderen van Ursus in onze grot lagen
toen we die vonden,' antwoordde Creb. 'Wat gebeurt er als de stam
die de Stambijeenkomst gastvrijheid moet verlenen iets overkomt?
Onze stam woont niet eens meer in dezelfde grot als eerst,' vroeg
Ayla. 'Als het onze beurt was, hoe zou iemand dan weten waar ze ons
moeten vinden?' 'We zouden boodschappers naar de dichtst bijzijnde
stam sturen om het nieuws te verspreiden, hetzij om de stammen te
laten weten waar de nieuwe grot was of om een andere stam de kans
te geven als gastheer op te treden.'
Brun gaf een teken en de stam ging weer op weg. Toen ze langs
de boom liepen die de holebeer als krabpaal had gebruikt, bekeek
Creb hem nauwkeurig en haalde er een paar plukjes haar af die aan
de ruwe schors waren blijven hangen. Hij verpakte ze zorgvuldig in
een blad dat hij met zijn tanden vasthield en stopte het pakje weg
in een plooi van zijn omslag. Het haar van een levende, wilde
holebeer zou een krachtige talisman vormen. De reuzenconiferen van
de lage heuvels aan de voet van de bergen werden opgevolgd door
minder hoge en gedrongener hooglandvariëteiten toen ze hoger
kwamen. Tussen de bomen door hadden ze af en toe een adembenemend
uitzicht op de glinsterende bergtoppen die ze bij het oversteken
van de vlakte uit de verte hadden gezien. Er verschenen
berkeboompjes, laag groeiende jeneverbessen en rozerode azalea's
waarvan de dichte bloemtrossen net in bloei kwamen en het harde
groen van de omgeving met hun felle kleur bespikkelden. Een menigte
wilde bloemen voegde nog andere tinten aan het palet van gloeiende
kleuren toe: gevlekte oranje tijgerlelies, lila en roze akeleien,
blauwe en paarse wikke, licht lavendelkleurige irissen, blauwe
gentianen, gele viooltjes, sleutelbloemen en witte bloemen in
allerlei soorten. De zuidelijke bergketen was net als die aan de
lagere punt van het schiereiland, die bij dezelfde
aardverschuivingen omhoog was gewerkt een toevluchtsoord voor de
flora en fauna van het continent uit de IJstijd Een enkele keer
signaleerden ze gemzen en moeflons met hun zware horens. Ze waren
bijna in de bergtaiga van armetierige dwergbomen, tegen de
hooggelegen weiden met kort blijvende zegge en andere grassoorten
aan, toen ze op een veel belopen pad stootten dat tegen een steile
helling op liep. De mannen van de gastheerstam moesten veel verder
lopen om de open vlakten ten noorden van de bergen te bereiken als
ze op jacht gingen, maar de nabijheid van holeberen maakte de plek
zo gunstig dat ze bereid waren dat nadeel te accepteren. Ze waren
daardoor ook bedrevener in de jacht op de schuwe bosdieren.
De mensen die de nieuw aangekomen stam tegemoet kwamen rennen
toen ze Brun en Grod rond een bocht in het pad zagen verschijnen,
bleven bij de aanblik van Ayla stokstijf staan. Zelfs een
levenslange training kon niet voorkomen dat ze haar geschokt
aanstaarden. Haar positie aan het hoofd van de vrouwenrij toen de
stam vermoeid na de lange reis zwijgend achter elkaar aan naar de
open ruimte voor de grot liep, veroorzaakte een golf van opgewonden
speculatie. Creb had haar gewaarschuwd, maar toch was Ayla niet
voorbereid op de opschudding die ze verwekte, noch op de dichte
mensenmenigte. Meer dan tweehonderd verbijsterde individuen
verdrongen zich om de vreemde vrouw te zien. Zoveel mensen had Ayla
haar hele leven nog niet gezien, laat staan allemaal op één plaats.
De stam hield halt voor een enorme kooi van dikke palen die diep in
de grond geslagen en stevig samengebonden waren. Daarin bevond zich
net zo'n geweldige beer als die ze onderweg hadden gezien, deze was
zelfs nog groter. Driejaar lang zo overvloedig met de hand gevoerd
dat hij er vreedzaam en mak door bleef, hing de gigantische
holebeer lui en gezapig in de omheinde ruimte, bijna te dik om op
zijn achterpoten te staan. Het was voor de kleine stam een werk van
veel toewijding en vroomheid geweest om de reusachtige beer zo lang
te voeden en zelfs de vele geschenken in de vorm van voedsel,
werktuigen en pelzen die de bezoekende stammen voor hen
meebrachten, konden de inspanning niet vergoeden. Maar toch was er
niemand die de leden van de gastheerstam niet benijdde en elke stam
wachtte vol verlangen op zijn beurt om dezelfde taak op zich te
nemen en naast het geestelijk profijt ook de grote eer ervan in de
wacht te slepen. De holebeer waggelde naar de omheining om te zien
wat al die drukte betekende, in de hoop weer wat toegestopt te
krijgen, en Oeba kroop dichter tegen Ayla aan, al evenzeer
overweldigd door het opdringende volk als door de aanblik van de
beer. De leider en de tovenaar van de gastheerstam kwamen op hen
toelopen en maakten groetende gebaren, die dadelijk door een boze
vraag werden gevolgd.
'Waarom heb je een van de Anderen naar onze Stambijeenkomst
meegenomen, Brun?' gebaarde de leider van de gastheerstam.
'Ze is een vrouw van de Stam, Norg en een medicijnvrouw uit
Iza's geslacht,' antwoordde Brun, kalmer dan hij zich voelde. Uit
de toekijkende menigte rees een gemompel op en handen fladderden in
opgewonden signalen.
'Dat is onmogelijk!' gesticuleerde de magiër. 'Hoe kan ze een
vrouw van de Stam zijn? Ze is bij de Anderen geboren.' 'Ze is een
vrouw van de Stam,' herhaalde dé Mog-ur, even onbuigzaam als Brun.
Hij staarde de leider van de gastheerstam met een onheilspellend
strenge blik aan. 'Trekje mijn woord ook in twijfel, Norg?'
Norg keek nerveus naar zijn eigen Mog-ur, maar had weinig
steun aan de verbijsterde uitdrukking op het gezicht van de
tovenaar.'Norg, we hebben lang gereisd en we zijn vermoeid,' zei
Brun. 'Dit is nauwelijks het moment om dit onderwerp te bespreken.
Ontzeg je ons de gastvrijheid van je grot?' Het was een gespannen
ogenblik. Als Norg weigerde hen toe te laten, bleef hen geen andere
keus over dan de lange terugreis naar hun grot te aanvaarden. Het
zou een ernstige inbreuk op de wellevendheid zijn, maar Ayla
toelaten zou hetzelfde betekenen als haar als een vrouw van de Stam
accepteren; het zou op zijn minst Brun meer armslag geven. Norg
keek weer naar zijn Mog-ur, dan naar de indrukwekkende
persoonlijkheid die dé Mog-ur was en dan weer naar de man die de
leider was van de stam die bovenaan in de hiërarchie van alle
stammen stond. Als dé Mog-ur het zei, wat kon hij er dan nog
tegenin brengen? Norg gaf zijn gezellin het teken om Bruns stam de
voor hen gereserveerde ruimte te wijzen, maar hij marcheerde naast
Brun en dé Mog-ur mee naar binnen. Als ze zich geïnstalleerd
hadden, zou hij direct uitzoeken hoe een vrouw die duidelijk bij de
Anderen geboren was een vrouw van de Stam kon zijn geworden. De
ingang van de grot van de gastheerstam was kleiner dan die van de
grot van Bruns stam en de grot zelf leek ook kleiner toen ze naar
binnen liepen. Maar in plaats van uit één grote ruimte met een
kleine zijgrot voor ceremonieën, bestond deze grot uit een hele
serie ruimtes en tunnels die zich tot ver in de berg vertakten en
waarvan de meeste zelfs nog nooit waren verkend. Er was meer dan
genoeg ruimte om al de bezoekende stammen te herbergen, al konden
ze misschien niet allemaal van het licht van de ingang profiteren.
Bruns stam werd naar de tweede ruimte vanaf de ingang geleid en
kreeg daar een hele wand. Het was een gunstige plaats, die hen als
belangrijkste stam toekwam. Hoewel er verder achterin al
verscheidene stammen waren ondergebracht, zou die plek voor hen
gereserveerd zijn gebleven tot het begin van het eigenlijke
Beerfestival. Pas dan, wanneer zeker was dat ze niet zouden komen,
zou de plek aan de volgende in rang gegeven worden.
De Stam als geheel had geen leider, maar er bestond een
hiërachie van stammen, net als de hiërarchie onder de leden van een
stam, en de leider van de hoogstgeplaatste stam was in feite ook de
leider van de gehele Stam, eenvoudig omdat hij het hoogstgeplaatste
lid was. Maar dat hield beslist geen absoluut gezag in. Daar waren
de stammen te autonoom voor. Ze werden alle geleid door
onafhankelijke, dictatoriaal regerende mannen die gewend waren hun
eigen wetten te bepalen en die slechts eens per zeven jaar bijeen
kwamen. Ze bogen niet licht voor een hoger gezag, wel voor de
tradities en de wereld der geesten. De plaats die iedere stam in de
hiërarchie innam en welke éne man derhalve als leider van de gehele
Stam werd erkend, werd bij iedere Stambijeenkomst opnieuw
vastgesteld.
Vele factoren droegen tot de rangbepaling van een stam bij;
ceremonieën waren niet de enige activiteit, wedstrijden waren van
even groot, zo niet van groter belang. De noodzaak tot samenwerken
binnen de stammen teneinde te overleven, die ieder de beperking van
zelfbeheersing oplegde, vond een acceptabele uitlaatklep in
wedstrijden met andere stammen. En in een ander opzicht waren die
wedstrijden even noodzakelijk voor het overleven. Gekanaliseerde
wedijver weerhield hen ervan elkaar naar de keel te vliegen. Bijna
alles werd een wedstrijd wanneer de stammen elkaar ontmoetten. De
mannen maten hun kracht met worstelen, slingeren, bolawerpen,
knotsgevechten, hardlopen, ingewikkelder wedstrijden rennen en
stoten met de speer, gereedschappen maken, dansen, verhalen
vertellen, en de combinatie van deze twee laatste in dramatische
uitbeeldingen van jachtgeschiedenissen.
Hoewel aan hun wedstrijden niet zoveel gewicht werd toegekend
als aan die van de mannen, leverden ook de vrouwen hun aandeel. De
grote feestmaaltijd bood hen de gelegenheid hun kookkunst te tonen.
De voor de gastheerstam meegebrachte geschenken werden eerst open
en bloot uitgestald, zodat iedereen ze kon bekijken en de andere
vrouwen ze gezamenlijk kritisch konden keuren en beoordelen. Het
meegebrachte handwerk omvatte zachte soepele huiden, weelderige
bontvachten, stijf gevlochten manden, luchtig gevlochten
draagmanden, matten van verfijnd materiaal en dessin, bakjes van
stijf ongelooid leer of boombast, sterke koorden van pezen,
vezelige planten of dierehaar, lange riemen die overal even breed
en even sterk waren, volmaakt glad afgewerkte houten kommen,
dienschalen van been of van nog dunnere boomstamschijven,
kommetjes, schalen en dienlepels, kappen, mutsen, voetomhulsels,
handomhulsels en andere buidels; zelfs de baby's werden vergeleken.
Onder de vrouwen werd de erepalm niet zo openlijk toegekend. Zij
beschikten over een subtieler spel van kleine verschillen in
uitdrukking, gebaar of houding dat haarfijn en niet minder eerlijk
onderscheid maakte tussen middelmatig en goed werk en waardering
uitdrukte voor datgene wat echt voortreffelijk was.
De positie van de medicijnvrouw en de Mog-ur van iedere stam
ten opzichte van de andere stammen was ook een factor bij het
bepalen van de rang van die stam. Iza en Creb hadden beiden een
bijdrage geleverd aan de eerste plaats van Bruns stam, evenals het
feit dat de stam al verscheidene generaties vóór hen eerste was,
wat Brun echter toch maar een kleine voorsprong had verschaft toen
hij leider werd. Hoe belangrijk alle andere factoren ook waren, het
waren de kwaliteiten van de leider van de stam die de doorslag
gaven. En was de wedijver onder de vrouwen subtiel, de vaststelling
welke leider de meest competente was, was dat nog veel meer.
Ten dele berustte deze op de prestaties van iedere stam bij de
wedstrijden, waaruit immers bleek hoe goed de leider zijn stamleden
had getraind en gemotiveerd; ten dele op de werkprestaties van de
vrouwen en hun gedrag, waaruit de ferme hand van de leider sprak,
en ten slotte ook op de mate waarin de Stamtradities werden
gehandhaafd, maar vóór alles was de positie van een leider en
dientengevolge ook van zijn stam toch gebaseerd op de kracht van
zijn karakter. Brun wist dat hij zich deze keer tot het uiterste
zou moeten inzetten; hij had al terrein verloren door Ayla mee te
brengen. Stambijeenkomsten waren ook dé gelegenheid om oude
vriendschapsbanden aan te halen, verwanten uit andere stammen terug
te zien en roddeltjes en verhalen uit te wisselen die de
eerstvolgende jaren menige koude winteravond zouden verlevendigen.
Jonge mensen die in hun eigen stam geen partner konden vinden,
wierven om elkaars aandacht, hoewel koppelingen alleen plaats
konden vinden als de vrouw aanvaardbaar was voor de leider van de
stam van de jonge man. Het werd voor een jonge vrouw als een eer
beschouwd om uitgekozen te worden, vooral door een stam met een
hogere rang, hoewel de overgang naar een andere stam zowel voor
haar als voor degenen die ze achterliet een schokkende ervaring
was. Ondanks Zougs aanbeveling en het hoge aanzien van Iza's
geslacht was Iza zich altijd blijven afvragen of Ayla ooit een
metgezel zou vinden. Het hebben van een kind had kunnen helpen als
haar zoon normaal was geweest, maar haar mismaakte baby sloot alle
hoop voor haar uit. Ayla's gedachten hielden zich in de verste
verte niet met het vinden van een metgezel bezig. Ze had al moeite
genoeg om voldoende moed bijeen te rapen om de verzameling
nieuwsgierige, achterdochtige mensen buiten de grot onder ogen te
komen. Zij en Oeba hadden hun spullen uitgepakt en de vuurplaats
ingericht die voor de duur van hun verblijf hun thuis zou zijn.
Norgs gezellin had erop toegezien dat er handig dichtbij stenen
voor het vuur en voor het afbakenen van hun territorium lagen
opgestapeld en dat er huiden met water voor de bezoekende stammen
beschikbaar waren. Ayla had met grote zorgvuldigheid haar
geschenken voor de gastheerstam op de door Iza aangegeven manier
gestald en de kwaliteit van haar werk had al de aandacht getrokken.
Ze waste het stof van de reis van zich af, deed een schone omslag
om en ging daarna haar zoon voeden terwijl Oeba ongeduldig wachtte.
Het meisje popelde van verlangen om het terrein rond de grot te
gaan verkennen en al de mensen te bekijken, maar voelde er niet
veel voor ze alleen tegemoet te treden. 'Schiet op, Ayla,' gebaarde
ze. 'Alle anderen zijn al buiten. Kun je Durc niet later voeden? Ik
zou liever buiten in de zon zitten dan in deze donkere saaie grot,
jij niet?'
'Ik wil niet dat hij al meteen gaat huilen. Je weet hoe hard
hij huilt. De mensen zouden misschien denken dat ik geen goede
moeder ben,' zei Ayla. 'Ik wil niet het risico lopen dat ze nog
slechter van me gaan denken dan ze al doen. Creb had me wel gezegd
dat de mensen verbaasd zouden zijn als ze me zagen, maar ik had
niet gedacht dat ze ons zelfs wel de toegang zouden kunnen
weigeren. En ik had ook niet gedacht dat ze me zo zouden
aanstaren.'
'Nou ja, ze hebben ons toegelaten en als Creb en Brun met ze
gepraat hebben, zullen ze weten dat je inderdaad een vrouw van de
Stam bent. Kom nu mee, Ayla. Je kunt niet eeuwig in de grot
blijven, je moet ze vroeger of later toch onder ogen komen. Ze
zullen na een tijdje wel aan je gewend raken, net als wij. 't Valt
mij nauwelijks op dat je er anders uitziet; ik moet er echt bij
nadenken.'
'Ik was er al voor je geboren werd, Oeba. Zij hebben me nog
nooit gezien. Oh, goed dan, dan zijn we er maar meteen vanaf. Laten
we maar gaan. Vergeet niet om iets te eten voor de holebeer mee te
nemen.'
Ayla stond op, legde Durc tegen haar schouder en klopte hem op
de rug terwijl ze naar buiten liepen. Ze maakten een gebaar van
respect naar Norgs gezellin toen ze haar vuurplaats passeerden. De
vrouw maakte een groetend gebaar terug en zette zich dadelijk weer
aan haar werk, plotseling beseffend dat ze hen aan had staan
staren. Ayla haalde diep adem toen ze de ingang naderden en hief
haar hoofd iets hoger. Ze was vastbesloten de algemene
nieuwsgierigheid te negeren; ze was een vrouw van de Stam en ze had
evenveel recht om hier te zijn als ieder ander. Haar
vastberadenheid werd tot het uiterste op de proef gesteld toen ze
in het helle zonlicht naar buiten trad. Elk lid van elke stam had
wel een of andere reden gevonden om bij de grot in de buurt te
blijven om de vreemde vrouw van de Stam naar buiten te zien komen.
Velen probeerden hun nieuwsgierigheid te camoufleren, maar nog veel
meer vergaten, of negeerden, de gebruikelijke hoffelijkheid en
stonden Ayla met open mond aan te gapen. Ayla voelde het bloed naar
haar wangen stijgen. Ze liet Durc van positie veranderen om naar
hem te kunnen kijken in plaats van naar de in haar richting gewende
zee van gezichten. Het was maar goed dat ze naar haar zoon keek.
Haar handeling trok alle aandacht naar Durc, die men door de
aanvankelijke schok van haar verschijnen over het hoofd had gezien.
Uit gelaatsuitdrukkingen en gebaren, sommige niet zo discreet,
bleek duidelijk wat de mensen van haar zoon dachten. Hij had er
beter niet als een van hun baby's kunnen uitzien; als hij op haar
had geleken, hadden ze hem makkelijker geaccepteerd. Wat Brun en de
Mog-ur ook zeiden, Ayla was een van de Anderen; haar baby had dat
ook kunnen zijn. Maar Durc had wel zoveel Stamkenmerken dat zijn
modificaties afwijkingen leken. Hij was duidelijk een mismaakte
baby die niet in leven had mogen blijven. Niet alleen Ayla daalde
in aanzien, ook Brun verloor meer terrein.
Ayla wendde de argwanende blikken en openhangende monden de
rug toe en ging met Oeba de holebeer in zijn kooi bekijken. Toen
hij hen zag naderen, schommelde de enorme beer naar hen toe, ging
op zijn achterste zitten en stak een poot tussen de palen van de
kooi door in afwachting van een lekkernij. Ze weken beiden snel
achteruit bij de aanblik van die monstrueuze klauw met de dikke,
tamelijk stompe nagels die meer geschikt waren om de wortels en
knollen op te graven die het grootste deel van zijn dieet
uitmaakten dan om zijn zware lichaam in een boom te hijsen. Anders
dan bij de bruine beer waren alleen de welpen van de holebeer
handig en klein genoeg om in bomen te klimmen. Ayla en Oeba legden
hun appels op de grond, net vóór de stevige palen die ooit redelijk
volgroeide bomen waren geweest. Het dier, dat als een teerbemind
kind was grootgebracht en nooit ook maar een seconde honger had
hoeven lijden, was volkomen tam en op zijn gemak in menselijk
gezelschap. Het intelligente beest had geleerd dat bepaalde
handelingen van zijn kant zonder mankeren extra lekkere hapjes
opleverden. Hij ging opzitten en bedelde. Ayla zou om het grappige
gebaar geglimlacht hebben als ze er niet bijtijds aan gedacht had
dat niet te doen. 'Nu weet ik waarom de stammen zeggen dat hun
beren kunnen praten,' gebaarde Ayla naar Oeba. 'Hij vraagt om meer;
heb je nog een appel?'
Oeba gaf haar een van de kleine, harde, ronde vruchten en deze
keer ging Ayla naar de kooi toe en reikte hem de beer aan. Hij
stopte de appel in zijn bek, kwam dan dicht bij de palen van de
kooi staan en wreef zijn grote ruige kop tegen een uitsteeksel aan
een van de stammen.
'Ik denk dat je gekrauwd wilt worden, jij ouwe honingsnoeper,'
gebaarde Ayla. Ze was gewaarschuwd nooit het gebaar voor 'beer' of
'holebeer' of 'Ursus' in zijn aanwezigheid te maken. Als hij bij
zijn werkelijke naam genoemd werd, zou hij zich herinneren wie hij
was en weten dat hij niet gewoon een kind was van de stam die hem
had grootgebracht. Dan zou hij weer tot de staat van wilde beer
terugkeren, wat de Beerceremonie alle zin zou ontnemen en de hele
reden voor het festival wegvagen. Ze krabde hem achter het
oor.
'Dat vind je wel fijn, hè, winterslaper,' gebaarde Ayla en
strekte haar hand uit om hem achter het andere oor te krabben, dat
hij naar haar toegewend had. 'Je zou best zelf je oor kunnen
krabben als je dat wilde je bent er alleen te lui voor, of wil je
graag wat aandacht? Jij groot pluizig knuffelbeest.' Ayla streelde
en liefkoosde de grote kop, maar toen Durc een plukje ruig haar
probeerde te pakken, deinsde ze achteruit. Ze had de kleine gewonde
dieren die ze naar hun eigen grot had meegebracht vaak genoeg
aangehaald en gekrauwd om aan te voelen dat dit alleen maar een
grotere, tammere variatie op hetzelfde thema was. Door de
bescherming van de zware kooi had ze snel haar angst voor de beer
verloren, maar haar baby was iets anders. Toen Durc zijn handjes
uitstak om een handvol haar beet te grijpen, zagen de enorme bek en
lange klauwen er plotseling gevaarlijk uit.
'Hoe durfde je zo dicht bij hem te komen?' gebaarde Oeba vol
ontzag. 'Ik zou het nooit gewaagd hebben.' 'Och, 't is eigenlijk
net een groot kind, maar ik had niet aan Durc gedacht. Het dier zou
hem met een vriendelijk bedoelde aai met zijn poot vreselijk kunnen
bezeren. Hij kan dan wel als een kind om eten of aandacht bedelen,
maar ik moet er niet aan denken wat hij zou kunnen aanrichten als
hij ooit kwaad werd,' zei Ayla terwijl ze van de kooi weg
wandelden.
Oeba was niet de enige die verbaasd was over Ayla's
onbevreesdheid, de hele Stam had toegekeken. De meeste bezoekers
bleven uit de buurt van de kooi, vooral in het begin. Opgeschoten
jongens maakten er een spelletje van om op de kooi af te schieten,
een arm naar binnen te steken en de beer aan te raken om te laten
zien hoe dapper ze wel waren, en mannen waren te trots om angst te
tonen, of ze die voelden of niet. Maar slechts weinig andere
vrouwen dan die van de gastheerstam begaven zich dicht bij de kooi,
en om al bij de eerste confrontatie met de beer hem tussen de palen
door te krauwen, was voor een vrouw onverwacht. Het veranderde hun
mening over Ayla niet direct, maar het intrigeerde hen wel.
Nu ze Ayla allemaal goed hadden kunnen bekijken, begonnen de
mensen zich te verspreiden, maar ze was zich nog steeds van steelse
blikken bewust. Het onverholen staren van kleine kinderen hinderden
haar lang niet zo erg. Dat was de natuurlijke nieuwsgierigheid van
kinderen naar het ongewone en niet beladen met achterdocht of
afkeuring.
Ayla en Oeba togen in de richting van een beschaduwde plek
onder een overhangende rots aan de buitenrand van het grote van
begroeiing ontdane terrein voor de grot. Op die discrete afstand
konden ze zonder onwellevend te zijn de activiteiten gadeslaan. Er
had altijd een speciale band tussen Ayla en Oeba bestaan. Ayla was
zuster, moeder en speelkameraad van het jongere meisje geweest,
maar sinds Oeba serieus onderricht kreeg en vooral nadat ze Ayla
naar De kleine grot was gevolgd, waren ze gelijkwaardiger
vriendinnen geworden. Ze stonden elkaar zeer na. Oeba was bijna zes
en had een leeftijd bereikt waarop ze belangstelling voor de andere
sekse begon te krijgen. Ze gingen in de koele schaduw zitten. Durc
op zijn buik op de draagmantel tussen hen in, met zijn beentjes
trappelend, met zijn armpjes zwaaiend en zijn hoofd optillend om om
zich heen te kijken. Tijdens de reis was hij begonnen te babbelen
en te kirren, iets wat geen enkele baby van de Stam ooit deed. Het
verontrustte Ayla, maar deed haar op een of andere onverklaarbare
wijze ook genoegen. Oeba gaf commentaar op de oudere jongens en de
jonge mannen en Ayla plaagde haar er goedmoedig mee. Volgens een
stilzwijgende overeenkomst werd er niet over mogelijke metgezellen
voor Ayla gesproken, hoewel zij er qua leeftijd meer voor in
aanmerking kwam. Ze waren alle twee blij dat de lange reis achter
de rug was en bespraken hoe de Beerceremonie wel zou zijn, daar
geen van hen beiden ooit eerder naar een Stambijeenkomst was
geweest. Terwijl ze zo zaten te praten, kwam er een jonge vrouw
naar hen toe die in de formele, klankloze en universeel begrepen
taal vroeg of ze bij hen mocht komen zitten.
Dat bevestigden ze vriendelijk; het was het eerste gebaar van
toenadering dat ze tot dusver ontvangen hadden. Ze konden zien dat
ze een baby in haar draagmantel had, maar het kind sliep en de
vrouw maakte geen aanstalten het wakker te maken. 'Deze vrouw heet
Oda,' gebeurde ze formeel, toen ze was gaan zitten en maakte het
teken waarmee ze naar hun namen vroeg. Ayla gaf antwoord. 'Dit
meisje heet Oeba en de vrouw is Ayla.'
'Aay . . . Aayghha? Naamwoord niet kennen.' Oda's eigen
dialect en haar gebaren waren een beetje anders dan die van hen,
maar ze begrepen haar commentaar.
'Het is geen naam van de Stam,' zei de blonde vrouw. Ze
begreep hoe moeilijk het voor de anderen was haar naam uit te
spreken; zelfs enkele leden van haar eigen stam konden hem niet
helemaal correct zeggen.
Oda knikte, hief haar handen alsof ze iets wilde gaan zeggen,
bedacht zich dan. Ze scheen onrustig en nerveus. Tenslotte maakte
ze een beweging naar Durc.
'Deze vrouw kan zien dat u een kleine heeft,' zei ze
enigszins
aarzelend. 'Is de kleine een jongen of een meisje?'
'De kleine is een jongen. De naam van de jongen is Durc, zoals
de
Durc van de legende. Is de vrouw met de legende bekend?' In
Oda's ogen verscheen een blik van opluchting. 'Deze vrouw kent de
legende. De naam is bij de stam van deze vrouw niet
gebruikelijk.'
'De naam is ook bij de stam van deze vrouw niet gebruikelijk.
Maar de kleine is ook niet gewoon. Durc is bijzonder; De naam past
bij hem,' gebaarde Ayla, met iets trots-uitdagends. 'Deze vrouw
heeft ook een kleine. De kleine is een meisje. De naam is Oera,'
zei Oda. Ze scheen nog steeds nerveus en sprak aarzelend. Er volgde
een gedwongen stilte. 'Slaapt de kleine? Deze vrouw zou Oera graag
willen zien als de moeder het toestaat,' vroeg Ayla tenslotte, niet
wetend wat ze anders moest heggen tegen een vrouw die zo
schoorvoetend toenadering zocht.
Oda scheen het verzoek enige tijd te overwegen, dan, alsof ze
een besluit had genomen, haalde ze de baby uit de mantel en legde
haar in Ayla's armen. Ayla sperde in stomme verbazing haar ogen
wijd open. Oera was nog heel jong ze kon niet veel langer dan een
maan geleden geboren zijn maar dat was niet wat De lange vrouw zo
verbaasde. Oera leek op Durc! Ze leek genoeg op Durc om zijn
bloedverwante te kunnen zijn. Oda's baby had ook de hare kunnen
zijn!
De schok deed Ayla duizelen. Hoe kon een vrouw van de Stam een
kleintje hebben dat precies op het hare leek? Ze had gedacht dat
Durc er anders uitzag omdat hij voor een deel van de Stam en voor
een deel van haar was, maar Creb en Brun moesten al die tijd toch
gelijk hebben gehad. Durc was niet anders, hij was mismaakt, zoals
ook Oda's baby mismaakt was. Ayla begreep er niets van; ze was zo
in de war dat ze niets wist te zeggen. Oeba verbrak ten slotte de
lange stilte.
'Je kleine lijkt op Durc, Oda.' Oeba vergat de formele taal te
gebruiken, maar Oda begreep haar.
'Ja,' knikte de vrouw. 'Deze vrouw was verbaasd toen ze
Aayghha's kleine zag. Daarom wilde ik wilde deze vrouw met u
spreken. Ik wist niet of uw kleintje een jongen of een meisje was,
maar ik hoopte dat het een jongen zou zijn.' 'Waarom?' vroeg
Oeba.
Oda keek naar de baby in Ayla's schoot. 'Mijn dochter is
mismaakt,' gebaarde ze zonder Ayla recht aan te kijken. 'Ik was
bang dat ze nooit een metgezel zou vinden wanneer ze opgroeide.
Welke man zou zo'n mismaakte vrouw willen?' Oda's ogen smeekten
toen ze Ayla aankeek.'Toen ik . . . toen deze vrouw uw kleine zag,
hoopte ik dat het een jongen zou zijn omdat… het zal voor uw zoon
ook niet gemakkelijk zijn een gezellin te vinden, weet u.' Ayla had
nog niet over een gezellin voor Durc nagedacht. Oda had gelijk, het
zou hem wel eens moeilijk kunnen vallen er een te vinden. Nu
begreep ze waarom Oda naar hen toegekomen was. 'Is uw dochter
gezond?' vroeg ze. 'Sterk?' Oda keek omlaag naar haar handen voor
ze antwoord gaf. 'De kleine is wat mager, maar de gezondheid is
goed. Het kind heeft een zwakke nek,' gebaarde ze, 'maar die wordt
sterker,' voegde ze er haastig aan toe.
Ayla bekeek het kleine meisje nauwkeuriger, met een blik
toestemming vragend voor ze haar windsels opzij deed. Het kindje
was wat gedrongener dan Durc, haar bouw benaderde meer die van de
baby's van de Stam, maar haar beenderen waren fijner. Ze had
hetzelfde hoge voorhoofd en ongeveer dezelfde vorm van hoofd,
alleen waren de wenkbrauwbogen veel minder uitgesproken. Haar neus
was bijna klein, maar het was al duidelijk dat ze de terugwijkende,
kinloze onderkaak van de Stam zou hebben. De hals van het kleine
meisje was korter dan die van Durc, maar beslist langer dan voor
baby's van de Stam normaal was. Ayla tilde de kleine op, als
vanzelf haar hoofd ondersteunend en zag de bekende eerste pogingen
van de baby om haar hoofdje rechtop te houden.
'Haar hals zal sterker worden, Oda. Die van Durc was bij zijn
geboorte nog zwakker en kijk hem nu eens.' 'Denk je werkelijk?'
vroeg Oda gretig. 'Deze vrouw zou de medicijnvrouw van de eerste
stam willen verzoeken dit meisje als gezellin voor haar zoon in
overweging te nemen,' vervolgde ze formeel.
'Ik denk dat Oera een heel goede gezellin voor Durc zou zijn,
Oda.'
'Wilt u uw metgezel vragen of hij ermee instemt?'
'Ik heb geen metgezel,' antwoordde Ayla.
'Oh. Dan zal uw zoon ongeluk aantrekken,' gebaarde Oda
teleurgesteld. 'Wie zal hem onderrichten als u geen metgezel
heeft?'
'Durc trekt geen ongeluk aan,' zei Ayla gedecideerd. 'Niet
alle kleinen die uit ongekoppelde vrouwen worden geboren, zijn
rampspoedig. Ik woon bij de vuurplaats van dé Mog-ur; hij jaagt
niet, maar Brun zelf heeft beloofd mijn zoon op te zullen leiden.
Hij zal een goed jager en een goed verzorger worden. Hij heeft ook
een jager als totem. Dé Mog-ur heeft gezegd dat De Grijze Wolf zijn
totem is.'
'Het doet er ook niet toe, een rampspoedige metgezel is beter
dan helemaal geen metgezel,' gebaarde Oda berustend. 'Ik hoop dat
hij gelijk heeft. Onze Mog-ur heeft Oera's totem nog niet
geopenbaard, maar een Grijze Wolf is sterk genoeg voor welke
vrouwentotem dan ook.'
'Behalve voor die van Ayla,' kwam Oeba tussenbeide. 'Haar
totem is de Holeleeuw. Zij werd uitverkoren.' 'Hoe heb je ooit een
kleine kunnen krijgen?' vroeg Oda verbluft. 'Mijn totem is de
Hamster, maar hij heeft zich deze keer werkelijk hevig verzet. Met
mijn eerste dochter had ik niet zoveel problemen.'
'Mijn zwangerschap was ook moeilijk. Heb je nog een dochter?
Is zij wél normaal?'
'Dat was ze. Ze wandelt nu in de volgende wereld,' gebaarde
Oda droevig.
'Mocht Oera daarom in leven blijven? Het verbaast me dat je
haar mocht houden.'
'Ik wilde haar niet houden, maar mijn metgezel heeft me ertoe
gedwongen, 't Is mijn straf,' biechtte Oda op. 'Je straf?'
'Ja,' knikte Oda. 'Ik wilde graag een meisje terwijl mijn
metgezel liever een jongen had. 't Kwam alleen doordat ik zo van
mijn eerste kleintje hield. Toen ze omkwam, wilde ik weer een
meisje zoals zij. Mijn metgezel zegt dat Oera mismaakt is omdat ik
de verkeerde gedachten had toen ik zwanger was. Hij zegt dat als ik
een jongen had willen hebben mijn kleine normaal zou zijn geweest.
Hij dwong me haar te houden, zodat iedereen zou weten dat ik geen
goede vrouw ben. Maar hij heeft me niet weggegeven, misschien omdat
niemand me wilde hebben.' 'Ik vind niet dat je zo'n slechte vrouw
bent, Oda,' gebaarde Ayla met een medelijdende blik. Iza wilde ook
graag een meisje toen ze zwanger was van Oeba. Ze vertelde me dat
ze haar totem elke dag om een meisje vroeg. Hoe is je eerste
dochter gestorven?' Een man heeft haar gedood.' Oda bloosde van
verlegenheid. Een man die er uitzag zoals jij, Aayghha, een man van
de Anderen.'
Een man van de Anderen? dacht Ayla. Een man die er uitzag
zoals ik? Ze voelde een rilling over haar rug lopen en haar
hoofdhuid prikte. Toen merkte ze Oda's verlegenheid op. 'Iza zegt
dat ik bij de Anderen geboren ben, Oda, maar ik kan me niets van
hen herinneren. Ik behoor nu tot de Stam,' zei ze bemoedigend. 'Hoe
is het gebeurd?'
'We waren mee op een jachtreis, twee andere vrouwen en ik,
afgezien van de mannen. Onze stam woont ten noorden van hier, maar
die keer gingen we verder noordwaarts dan we ooit eerder hadden
gedaan. De mannen hadden het kamp vroeg verlaten en wij bleven
achter om hout en droog gras te verzamelen. Er waren veel
vleesvliegen en we wisten dat we een vuur moesten maken om het
vlees gedroogd te krijgen. Plotseling renden die mannen ons kamp
binnen. Ze wilden zich met ons verlichten, maar ze maakten het
teken niet. Als ze het teken hadden gemaakt, zou ik de houding
hebben aangenomen, maar ze gaven me geen kans. Ze grepen ons gewoon
beet en wierpen ons neer. Ze waren zo ruw. Ze lieten me niet eens
eerst mijn kleine neerleggen. Degene die mij gegrepen had, rukte me
mijn mantel en omslag af. Mijn kleine viel op de grond, maar hij
merkte het niet. Toen hij klaar was,' sprak Oda verder, 'wilde een
andere man me nemen, maar een van De anderen zag mijn kleine op de
grond liggen. Hij raapte haar op en gaf haar aan mij, maar ze was
dood. Ze was met haar hoofdje op een steen gevallen. Toen maakte de
man die haar gevonden had veel luide woorden en ze gingen allemaal
weg. Toen de jagers terugkwamen, vertelden we hen wat er gebeurd
was en ze brachten ons meteen terug naar de grot. Mijn metgezel was
toen vriendelijk voor mij; hij was ook bedroefd om mijn dochter. Ik
was zo blij toen ik ontdekte dat mijn totem zo snel nadat ik haar
verloren had weer verslagen was. Ik had nog niet eens de
vrouwenvloek gehad; ik dacht dat mijn totem ook bedroefd was dat ik
mijn kleine verloren had en besloten had me als vergoeding een
andere te geven. Daarom dacht ik dat ik misschien weer een meisje
zou krijgen, maar ik had geen meisje mogen wensen.'
'Ik vind het heel erg voor je,' zei Ayla. ik weet niet wat ik
zou doen als ik Durc verloor; dat is me al bijna gebeurd. Ik zal dé
Mog-ur van Oera vertellen, en ik weet zeker dat hij er met Brun
over zal spreken, hij is zeer op mijn zoon gesteld. Ik denk dat
Brun er ook wel mee in zal kunnen stemmen. Het zou gemakkelijker
zijn dan te proberen in onze eigen stam een vrouw als gezellin voor
een mismaakte man te vinden.' 'Deze vrouw zou de medicijnvrouw
dankbaar zijn en ik beloof haar goed te zullen onderrichten,
Aayghha. Ze zal een goede vrouw worden, niet zoals haar moeder.
Bruns stam bezit de hoogste rang; ik denk dat mijn metgezel het er
wel mee eens zal zijn. Als hij weet dat er in Bruns stam een plaats
voor Oera is, zal hij misschien niet meer zo kwaad op mij zijn. Hij
houdt mij voortdurend voor dat mijn dochter niets dan een last zal
zijn en nooit enig aanzien zal hebben. En wanneer Oera groter
wordt, kan ik haar vertellen dat ze zich geen zorgen hoeft te maken
over het vinden van een metgezel. Het kan moeilijk voor een vrouw
zijn als geen enkele man haar wil,' zei Oda. ik weet 't,'
antwoordde de lange blonde vrouw, ik zal er zo gauw ik kan met dé
Mog-ur over spreken.' Na Oda's vertrek was Ayla nadenkend gestemd.
Het verhaal van de andere vrouw speelde nog door haar hoofd. Oeba
voelde dat ze met rust gelaten wilde worden en stoorde haar niet.
Arme Oda, ze was gelukkig, had een metgezel en een normaal
kleintje. Toen moesten die mannen komen en alles bederven. Waarom
hadden ze nu niet gewoon het teken gemaakt? Hadden ze niet kunnen
zien dat Oda een kleintje bij zich had? Die mannen van De Anderen,
ze zijn net zo erg als Broud. Erger. Broud zou haar tenminste eerst
haar kleine hebben laten neerleggen. Mannen en hun behoeften!
Mannen van de Stam, mannen van de Anderen, ze zijn allemaal
hetzelfde.
Terwijl ze zo zat te peinzen, bleven haar gedachten teruggaan
naar de Anderen. Mannen van de Anderen, mannen die er net zo
uitzien als ik, wie zijn de Anderen? Iza zei dat ik bij hen geboren
was, waarom herinner ik me niets van de Anderen? Ik weet niet eens
meer hoe ze er uitzien. Waar wonen ze? Ik vraag me af hoe een man
van de Anderen er uitziet. Ayla herinnerde zich haar spiegelbeeld
in de stille poel bij de grot en probeerde zich een man met haar
gezicht voor te stellen. Maar toen ze aan een man dacht, doemde het
beeld van Broud voor haar geestesoog op en plotseling begon in een
flits van inzicht de verward dooreenwervelende veelheid van ideeën
in haar hoofd een patroon te vormen. Mannen van de Anderen!
Natuurlijk! Oda zei dat een van hen zich met haar verlichtte en dat
ze daarna niet eens meer eenmaal de vrouwenvloek had gehad. Toen
baarde ze Oera, net zoals Durc werd geboren nadat Broud zich met
mij had verlicht. Die man was van de Anderen en ik ben ook bij hen
geboren, maar Oda en Broud zijn beiden van de Stam. Oera is net zo
min mismaakt als Durc. Hij is voor een deel als ik en voor een deel
als de mensen van de Stam, en Oera ook. Of liever, ze is voor een
deel zoals Oda en voor een deel zoals die man die haar kleine
doodde. Dus heeft Broud inderdaad Durc laten beginnen met zijn
orgaan, niet met zijn totemgeest.
Maar de andere vrouwen die bij Oda waren, hebben geen
mismaakte kleine gekregen. En als je bedenkt hoe vaak mannen en
vrouwen het doen, zouden er als er elke keer een kleine begonnen
werd niets anders dan kleintjes moeten zijn. Misschien heeft Creb
ook wel gelijk. De totem van een vrouw moet wel verslagen worden,
maar ze slikt de geest van de totem van de man niet in; de man
deponeert die in haar met zijn orgaan. En dan vermengt hij zich met
de geest van de totem van de vrouw. Niet alleen de man levert een
aandeel in het kind, de vrouw ook. Waarom moest het nu net Broud
zijn? Ik wilde zo graag een kleine, mijn Holeleeuw wist hoe graag
ik een kleine wilde, maar Broud haat me. Hij haat Durc ook. Maat
wie zou het anders gedaan hebben. Geen van de andere mannen heeft
belangstelling voor me, ik ben te lelijk. Broud deed het alleen
omdat hij wist hoe afschuwelijk ik het vond. Wist mijn Holeleeuw
dat Brouds totem uiteindelijk zou winnen? Zijn totemgeest moet
sterk zijn; Oga heeft al twee zoons. Brac en Greg moeten ook door
Brouds orgaan begonnen zijn, net als Durc. Betekent dat ze
bloedverwanten zijn? Broeders? Net zoals Brun en Creb? Brun moet
Broud ook in Ebra hebben laten beginnen. Tenzij het een andere man
was; het had iedere man kunnen zijn. Maar dat zal waarschijnlijk
niet. Mannen maken het teken gewoonlijk niet tegen de gezellin van
de leider, dat is onwellevend. En Broud deelt Oga niet graag. Op de
mammoetjacht gebruikte Crug altijd Ovra. Iedereen kon zien hoe
groot zijn behoefte was en Goov was begrijpender. Zelfs Droeg deed
het een paar keer.
Als Brun Broud begon, en Broud Durc, betekent dat dan dat Durc
ook voor een gedeelte van Brun is? En Brac en Grev? Brun en Creb
zijn bloedverwanten; ze zijn uit dezelfde moeder geboren en
waarschijnlijk door dezelfde man begonnen. Dat was ook een leider.
Betekent dat dat Durc ook een deel van Creb in zich heeft? En Iza?
Zij is ook een bloedverwante. Ayla schudde haar hoofd, 't Is te
verwarrend allemaal, dacht ze. Maar Broud heeft Durc inderdaad
laten beginnen. Ik vraag me af of mijn totem ervoor heeft gezorgd
dat Broud me die eerste keer het teken gaf? Het was vreselijk, maar
het zou weer een proef geweest kunnen zijn, en misschien was er
geen andere manier. Mijn totem moet het geweten hebben, moet het
bedacht hebben. Hij wist hoe ik naar een kleine verlangde en hij
heeft me ook een teken gegeven dat Durc zou blijven leven. Zou
Broud niet razend zijn als hij het wist? Hij heeft zo vreselijk het
land aan me en toch heeft hij me datgene gegeven wat ik het liefste
wilde hebben.
'Ayla,' zei Oeba, haar gepeins onderbrekend, 'ik zag zojuist
Creb en Brun de grot binnengaan, 't Wordt laat, we moesten maar
iets te eten gaan klaarmaken, Creb zal wel honger hebben.'
Durc was in slaap gevallen. Hij werd wakker toen Ayla hem
opnam, maar kwam snel weer tot rust, veilig in de mantel tegen zijn
moeders borst weggestopt. Ik weet zeker dat Brun zal toestaan dat
Oera later als Durcs gezellin bij ons komt wonen, dacht ze terwijl
ze naar de grot van de gastheerstam terugliepen. Ze passen beter
bij elkaar dan Oda beseft. Maar ik? Zal ik ooit een metgezel vinden
die bij mij past?