27
Ayla zat laag op haar hurken en keek door een scherm van hoog,
goudkleurig gras, dat zich boog onder het gewicht van rijpe
zaadhalmen en concentreerde zich op de omtrekken van het dier. Ze
hield in haar rechterhand een speer klaar om te werpen en een
andere alvast in haar linker. Een sliert lang, blond haar, die uit
een strak gevlochten vlecht was ontsnapt, waaide in haar gezicht.
Ze verschoof de lange schacht een beetje, op zoek naar het
evenwichtspunt, kneep vervolgens haar ogen samen, greep hem stevig
beet en mikte. Terwijl ze de speer wegslingerde, sprong ze naar
voren.
'Oh, Jondalar! Ik zal nooit zuiver kunnen werpen met deze
speer!' zei Ayla ten einde raad. Ze stevende op een boom af waar
een kussen van een met gras gevulde huid voor hing, en haalde de
nog trillende speer uit de romp van een bizon die Jondalar er met
een stuk houtskool op had getekend.
'Je oordeelt te streng over jezelf, Ayla,' zei Jondalar
stralend van trots. 'Je bent beter dan je zelf denkt. Je leert
het heel snel, maar ik heb ook zelden zo'n vastberadenheid
gezien. Je oefent ieder vrij ogenblikje. Ik denk dat dat nu
misschien je probleem is. Je probeert het te hard. Je moetje
wat ontspannen.'
'De manier waarop ik de slinger heb leren gebruiken, was door
te oefenen.'
' Maar je hebt je vaardigheid met dat wapen toch niet van de
ene dag op de andere ontwikkeld?'
'Nee, dat heeft verschillende jaren gekost. Maar ik wil geen
jaren wachten voor ik met deze speer kan jagen.' 'Dat hoef je ook
niet. Je zou er waarschijnlijk nu al mee kunnen jagen en iets
kunnen vellen. Je hebt niet de stootkracht en snelheid van vroeger,
Ayla, maar die zul je nooit krijgen. Je zult je nieuwe bereik
moeten zoeken. Als je wilt blijven oefenen, waarom schakel je dan
niet een poosje op je slinger over?' 'Met de slinger hoef ik niet
te oefenen.'
'Maar je moet je ontspannen, en ik denk dat het je zou helpen
wat los te komen. Probeer het eens.'Ze voelde de spanning uit haar
wegstromen met het vertrouwde gevoel van de reep leer in haar
handen en het ritme en de beweging van het hanteren van de slinger.
Ze putte een warme bevrediging uit haar geoefende vaardigheid,
hoewel het een worsteling was geweest om het te leren. Ze kon alles
raken waar ze maar op mikte, vooral oefendoelen, die niet bewogen.
De openlijke bewondering van de man moedigde haar aan om een
demonstratie van haar kunnen ten beste te geven. Ze raapte een paar
handen kiezels op bij de rand van de stroom en liep toen helemaal
naar de andere kant van het veld om haar ware bereik te laten zien.
Ze demonstreerde haar snelvuurtechniek met twee stenen en liet toen
zien hoe snel ze het af kon maken met nog twee stenen.
Jondalar deed mee en zette doelen op die haar nauwkeurigheid
op de proef stelden. Hij zette vier stenen op een rij op het grote
rotsblok. Ze sloeg ze er met vier snelle worpen vanaf. Hij wierp
twee stenen op, de een na de ander, ze haalde ze zo uit de lucht.
Toen deed hij iets dat haar verbaasde. Hij ging in het midden van
het veld staan, liet op elke schouder een steen balanceren en keek
haar met een grijns op zijn gezicht aan. Ze smeet met zo'n kracht
een steen uit haar slinger weg dat het op zijn minst pijn kon
doen—dodelijk kon zijn als ze per ongeluk een kwetsbare plek
raakte. Dit toonde zijn vertrouwen in haar, maar het stelde haar
zelfvertrouwen ook op de proef.
Hij hoorde wind fluiten en de doffe tik van steen die tegen
steen klapte toen eerst de ene en een ogenblik later de andere
steen werd weggeslagen. Maar hij kwam niet helemaal zonder
kleerscheuren van zijn gevaarlijke spelletje af. Van een van de
stenen sprong een klein scherfje af en dat drong in zijn hals. Hij
vertrok geen spier van zijn gezicht, maar een klein straaltje
bloed, dat te voorschijn kwam toen hij de steensplinter lostrok,
verried hem. 'Jondalar, je bent gewond!' riep Ayla uit toen ze hem
zag. 'Het is maar een scherfje, het heeft niets te betekenen. Maar
je bent goed met die slinger, Ayla. Ik heb nog nooit iemand zo een
wapen zien hanteren.'
Ayla had nog nooit iemand zo naar haar zien kijken als hij.
Zijn ogen fonkelden van respect en bewondering, zijn stem was hees
van enthousiaste lof. Ze bloosde, vervuld met zo'n vloed van warme
emoties dat hij tranen ontlokte bij gebrek aan een andere
uitweg.
'Als je zo een speer kon werpen…' Hij maakte zijn zin niet af.
Hij sloot zijn ogen en zijn voorhoofd trok vol rimpels van de
inspanning waar mee hij probeerde iets met zijn geestesoog te zien.
'Ayla, mag ik je slinger even gebruiken?' 'Wil je een slinger leren
gebruiken?' vroeg ze terwijl ze hem
aangaf. 'Dat niet.'
Hij raapte een van de speren die op de grond lagen, op en
probeerde het uiteinde in de uitstulping van de slinger te passen,
die helemaal was gaan staan naar de vorm van de ronde stenen die er
gewoonlijk ingelegd werden. Maar hij was niet voldoende vertrouwd
met de techniek om een slinger te hanteren en na een paar onhandige
pogingen gaf hij hem samen met de speer terug.
'Denk je dat jij deze speer met je slinger zou kunnen werpen?'
Ze zag wat hij probeerde en kreeg het op een onhandige manier
gedaan, waarbij het uiteinde van de speer in de uitgerekte slinger
rustte terwijl ze tegelijkertijd de uiteinden en de speerschacht
vasthield. Ze kreeg geen goede balans te pakken en ze had weinig
kracht en nog minder controle over het lange projectiel, toen het
uit haar hand vloog, maar het lukte haar wel het weg te
slingeren.
'Hij zou langer moeten zijn, of de speer korter,' zei hij
terwijl hij zijn ogen dichtkneep om zich iets voor te stellen dat
hij nog nooit had gezien. 'En de slinger is te buigzaam. Een speer
heeft meer steun nodig. Iets waar hij op kan rusten… Hout,
misschien, of been… met iets om hem aan de achterkant tegen te
houden, zodat hij er niet vanaf glijdt. Ayla! Ik weet het niet
zeker, maar ik denk dat het misschien zou gaan. Ik denk dat ik een…
speerwerper zou kunnen maken!'
Ayla keek toe hoe Jondalar knutselde en experimenteerde, al
evenzeer gefascineerd door het denkbeeld iets op basis van een idee
te maken, als door het proces van het maken zelf. De cultuur waarin
zij was opgegroeid, was niet tot dergelijke vernieuwingen geneigd
en ze besefte dat ze jachtmethoden en een slede had geput uit een
soortgelijke bron van creativiteit. Hij gebruikte materialen die
hem te pas kwamen en paste gereedschap aan nieuwe eisen aan. Hij
vroeg haar advies, puttend uit haar jaren ervaring met haar
slingerwapen, maar het werd al gauw duidelijk dat de uitvinding
waaraan hij werkte, weliswaar de drijfkracht had van haar slinger,
maar verder een nieuw en uniek instrument was.Toen hij de
basisprincipes eenmaal had uitgedokterd, wijdde hij zijn tijd aan
het bijstellen, om de prestatie van de speer te verbeteren en zij
was al net zo weinig bedreven in de fijnere kneepjes van het
speerslingeren als hij was met de werking van een slinger. Met een
verrukte glans in zijn ogen waarschuwde Jondalar haar dat ze, als
hij eenmaal goede proefmodellen had, allebei zouden moeten
oefenen.
Ayla besloot hem het gereedschap te laten gebruiken dat hij
het beste kende, om de twee proefmodellen af te maken. Zelf wilde
ze met een van zijn andere werktuigen experimenteren. Ze was nog
niet erg ver gevorderd met zijn kleren. Ze waren zo vaak bij elkaar
dat ze er alleen 's morgens vroeg of midden in de nacht, als hij
sliep, tijd voor kon vinden.
Terwijl hij aan het afwerken en verfijnen was, ging zij met
zijn oude kleren en haar nieuwe materiaal buiten op de richel
zitten. Bij daglicht kon ze zien hoe de oorspronkelijke stukken in
elkaar gezet waren. Ze vond het proces zo interessant en de
kledingstukken zo intrigerend, dat ze erover dacht voor zichzelf
ook iets dergelijks te maken. Ze probeerde niet het ingewikkelde
kralen- en verenborduursel van het hemd na te maken, maar
bestudeerde het zorgvuldig. Ze dacht dat het een goede uitdaging
zou kunnen zijn om het de aanstaande lange, stille winter eens te
proberen.
Vanaf haar uitkijkpunt kon ze Jondalar op het strand en in het
veld in de gaten houden en haar werk wegstoppen voor hij bij de
grot terug was. Maar op de dag dat hij het pad oprende om trots
twee kant en klare speerwerpers te laten zien, had Ayla amper de
tijd om het kledingstuk waaraan ze werkte, tot een onopvallend
hoopje leer te verfrommelen. Hij was te vol van zijn prestatie om
iets anders te zien. 'Wat denk je ervan, Ayla? Zal het gaan?' Ze
pakte er een van hem aan. Het was een eenvoudig, maar ingenieus
instrument: een plat, smal houten plankje, ongeveer half zolang als
de speer, met een groef in het midden, waar de speer in rustte en
aan de achterkant een haak om hem tegen te houden. Vooraan de
speerwerper was aan weerskanten een leren lus bevestigd voor de
vingers.
De werper werd eerst in horizontale positie gehouden, met twee
vingers door de lussen, waarbij de speer in de werper werd
gehouden, in de lange groef met de achterkant tegen de haak. Bij
het werpen werd het achterste uiteinde van het plankje, omdat men
de lussen vasthield, omhooggewipt, zodat als het ware de lengte van
de werparm werd vergroot. Deze extra hefboomwerking vergrootte de
snelheid en kracht waarmee de speer de hand verliet.
ik denk, Jondalar, dat het tijd is om te gaan oefenen.'
Dagenlang deden ze niets dan oefenen. Het leren kussen om de
boom, dat als doelwit fungeerde, viel uit elkaar, zo vaak werd het
getroffen en er werd een tweede opgehangen. Deze keer tekende
Jondalar er het silhouet van een hert op. Kleine verbeteringen
kwamen als vanzelf naar boven naarmate ze beiden meer bedreven
werden met het wapen. Elk leerde van de techniek van het wapen
waarmee ze het meest vertrouwd waren. Zijn sterke, overhandse worp
neigde naar een grotere opwaartse stuwing, die van haar, die meer
opzij afboog, had een vlakkere baan. En elk maakte een paar
aanpassingen om de werper aan hun persoonlijke stijl tegemoet te
laten komen.
Er ontstond een vriendschappelijke wedijver tussen hen. Ayla
probeerde vergeefs Jondalars machtige stoten, die hem een groter
bereik gaven, te evenaren, Jondalar haalde Ayla's dodelijke
trefzekerheid niet. Ze stonden beiden versteld van het geweldige
voordeel van het nieuwe wapen. Toen hij eenmaal een zekere mate van
nauwkeurigheid had bereikt, kon Jondalar er een speer twee keer zo
ver mee werpen en met grotere kracht en beheersing. Maar één aspect
van het oefenen met Jondalar had op Ayla een grotere uitwerking dan
het wapen zelf. Ze had altijd alleen geoefend en gejaagd. Eerst in
het geheim, als spel, bang dat ze zou worden betrapt, later
serieus, maar niet minder in het geheim. Toen men haar toestond te
jagen, was dat alleen tegen wil en dank. Niemand ging ooit met haar
mee op jacht. Niemand moedigde haar ooit aan als ze miste, of
deelde een triomf als haar worp doel trof. Niemand besprak met haar
de beste manier om een wapen te gebruiken, adviseerde haar
alternatieve benaderingen, of luisterde met respect en
belangstelling naar een suggestie van haar. En niemand had haar
ooit geplaagd, of grapjes met haar gemaakt, of gelachen. Ayla had
nog nooit de kameraadschap, de vriendschap, de pret van een
metgezel meegemaakt.
En toch bleef er, ondanks alle verlichting van spanningen, die
het oefenen teweegbracht, een afstand tussen hen, die ze niet leken
te kunnen overbruggen. Als ze het over zulke veilige onderwerpen
hadden als het jagen, of wapens, waren hun gesprekken levendig,
maar zodra er een persoonlijk element werd ingebracht, leidde dit
tot onbehaaglijke stiltes en hakkelende, beleefde uitvluchten. Een
toevallige aanraking was als een schok waarvoor ze beiden van
elkaar wegsprongen, altijd gevolgd door stijf formeel gedrag en
eindeloos napeinzen.
'Morgen!' zei Jondalar, terwijl hij een snorrende speer
lostrok. Door een inmiddels veel groter geworden, rafelig gat kwam
een deel van de vulling mee naar buiten. 'Wat morgen?' zei
Ayla.
'Morgen gaan we op jacht. We hebben genoeg gespeeld. Van
punten bot maken op een kussen hebben we niets meer te leren. Het
wordt tijd dat het menens wordt.' 'Morgen,' stemde Ayla in.
Ze raapten verscheidene speren op en wandelden terug. 'Jij
kent hier de omgeving, Ayla. Waar gaan we heen?' ik ken de steppen
in het oosten het best, maar misschien moet ik ze eerst verkennen.
Ik zou er met Whinney heen kunnen gaan.' Ze keek omhoog naar de
stand van de zon. 'Het is nog vroeg.' 'Een goed idee. Jij en dat
paard samen zijn beter dan een groepje spoorzoekers te voet.'
'Wil jij Renner dan bij je houden? Ik voel me prettiger als ik
weet dat hij niet achter ons aankomt.' 'En morgen dan, als we gaan
jagen?'
'Dan zullen we hem mee moeten nemen. We hebben Whinney nodig
om het vlees thuis te brengen. Whinney is altijd een beetje
schichtig, maar ze went eraan. Zij blijft staan waar ik wil, maar
als haar veulen druk wordt en begint te rennen, misschien onder de
voet wordt gelopen door een vluchtende kudde… ik weet het
niet.'
'Zit er nog maar niet over in. Ik bedenk wel iets.' De merrie
en het veulen kwamen op Ayla's doordringend fluiten af. Terwijl
Jondalar een arm om Renners hals sloeg, hem krabde en tegen hem
praatte, besteeg Ayla Whinney en zette haar aan tot een galop. Het
veulen voelde zich thuis bij de man. Toen Ayla en de merrie ver
genoeg weg waren, pakte Jondalar een armvol speren en de twee
speerwerpers.
'Kom Renner, ga je mee naar de grot om op ze te wachten?' Hij
legde de speren bij de ingang neer en ging naar binnen. Hij was
onrustig en wist niet goed wat hij zou doen. Hij pookte in het
vuur, schoof de kolen bij elkaar en deed er een paar takken bij.
Toen liep hij naar de richel en keek uit over de vallei. Het veulen
duwde zijn zachte lippen tegen zijn hand en in gedachten verzonken
streelde hij het ruige, jonge dier. Toen hij met zijn vingers door
het dikke haar van het dier streek, moest hij aan de winter
denken.
Hij probeerde aan iets anders te denken. De warme zomerdagen
leken tijdloos, alsof de tijd stilstond. Beslissingen werden
gemakkelijk uitgesteld. Morgen was het nog vroeg genoeg om aan de
naderende kou… of aan het vertrek te denken. Hij keek naar de
simpele lendendoek die hij droeg.
ik krijg niet zo'n winterjas als jij, kereltje. Ik zal
binnenkort zelf iets warms moeten maken. Ik heb die els aan Ayla
gegeven en ik heb er niet een meer bijgemaakt. Dat zou ik misschien
kunnen doen — nog wat gereedschap maken. En ik moet nog iets
bedenken om te voorkomen dat jij gewond raakt.' Hij ging de grot
weer in, stapte over zijn slaapvachten heen en wierp een
verlangende blik op Ayla's hoekje. Hij rommelde wat in de
voorraadruimte om te zoeken naar een riem of een dik koord toen hij
een paar huiden vond die waren opgerold en weggestopt. Die vrouw
weet heel goed hoe ze huiden moet bewerken, dacht hij, toen hij de
fluweelzachte stof voelde. Misschien mag ik er wel een paar
gebruiken. Maar ik heb er een hekel aan om het haar te
vragen.
Als die speerwerpers het goed doen, krijg ik voldoende huiden
om kleding te maken. Misschien kan ik er een amulet insnijden, dat
brengt geluk. Het hindert nooit iets. Hier ligt een opgerolde riem.
Mogelijk kan ik hiervan iets voor Renner maken. Hij loopt zo
hard—wacht maar eens tot hij een hengst is. Zou je een hengst
kunnen berijden? Zou ik hem kunnen leiden? Dat zul je nooit weten.
Als hij volwassen is ben je hier niet meer. Je gaat immers
weg.
Jondalar pakte de opgerolde riem, nam zijn klopsteen mee en
liep het pad af naar het strandje. De rivier zag er aanlokkelijk
uit en hij was warm en bezweet. Hij legde zijn lendendoek af en
liep het water in. Hij ging stroomopwaarts en keerde meestal bij de
nauwe doorgang. Deze keer besloot hij eens wat verder te kijken.
Het lukte hem in een keer door de stroomversnelling te komen en om
de laatste bocht zag hij een bulderende muur van wit water. Toen
ging hij terug.Het zwemmen gaf hem nieuwe energie en het gevoel dat
hij iets nieuws had ontdekt. Hij streek zijn haar achterover en
kneep het water uit zijn baard. Die heb je de hele zomer al
gedragen, Jondalar. Voel je niets voor een verandering en vind je
het geen tijd worden om je te scheren? Daarna ga ik iets voor
Renner maken. Ik wil niet zomaar een touw om zijn hals knopen. Dan
ga ik nog een els maken en een paar stiften om amuletten op de
speerwerpers uit te snijden. En ik denk dat ik vanavond het eten
eens klaarmaak. Bij Ayla zou een man vergeten hoe het moet.
Misschien kan ik het niet zo goed als zij, maar ik denk dat ik toch
wel een maaltijd kan klaarmaken. De Moeder weet dat ik het tijdens
de Tocht vaak genoeg heb gedaan.
Wat voor figuren zal ik op de speerwerpers aanbrengen? Een
donii brengt het meest geluk, maar ik heb de mijne aan Noria
gegeven. Ik vraag me af of ze ooit een baby met blauwe ogen heeft
gekregen.
Ayla houdt er ook vreemde ideeën op na over het verwekken van
een kind. Ze heeft nooit Eerste Riten gehad. Ze heeft zoveel
meegemaakt en het is een wonder zoals ze met die slinger omgaat. Ze
doet het ook niet slecht met die speerwerper. Ik denk dat ik op de
hare een bizon maak. Zou het echt werken? Ik wou dat ik een donii
had. Misschien kan ik er een maken… Toen de avondhemel donker werd,
begon Jondalar naar Ayla uit te kijken. De vallei werd een zwarte,
bodemloze kuil en hij legde een vuur aan op de richel opdat ze de
weg zou kunnen vinden. Hij dacht steeds dat hij haar het pad op
hoorde komen. Tenslotte maakte hij een fakkel en liep naar beneden.
Hij volgde de rivieroever om de uitspringende wand heen en hij zou
nog verder zijn gegaan als hij het naderende hoefgetrappel niet had
gehoord. 'Ayla! Waar ben je zo lang geweest?'
Ze was overdonderd door zijn bazige toon. ik heb gezocht naar
kudden. Dat weetje toch?' 'Maar het is al donker!'
'Dat weet ik. Het was al bijna donker toen ik op de terugweg
ging. Ik denk dat ik de plaats heb gevonden. Er is een kudde bizons
in het zuidoosten…'
'Het was bijna donker en jij zat nog steeds achter bizons aan!
In het donker kun je geen bizons zien!'
Ayla begreep niet waarom hij zich zo opwond en zo'n toon
aansloeg. ik heb in het donker niet naar de bizons gekeken en
waarom blijf je hier staan praten?'
Het veulen kwam luid hinnikend de lichtcirkel van de fakkel in
en stootte met zijn hoofd de moeder aan. Whinney reageerde erop en
voor Ayla kon afstijgen snuffelde het jonge paard al tussen de
achterbenen van de merrie. Toen drong het tot Jonda- lar door dat
hij net deed alsof hij het recht had Ayla zulke vragen te stellen
en hij wendde zijn gezicht af, buiten het licht van de fakkel en
hij was blij dat het donker was zodat hij de blos op zijn gezicht
kon verbergen. Hij volgde haar terwijl ze met moeite het pad opliep
en hij schaamde zich zo dat het hem niet eens opviel hoe uitgeput
ze was.
Ze pakte een slaapvacht en sloeg die om zich heen. Ze hurkte
bij het vuur. ik had er niet aan gedacht hoe koud het 's avonds
wordt,' zei ze. ik had een warme omslag mee moeten nemen, maar ik
verwachtte niet dat ik zo lang weg zou blijven.' Jondalar zag haar
huiveren en dat deed hem verdriet. 'Je bent koud. Ik zal je wat
warms geven.' Hij schonk een kom hete soep in.
Ayla had niet zo goed op hem gelet. Ze wou zo graag naar het
vuur, maar toen ze opkeek om de kom aan te pakken, liet ze die
bijna vallen.
'Wat is er met je gezicht gebeurd?' vroeg ze half geschrokken
en half bezorgd.
'Wat bedoel je?' vroeg hij ongerust. 'Je baard… hij is
weg!'
Hij moest glimlachen om haar reactie, ik heb hem
afgeschoren.'
'Afgeschoren?'
'Afgesneden. Heel kort. Dat doe ik meestal in de zomer. Het
kriebelt zo als ik het warm krijg en begin te zweten.' Ayla kon het
niet laten. Ze stak haar hand uit om te voelen hoe glad zijn wang
was en toen ze over de stoppels streek, voelde ze dat zijn huid nog
ruw was als de tong van een leeuw. Ze herinnerde zich dat hij geen
baard had toen ze hem vond, maar toen die later begon te groeien
was ze dat weer vergeten. Hij leek zo jong zonder baard,
aantrekkelijk als een kind, niet als man. Ze was niet gewend aan
volwassen mannen zonder baarden. Ze wreef met haar vinger over zijn
brede kaak en het ondiepe kuiltje in zijn kin.Hij bewoog zich niet
onder haar aanraking. Hij kon zich niet afwenden. Hij voelde met
iedere zenuw de groefjes in haar vingertoppen. Hoewel zij geen
sensuele bedoelingen had, het was alleen nieuwsgierigheid, ging
zijn reactie dieper. Hij werd verrast door de krachtige, snelle
prikkel die hij voelde. In zijn blik lag het dwingende verlangen
hem als man te zien, ondanks zijn bijna te jeugdige uiterlijk. Hij
probeerde haar hand te pakken om die tegen zijn gezicht te drukken,
maar ze trok hem terug, pakte de kom en dronk haar soep zonder te
proeven hoe het smaakte. Het was meer dan verlegenheid dat haar
weerhield hem aan te raken. Ze herinnerde zich plotseling levendig
die laatste keer dat ze tegenover elkaar bij het vuur zaten, toen
die blik in zijn ogen kwam. En nu had ze hem aangeraakt. Ze durfde
hem niet aan te kijken, bang dat ze die vreselijk vernederende blik
weer zou zien. Maar haar vingertoppen tintelden bij de gedachte aan
zijn stoppelige gezicht.
Jondalar had spijt van die bijna heftige reactie op haar
zachte aanraking. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden hoewel
zij zijn blik ontweek. Zoals ze daar zat, met neergeslagen ogen,
leek ze zo kwetsbaar, zo verlegen, maar hij wist hoe sterk haar
karakter was.
O Moeder, wat is ze mooi, dacht hij. O Doni, Grote Aardmoeder,
ik wil die vrouw hebben. Ik wil haar zo graag hebben… Opeens sprong
hij overeind. Hij kon niet naar haar blijven kijken. Hij dacht aan
de maaltijd die hij had klaargemaakt. Ze zit daar, koud en moe en
ik blijf maar zitten. Hij haalde het blad van mammoetbeen dat zij
gebruikte.
Ayla hoorde hem overeind komen. Hij was zo plotseling
opgesprongen dat ze ervan overtuigd was dat hij zich weer vol
afkeer van haar had afgewend. Ze begon te beven en beet op haar
tanden om het te onderdrukken. Ze kon het niet langer verdragen. Ze
zou hem zeggen dat hij maar moest vertrekken zodat ze zijn ogen
niet meer hoefde te zien die in haar… een gruwel zagen. Hoewel ze
haar ogen dicht had voelde ze dat hij weer voor haar stond en ze
hield haar adem in.
'Ayla?' Hij zag haar huiveren, ondanks het vuur en de
bontomslag. ik dacht dat het wel eens laat kon worden voor je
terugkwam dus heb ik wat eten voor ons klaargemaakt. Wil je wat
hebben? Als je niet te moe bent?'
Had ze het goed gehoord? Ze opende langzaam de ogen. Hij had
een blad in zijn handen, zette het voor haar neer, trok een mat
naar zich toe en kwam naast haar zitten. Er was een geroosterde
haas, verder wat gekookte wortels in een soep van gedroogd vlees,
waar hij haar al wat van had gegeven, en zelfs wat bosbessen.
'Heb je… dat… voor mij klaargemaakt?' vroeg Ayla ongelovig, ik
weet dat het niet zo goed is als jij het kunt, maar ik hoop dat het
smaakt. Ik dacht dat het ongeluk zou brengen als ik de speerwerper
al zou gebruiken, dus heb ik de gewone speer gepakt. Er is een
andere werptechniek voor nodig en ik wist niet of al die oefening
met de speerwerper me parten zou spelen, maar ik geloof dat je het
nooit verleert. Eet maar gauw.' De mannen van de Stam kookten niet.
Ze konden het niet—ze hadden het nooit geleerd. Ze wist dat
Jondalar veelzijdig was, maar het was nooit bij haar opgekomen dat
hij nog eens zou koken; niet als er een vrouw om hem heen was. Niet
alleen dat hij het kon en het had gedaan, maar dat hij eraan had
gedacht was zo merkwaardig. In de Stam werd er nog altijd van haar
verwacht dat ze haar gewone werk deed, ook nadat men haar had
toegestaan op jacht te gaan. Het was zó onverwacht, zó zorgzaam.
Haar vrees was volkomen ongegrond geweest en ze wist niet wat ze
moest zeggen. Ze pakte een poot die hij had losgesneden en nam een
hap.
is het goed zo?' vroeg hij een beetje ongerust. 'Het is
heerlijk,' zei ze met een volle mond. Het was lekker maar het had
niets gehinderd wanneer het zwartgebrand was geweest—ze had het
verrukkelijk gevonden. Ze had het gevoel dat ze zou gaan huilen.
Hij schepte een soeplepel vol lange dunne wortels op haar bord. Ze
pakte er een en nam een hap. is dit klaverwortel? Het smaakt goed.'
'Ja,' zei hij, een beetje trots. 'Ze zijn lekkerder als je ze in de
olie doopt. De vrouwen maken het soms voor de mannen klaar bij
speciale gelegenheden, omdat het een lekkernij is. Ik zag de klaver
stroomopwaarts staan en dacht dat je het misschien lekker zou
vinden.' Het was een goed idee om een maaltijd klaar te maken,
dacht hij toen hij haar verbazing zag. 'Het is een heel werk om ze
op te graven. Er zit niet veel aan, maar ik wist niet dat ze zo
lekker waren. Ik gebruik ze alleen voor medicijnen, als versterkend
middel in het voorjaar. Het is een van de eerste verse
groenten.'
Ze hoorden hoefgeklepper op de stenen richel en draaiden zich
om toen Whinney en Renner binnenkwamen. Even later stond Ayla op om
hun plaatsje klaar te maken. Dat deed ze iedere avond, met een
begroeting, wat wederzijdse genegenheid, vers hooi, graan en water.
Na een lange rit wreef ze ze droog en roste ze met een kaardebol.
Ayla zag dat het verse hooi, het graan en het water al
klaarstond.
'Je hebt ook aan de paarden gedacht,' zei ze toen ze weer ging
zitten om haar bosbessen op te eten. Ze had ze opgegeten,
ookwanneer ze geen trek meer had gehad. Hij glimlachte, ik had niet
zoveel te doen. Ik heb iets dat ik je wil laten zien. Ik hoop dat
je het niet erg vindt. Het moet geluk brengen.' Hij kwam terug met
de twee speerwerpers en stak haar de hare toe. Op elk had hij een
dier uitgesneden. Ayla keek met verbaasde verrukking naar de
beeltenis van een bizon. 'Jondalar!' Ze durfde haar wapen haast
niet aan te raken. 'Heb jij dit gemaakt?' Haar stem klonk vol
ontzag. Ze was al verbaasd geweest toen hij het silhouet van een
dier op het doelwit tekende, maar dit was zoveel meer. 'Het lijkt
haast wel of je de totem, de geest van de bizon hebt gepakt en hem
daar hebt neergezet.'
De man grijnsde. Het was zo leuk om haar te verrassen. Op zijn
wapen zat een reuzenhert met een enorm, handvormig gewei en ook
daar sprak ze haar bewondering over uit. 'Het idee is dat het de
geest van het dier vangt, zodat het naar het wapen toe wordt
getrokken. Ik ben geen echt goede snijder, je zou het werk van
sommigen moeten zien en van de beeldhouwers, en schilders, die de
Gewijde Muren beschilderen.'
ik weet dat je er sterke magische krachten in hebt gelegd. Ik
heb geen herten gezien, er is in het zuidoosten wel een kudde
bizons. Ik denk dat ze gaan trekken. Zal een bizon worden
aangetrokken door een wapen met een hert erop? Ik kan er morgen
weer op uit gaan en naar herten zoeken.'
'Dit zal ook wel werken voor bizons. Maar jij kunt meer geluk
hebben. Ik ben blij dat ik op de jouwe een bizon heb
aangebracht.'
Ayla wist niet wat ze moest zeggen. Hij was een man en hij
wenste haar meer geluk toe dan zichzelf. En hij was nog
blij ook.
ik wilde ook een donii maken, als talisman, maar daar had ik
geen tijd meer voor.'
'Jondalar, ik begrijp het niet goed. Wat is een donii? Is dat
je Grote Aardmoeder?'
'De Grote Aardmoeder is Doni, maar Zij neemt andere vormen aan
en dat zijn allemaal donii. Een donii is gewoonlijk Haar
geestesvorm, als Ze op de wind vliegt of zich in dromen openbaart.
Een donii is ook een gesneden beeldje van een vrouw—meestal een
milde moeder omdat vrouwen Haargeze- genden zijn. Ze heeft hem in
Haar evenbeeld gemaakt, om leven te scheppen zoals Zij ook alle
leven geschapen heeft. Ze rust het gemakkelijkst in de
gelijkenis van een moeder. Meestal wordt er een donii gestuurd
om een man naar Haar wereld van de geesten
te begeleiden—sommigen zeggen dat vrouwen geen gids
nodig hebben, ze weten de weg. En sommige vrouwen beweren dat
ze
zich in een donii kunnen veranderen als ze dat
willen—niet altijd tot voordeel van de man. De Sharamudiërs,
die ten westen van hier wonen, zeggen dat de Moeder de vorm
kan aannemen van een vogel.'
Ayla knikte. 'Bij de Stam zijn alleen de Alleroudsten
vrouwelijke geesten.'
'En jullie totems dan?'
'Alle beschermende totemgeesten zijn mannelijk, zowel voor
mannen als voor vrouwen, maar vrouwentotems zijn meestal de
kleinere dieren. Ursus, de grote Holebeer, is de grote beschermer
van de hele Stam, ieders totem. Ursus was Crebs persoonlijke totem.
Hij was uitverkoren, net als de Holeleeuw mij heeft uitverkoren. Je
kunt mijn teken zien.' Ze liet hem de vier evenwijdige littekens op
haar linkerdij zien, waar een holeleeuw haar met zijn klauw had
geraakt toen ze vijf jaar was. ik had geen idee dat pl. .. jouw
stam verstand had van de wereld van de geesten, Ayla. Ik vind het
nog steeds moeilijk te geloven —ik geloof het wel maar het valt me
moeilijk te bevatten dat de mensen over wie jij spreekt, dezelfden
zijn als de mensen die ik altijd als platkoppen heb beschouwd.'
Ayla liet haar hoofd zakken en keek toen weer op. Haar ogen stonden
ernstig en bezorgd, ik geloof dat de Holeleeuw jou heeft
uitverkoren, Jondalar. Ik denk dat hij nu ook jouw totem is. Creb
heeft me verteld dat een machtige totem niet gemakkelijk is om mee
te leven. Hij heeft een oog opgegeven toen hij op de proef werd
gesteld, maar hij verwierf grote macht. Naast Ursus is de Holeleeuw
de machtigste totem en het is niet gemakkelijk geweest. Hij heeft
me zwaar op de proef gesteld, maar toen ik de reden eenmaal
begreep, heb ik er nooit spijt van gehad. Ik vind dat je dat moet
weten, voor het geval hij nu ook jouw totem is.'
Ze sloeg haar ogen neer. Ze hoopte dat ze niet te veel had
gezegd.
'Ze betekenden zeker veel voor je, jouw Stam?' ik wou een
vrouw van de Stam zijn, maar ik kon het niet. Ik kon me niet één
met hen voelen. Ik ben anders, ik ben een van de Anderen. Creb wist
het en Iza zei dat ik weg moest gaan en mijn soortgenoten moest
zoeken. Ik wilde niet weg, maar ik moest en ik kan nooit meer
terug. Ik ben vervloekt, ik ben dood.' Jondalar begreep niet goed
wat ze bedoelde, maar hij kreeg een koude rilling toen ze het zei.
Ze haalde diep adem voor ze doorging ik herinnerde me de vrouw
niet die me ter wereld bracht en evenmin iets van de tijd voor ik
bij de Stam kwam. Ik probeerde het wel, maar ik kon me niemand van
de Anderen voorstellen, mensen zoals ik. Als ik het nu probeer, zie
ik alleen jou. Jij bent de eerste van mijn soort die ik zie,
Jondalar. Wat er ook gebeurt, ik zal je nooit vergeten.' Ayla zweeg
en voelde dat ze te veel had gezegd. Ze stond op. 'Als we
morgenochtend willen jagen, moesten we nu maar gaan slapen.'
Jondalar wist dat ze door platkoppen was grootgebracht en
alleen in de vallei had gewoond sinds ze ze had verlaten, maar het
was niet helemaal tot hem doorgedrongen dat hij voor haar de eerste
van de Anderen was. Hij had er moeite mee vertegenwoordiger van
zijn volk te zijn en was niet trots op de wijze waarop hij dat had
gedaan. Maar hij wist hoe iedereen over platkoppen dacht. Als hij
het haar gewoon had verteld, zou dat dan dezelfde indruk hebben
gemaakt? Zou ze dan echt hebben geweten wat haar te wachten
stond?
Hij ging met onrustige, tegenstrijdige gevoelens naar bed. Hij
lag peinzend in het vuur te staren. Opeens kreeg hij een vertekende
gewaarwording en een soort duizeling zonder dat hij licht in het
hoofd werd. Het was alsof hij in een vijver het spiegelbeeld van
een vrouw zag nadat er een steen in was gegooid; een golvend beeld
met kringen die steeds groter werden. Hij wilde niet dat de vrouw
hem vergat—het was belangrijk dat ze aan hem bleef denken.
Hij voelde een uiteenwijken, een splitsing, hij moest kiezen
en hij had niemand die hem leidde. Er trok een warme luchtstroom
doorzijn haar. Hij wist dat Zij hem verliet. Hij had Haar
aanwezigheid nooit bewust gevoeld, maar hij wist dat Ze weg was en
het was een pijnlijke leegte die achterbleef. Het was het begin van
een eind: het einde van een periode, van de tijd dat Zij voor hem
zorgde. De Aardmoeder verliet Haar kinderen. Ze moesten zelf hun
weg zoeken, hun eigen leven bepalen, zelf de gevolgen van hun daden
dragen—volwassen worden. De eerste onverbiddelijke stap was gezet,
Ze had Haar afscheidscadeau doorgegeven, de Gave van de
Kennis.
Jondalar meende een angstaanjagende jammerklacht te
horen
en hij wist dat hij de Moeder hoorde huilen. Toen keerde de
werkelijkheid terug, als bij een snoer dat zich weer ontspant nadat
het strak gespannen is geweest. Maar de spanning was te groot
geweest en de oorspronkelijke situatie kwam niet terug. Hij voelde
dat er iets veranderd was. Hij keek over het vuur naar Ayla en zag
dat de tranen haar over de wangen liepen.
'Wat scheelt eraan, Ayla?' ik weet het niet.'
'Weet je zeker dat ze ons allebei kan houden?' 'Nee, dat weet
ik niet zeker,' zei Ayla. Ze voerde Whinney mee, beladen met haar
draagmanden. Renner drentelde achter haar aan. Hij droeg een soort
halster, gemaakt van leren riemen en zat vast aan een touw. Hij had
ruimte om te grazen en het veulen begon er al aan te wennen.
'Maar als we allebei kunnen rijden, schieten we vlugger op.
Als het haar niet bevalt, laat ze het me wel weten. Dan kunnen we
om de beurt rijden, of allebei lopen.'
Toen ze bij het rotsblok in de wei kwamen, klom Ayla op het
paard, schoof een eindje naar voren en hield de merrie rustig
terwijl Jondalar achter haar opsteeg. Whinney legde haar oren plat.
Ze voelde het extra gewicht en was daar niet aan gewend, maar ze
was een stevig, sterk paard en op Ayla's aandringen begon ze te
lopen. De vrouw liet haar in een gestaag tempo lopen en gaf gehoor
aan de verandering in tempo van het paard, die erop duidde dat het
tijd was om stil te houden en te rusten. Toen ze weer verder
gingen, was Jondalar minder gespannen, maar hij wou wel dat hij nog
zo nerveus was. Zonder die bezorgdheid werd hij zich volledig
bewust van de vrouw die voor hem zat. Hij voelde haar rug tegen
zich aan en haar dijen tegen de zijne. Het was niet alleen het
paard dat op haar reageerde. Er drukte iets heets en hards tegen
haar aan waar Jondalar geen macht over had en elke beweging van het
paard duwde hen tegen elkaar. Ze wilde wel dat het ophield—maar
toch ook weer niet.
Jondalar begon een pijn te voelen die hij niet eerder had
ervaren. Hij had zichzelf nog nooit zo ingespannen om zijn
opgewekte verlangens te onderdrukken. Vanaf het moment dat hij man
werd was er altijd wel een gelegenheid geweest je af te reageren,
maar hier was Ayla de enige vrouw. Hij weigerde zichzelf weerte
helpen en probeerde gewoon het vol te houden.
'Ayla.' Zijn stem klonk gespannen, ik geloof… ik geloof dat
het tijd is om te rusten.'
Ze hield het paard in en steeg zo snel mogelijk af. 'Het is
niet ver meer,' zei ze. 'We kunnen het laatste stuk wel lopen. 'Ja,
dan kan Whinney ook wat rusten.'
Ayla ging er niet tegenin, hoewel ze wist dat ze daarom niet
gingen lopen. Ze liepen met hun drieën naast elkaar, het paard in
het midden. Ze praatten tegen elkaar over Whinney's rug. Ayla kon
haar aandacht nóg niet goed bij de herkenningspunten en de richting
houden en Jondalar voelde de spanning nog terwijl hij dankbaar was
dat Whinney hem aan Ayla's blikken onttrok. Nadat ze zo enige tijd
over de steppen hadden gelopen, zagen ze een enorme kudde bizons,
die bij een klein stroompje in kringen door elkaar liep.
Verschillende kleinere groepen hadden zich hier samengevoegd en er
zouden er nog meer volgen. Uiteindelijk zouden tienduizenden, dicht
op elkaar gepakte, ruige, bruinzwarte dieren zich samenpersen over
kilometers golvende heuvels en rivierdalen als een levend, loeiend
en bulderend tapijt. In dit stadium was hun overleving gebaseerd op
het feit dat ze zich in grote aantallen verplaatsten. Het individu
had weinig betekenis. Later zou deze ervan afhangen dat ze zich
weer opsplitsten in kleinere kudden ter grootte van een familie,
die zich gedurende de magere seizoenen op zoek naar voedsel
verspreidden. Ayla nam Whinney mee naar de rand van de stroom, in
de buurt van een taaie, door de wind gebogen den. In de gebarentaal
van de Stam zei ze tegen het paard dat ze daar in de buurt moest
blijven en toen ze zag hoe dicht de merrie haar jong bij zich
hield, wist ze dat ze zich geen zorgen hoefde te maken over Renner.
Whinney was het volkomen toevertrouwd haar veulen uit het gevaar te
loodsen. Maar Jondalar probeerde een probleem op te lossen dat zij
had voorzien en ze was benieuwd of het zou werken.
De man en de vrouw namen elk een speerwerper en een houder met
lange speren en liepen op de kudde af. Harde hoeven hadden de
steppe kaalgetrapt en een stofnevel doen opwaaien, die als een fijn
laagje op de donkere, ruige vachten neerdaalde. De beweging van de
kudde werd aangegeven door het verstikkende stof, net als de rook
van een smeulende steppebrand het spoor van de vlammen liet
zien.
Jondalar en Ayla maakten een wijde cirkel om benedenwinds
te
komen van de zich langzaam verplaatsende kudde en knepen hun
ogen samen om er afzonderlijke dieren uit te pikken, terwijl de
wind, bezwangerd van hete, ranzige bizonlucht, hen fijn gruis in
het gezicht blies. Loeiende kalveren strompelden achter koeien aan,
en kopstotende pinken stelden het geduld van de zwaar gebochelde
stieren op de proef.
Een oude stier, die zich in een stofpoel lag te rollen, hees
zich weer overeind. Zijn massieve kop hing laag, als onder het
gewicht van de enorme, zwarte horens. Het dier was bijna even groot
als Jondalar. Het reusachtige beest, waarschijnlijk net voorbij de
bloei van zijn leven, was te taai en pezig voor hun behoeften, maar
ze wisten dat hij een geduchte tegenstander kon zijn, toen hij
bleef staan om hen achterdochtig op te nemen. Ze wachtten tot hij
doorliep.
Toen ze dichterbij kwamen, zwol het veeltonige gebrul en
geloei aan en zakte dan weer. Jondalar wees op een jonge koe. De
vaars was bijna volgroeid, klaar om jongen voort te brengen, en vet
van het grazen in de zomer. Ayla knikte instemmend. Ze deden speren
in hun speerwerpers en Jondalar gaf door middel van gebaren zijn
bedoeling te kennen om een omtrekkende beweging te maken achter de
jonge koe om.
Door een of ander onbekend instinct—of misschien had ze de man
zien bewegen—voelde het dier dat ze gebrandmerkt was als prooi.
Zenuwachtig drong ze zich dichter naar de hoofdmoot van de kudde
toe. Verschillende andere dieren liepen dicht om haar heen en
Jondalars aandacht werd door hen afgeleid. Ayla was ervan overtuigd
dat ze haar zouden missen. Jondalar stond met zijn rug naar haar
toe, ze kon hem geen seintje geven en de vaars raakte langzaam
buiten hun bereik. Ze kon niet roepen, zelfs als hij haar kon horen
zou het de bizons kunnen waarschuwen.Ze nam een besluit en legde
aan. Hij keek even achterom, net toen ze klaarstond om te werpen,
taxeerde de situatie en hield zijn werper klaar. De snel
doorlopende vaars bracht de andere dieren in beroering, net als
zij. De man en de vrouw hadden gedacht dat de stofwolk voldoende
dekking zou bieden, maar de bizons waren eraan gewend. De jonge koe
had bijna de veiligheid van de grote kudde bereikt en andere
voegden zich bij haar. Jondalar rende op haar af en wierp zijn
speer. Die van Ayla volgde een ogenblik later en trof de ruige hals
van de bizon nadat de zijne zich in haar weke onderbuik had
geboord. Door haar vaart werd ze nog voortgedreven, toen vertraagde
haar tempo. Ze zakte op haar knieën en versplinterde Jondalars
speer toen ze erop neerviel. De kudde rook bloed. Een paar dieren
snuffelden aan de gevelde vaars, angstig loeiend. Andere namen hun
klaagzang over, elkaar verdringend en krioelend, op het randje van
paniek.
Ayla en Jondalar renden vanuit tegenovergestelde richtingen op
de prooi af. Plotseling begon hij naar haar te schreeuwen en met
zijn armen te zwaaien. Ze schudde het hoofd, want ze begreep zijn
tekens niet.
Een jonge stier die speels kopstoten had lopen geven, botste
in een duik opzij tegen een zenuwachtige koe op. Hij was van zijn
stuk gebracht en geagiteerd en wist niet welke kant hij op moest,
tot zijn aandacht werd getrokken door een bewegend figuurtje dat
zich op twee benen voortbewoog. Hij liet zijn kop zakken en rende
erop af.
'Ayla! Pas op!' riep Jondalar terwijl hij naar haar toe kwam
rennen. Hij had een speer in de hand en richtte hem. Ayla draaide
zich om en zag de jonge stier op zich afkomen. Haar eerste gedachte
ging naar haar slinger, haast een instinctieve reactie. Die was
altijd haar onmiddellijke verdedigingsmiddel geweest. Maar ze zette
hem snel uit haar hoofd en ramde een speer in haar werper.
Jondalar slingerde zijn speer een ogenblik voor haar uit de
hand, maar de speerwerper gaf een grotere snelheid. Jondalars wapen
trof een flank, waardoor de bizon zich heel even omdraaide. Toen
hij keek, stond Ayla's speer nog trillend in zijn oog. Nog voor hij
neerviel, was de jonge stier al dood. Het geren, geschreeuw en de
nieuwe bron van bloedlucht, joegen de doelloos rondcirkelende
dieren in een gezamenlijke richting, weg van de verontrustende
drukte. De laatste treuzelaars passeerden hun neergevallen
kuddegenoten om zich bij de op hol geslagen rest te voegen. De
grond dreunde. Toen het stof weer was neergedaald was het gerommel
nog steeds te horen. De man en de vrouw waren een ogenblik met
stomheid geslagen toen ze naar de twee dode bizons op de lege
vlakte stonden te kijken. 'Het is voorbij,' zei Ayla verbijsterd.
'Gewoon, zo ineens.' 'Waarom rende je niet weg?' schreeuwde
Jondalar. Nu het achter de rug was, kon hij aan zijn angst om haar
toevoegen. 'Je had wel gedood kunnen worden!' Hij liep op haar af.
ik kon een aanvallende stier mijn rug niet toekeren,' wierp
Ayla
tegen. 'Hij had me gegarandeerd op de horens genomen.' Ze keek
weer naar de bizon. 'Nee, ik denk dat jouw speer hem zou hebben
tegengehouden… Maar dat wist ik niet. Ik heb nog nooit eerder met
iemand samen gejaagd. Ik heb altijd op mezelf moeten passen. Als ik
dat niet deed, had niemand het gedaan.' Haar woorden schoven een
laatste stukje op zijn plaats en plotseling zag hij hoe haar leven
moest zijn geweest. Hij zag haar met andere ogen. Ze had meer
overleefd dan iemand zou geloven. Nee, ze had zich niet om kunnen
draaien en weg kunnen rennen, net zomin als ze ooit ergens voor was
weggelopen. Zelfs toen ze met zijn ergste gedrag werd
geconfronteerd, was ze geen duimbreed geweken.
'Ayla, prachtige, wilde, geweldige vrouw die je bent, kijk
eens wat een jager je bent!' Hij glimlachte. 'Kijk eens wat we
hebben gedaan! Twee maar liefst! Hoe krijgen we ze allebei thuis?'
Toen de volle betekenis van hun prestatie tot haar doordrong,
glimlachte ze van tevredenheid, triomf en vreugde. Het deed
Jondalar beseffen dat hij die glimlach niet vaak genoeg had gezien.
Ze was heel mooi, maar als ze zo glimlachte, straalde ze, alsof er
binnenin een vuur was ontstoken. Onverwacht welde er een lach in
hem op—ongeremd en aanstekelijk. Ze lachte met hem mee, ze kon het
niet helpen. Het was hun overwinnings- schreeuw.
'Kijk eens wat een jager jij bent, Jondalar!' zei ze. 'Het
komt door de speerwerpers, die maken een heel verschil. Wc zijn
tegen de kudde aangelopen en voor ze wisten wat hun overkwam, twee
maar liefst! Denk je eens in wat dat kan betekenen!'
Ze wist wat het voor haar zou betekenen. Hiermee zou ze altijd
voor zichzelf kunnen jagen, 's Zomers, 's Winters. Geen valkuilen
te graven. Ze kon trekken en jagen. De speerwerper had alle
voordelen van haar slinger, en zoveel meer. ik weet wat het
betekent. Je zei dat je me een betere manier zou laten zien om te
jagen, een gemakkelijker manier. En dat heb je ook gedaan. Beter
dan ik me kon voorstellen. Ik weet niet hoe ik het je moet zeggen…
Ik ben zo…'
Ze kende maar één manier om haar dankbaarheid te uiten, de
manier die ze bij de Stam had geleerd. Ze knielde aan zijn voeten
neer en boog het hoofd. Misschien zou hij haar geen tikje op haar
schouder geven om haar toestemming te geven om het hem te
vertellen, zoals het hoorde, maar ze moest het proberen.'Wat doe je
nu?' zei hij en bukte zich om haar met zachte hand overeind te
trekken. 'Zit daar toch niet zo, Ayla.' 'Als een vrouw van de Stam
een man iets belangrijks wil vertellen, vraagt ze zo zijn
aandacht,' zei ze terwijl ze opkeek. 'Het is voor mij belangrijk je
te vertellen hoeveel dit betekent, hoe dankbaar ik ben voor het
wapen. En dat jij me jouw woorden hebt geleerd, voor alles.'
'Alsjeblieft, Ayla, sta op,' zei hij terwijl hij haar overeind
trok. ik heb jou dit wapen niet gegeven, jij hebt het mij gegeven.
Als ik je niet met je slinger in de weer had gezien, was ik nooit
op het idee gekomen. Ik ben jou dankbaar, niet alleen voor de
slinger.' Hij hield haar in zijn armen en voelde haar lichaam dicht
tegen zich aan. Ze keek hem in de ogen, niet in staat haar blik af
te wenden. Hij boog zich dichter naar haar toe en drukte zijn mond
op de hare.
Haar ogen gingen wijd open van verbazing. Het was zo
onverwacht. Niet alleen wat hij deed, maar haar reactie, de schok
die door haar heenvoer toen ze zijn mond op de hare voelde. Ze wist
niet hoe ze moest reageren.
En eindelijk begreep hij het. Hij dreef haar niet verder dan
die zachte kus—nog niet. 'Wat is dat mond op mond?'
'Dat is een kus, Ayla. Het is je eerste kus, hè? Dat vergeet
ik steeds, maar het is moeilijk naar je te kijken en… Ayla,
soms ben ik een domme man.'
'Waarom zegje dat? Je bent niet dom.'
ik ben wel dom. Ik kan niet geloven dat ik zo dom
ben geweest.'
Hij liet haar los. 'Maar ik denk dat we nu eerst maar een
manier moesten bedenken om die bizons terug te krijgen naar de
grot, want als ik hier zo naast je blijf staan, kan ik het nooit
goed voor je doen. Zoals het je eerste keer hoort te worden
gedaan.' 'Zoals wat hoort te worden gedaan?' zei ze. Ze wilde
eigenlijk niet dat hij haar los zou laten. 'Eerste Riten, Ayla. Als
je me dat wilt toestaan.'