10


Ayla kwam nauwelijks meer van de rug van het paard. In volle galop op de merrie te rijden was een vreugde die ze haast niet kon bedwingen. Het deed haar meer dan alles wat ze ooit had gekend. Whinney leek het ook leuk te vinden en wende er al gauw aan de vrouw op haar rug te dragen. De vallei werd weldra te klein voor de vrouw en haar galopperende paard. Ze raasden vaak over de steppen ten oosten van de rivier, die gemakkelijk te bereiken waren.
Ze wist dat ze weldra het wilde voedsel dat de natuur —zij het niet zonder moeite — verschafte, zou moeten verzamelen en najagen, verwerken en opslaan, om zich voor te bereiden op de volgende seizoenencyclus. Maar in het vroege voorjaar, als de aarde nog ontwaakte van de lange winter, was er nog weinig te vinden. Een paar verse groene bladeren gaven afwisseling aan een gedroogd winterdieet, maar wortels noch knoppen noch houtige stengels waren uitgegroeid. Ayla benutte haar gedwongen rustperiode om zo vaak op het paard te rijden als ze kon, bijna iedere dag van de vroege ochtend tot de late avond. In het begin reed ze gewoon, passief zittend, en ging waarheen het paard maar ging. Het kwam niet bij haar op het veulen opzettelijk aanwijzingen te geven. De tekens die Whinney had leren begrijpen, waren visueel — Ayla probeerde niet met alleen woorden te communiceren — en die kon ze niet zien als de vrouw op haar rug zat. Maar voor de vrouw had lichaamstaal altijd evenzeer deel uitgemaakt van spreken als specifieke gebaren, en het rijden maakte nauw contact mogelijk. Na een eerste periode van beursheid begon Ayla het spel van de paardespieren aan te voelen en nadat ze aanvankelijk had moeten wennen, kon Whinney de spanning en ontspanning van de vrouw voelen. Ze hadden al het vermogen ontwikkeld om elkaars noden en emoties aan te voelen en een verlangen om daarop te reageren. Als Ayla een bepaalde richting uit wilde, leunde ze zonder het te weten die kant op en haar spieren brachten de verandering in spanning over op het paard. Het paard begon op deze veranderingen te reageren en veranderde van richting of snelheid. De reactie van het dier op de nauwelijks merkbare beweging maakte dat Ayla zich op dezelfde manier spande of bewoog als ze wilde dat Whinney weer op dezelfde manier reageerde.
Het was een periode van wederzijdse africhting. Elk leerde van de ander en al doende werd hun verhouding verdiept. Maar zonder dat te beseffen, begon Ayla de leiding te nemen. De tekens tussen de vrouw en het paard waren zo subtiel en de overgang van passief aanvaarden naar actief leiden zo natuurlijk dat Ayla het eerst niet in de gaten had, behalve op een onderbewust niveau. Het bijna onafgebroken paardrijden was een intensieve oefening die veel concentratie eiste.
Naarmate de verhouding inniger werd, werden Whinney's reacties zo gevoelig afgestemd dat Ayla alleen maar hoefde te denken waar ze naar toe wilde en met welke snelheid, en het paard deed het — als was het dier een verlengstuk van haar eigen lichaam. De jonge vrouw stond er niet bij stil dat ze via haar spieren de tekens doorgaf aan de uiterst gevoelige huid van haar rijdier.
Ayla had niet de opzet om Whinney te trainen. Het was het resultaat van de overdadige liefde en aandacht die ze het paard gaf en de aangeboren verschillen tussen mens en paard. Whinney was nieuwsgierig en intelligent, ze leerde gemakkelijk en had een goed geheugen, maar haar hersens waren niet zo ontwikkeld en ze werkten anders. Paarden waren kuddedieren en ze hadden behoefte aan de aanwezigheid en warmte van soortgenoten. De tastzin was buitengewoon goed ontwikkeld en belangrijk voor een goed contact. Het instinct van de jonge merrie deed haar opdrachten uitvoeren en de goede richting inslaan. Als ze in paniek raakten, sloegen ook de leiders van de kudde op de vlucht, samen met de anderen.
De handelingen van de vrouw hadden een bedoeling, werden geleid door een brein waarin vooruitzien en analyse, kennis en ervaring voortdurend op elkaar inwerkten. Haar kwetsbare situatie deed haar steeds op haar hoede zijn om te overleven en ze was genoodzaakt haar omgeving voortdurend in de gaten te houden en dat alles had het trainingsproces versneld. Bij het zien van een haas of een reuzenhamster, greep Ayla zelfs als ze voor haar plezier reed, naar haar slinger en wilde er achteraan. Whinney had haar wens snel begrepen en haar eerste stap in die richting leidde uiteindelijk tot het strakke, zij het onbewuste overwicht van de jonge vrouw over het paard. Pas toen ze een reuzenhamster doodde, begon het tot haar door te dringen.
Het was nog vroeg in de lente. Ze hadden het dier onopzettelijk opgejaagd, maar zodra Ayla het zag rennen, boog ze zich ernaar toe en strekte haar hand uit naar haar slinger, terwijl Whinney er in galop achteraan ging. Toen ze vlakbij kwamen, bracht haar verandering in houding, die de gedachte om op te grond te springen, vergezelde, het paard op tijd tot stilstand zodat ze zich van haar rug kon laten glijden om een steen te slingeren. Lekker dat ik vanavond vers vlees heb, dacht ze toen ze naar het wachtende paard terugliep. Ik zou meer moeten jagen, maar het was zo fijn om op Whinney te rijden….
Ik reed op Whinney! Zij jaagde achter die hamster aan. En ze bleef staan toen ik dat wilde! Ayla's gedachten vlogen terug naar de eerste dag dat ze op de rug van het paard was geklommen en haar armen om de hals van de merrie had geslagen. Whinney had haar hals uitgestrekt naar een pol mals jong gras. 'Whinney!' riep Ayla. Het paard tilde haar hoofd op en spitste verwachtingsvol de oren. De jonge vrouw was verbluft. Ze wist niet hoe ze het moest verklaren. Alleen het idee al om het paard te berijden, was overweldigend genoeg geweest, maar dat het paard daarheen zou willen gaan waar Ayla heen wilde gaan, was moeilijker te begrijpen dan het voor hen allebei was geweest om het te leren.
Het paard kwam naar haar toe. 'Oh, Whinney,' zei ze weer en er kwam een snik in haar stem, hoewel ze niet precies wist waarom, toen ze haar armen om de ruige hals sloeg. Whinney brieste door haar neusgaten en boog haar hals, zodat haar hoofd over de schouder van de jonge vrouw leunde.
Toen ze het paard wilde bestijgen, merkte Ayla dat het moeilijk ging. De hamster scheen in de weg te zitten. Ze liep naar een rotsblok, hoewel ze die al lang niet meer gebruikte en er nooit meer aan dacht. Ze wist dat ze de laatste tijd gemakkelijk met een sprongetje haar been over de rug van het paard kreeg. Na enige moeite ging Whinney weer terug naar de grot. Toen Ayla bewust probeerde het veulen te sturen, verloren haar onbewuste tekens iets van hun duidelijkheid en Whinney reageerde ook anders. Ze wist niet meer hoe ze het paard had geleid. Ayla leerde weer op haar gevoel te vertrouwen toen ze ontdekte dat Whinney dan beter reageerde hoewel ze haar wel een paar nuttige tekens aanleerde.
Met het verstrijken van het seizoen, begon ze meer te jagen. In het begin liet ze haar paard stilhouden en steeg af om haar slinger te gebruiken. Later probeerde ze van de rug van het paard te werpen. Als ze miste was dat voor haar alleen maar reden om meer te oefenen, een nieuwe uitdaging. Ze had in het begin zelf geleerd het wapen te gebruiken door alleen te oefenen. Het was toen een spelletje en ze had niemand om het haar te leren; er werd van haar niet verwacht dat ze op jacht ging. Toen een lynx haar had gepakt omdat een steen miste, had ze een techniek ontwikkeld waarbij ze snel achter elkaar twee stenen wegslingerde en dat had ze geoefend tot ze het volledig beheerste. Het was lang geleden dat ze met haar slinger had geoefend, maar dat was geen bezwaar, want ze deed het graag. Het duurde niet lang voor haar schot van Whinney's rug even trefzeker was als wanneer ze met beide benen op de grond stond. Maar zelfs als ze op het paard voortsnelde achter een haas aan, begreep de vrouw nog steeds niet, kon ze zich niet goed voorstellen welke vele nieuwe mogelijkheden en voordelen ze nu had. Aanvankelijk legde Ayla haar prooi over de rug van het paard, maar al gauw kwam ze op het idee om een stel manden te gebruiken aan weerskanten van het paard, die ze met een brede riem om haar buik bevestigde. Door er een tweede mand bij te hangen begon ze iets van de voordelen in te zien van het gebruik maken van de kracht van haar viervoetige vriendin. Voor het eerst kon ze een vracht naar de grot brengen die voor haar te zwaar was om te dragen.Toen ze eenmaal begreep wat ze met de hulp van het paard kon bereiken, begon ze de zaak anders aan te pakken. Haar hele levenspatroon veranderde. Ze bleef langer weg en zwierf verder dan ooit tevoren. Ze kwam met meer tegelijk thuis, planten of kleine dieren. Dan besteedde ze de eerstvolgende dagen aan het verwerken van de opbrengst van haar tochten. Toen ze eenmaal had gezien dat de wilde aardbeien begonnen te rijpen, zocht ze een groot gebied af om er zoveel te zoeken als ze kon. Zo vroeg in het seizoen waren er nog niet veel rijpe en ze stonden ver uit elkaar. Het was bijna donker als ze terugging. Ze kon zich goed oriënteren en daarom verdwaalde ze niet zo gauw, maar soms was het toch te donker voor ze in de vallei kwamen. In de buurt van de grot vertrouwde ze op het instinct van Whinney om hen thuis te brengen en bij volgende tochten liet ze het vaak aan het paard over om de weg terug te vinden. Later nam ze een slaapvacht mee voor noodgevallen. Op een avond besloot ze buiten te blijven slapen, op de open steppe, omdat het al laat was en ze wou wel weer eens genieten van een nacht onder de sterren. Ze legde een vuur aan en kroop naast Whinney, in haar slaapzak, hoewel ze die voor de warmte nauwelijks nodig had. Het vuur diende om het wild, dat 's nachts op pad ging, af te schrikken. Alle steppedieren waren op hun hoede voor rooklucht. Voortrazende steppebranden duurden soms dagen en verjoegen of roosterden alles wat op hun weg kwam. Na de eerste keer was het gemakkelijker om een paar nachten buiten de grot door te brengen en Ayla begon de streek ten oosten van de vallei grondiger te verkennen. Ze gaf het niet allemaal toe tegenover zichzelf, maar ze was op zoek naar de Anderen, in de hoop ze te vinden en bang dat ze dat inderdaad zou doen. In zekere zin was het een manier om de beslissing om de vallei te verlaten, uit te stellen. Ze wist dat ze binnenkort voorbereidingen zou moeten treffen als ze haar speurtocht weer op wilde vatten, maar de vallei was haar thuis geworden. Ze wilde niet weggaan en ze maakte zich nog steeds zorgen over Whinney. Ze wist niet wat de onbekende Anderen haar misschien zouden doen. Als er binnen het gebied dat ze vanuit haar vallei te paard kon bestrijken, mensen woonden, kon ze hen misschien eerst gadeslaan voor ze haar aanwezigheid bekend maakte en iets van hen aan de weet komen. De Anderen waren haar mensen, maar ze kon zich niets herinneren van de tijd voor ze bij de Stam woonde. Ze wist dat ze bewusteloos bij een rivier was gevonden, half uitgehongerd en koortsig omdat de wonden die een holeleeuw haar had toegebracht waren ontstoken. Ze was bijna dood toen Iza haar vond en meenam toen ze op zoek waren naar een nieuwe grot. Maar telkens wanneer ze zich iets probeerde te herinneren uit haar eerste kinderjaren, werd ze misselijk van angst en kreeg ze weer het gevoel dat de aarde onder haar voeten golfde.
De aardbeving die een meisje van vijf jaar alleen had achtergelaten in de woestenij, overgeleverd aan de genade van het toeval en de barmhartigheid van mensen die heel anders waren, had te veel schade toegebracht aan haar kinderziel. Ze kon zich niets meer herinneren van de aardbeving en de mensen bij wie ze was geboren. Het waren voor haar de Anderen, net als voor de rest van de Stam.
Net als de weifelende lente, met haar snelle afwisseling van ijskoude buien naar warme zonneschijn en omgekeerd, veranderde Ayla's voorkeur van het ene moment op het andere. De dagen waren niet onaangenaam. Als kind had ze haar dagen dikwijls doorgebracht met het zoeken van kruiden voor Iza in de omgeving van de grot, of wat jagen en ze was toen wel gewend geraakt aan de eenzaamheid. Dus 's morgens en 's middags, wanneer ze druk bezig was, wilde ze niets anders dan met Whinney in de beschutte vallei blijven. Maar 's nachts, in haar kleine grot, met alleen een vuur en een paard als gezelschap, smachtte ze naar een menselijk wezen om haar eenzaamheid op te lossen. In de steeds warmer wordende lente was het moeilijker alleen te zijn dan het de hele koude winter lang was geweest. Ze was met haar gedachten bij de Stam en de mensen van wie ze hield en haar armen hunkerden ernaar haar zoon vast te houden. Iedere nacht besloot ze dat ze de volgende dag zou beginnen met de voorbereidingen voor haar vertrek, en iedere ochtend stelde ze het uit en reed in plaats daarvan met Whinney over de oostelijke steppen.
Haar voorzichtige en uitgebreide verkenningstochten maakten haar niet alleen bekend met het terrein, maar ook met het leven dat de uitgestrekte open vlakte bevolkte. Kudden grazende dieren waren aan hun trek begonnen en dat bracht haar weer op het idee om op een groot dier te jagen. Naarmate dit idee haar meer in beslag nam, verdrong het in zekere mate haar obsessie over haar eenzame bestaan.
Ze zag paarden, maar die waren niet teruggekomen naar haar vallei. Dat hinderde niet. Ze was niet van plan om op paarden te jagen. Het moest een ander dier worden. Hoewel ze niet wist hoe ze ze zou kunnen gebruiken nam ze voortaan haar speren mee. De lange stokken waren onhandelbaar tot ze veilige houders voor ze bedacht, een in elke mand, aan beide zijden van het paard.Pas toen ze een kudde elanden zag, begon haar plan vaste vorm aan te nemen. Toen ze nog een meisje was en zich stiekem oefende in het jagen, bedacht ze vaak een smoesje om in de buurt van de mannen te werken wanneer die over de jacht praatten — hun geliefkoosde onderwerp. Destijds had ze meer belangstelling voor de kunst van het jagen met de slinger — haar wapen — maar het deed er niet toe over welke manier van jagen ze spraken. Op het eerste gezicht dacht ze dat de elanden met hun kleine geweien mannetjes waren. Toen zag ze de kalveren en ze herinnerde zich dat van alle hertachtigen alleen de vrouwelijke elanden geweien hadden. Die herinnering riep allerlei gedachten op, ook aan de smaak van het vlees.
Belangrijker was dat de mannen zeiden dat wanneer elanden in het voorjaar naar het noorden trekken ze altijd dezelfde route volgen, alsof ze een pad volgen dat zij alleen kunnen zien en ze trekken in afzonderlijke groepen. De vrouwtjes en de jongen gaan eerst. Ze worden gevolgd door een kudde jonge mannetjes. Later in het seizoen komen de oude bokken in kleine groepjes.

Ayla reed in een bedaard tempo achter een kudde geweidragende hinden en hun jongen. De zomerhorde muggen en vliegen die graag in elandevacht nestelden, vooral rond de ogen en oren, en hen er zo toe dreven koelere klimaten op te zoeken waar de insekten minder welig tierden, begonnen net hun opwachting te maken. Ayla veegde verstrooid de paar die om haar eigen hoofd zoemden weg. Toen ze op pad was gegaan, had er nog een ochtendnevel om de laagliggende kommen en hellingen gehangen. De opkomende zon stoomde de diepe holten in de rotsen open en gaf de steppen een ongekende vochtigheid. De elanden waren aan andere hoefdieren gewend en negeerden Whinney en haar menselijke passagier zolang ze maar niet te dicht in de buurt kwamen.
Terwijl ze ze gadesloeg, dacht Ayla aan de jacht. Als de bokken de hinden volgen, zouden ze binnenkort deze kant op moeten komen. Misschien kan ik wel een jonge elandbok buit maken. Ik weet nu welk pad ze zullen nemen. Maar ik heb er niets aan dat ik het pad weet, als ik niet dicht genoeg in de buurt kan komen om mijn speren te gebruiken. Misschien zou ik weer een gat kunnen graven. Ze zouden er gewoon voor opzij gaan en er is niet genoeg kreupelhout om een hek te bouwen waar ze niet overheen kunnen springen. Misschien valt er eentje in als ik ze aan het rennen weet te krijgen.
En als dat gebeurt, hoe krijg ik hem er dan uit? Ik heb geen zin om nog een keer een eland uit te benen op de bodem van een modderig gat. Bovendien zal ik het vlees hier buiten moeten drogen, tenzij ik het terug weet te krijgen naar de grot. De vrouw en het paard volgden de kudde de hele dag, tot de wolken rozig kleurden in een steeds donkerder wordende blauwe lucht. Af en toe stopten ze om wat te eten en te rusten. Ze was verder noordelijk dan ze ooit was geweest in een onbekend gebied. In de verte had ze een rij bomen gezien en in het wegebbende licht van een vermiljoenkleurige lucht, zag ze de kleur weerkaatst worden achter een dicht kreupelbosje. De elanden wrongen zich in een enkele rij door smalle openingen om bij het water te komen van een brede stroom en stelden zich langs de ondiepe rand op om alvorens over te steken, te drinken. Grijze schemering beroofde het land van het frisse groen, terwijl de lucht in vuur en vlam stond, alsof de kleur die werd gestolen door de nacht, in een fellere tint werd teruggegeven. Ayla vroeg zich af of het dezelfde stroom was die ze al verschillende keren waren overgestoken. In plaats van beekjes, sprengen en stromen, die uitmondden in een grotere watermassa, werd op zijn slingerende weg vol haarspeldbochten en splitsingen over vlak grasland vaak dezelfde rivier verschillende keren overgestoken. Als haar berekening klopte, kon ze vanaf de andere kant van de rivier bij haar vallei komen zonder dat ze verder nog belangrijke waterlopen hoefde over te steken.
De korstmos grazende elanden leken zich aan de overkant voor de nacht te installeren. Ayla besloot hetzelfde te doen. Het was een heel eind terug en ze zou ergens de rivier moeten oversteken. Ze wilde geen risico lopen nat en koud te worden nu de avond viel. Ze liet zich van het paard glijden, maakte de draagmanden los en liet Whinney vrij rondrennen terwijl ze haar kamp opsloeg. Met behulp van haar vuurstenen stonden droog kreupelhout en drijfhout al gauw in lichterlaaie. Na een maal van melige aardnoten in bladeren gewikkeld om ze te roosteren en een reuzehamster gevuld met een verzameling eetbare groene bladen, zette ze haar lage tentje op. Ayla floot het paard bij zich, want ze wilde haar in de buurt houden en kroop toen in haar slaapvacht, haar hoofd buiten de tent.
De wolken waren gaan liggen tegen de horizon. Boven stonden zoveel sterren dat het leek alsof een onvoorstelbaar fel licht zijn best deed om door de gebarsten en doorpriemde zwarte barrière van de nachthemel te breken. Creb zei dat er vuren in de lucht stonden, peinsde ze, vuurplaatsen van de wereld van de geesten en ook de vuurplaatsen van totemgeesten. Haar ogen zochten de hemel af tot ze het patroon vond dat ze wilde hebben. Daar is het thuis van Ursus en daarginds mijn totem, de Holeleeuw. Gek hoe ze zich langs de lucht kunnen verplaatsen zonder dat het patroon verandert. Ik vraag me af of ze op jacht gaan en dan terug naar hun grot.Ik moet een eland buit maken. En ik moet maar snel een plan maken, de bokken zullen gauw komen. Dat betekent dat ze hier zouden moeten oversteken. Whinney rook de aanwezigheid van een vierpotige rover, brieste en kwam tussen het vuur en Ayla staan, een gevoel van veiligheid ontlenend aan beide. 'Is er iets Whinney?' vroeg Ayla, met gebaren en geluiden, woorden die niemand van de Stam ooit gebruikte. Ze kon zachtjes hinniken en dat was niet te onderscheiden van het geluid dat Whinney maakte. Ze kon janken als een vos, huilen als een wolf en leerde snel te fluiten als bijna iedere vogel. Veel van die geluiden had ze opgenomen in haar eigen taaltje. Ze dacht nauwelijks meer aan de afkeuring van de Stam als er overbodige geluiden werden gemaakt. Het normale vermogen van haar soort om de stem te gebruiken liet zich gelden. 'Schuif eens op, Whinney. Je houdt de warmte tegen.' Ayla stond op en legde nog een stuk hout op het vuur. Ze sloeg een arm om de hals van het dier, want ze voelde dat Whinney schichtig was. Ik denk dat ik maar op blijf en het vuur brandend houd, dacht ze. Wat daarginds zit heeft waarschijnlijk heel wat meer belangstelling voor die elanden dan voor jou, meisje, zolang je maar bij het vuur blijft. Maar het is misschien wel een goed idee om een tijdje een lekker groot vuur te hebben. Ze hurkte neer en staarde in de vlammen. Ze zag vonken opspatten om in het donker te versmelten telkens als ze een nieuw blok hout op het vuur legde. Geluiden aan de overkant van de rivier vertelden het haar toen een eland, of twee, aan iets ten prooi was gevallen, waarschijnlijk een katachtige. Dat zette haar weer aan het denken om zelf op elandejacht te gaan. Op een gegeven ogenblik duwde ze het paard opzij om nog wat hout te pakken en kwam plotseling op een idee. Later, toen Whinney rustiger was, kroop ze weer in haar slaapvacht. Haar gedachten wervelden naarmate het idee groeide en het uitdijde tot andere, opwindende mogelijkheden. Tegen de tijd dat ze in slaap viel, had zich in grote lijnen een plan gevormd dat gebruik maakte van zo'n ongelooflijk idee dat ze er in zichzelf om moest glimlachen, zo brutaal was het.
Toen ze 's morgens de rivier overstak, was de kudde elanden, minus een of twee, verder getrokken, maar ze hoefde hen niet verder te volgen. Ze zette Whinney aan tot een galop. Ze had heel wat voorbereidingen te treffen als ze op tijd klaar wilde zijn.

'Dat is alles Whinney. Zie je wel dat het niet zo zwaar is?' zei Ayla bemoedigend. Ze leidde het paard geduldig met een tuig van leren riemen en koorden over de borst en rug waaraan een zwaar blok hout hing dat ze moest slepen. Eerst had Ayla de riem over Whinney's voorhoofd geschoven, zo ongeveer als de lijn die ze soms gebruikte als ze een zware last moest dragen. Ze begreep spoedig dat Whinney haar hoofd vrij moest kunnen bewegen en beter trok met haar borst en schouders. Maar het jonge steppepaard was niet gewend iets te trekken en het tuig belemmerde haar in haar bewegingen. Ayla was echter vastbesloten. Het was de enige manier om haar plan uit te voeren. Ze was op het idee gekomen toen ze hout op het vuur gooide om de roofdieren op een afstand te houden. Ze had Whinney opzij moeten duwen om bij het hout te komen en dacht met liefde aan het grote paard dat met al haar kracht bij haar bescherming zocht. Ze had even gedacht hoe mooi het zou zijn als zij zo sterk was en het volgende moment had ze een mogelijke oplossing gevonden voor het probleem waar ze mee worstelde. Misschien kon een paard een eland uit een valkuil trekken. Toen dacht ze erover na hoe ze het vlees moest verwerken en er groeide een nieuw plan. Als ze het dier op de steppe slachtte, zou de lucht van het bloed onvermijdelijk de vleeseters aantrekken. Misschien was het geen holeleeuw die de elanden had aangevallen, maar het was wel een katachtige. Tijgers, panters en luipaarden mochten dan half zo groot zijn als holeleeuwen, maar met een slinger kon ze zich niet verdedigen. Ze kon een lynx doden, maar de grote katten, dat was heel iets anders, vooral in het open veld. Bij haar grot, met een wand in de rug, zou ze ze misschien kunnen verjagen. Als ze een steen wegslingerde, was dat misschien niet dodelijk, maar ze zouden hem wel voelen. Als Whinney een eland uit de kuil kon slepen, waarom dan ook niet helemaal terug naar de vallei?
Maar eerst moest ze van Whinney een trekpaard maken. Ayla dacht dat ze alleen maar een manier hoefde te bedenken om touwen en riemen vast te maken aan het paard en de dode eland. Het kwam niet bij haar op dat de jonge merrie wel eens kon weigeren. Het berijden was zo vanzelf gegaan dat ze niet dacht dat ze Whinney moest leren een vracht te trekken. Maar ze kwam er wel achter toen ze haar het tuig aandeed. Na enige pogingen, waarbij ze van alles moest veranderen en verscheidene verbeteringen aanbracht, begon het paard aan het idee te wennen en Ayla kwam tot de slotsom dat het wel zou lukken.Terwijl de vrouw zag hoe het jonge dier het blok hout trok, dacht ze aan de Stam en schudde het hoofd. Ze zouden me al vreemd gevonden hebben als ze zagen dat ik een paard bij me heb, ik ben benieuwd wat de mannen nu zouden denken. Maar zij waren met zo velen en er waren vrouwen om het vlees te drogen en mee te nemen. Zij hoefden het nooit alleen te proberen. Ze omhelsde het paard spontaan en drukte haar voorhoofd tegen Whinney's hals. 'Wat heb ik een steun aan jou, ik had nooit gedacht dat je me zo zou gaan helpen. Ik zou niet weten wat ik moest doen zonder jou, Whinney. Hoe moet het met jou als de Anderen net zo zijn als Broud? Ik kan niet toelaten dat iemand je pijn doet. Ik wou dat ik wist wat ik moet doen.' Ze kreeg tranen in haar ogen terwijl ze het paard vasthield; toen veegde ze ze weg en maakte het tuig los. 'Nu weet ik wat ik te doen heb. Ik moet uitkijken naar die kudde jonge bokken.'

De elandbokken kwamen maar een paar dagen na de hinden. Ze trokken in een bedaard tempo. Toen ze ze eenmaal had opgemerkt, was het voor Ayla niet moeilijk hun bewegingen gade te slaan om zekerheid te krijgen dat ze inderdaad hetzelfde spoor volgden, noch om haar uitrusting bij elkaar te zoeken en vooruit te galopperen. Ze sloeg haar kamp op aan de rivier, stroomafwaarts ten opzichte van de plek waar de elanden zouden oversteken. Toen pakte ze haar graafstok om de grond los te woelen, het aangescherpte heupbeen om de grond af te steken en op te scheppen, en de leren tent om hem weg te slepen en ging naar de oversteekplaats van de vrouwelijke kudde. Het kreupelhout werd doorkruist door twee hoofdpaden en twee minder belangrijke. Ze koos een van de hoofdpaden uit voor haar val, zo dicht bij de rivier dat de elanden in een enkele rij zouden lopen, maar zo ver terug dat ze een diep gat kon graven voor er water kwam binnensijpelen. Tegen de tijd dat ze het had uitgegraven, zakte de late namiddagzon al langzaam naar de rand van de aarde. Ze floot haar paard en reed terug om te zien hoe ver de kudde vooruit was gekomen en schatte dat deze in de loop van de volgende dag de rivier zou bereiken. Toen ze bij de rivier terugkwam, begon het licht weg te ebben, maar het grote, gapende gat viel erg op. Niet een van die elanden zal in dat gat vallen. Ze zullen het zien en eromheen lopen, dacht ze ontmoedigd. Nou ja, het is te laat om er vannacht nog iets aan te doen, misschien bedenk ik morgenochtend nog iets.
Maar de ochtend bracht geen heldere invallen of briljante ideeën. De lucht was in de loop van de nacht betrokken. Ze werd wakker van een enorme spetter water op haar gezicht bij een naargeestige dageraad van diffuus licht. Ze had de oude huid de avond tevoren niet als tent opgezet. De lucht was helder toen ze ging slapen en de huid was nat en modderig. Ze had hem vlakbij te drogen uitgespreid, maar nu werd hij nog natter. De druppel in haar gezicht was nog maar de eerste van vele. Ze wikkelde de slaapvacht om zich heen, trok een uiteinde over haar hoofd en zat in elkaar gedoken boven de zwarte, natte resten van een vuur.
Een felle lichtflits knetterde over de oostelijke vlakten, een weerlicht dat het land tot aan de horizon verlichtte. Een ogenblik later klonk er in de verte een waarschuwend gerommel. Alsof het een teken was, barstte er uit de wolken boven haar een nieuwe zondvloed los. Ayla pakte de natte tenthuid en sloeg die om. Gaandeweg gaf het daglicht het landschap scherpere contouren en verdreef schaduwen uit spleten. Een bleek, grijs licht gaf de uitbottende steppen iets flets', alsof het druipende wolkendek de kleur had weggespoeld. Zelfs de lucht had een onbestemde, nietszeggende tint, geen blauw, maar ook geen grijs of wit. Het water begon poelen te vormen toen de dunne laag doorlatende grond, boven de bevroren onderlaag, verzadigd raakte. De bevroren grond, die vrij dicht onder het oppervlak lag, was net zo hard als de ijskap in het noorden. Wanneer het warmer werd en de ondergrond ontdooide, trok de ijslaag zich iets terug, maar de altijd bevroren grondlaag bleef ondoordringbaar. Er was geen afvoer. Onder bepaalde omstandigheden kon de doorweekte grond veranderen in verraderlijk drijfzand dat volwassen mammoets kon opslokken. Wanneer het dicht bij de rand van een gletsjer gebeurde, die zich soms onverwacht verplaatste, kon een snelle bevriezing de mammoet duizenden jaren goed houden. De loodkleurige lucht liet grote regendruppels vallen in de zwarte plas die eens een vuurplaats was geweest. Ayla zag ze in putjes uiteenspatten en zich dan in steeds groter wordende kringen verspreiden, en wenste dat ze in haar knusse, droge grot in de vallei zat. Een kou die haar tot op het bot verkilde, kroop langzaam door haar zware leren voetomhulsels omhoog, ondanks het vet dat ze erop had gesmeerd en de zegge die ze om haar voeten had gepropt. Het doorweekte moeras zette een domper op haar enthousiasme voor de jacht.Toen de overstromende plassen moddergeulen naar de rivier baanden, waarin twijgjes, takjes, gras en het oude blad van vorige zomer werden meegesleurd, verhuisde ze naar een stukje hoger gelegen grond. Waarom ga ik niet gewoon terug, dacht ze terwijl ze de draagmanden meezeulde de helling op. Ze gluurde even onder de deksels, de regen liep van de gevlochten paardestaartbladeren af en de inhoud was droog. Het heeft geen zin. Ik moet ze maar opbinden en gaan. Ik krijg nooit een eland. Er springt er heus niet een in dat grote gat omdat ik het wil. Misschien kan ik later een van die oude achterblijvers pakken. Maar dat vlees is taai en de huiden zitten vol littekens. Ayla slaakte een zucht en trok de bontomslag en de oude leren tent hoger om zich heen. Ik werk nu al zo lang aan de plannen dat ik me niet door een beetje regen kan laten tegenhouden. Misschien maak ik wel geen eland buit, het zou niet de eerste keer zijn dat een jager met lege handen thuiskwam. Slechts één ding is zeker: het lukt me nooit als ik het niet probeer. Toen het afvloeiingswater het heuveltje dreigde te ondergraven, klom ze op een rotspartij en tuurde door de regen om te zien of die al begon af te nemen. Er was nergens een plekje om te schuilen op de open vlakte, geen grote bomen of overhangende rotsen. Net als het ruige, druipende paard naast haar, stond Ayla geduldig in de stortbui te wachten tot het op zou houden met regenen. Ze hoopte maar dat de elanden ook wachtten. Ze kon ze nog niet gebruiken. Halverwege de ochtend versaagde haar vastberadenheid weer, maar tegen die tijd had ze gewoon geen zin om ook maar een stap te verzetten.
Met de gebruikelijke grilligheid van de lente brak het wolkendek omstreeks het middaguur en een stevige bries joeg het weg. Tegen de middag was er geen wolkje meer te bekennen en de frisse jonge kleuren van de lente fonkelden met pas gewassen schittering in de volle luister van de zon. De grond dampte in zijn enthousiasme om het vocht aan de atmosfeer terug te geven. De droge wind die de wolken had verdreven, zoog het gretig op alsof hij wist dat hij een deel aan de gletsjer zou verspelen. Ayla's vastberadenheid kwam terug, zo niet haar vertrouwen. Ze schudde de zware oeroshuid af en drapeerde hem over een hoge struik, hopend dat hij deze keer een beetje zou drogen. Haar voeten waren klam — alles was klam — maar niet koud, dus ze schonk er geen aandacht aan en ging naar de oversteekplaats van de elanden. Ze kon het gat niet zien en de moed begaf haar. Toen ze scherper keek, zag ze een overstromende poel modderig water, vol bladeren, stukken hout en rotzooi, waar haar kuil was geweest.
Met op elkaar geklemde tanden ging ze terug om een watermand te halen om het gat leeg te hozen. Op de terugweg moest ze heel goed kijken om het gat van een afstand te zien. Toen glimlachte ze plotseling. Als ik er al naar moet zoeken, nu het zo bedekt is met bladeren en takken, dan zou een eland als hij hard liep, het misschien ook niet zien. Maar ik kan het water er niet in laten staan. Ik vraag me af of er geen andere manier is… Wilgetenen zouden er wel over passen. Waarom zou ik de kuil niet afdekken met wilgetenen en daar bladeren op leggen. Het zou niet sterk genoeg zijn om een eland te dragen, maar prima voor bladeren en takjes. Plotseling lachte ze hardop. Het paard reageerde met een gehinnik en kwam naar haar toe. 'Oh, Whinney! Misschien was die regen toch niet zo slecht.' Ayla hoosde het water uit de valkuil en het kon haar niet schelen dat het een smerig karwei was. Hij was niet zo diep, maar toen ze probeerde hem uit te graven merkte ze dat het waterpeil was gestegen. Er kwam alleen maar meer water in. Ze zag wel dat het water in de rivier hoger stond toen ze naar de kolkende, modderige stroom keek. En hoewel ze het niet wist, de warme regen had iets van de bevroren ondergrond ontdooid. Het was niet zo gemakkelijk als ze had gedacht om het gat te camoufleren. Ze moest een heel eind stroomafwaarts afzoeken om een armvol wilgetenen te verzamelen in het gedrongen wilgekreupelhout en ze moest ze aanvullen met riet. De wijdmazige mat zakte in het midden door toen ze hem over de kuil legde en ze moest hem aan de randen vastzetten. Toen ze er bladeren en takjes over had gestrooid, vond ze dat hij nog steeds erg opviel. Ze was niet helemaal tevreden, maar ze hoopte dat het succes zou opleveren.
Onder de modder ploeterde ze terug stroomafwaarts, wierp een verlangende blik op de rivier en floot Whinney toen. De elanden waren niet zo dichtbij als ze had verwacht. Als de vlakten droog waren geweest, dan zouden ze zich hebben gehaast om bij de rivier te komen, maar met zoveel water in plassen en tijdelijke beekjes, was hun tempo gezakt. Ayla was er zeker van dat de kudde jonge bokken hun gebruikelijke oversteekplaats niet voor de ochtend zouden bereiken.Ze ging terug naar haar kamp en deed met grote opluchting haar omslagen en voetomhulsels af en waadde de rivier in. Het was koud, maar ze was aan koud water gewend. Ze waste de modder weg en spreidde toen haar omslagen en schoeisel uit op de rotspartij. Haar voeten waren wit en rimpelig omdat ze zo lang in het natte leer opgesloten hadden gezeten. Zelfs haar harde, eeltige voetzolen waren zacht geworden en ze was blij met de door de zon verwarmde rots. Hij gaf haar ook een droge basis voor een vuur.
De dode onderste takken van dennen bleven gewoonlijk droog, en hoewel hij beknot was tot het formaat van een struik, vormde de den bij de rivier geen uitzondering. Ze had droog tondel bij zich en met haar vuurstenen had ze al gauw een beginvuurtje flink aan het branden. Ze bleef het voeden met twijgjes en kleine stukken hout tot grotere, langzamer brandende stukken, in een wigwam over het vuur tegen elkaar gezet, gedroogd waren. Ze slaakte een zucht van tevredenheid bij haar eerste slok hete thee na een maal van reiskoeken. De koeken gedroogd vlees, vruchten en vet waren voedzaam en ze konden onderweg worden gegeten, maar de hete drank bevredigde haar meer. Hoewel hij nog steeds vochtig was, had ze de leren tent in de buurt van het vuur opgezet waar hij verder kon drogen terwijl ze sliep. Ze keek even naar de wolken die in het westen de sterren aan het gezicht onttrokken en hoopte dat het niet weer zou gaan regenen. Toen kroop ze, na Whinney een vriendelijk klopje te hebben gegeven, in haar vacht en sloeg die om zich heen.

Het was donker. Ayla lag doodstil, met haar ogen wijdopen en haar oren gespitst, en probeerde te ontdekken wat haar uit een diepe slaap had gehaald. Ze hoorde Whinney bewegen en kwam half overeind om in het rond te kijken. In het oosten was een zwakke gloed aan de hemel te zien. Toen hoorde ze een geluid waarvan haar haar rechtop ging staan in haar nek en wist ze waarvan ze wakker was geworden. Ze had het niet vaak gehoord, maar ze wist dat het grommende gebrul aan de overkant van de rivier van een holeleeuw kwam. Het paard hinnikte zenuwachtig en Ayla stond op.
'Stil maar, Whinney. Die leeuw is ver weg.' Ze gooide nog wat hout op het vuur. 'Het is zeker een holeleeuw geweest die ik de vorige keer dat we hier waren, heb gehoord, ze zitten zeker ergens aan de overkant van de rivier. Zij zullen ook wel een bok pakken. Ik ben blij dat het daglicht is als we door hun territorium komen en ik hoop dat ze hun buik vol eland hebben voor we daar aankomen. Ik kan net zo goed thee maken, dan is het tijd om voorbereidingen te treffen.'
De gloed in het oosten begon rozig te kleuren toen de jonge vrouw alles in de draagmanden had gepakt en de riem strakker om Whinney's buik had aangetrokken. Ze stak een lange speer in de houder aan de binnenkant van elke mand en bond ze stevig vast. Vervolgens steeg ze op en ging voor de draagmanden zitten, tussen de twee puntige houten schachten die recht omhoog staken.
Ze reed in een wijde bocht terug naar de kudde, tot ze zich achter de naderende elanden bevond. Ze zette haar paard tot spoed aan tot ze de jonge bokken in het gezicht kreeg, hield toen in en volgde ze in een rustig tempo. Whinney viel gemakkelijk in het patroon van de trek. Vanaf de rug van het paard had ze een goed uitzicht op de kudde toen deze de kleine rivier naderde. Ze zag de aanvoerder de pas inhouden en aan de overhoop gehaalde modder en bladeren op het pad naar de valkuil snuffelen. Er voer een waakzame trilling door de elanden die zelfs de vrouw kon voelen.
De eerste elanden betraden de door kreupelhout verstikte oevers naar het water langs het alternatieve pad, toen Ayla besloot dat het tijd was om in actie te komen. Ze haalde diep adem en boog zich, vooruitlopende op een verhoging van de snelheid, voorover en gaf toen een luid gejoel ten beste terwijl het paard op de kudde af galoppeerde.
De achterste elanden sprongen naar voren, de beesten voor hen opzij duwend. Toen het paard met een gillende vrouw op haar rug op hen af kwam denderen, sloegen alle elanden geschrokken op hol. Maar ze leken allemaal het pad met de valkuil te mijden. Ayla verloor de moed toen ze zag hoe de dieren om het gat heen liepen, erover sprongen of er op de een of andere manier in slaagden ervoor opzij te stappen.Toen merkte ze beroering op in de snel bewegende kudde en ze dacht dat ze een gewei naar beneden zag duiken, terwijl andere om de ruimte dansten en krioelden. Ayla rukte de speren uit hun houders en liet zich van het paard glijden. Zodra haar voeten de grond raakten, rende ze al. Een verwilderd kijkende eland zat vast in de klamme modder op de bodem van het gat en probeerde eruit te springen. Ze had haar doel bereikt. Deze keer stootte ze meteen raak. Ze stootte de zware speer diep in de hals van de eland en raakte een slagader. Het prachtige dier zakte op de bodem van de kuil in elkaar, zijn worsteling was voorbij. Het was gebeurd. Klaar. Zo snel en zoveel gemakkelijker dan ze zich had voorgesteld. Ze hijgde. De voorbereiding had zoveel denken, zorgen, spanning en energie gevergd, dat het gemak waarmee ze de jacht had volbracht die niet had uitgeput. Ze moest zich wel uitleven. Ze was nog opgewonden en had geen gelegenheid gehad om af te reageren. Ze had niemand om het succes mee te delen.
'Whinney! Het is ons gelukt! Het is ons gelukt!' Het paard schrok op van haar gegil en haar heftige gebaren. Toen sprong ze op de rug van de merrie en joeg als een razende de vlakte over. Met haar wapperende vlechten, ogen die gloeiden van opwinding en een waanzinnige glimlach op haar gezicht, leek ze wel een wilde. En des te angstaanjagender — als er iemand in de buurt was geweest om angst aan te jagen — doordat ze schrijlings op een wild dier zat waarvan de dolle blik en de in de nek gelegde oren blijk gaven van een razernij van een enigszins andere aard.
Ze maakten een wijde bocht en op de terugweg bracht ze het paard tot stilstand, liet zich naar beneden glijden en eindigde haar rondje met een sprint op haar eigen twee benen. Deze keer had ze alle reden om zwaar te hijgen toen ze in het modderige gat naar het dode dier keek.
Toen ze weer op adem was gekomen, trok ze de speer uit de hals van de eland en floot het paard. Whinney was nog steeds schichtig en Ayla probeerde haar met bemoedigende en vriendelijke gebaren te kalmeren. Ze leidde het paard naar de valkuil. Whinney was nog steeds prikkelbaar en zonder teugel of halster moest Ayla vleien en aandringen. Toen het paard eindelijk leek te bedaren, bond de vrouw de loshangende touwen van het tuig aan het gewei van de eland.
'Trekken, Whinney,' moedigde ze aan, 'net als met het blok hout.' Het paard kwam naar voren, voelde het trekken en stapte terug. Toen kwam ze, op verdere aansporingen opnieuw naar voren. Ze leunde in het tuig toen de touwen strak kwamen te staan. Terwijl Ayla haar op alle mogelijke manieren hielp, trok Whinney de eland langzaam uit de kuil. Ayla was opgetogen. Het betekende op zijn minst dat ze het vlees niet op de bodem van een smerige kuil hoefde uit te benen. Ze wist niet precies hoeveel Whinney nog meer bereid zou zijn te doen, ze hoopte dat het paard haar krachten zou lenen om de eland terug te slepen naar de vallei, maar ze zou rustig aan doen. Ze leidde de jonge merrie naar de waterkant, het gewei van de eland lostrekkend in het kreupelhout, pakte vervolgens de manden opnieuw in, zodat de een in de ander paste en bond ze op haar rug. Het was een onhandige last met de twee speren die recht omhoog staken, maar met behulp van een groot rotsblok steeg ze op. Haar voeten waren bloot, maar ze sjorde haar bontomslag omhoog om hem uit het water te houden en dreef Whinney de rivier in.Normaal was het een ondiep, breed, doorwaadbaar deel van de rivier, een van de redenen waarom de elanden de plek instinctief hadden uitgekozen om over te steken, maar door de regen was het waterpeil gestegen. Whinney slaagde erin op de been te blijven in de snelle stroming en toen de eland eenmaal in het water was, dreef hij gemakkelijk. Dat het dier door het water werd gesleept, had een voordeel waar Ayla nog niet bij had stilgestaan. Het spoelde de modder en het bloed weg en tegen de tijd dat ze aan de overkant waren, was het karkas schoon. Whinney stribbelde een beetje tegen toen ze het gewicht weer voelde, maar Ayla was inmiddels afgestegen en hielp de eland een eindje het strand opslepen. Vervolgens maakte ze de touwen los. De eland was weer een stap dichter bij de vallei, maar voor ze verder gingen, moest Ayla nog een paar dingen doen. Met haar scherpe vuurstenen mes sneed ze de keel van de eland open en maakte vervolgens een rechte snee van de anus omhoog langs de buik, borst en hals door naar de keel. Ze hield het mes vast met haar wijsvinger langs de rug en de snijrand omhoog, vlak onder de huid gestoken. Als de eerste snee zuiver was gemaakt, zonder in het vlees te snijden, ging het villen later veel gemakkelijker. De volgende snee ging dieper, om de ingewanden te verwijderen. Ze maakte de bruikbare delen schoon en stak ze samen met de eetbare delen terug in de buikholte. Langs de binnenkant van een van de manden zat een grote van gras gevlochten mat gekruld. Ze rolde hem op de grond uit en schoof er toen duwend en kreunend de eland op. Ze vouwde hem over het karkas, omwikkelde hem stevig met touwen en maakte die aan de touwen van Whinney's tuig vast. Ze pakte de manden weer in, stak in elk een speer en zette de lange schachten stevig vast. Toen klom ze, nogal tevreden met zichzelf, op de rug van het paard. Bij ongeveer de derde keer dat ze moest afstijgen om de last van dc hinderlijke versperringen — graspollen, rotsen, kreupelhout — los te trekken, voelde ze zich niet meer zo tevreden. Tenslotte bleef ze gewoon naast het paard lopen en troonde haar met gevlei mee tot de opgebonden eland ergens achter bleef haken, en ging dan terug om hem los te trekken. Pas toen ze bleef staan om haar voetomhulsels weer om te doen, kreeg ze de meute hyena's in de gaten die haar volgde. De eerste stenen uit haar slinger vertelden de geslepen aaseters alleen maar wat haar bereik was en daar bleven ze net buiten.
Stinkende, lelijke beesten, dacht ze, terwijl ze haar neus optrok en huiverde van afkeer. Ze wist maar al te goed dat ze ook op jacht waren. Ayla had met haar slinger zo'n aaseter gedood en haar geheim prijsgegeven. De groep wist dat ze jaagde en daar moest ze voor gestraft worden. Brun had geen keus; dat waren de regels van de Stam.
Hyena's irriteerden Whinney ook. Het was meer dan haar instinctieve vrees voor roofdieren. Ze had nooit de groep hyena's vergeten die haar had aangevallen toen Ayla haar moeder doodde en Whinney was heel gespannen. Het bleek een groter probleem te zijn om de eland naar de grot te brengen dan Ayla had voorzien. Ze hoopte dat het voor het vallen van de avond zou lukken.
Op een plek waar de rivier zich in een bocht terugslingerde, hield ze stil om te rusten. Het voortdurende stoppen en weer verder gaan was vermoeiend. Ze vulde haar waterzak en een grote, waterdichte mand met water en bracht die naar Whinney, die nog steeds vastzat aan de stoffige bundel met de eland. Ze haalde een reiskoek te voorschijn en ging op een rots zitten om hem op te eten. Ze zat naar de grond te staren zonder die echt te zien en probeerde een gemakkelijker manier te bedenken om haar buit terug te krijgen naar de vallei. Het duurde een poosje voor het tot haar doordrong hoe de grond was omgewoeld, maar toen wekte het haar nieuwsgierigheid. De aarde was vertrapt, het gras platgetreden en de sporen waren vers. Er had zich hier kort geleden een grote opschudding voorgedaan. Ze stond op om de sporen nader te onderzoeken en paste geleidelijk aan de stukken van het verhaal in elkaar.
Afgaande op de sporen in de opgedroogde leem in de omgeving van de rivier, bevonden ze zich in een sinds lang gevestigd territorium van holeleeuwen. Ze dacht dat er wel een kleine vallei in de buurt zou zijn met steile rotswanden en een knusse grot waar een leeuwin eerder in het jaar een paar gezonde welpen had geworpen. Dit was een favoriete rustplaats geweest. De welpen hadden speels om een bloederig stuk vlees gevochten, waar ze met hun melktandjes kleine stukjes van losscheurden, terwijl de verzadigde mannetjes zich lui in de ochtendzon koesterden en welgedane vrouwtjes toegeeflijk de spelende kleintjes in het oog hielden.
De reusachtige roofdieren waren heer en meester over hun domein. Ze hadden niets te vrezen, geen enkele reden om een aanval van hun prooi te verwachten. Elanden zouden onder normale omstandigheden nooit zo dicht in de buurt van hun natuurlijke vijand zijn afgedwaald, maar de joelende, gillende, vrouw op haar paard had hen tot paniek gedreven. De snelstromende rivier had de op hol geslagen kudde niet tegengehouden. Ze hadden zich naar de overkant gestort en voor ze het wisten, bevonden ze zich midden in een troep leeuwen. Beide waren volkomen overrompeld. De vluchtende elanden beseften te laat dat ze van het ene gevaar in een veel erger terecht waren gekomen en renden alle kanten op.
Ayla volgde de sporen en belandde bij het slot van het verhaal. Tc laat om de vluchtende hoeven te ontduiken, was een van de welpen door dc bange elanden vertrapt.
De vrouw knielde naast de jonge holeleeuw en voelde met de ervaren hand van een medicijnvrouw naar tekenen van leven. De welp voelde warm aan en had waarschijnlijk gebroken ribben. Hij was bijna dood, maar ademde nog. Uit de sporen in de aarde kon Ayla opmaken dat de leeuwin haar kleintje had gevonden en hem een duwtje met haar neus had gegeven dat hij overeind moest komen, maar dat had niet mogen baten. Toen had ze, getrouw aan de gewoonte van alle dieren, die de zwakken moeten laten sterven, wil de rest overleven, haar aandacht op haar overige kroost gericht en was verder gegaan. Alleen bij het dier dat mens heette hing de overleving van meer af dan alleen van kracht en een goede conditie. Toch al nietig, in vergelijking met hun vleesetende concurrenten, waren de mensen afhankelijk van samenwerking en medeleven. Arm kleintje, dacht Ayla. Je moeder kon je niet helpen, hè? Het was niet de eerste keer dat ze medelijden kreeg met een hulpeloos, gewond dier. Heel even overwoog ze het om de welp mee terug te nemen naar de grot en wees het toen snel van de hand. Brun en Creb hadden haar, toen ze de geneeskunst leerde, toegestaan kleine gewonde dieren mee te nemen in de Stamgrot om ze te behandelen, hoewel het de eerste keer een hele opschudding had veroorzaakt.
Maar het wolvejong was Brun te ver gegaan. De leeuwewelp was al bijna zo groot als een wolf. Op een dag zou hij bijna net zo groot zijn als Whinney. Ze kon geen jonge holeleeuw meenemen naar de grot.
Ze stond op, keek op het stervende leeuwtje neer, schudde het hoofd en maakte toen aanstalten om Whinney verder te leiden. Ze hoopte dat de lading die ze sleepte niet al te snel zou blijven steken. Toen ze op weg gingen, merkte Ayla op dat de hyena's aanstalten maakten hen te volgen. Ze strekte haar hand uit naar een steen en zag toen dat de meute was afgeleid. Dat was niet meer dan redelijk. Dat was de plaats die de natuur hun had toegekend. Ze hadden het leeuwtje gevonden. Maar als het om hyena's ging, was Ayla niet redelijk.
'Maak dat je wegkomt, vuile stinkbeesten die jullie zijn! Laat dat kleintje met rust!'
Stenen slingerend rende Ayla terug. Een gejank liet haar weten dat een ervan doel getroffen had. De hyena's trokken zich weer buiten haar bereik terug toen de vrouw vol gerechtvaardigde toorn op hen afstormde.
Daar! Dat zal ze op een afstand houden, dacht ze terwijl ze wijdbeens boven de welp ging staan. Toen trok er een zure glimlach van ongeloof over haar gezicht. Wat doe ik nu? Waarom houd ik ze bij een leeuwewelp vandaan die hoe dan ook doodgaat? Als ik hem aan de hyena's overlaat, vallen ze mij niet meer lastig. Ik kan hem niet meenemen. Ik zou hem niet eens kunnen dragen. Niet het hele eind, tenminste. Ik moet die eland thuis zien te krijgen. Het is belachelijk om er over te denken. Oh, ja? En als Iza mij nu eens had laten liggen? Creb zei dat ik door de geest van Ursus, of misschien door de geest van de Holeleeuw op haar pad was gelegd, omdat niemand anders voor mij zou zijn blijven staan. Ze kon het niet aanzien dat iemand ziek of gewond was, zonder te proberen te helpen. Daarom was ze zo'n goede medicijnvrouw.
Ik ben medicijnvrouw. Ze heeft me opgeleid. Misschien is dit leeuwtje op mijn pad gelegd zodat ik hem zou vinden. De eerste keer, toen ik dat gewonde konijntje meenam naar de grot, zei ze dat je daaraan kon zien dat ik was voorbestemd om medicijnvrouw te worden. Nou, hier is een gewond kleintje. Ik kan het niet zomaar aan die gemene hyena's overlaten. Maar hoe krijg ik dit kleintje naar de grot? Een gebroken rib zou, als ik niet oppas een long kunnen doorboren. Ik zal hem ergens in moeten wikkelen voor ik hem kan vervoeren. Met die brede riem die ik voor Whinney's trektuig heb gebruikt, zou het moeten gaan. Ik heb nog wat bij me.
Ayla floot het paard. Vreemd genoeg bleef de last die Whinney sleepte nergens achter vastzitten, maar de jonge merrie was zenuwachtig. Ze voelde zich niet prettig in het territorium van holeleeuwen, ook haar soort vormde hun natuurlijke prooi. Sinds de jacht was ze al overprikkeld en het stoppen iedere keer om de zware last vrij te maken, die haar belemmerde, had haar er niet kalmer op gemaakt.
Maar omdat Ayla al haar aandacht bij de jonge holeleeuw had, sloeg ze geen acht op de noden van het paard. Toen ze de ribben van de jonge vleeseter had omwikkeld, was de enige manier die ze kon bedenken om hem naar de grot te krijgen, dat ze hem op Whinney's rug legde.Dat was te veel voor het veulen. Toen de vrouw de grote kat optilde en probeerde hem op haar rug te leggen, steigerde de jonge merrie. In paniek bokte en schokte ze in een poging zich te ontdoen van de gewichten en toestanden die aan haar vast zaten en steigerde toen de steppe over. De eland, in de grasmat verpakt, hobbelde en danste achter het paard aan en bleef toen achter een rots steken. De weerstand vergrootte haar paniek en veroorzaakte een nieuwe dolle aanval van bokken. Plotseling knapten de leren riemen en door de schok kiepten de draagmanden, topzwaar door de lange, zware speerschachten, om. Met open mond van verbazing zag Ayla het overspannen paard als een razende doorrennen. De inhoud van de draagmanden werd, op de stevig bevestigde speren na, over de grond gestrooid. De twee lange schachten, die nog steeds aan de draagmanden vastzaten, sleepten achter haar aan, met de punten naar beneden, zonder haar in snelheid ook maar te hinderen. Ayla zag de mogelijkheden meteen. Ze had haar hersens gepijnigd om een manier te bedenken om de eland en de jonge leeuw naar de grot te brengen. Maar het wachten tot Whinney wat was bedaard, duurde wat langer. Ongerust dat het paard zichzelf zou bezeren, floot Ayla en riep. Ze wilde haar achterna gaan, maar was bang om de eland of het leeuwtje aan de genade van de hyena's over te leveren. Het fluiten had inderdaad resultaat. Het was een geluid dat Whinney associeerde met genegenheid, veiligheid en aandacht. In een wijde boog kwam ze naar de vrouw terug.
Toen de uitgeputte en bezwete jonge merrie eindelijk dichterbij kwam, kon Ayla haar alleen maar opgelucht omhelzen. Ze maakte het tuig en de riem om haar buik los en onderzocht haar zorgvuldig, om zich ervan te vergewissen dat ze zich niet had bezeerd. Whinney leunde tegen de jonge vrouw aan en maakte zachte hinnikgeluidjes van ellende. Ze spreidde haar voorbenen, ademde moeizaam en sidderde.
'Rust maar, Whinney,' zei Ayla toen het paard ophield met beven en kalmer leek te worden. 'Ik moet dit toch uitzoeken.' Het kwam niet bij de vrouw op om boos te worden omdat het paard had gesteigerd, was weggelopen en haar spullen had afgeworpen. Ze beschouwde het dier niet als haar eigendom of haar slaaf. Whinney was eerder een vriendin, een metgezel. Als het paard in paniek raakte, had het daar een goede reden voor. Er werd te veel van haar gevraagd. Ayla vond dat ze moest leren hoe ver ze kon gaan, niet moest proberen haar naar haar hand te zetten. Volgens Ayla hielp het paard haar uit vrije wil en ze verzorgde Whinney uit liefde.
De jonge vrouw raapte wat ze van de inhoud van de manden kon vinden op en zette toen het systeem van buikriem — mand — tuig weer in elkaar. De twee speren zette ze vast op de manier waarop ze gevallen waren, met de punten naar beneden. De grasmat, die om de eland gewikkeld had gezeten, maakte ze aan beide stokken vast, zodat er een draagplateau tussen ontstond, achter het paard, maar boven de grond. Ze snoerde de eland erop vast en bond toen voorzichtig het bewusteloze holeleeuwtje erop. Nu ze wat ontspannen was, leek Whinney de riemen en het tuig meer te accepteren. Ze bleef rustig staan terwijl Ayla het geheel bijstelde.
Toen de manden eenmaal op hun plaats zaten, controleerde ze het leeuwtje nog een keer en klom op Whinney's rug. Op weg naar de vallei was ze verbluft hoe efficiënt het nieuwe vervoermiddel was. Nu alleen de uiteinden van de speren over de grond sleepten, geen dood gewicht dat achter ieder obstakel bleef steken, kon het paard de last veel gemakkelijker trekken, maar Ayla haalde pas opgelucht adem toen ze bij de vallei en haar grot was.
Ze hield stil omWhinney wat rust te gunnen en controleerde het jonge holeleeuwtje. Hij ademde nog steeds, maar ze wist niet zeker of hij wel in leven zou blijven. Waarom is hij op mijn pad gelegd, vroeg ze zich af. Meteen toen ze het leeuwtje zag, had ze aan haar totem gedacht. Wilde de geest van de Holeleeuw dat ze voor hem zorgde?
Toen viel haar een andere gedachte in. Als ze niet had besloten het leeuwtje mee te nemen, was ze nooit op het idee van de slede gekomen. Had haar totem die manier uitgekozen om het haar te laten zien? Was het een geschenk? Wat het ook was, Ayla was ervan overtuigd dat het leeuwtje met een reden op haar pad was gelegd en ze zou alles binnen haar vermogen doen om zijn leven te redden.