hoofdstuk 4
Sectie 12 van de aarde had in het jaar 2090 de vorm van een rechthoek met een breedte van zevenduizend kilometer. Hij reikte van tweeduizend kilometer ten noorden van de Kreeftskeerkring tot Antarctica, en omvatte het grootste deel van de eilanden van de Stille Zuidzee. Tien jaren na de Atoomramp was er een grote stad - de Vijftiende - gebouwd van glas en plastic, honderdvijftig meter hoog op buisvormige poten die in de zeebodem stonden. De hele constructie leek nogal op een reusachtige pier die over een afstand van bijna elfhonderd kilometer over en langs de eilanden kronkelde die eronder lagen. Tegen het einde van de eenentwintigste eeuw was dit gebied een ontspanningsoord voor de zeer welgestelden geworden, alsmede een van de drie zetels van de Wereldregering.
Het Auditorium waarin, vier maanden van elk jaar, de regering samenkwam en regeerde bevond zich met de bijbehorende gebouwen aan een uiteinde van de Stad, midden in een groot, onvervalst park - een van de weinige die er onder auspiciën van de regering sinds de verandering van de atmosferische omstandigheden na de Ramp waren gebouwd.
De Vijftiende Stad zelf, aanvankelijk bedoeld als een dynamisch voorbeeld van wat het menselijk vernuft vermocht met de nieuwe materialen die hem in de Eeuw van de Ruimte ter beschikking stonden, was in de loop van de tijd en ook onder invloed van Vreemde, zij het vriendschappelijke, intelligente wezens, ontwikkeld tot een verbijsterend, bijna nachtmerrieachtig mengsel van bouwkundige monstruositeiten, voor het grootste deel uitbundig gekleurd, zo vol verrassingen en versieringen dat de gevoelige bezoeker bedwelmd werd. Niet alleen de ideeën van de Vreemden maar ook kopieën van delen van hun steden en huizen waren in de Stad opgenomen.
Je kon een brede laan aflopen, geflankeerd door de hoge, smalle gebouwen uit een voorbij tijdperk op Mars, en dan een hoek omslaan en over een kopie strompelen van een Saturniaanse weg van geribbelde aarde, langs lage, banieten gebouwen lopen met hun kenmerkende geur, en dan stuiten op een volmaakt evenbeeld van een Venusiaanse snelweg, compleet met vuurkolommen en de driehoekige behuizingen van de wezens van die planeet. Overal klonk een lawaai als van een gekkenhuis, en 's nachts gloeide de hemel van lichtbundels en zinsbegoochelende effecten.
Deze omstandigheden in aanmerking genomen was het geen verrassing dat de meer bezadigde inwoners van de Stad in de loop van de tijd naar de lager gelegen eilanden trokken, waar ze ondanks de dorheid van de omgeving tenminste zeker waren van een zekere rust en stilte, en tevens veiliger waren voor de groeiende gewelddadigheid die tegenwoordig niet alleen deze maar alle andere steden op de aardbol teisterde.
Als hij deze sectie moest bezoeken placht Coman bij een huis op een van deze eilanden aan te bellen. Het was door de plaatselijke regering gebouwd en ingericht voor een voormalig ruimtevaarder genaamd Deenan. Ze waren al jaren vrienden, waren samen opgeroepen voor verschillende interplanetaire expedities, en toen het wonder van de Tijdstap was ontdekt maakten ze beiden deel uit van de eerste bemande reis naar de buitenruimte. Het was tijdens deze tocht dat Deenan een kwaadaardige en dodelijke vreemde ziekte opliep die hem van een jonge en geweldig gezonde man had veranderd in een gebroken wrak. Dat hij niet was gestorven was alleen te danken aan de snelheid en de bekwaamheid van de scheepschirurg.
Ergens in de nacht die volgde op de gedachtenuitwisseling met Karns steunde Coman zijn bovenlichaam op een elleboog en zei: 'Jullie hebben allebei gezegd dat je eens van omgeving wilde veranderen, om eens vakantie te houden. Kan jij vrij krijgen van je werk, Jonl?'
Ze streelde zijn haar, het haar nagels met sensuele tederheid in zijn scalp bijten, en murmelde in zijn oor: 'Makkelijk. Ik heb de Professor wekenlang geholpen met het voorbereiden van een dissertatie over het verschil in bouw dat sinds de Ramp voorkomt in de Coccinellidae - lieveheersbeestjes voor normale mensen. Maar hij kan de laatste bladzijden wat mij betreft in zijn eentje afmaken.'
'Wat is dat verschil dan?' vroeg Sein.
'Wel, de voelsprieten hebben nu extra segmenten, en verder-'
'Zo is het wel goed,' zei Coman, 'dan gaan we morgenochtend op weg naar de Stille Oceaan. Om tien uur nemen we een toestel naar het zuiden en dan zijn we er om kwart over twaalf.'
'O heerlijk!' riep Sein uit.
Maar Jonl vroeg: 'Volgens instructies van je meester - of suggesties, zoals je ze noemt?'
'Precies,' antwoordde hij, terwijl hij met zijn ogen de hare zocht onder haar neergeslagen wimpers.
'Claus... je denkt toch niet dat ik te - octopusachtig ben, hè?'
'Nee hoor. Ik wou dat je twee paar handen had, of nog meer.'
'Goed. Je gaat er toch niet heen om iemand te doden, of wel?'
'Nee.'
'Nou, wat ga je er dan wel doen?' vroeg ze. Haar ogen waren nu gericht op de zijne.
'Alleen maar een paar mensen opzoeken en met ze praten. Het grootste deel van de tijd zal ik bij jullie zijn.'
'Ik heb vaak van de Glazen Stad gehoord, maar ik ben er nog nooit geweest,' merkte Sein op.
'Het is niet allemaal glas,' zei Jonl, 'maar voornamelijk plastic, en een akelige buurt - maar het bekijken wel waard. Ik ben er met Claus eens geweest, en we logeerden in het huis van een heel merkwaardig man -'
'Morgen zie je hem waarschijnlijk weer,' waarschuwde Coman.
'O nee! Sein zal zich doodschrikken!'
'Je onderschat haar,' antwoordde hij, en tegen Sein: 'Zijn gezicht en zijn lichaam zijn zwaar verminkt geweest, en aangezien er toen geen organenbank beschikbaar was is hij opgelapt met metaal en plastic. Maar hij is geheel ongevaarlijk. Het gebeurde toen we op een expeditie waren - het was een ziekte waaraan twee anderen zijn gestorven.'
'Arme man, alsof ik bang zou zijn voor een vriend van jou.'
'Wacht maar tot je hem ziet - en naar hem luistert,' zei Jonl. Maar ze grijnsde. 'Ach, in ieder geval krijgen we een soort vakantie. Ik veronderstel dat het puur toeval is dat die kwestie over een Oorlogssectie juist daar wordt beslist waar wij toevallig heengaan?'
'Niet helemaal. Ik wil wel een verzoek doen, en dat is: probeer te vergeten als we daar zijn dat ik een sleutelman ben.'
'Ik wou dat we het konden,' zuchtte Jonl. 'Als we om tien uur vertrekken moeten we ons haasten. Ik moet even in het Museum verschijnen om de nodige mensen om te praten, en daarna moeten er beslist diverse inkopen worden gedaan. Zullen we dus nu maar gaan slapen?'
Hierop produceerde Sein een gesmoorde lach, en Coman merkte droog op: 'We zijn nu tot niets anders in staat, voornamelijk dank zij jou.'
Hoewel het vervoer binnen de stadsgrenzen gratis was moest er voor reizen tussen de verschillende secties betaald worden. Coman haalde drie kaarten voor een van de op grote hoogte vliegende lijnvliegtuigen, samen met de vereiste visa, en belde de plaatselijke politie met het verzoek het inbrekersalarm van zijn huis te synchroniseren met een frequentie die alleen bekend was aan het robotmonitorstelsel. Toen, slechts een paar minuten voor het vertrek, sloot hij zich weer aan bij de twee meisjes die in de luchthaven op hem wachtten.
Ze staarden hem zwijgend, licht geërgerd aan, want het feit dat de 'klok' in zijn brein nooit faalde kon hun ongeduld niet verlichten. Hij had de gewoonte de tijd met schijnbare minachting te behandelen. Hij grijnsde ontwapenend.
'Jullie zien er bijna te goed uit om echt te zijn.'
'Laatste passagiers - kom nu!' brulden de luidsprekers.
'Kom, waar wachten we op?' zei Coman, en toen het toestel tweehonderd meter verder een diep suizend geluid voortbracht ten teken dat het ging vertrekken nam hij beiden bij een arm en stapte op het lopende pad.
Het schip was rustig en comfortabel. Hoewel een menselijke piloot niet strikt noodzakelijk was hadden de luchtvaartmaatschappijen gemerkt dat een man aan of bij de instrumenten op nerveuze passagiers een geruststellende uitwerking had, en daarom werd er voor de reizen binnen de dampkring een beschikbaar gesteld. Gekleed in een elegant uniform compleet met goudgalon zat hij voorin, waar hij makkelijk bereikbaar was voor VIPs, terwijl de robotinstrumenten ongehinderd bewogen, knipoogden en geluiden maakten.
Er was ook een stewardess beschikbaar, compleet met drank en pillen. Het meisje in dit schip was asblond en bekoorlijk gekleed in een strak uniform dat van de nek tot het middel openstond. Toen ze door het gangpad op hun toeliep blikte ze nieuwsgierig naar Coman en zijn twee metgezellen. Kennelijk werd haar verbeelding gestimuleerd door de aanblik van hun insignes. Hij hoorde haar denken: Allejezus, ik ben benieuwd wat voor spelletjes zij met elkaar bedenken! Maar uiterlijk toonde ze alleen een glimlach en vroeg ze: 'Wilt u iets drinken?'
Nadat ze hun bestelling had opgenomen en de drinkwaren had gebracht bleef de stewardess een ogenblik staan. De vingers van een van haar handen frommelden aan haar revers, haar ogen waren strak op die van Coman gericht. Naar haar belangstelling radend, en in het besef dat zij er een was die liever keek dan meedeed, schudde hij zijn hoofd, en ze bloosde.
'Is dat alles?' vroeg ze.
'Beslist,' antwoordde hij, en gaf haar een konea, waarna ze met een licht schouderophalen wegliep.
'Waar ging dat allemaal over?' vroeg Sein.
'Kan je dat niet raden?' zei Jonl.
Coman zei niets, maar leegde zijn glas en leunde achterover in zijn stoel. Hij sloot zijn ogen, sperde zijn innerlijke oog open om de gedachten van de passagiers rondom hem te omarmen.
Een vrouw met twee kinderen op weg naar familieleden op Phoenix Island. Een vertegenwoordiger van een fabriek van tandartsenijmachines. Een gladiator van een van de arena's, op weg naar een volgend gevecht, en aan zijn zij zijn huidige vriendin, een actrice van de videoboeken. Twee vrouwen van midden in de dertig, die allebei als winkelmonitors werkten in een groot bedrijf zaten hand in hand. Een oudere man zat naar buiten te kijken en dacht: Wat is de bedoeling er eigenlijk van? Het eindeloze klikken van machines, de rode, blauwe, groene, gele en paarse lampjes... de gezichtsloze wezens die van alles voor je doen... hun elektronische geesten die eeuwig tikken en zoemen... waar gaat het allemaal heen? Waar gaan wij heen met onze nieuwe manieren van leven en sterven... terwijl de jongeren gek worden? Toen ik een jongen was... ach, toen waren het goede tijden, ondanks de tamelijk primitieve omstandigheden waarin we moesten leven... Coman grijnsde. Hoe veel mensen, in hoe veel tijden, hadden zo gedacht en zouden zo blijven denken - zonder nut overigens? In de stoel achter hem beraamde een man de moord op een vrouw die hij had leren liefhebben maar die hem kortgeleden had verteld dat ze hun verhouding moe werd. Coman voelde het allemaal. De pijn en het zieke gevoel in het hart van de man, zijn schrijnend gemoed dat hem tot de wanhopige maar vastberaden beslissing had gebracht eerst haar te doden en dan zichzelf, nog deze avond, in de Vijftiende Stad.
Coman trok zich terug uit dit miasma van ellende. Telepaten leerden al vroeg zich niet te laten meeslepen door dit soort gedachten. Ze bemoeiden zich er niet mee, probeerden geen preventieve maatregelen te nemen, tenzij het incident misschien op het punt stond te geschieden, of als de eigen veiligheid werd bedreigd. In het eerste jaar van zijn bewustzijn had Coman eenmaal getracht zijn gave te gebruiken om iemand van een zelfmoordpoging te weerhouden, wat met meer geluk dan wijsheid succes had gehad. Maar een andere keer, toen hij de verkrachting van een kind probeerde te voorkomen had hij volkomen gefaald, en was hij de oorzaak van de dood van het kind. Hij had zijn les wel geleerd.
Boven de piloot lichtte een scherm op met een stroom van nieuwsbeelden en commentaar. In de kelder van het vakantiehuis in de bergen van een vooraanstaand psychiater was een stapel verminkte lichamen gevonden. Een beroemde filmster was her en der in het gezelschap van een Venusiaanse gezien. Een aardse kolonie op Sirius was uitgeroeid door niet-menselijke elementen met behulp van wapens die volgens de politie gemaakt en geleverd waren door menselijke sympatisanten op aarde. Het raadsel van de drie vernietigde interplanetaire schepen was opgelost. Na een nauwkeurig onderzoek bleek de oorzaak een nieuw soort metaalmoeheid te zijn, en niet de kuiperijen van een anderwereldse vijand. De hele wereld wachtte met spanning op de beslissing over het al of niet in het leven roepen van een Oorlogssectie. Zo ja dan zouden er vele problemen moeten worden opgelost, onder andere de afmetingen van een dergelijke sectie, of hij op deze planeet moest komen of op een andere, minder bewoonbare planeet - of misschien zelfs op een grote satelliet ergens in de ruimte. Welke wapens de bewoners tegen elkaar mochten gebruiken, welke mate van toezicht er zou worden uitgeoefend, of de hele zaak niet toegankelijk gemaakt moest worden voor alle zendmaatschappijen, zodat alle gewone, naar de wet levende burgers van een continue show konden genieten. Professor Pein, de welbekende socioloog, bevond zich in de studio om zijn deskundige mening over deze problemen te geven...
Intussen gleed het lijnschip moeiteloos over de braakliggende woestenij waaruit hier en daar een Stad oprees temidden van rode hopen geatomiseerd stof. Toen vloog het boven de blauwe zee.
'We zitten nu in de Twaalfde Sectie,' zei Coman. Sein ging gretig rechtop zitten en staarde omlaag door het raam bij haar elleboog. Kort daarna kwam de Stad in zicht, glinsterend boven de oceaan als een halsketting op een lap paars fluweel. Toen ze lager kwamen kreeg ze de spitsen en minaretten in het oog, en later de glanzende koepels van de regeringsgebouwen. Nog lager kon ze de eilanden zelf onderscheiden, witglinsterend in de zon, zo ver onder de Stad dat de schaduw daarvan diffuus werd, gebroken en doorschoten met door de constructie erboven weerkaatst zonlicht. Wat mooi, dacht ze. Dit is de aarde, tehuis van de mens. Ongeacht hoe veel lawaai, pijn, en kwaadaardigheid er mocht zijn - de schoonheid woog zwaarder. In de mensen, in de pit van een noot, zelfs in de bladeren van een bloem, huist een soort liefde...
Vreemd opgetogen door het uitzicht ver beneden haar merkte ze niet dat Coman haar gedachten kende, en, zijn ogen gericht op haar fijne haar dat aan beide zijden van haar slanke nek omlaag hing, haar blijheid deelde. Gister bracht onaangename ogenblikken, maar hier was een prettig moment. Hij keek vluchtig naar Jonl. Zij zat gespannen in haar stoel, met dichtgeknepen handen en witte knokkels. Haar gezicht was dat van een dodelijk beangst kind. Hun blikken kruisten en haar mond vormde de woorden: 'Ik ben bang, Claus.'
Hij pakte haar hand, ging haar geest binnen, en voelde het kloppen van haar bloed, de snelle slag van het hart dat het rond en rond stuwde binnen het omhulsel van het lichaam... zag haar als een kind aangevallen door heldere kleuren en levendige taferelen van haar verbeelding, en als een vrouw, oud en stervend. Hij zag zichzelf even zoals zij hem zag, en kende alles dat haar kwelde.
'Wat is er met me aan de hemd?' mompelde ze.
'Niets - alleen angst.'
Op dat moment kondigde de piloot aan: 'We zullen over dertig seconden landen, dames en heren. Ga alstublieft op uw plaatsen zitten.'
Toen ze dat gedaan hadden drukte hij op een knop, en de veiligheidsgordels, gebogen en onzichtbaar, omhulden hen zodat ze roerloos zaten, niet bij machte een spier te vertrekken, terwijl het lijnschip met negenhonderd kilometer per uur dook. Als een schietlood landde het vliegtuig op de landingsbaan, waar het werd gestopt door een onzichtbaar net. Enkele seconden later gingen de passagiers van boord en stelden ze zich op voor controle en identificatie.
Terwijl dat aan de gang was bulderde een holle stem uit de luidsprekers: 'Welkom in de modelstad van de Stille Oceaan! Hier kunt u in de zaligste zon van de wereld bakken en genieten van de meest gevarieerde en ingenieuze ontspanning en vermaaksmogelijkheden die de Mens heeft uitgevonden... de Vijftiende Stad is de enige Stad waaraan acht uur regen per week is toegewezen, en die wordt nauwkeurig verdeeld over elk etmaal om u maximaal te laten genieten!... Tussen de dertig en veertig mannen en vrouwen wagen elke week hun leven in de Sportarena voor uw plezier!... Voor diegenen met een meer conventionele smaak zijn er voorzieningen voor zwemmen en varen, golfbanen, en nog veel meer... Komt kijken naar het grote natuurlijke parkland rond het Regeringsgebied!... Zie de Vreemde wijken, tot op het laatste detail nauwkeurig!... Zie de afbeeldingen die recent uit de ruimte zijn ontvangen van de fossielen van de wezens met zwemvliezen die op een satelliet van Pluto zijn gevonden... Attentie! Uw persoonlijke veiligheid is onze verantwoordelijkheid en onze politie is de doelmatigste en best geoefende op aarde. Maar onthoudt - mocht u door toedoen van misdadigers ernstig gewond raken of sterven dan ontvangen uw naaste verwanten onmiddellijk 3000 konea's en de rest van uw familieleden elk 500 konea's...'
Coman en Jonl luisterden nauwelijks naar het geklets, maar Sein, die het voor het eerst hoorde, huiverde en zei: 'Wat klinkt het allemaal onpersoonlijk. Ze hadden toch zeker wel iemand met een vrolijkere stem kunnen nemen!'
'Het is een robotmachine,' legde Jonl uit. 'Ze hebben er waarschijnlijk zelfs nooit aan gedacht een menselijke stem te gebruiken.'
'We kunnen onze koffers hier laten, dan worden ze later doorgezonden,' zei Coman.
Bij de uitgang van de haven kwamen ze tegenover een stuk of twintig vloerbanden en een grote verlichte plattegrond van de Stad te staan.
'Over tien minuten en tweeëndertig seconden vanaf nu! komt er regen!' brulde een andere holle stem - en alle drie keken elkaar aan en lachten tegelijk.
'Wat gaan we eerst doen?' vroeg Sein.
'Wat je maar wilt, lieveling,' antwoordde Jonl. Sein tuurde met gefronst voorhoofd naar het bord terwijl haar metgezellen haar geamuseerd gadesloegen. Tenslotte, terwijl ze met een vinger tegen haar handen tikte zoals haar gewoonte was als ze opgewonden was, zei ze: 'Ik wil lekker in de regen zwemmen.'
'Goed. Laten we gaan,' zei Coman.
Ze stapten op de juiste band en werden snel naar het openluchtbad gedragen dat ongeveer anderhalve kilometer verder lag. Bij aankomst daar hadden ze nog vijf minuten de tijd voor de regen begon. Voor ze de kleedhokjes in gingen spraken ze af elkaar bij het bassin te ontmoeten.
Coman was er het eerst weer uit en merkte dat het zwembad stampvol mensen zat - blijkbaar werden Vreemden uit deze instelling geweerd. Er hingen al wolken en iedereen scheen te genieten van de saaie grijze atmosfeer. Sinds hun aankomst was hij voorzichtig met zijn gedachten geweest, maar nu, misschien vanwege de algemene sfeer van welzijn en ontspanning, zag hij er weinig kwaad in een snelle schatting te wagen van de mensen rond het bassin. Nadat hij tussen een groep mensen die zich in het water vermaakten was gedoken kwam hij boven water, dook opnieuw, en toen hij weer boven de oppervlakte kwam opende hij zijn geest een seconde lang, voor een snelle, vluchtige verkenning - en wist onmiddellijk dat hij dwaas was geweest. Zijn overhaaste impuls vervloekend dook hij opnieuw onder, omlaag naar de glimmende betegelde bodem waar hij door een woud van benen zwom. Een flink aantal meters verder dook hij weer op. Hij klom uit het water en ging op zijn rug liggen. Zijn bewuste geest was nu ledig, zijn lichaam ontspannen, zodat hij er voor elke toeschouwer uitzag als een gewone vakantieganger, niet te onderscheiden van de tientallen anderen die rond hem zaten of lagen.
Want tijdens zijn korte ogenblik van speciaal bewustzijn had een andere geest dat bewustzijn gevoeld en herkend. Niet ver van hem bevond zich een andere telepaat - een joker, om precies te zijn - in de buurt van het zwembassin.