12
‘Je gaat proberen zwanger te worden?’ De stem van Joss op de luidspreker weergalmt door de auto, terwijl de weg onder me door schiet. ‘Meen je dat?’
Er volgt een lange stilte waarin ik geen zinnig antwoord weet te bedenken.
‘Denk je niet…’ vraagt Joss op een voor haar ongebruikelijk behoedzame toon, ‘dat dit misschien niet bepaald het goede moment voor zo’n belangrijke beslissing is, gezien het feit dat je de nacht ervoor met je ex naar bed bent geweest?’
‘We wilden altijd al kinderen, Joss, het was louter een kwestie van wanneer,’ antwoord ik snel, terwijl ik probeer te doen alsof ik niet heb gehoord wat ze zo-even zei. ‘Ik weet dat ik het steeds weer uitstelde, maar… hoor eens, ik kan er nu niet over praten, ik zit in de auto. Ik weet niet precies waar die bespreking is en ik ben al laat.’
‘Ik zeg alleen maar dat je er goed over moet nadenken of je het wel echt wilt. Heb je het Bec al verteld?’
‘Wat?’
‘Nou, alles. Over Leo om te beginnen.’ Ze klinkt nu dreigend.
Ik schud nadrukkelijk mijn hoofd. ‘Nee, en dat ga ik niet doen ook. Ik wil niet dat iemand het weet. Jij bent de enige aan wie ik het heb verteld. Alsjeblieft, Joss… dat moet zo blijven.’
‘Maar het gaat om Bec!’
‘Hoe meer mensen het weten, hoe groter de kans dat het uitkomt en Dan mag er in géén geval achter komen. Ik schaam me al genoeg. Om eerlijk te zijn, ik zou bijna willen dat jij het ook niet wist. Ik wil gewoon vergeten wat er is gebeurd.’
Joss snuift somber. ‘Daar kan ik best in komen.’
Nu ik er weer aan denk, krijg ik braakneigingen en ik word helemaal duizelig. Het is net alsof de auto stilstaat en de bomen en de andere auto’s op de tweebaansweg míj voorbijschieten. Het is een afschuwelijke gewaarwording en instinctief weet ik dat ik de auto even aan de kant moet zetten.
‘Moll?’ zegt Joss. ‘Ben je er nog?’
Ik rij de vluchtstrook op en trap hard op de rem. Mijn hoofd zakt achterover en raakt even de hoofdsteun. Ik kan mijn eigen ademhaling horen.
‘Molly! Zeg iets!’
‘Ik denk dat ik moet overgeven, wacht even!’
Joss zwijgt. We houden allebei onze mond, ik op de weg, zij ergens in Londen. ‘Denk je dat het door de morning-afterpil komt?’ vraagt ze. ‘Bec zou het wel weten.’
Daar reageer ik niet op. ‘Ik heb niet ontbeten en zit ontzettend te stressen, dat is alles.’
‘Je hebt toch niet echt overgegeven, hè? Want het laatste wat je wilt, is…’
‘Ik weet het,’ onderbreek ik haar snel, voordat ze de zin kan afmaken. ‘En of ik het weet!’
Uiteindelijk vind ik het sombere, anonieme weghotel en stap uit. Het is een bewolkte, koude, saaie dag, die eigenlijk niet eens de moeite neemt om het goed licht te laten worden. Alles lijkt loodzwaar, zelfs de zeemeeuw die futloos boven mijn hoofd krijst alsof hij zo uit de lucht kan vallen.
Als ik eindelijk de vergaderzaal binnenkom, zie ik dat ik de laatste ben. Er is een lege stoel tussen Pearce en Sandra, de enige die onbezet is. Ik loop erheen en ga zo stil mogelijk zitten terwijl ik me verontschuldig tegenover Antony, die ik heb onderbroken. ‘Sorry, ik zat vast in het verkeer.’
‘Dat geeft niet,’ antwoord hij gladjes. ‘We waren nog niet met de debriefing begonnen.’
Iedereen wacht, terwijl ik voorzichtig mijn tas neerzet en verdere verstoring probeer te voorkomen, maar het stomme ding valt om en spuwt de inhoud op het enigszins plakkerige tapijt.
Pearce leunt zwijgend opzij, pakt mijn telefoon en geeft me die zonder iets te zeggen. Ik pak hem aan en onze vingers raken elkaar even. Sandra’s wenkbrauwen schieten obsessief tot in haar blonde haargrens omhoog en ze slaat haar armen over elkaar. Dus zo staan de zaken tussen haar en Pearce. Er is tijdens het overleg heel wat gebeurd.
Ik leg mijn mobieltje even op schoot, terwijl ik de rest zonder veel omhaal probeer op te rapen, maar jammer genoeg kondigt een tingelend, meisjesachtig geluid – dat uit mijn kruis lijkt te komen – de komst van een sms’je aan. Antony zucht nadrukkelijk.
‘Sorry.’ Ik probeer rustig te blijven en pak snel de telefoon. ‘Ik… uh… verwacht een belangrijk telefoontje van een huisarts, die op het punt staat een grote bestelling te plaatsen. Ik vermoed dat het een bericht van hem is.’ Demonstratief kijk ik zakelijk op het schermpje, maar ik open heel stom het sms-menu. Sandra is er als de kippen bij. Ze rekt zich om over mijn schouder mee te kijken. ‘Nee, het is een sms’je. Met als onderwerp “Ik denk de hele tijd aan je…”’ leest ze hardop voor. ‘Ha!’ Op haar knappe gezichtje verschijnt een gemeen lachje. ‘Wat lief.’
‘Wie zegt dat het die huisarts niet is?’ grapt Pearce en iedereen lacht, behalve ik. Want ik weet precies van wie het sms’je komt en moet de rest ook lezen, maar dat gaat nu niet. ‘Ze eten allemaal uit Molly’s hand.’ Sandra kijkt ongelooflijk boos, omdat Pearce het in het openbaar voor me opneemt en dat pijpmondje van haar staat pruilend.
‘Goed, laten we nu allemaal onze telefoon uitzetten, ja?’ zegt Antony kordaat, als een schoolmeester die elk moment over de rooie kan gaan, maar daarvoor nog niet het vereiste irritatieniveau heeft bereikt.
Maar Sandra geeft het nog niet op en probeert het op een andere manier. ‘Ik denk dat het manlief is die je controleert, hè? Voel je je alweer beter vandaag, Molly? Je was behoorlijk ziek, hè? Gisteren de hele dag.’ Ze gooit haar lange blonde haar naar achteren en kijkt zogenaamd bezorgd. Iedereen schuift ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. Ze had net zo goed kunnen zeggen: ‘Je was woensdagavond zo bezopen dat je niet met je luie reet uit je hotelbed kon komen, hè?’
Antony kijkt me verbaasd aan.
‘Is het nog gelukt om bij de dokter langs te gaan?’ vraagt Sandra onschuldig en ze neemt een slokje thee.
‘Ja, hoor,’ zeg ik met een vaste stem. ‘Het is altijd verstandig om je na een auto-ongeluk te laten nakijken en omdat ik de hele middag in de wachtkamer van de dokter moest zitten leek het net alsof ik aan het werk was.’ Waarom moest dat nou? Ik vorm geen bedreiging voor haar. En hoewel het een opluchting is om zo’n overtuigend excuus te hebben, is het niet fijn om iedereen eraan te moeten herinneren dat ik eergisteren een deuk in de auto van de zaak heb gereden. Wat een kreng is het toch.
Antony kijkt me bezorgd aan. ‘Goed, was dat alles, Sandra? Misschien zou je wat van die bezorgdheid en energie moeten steken in de verbetering van die nogal lage telefonische respons die je krijgt.’
Dat veegt het zelfvoldane lachje van haar gezicht. Hij start met de debriefing van het overleg en gaat verder met de districtsverslagen. Als het eindelijk lunchtijd is, zijn alleen Sandra en ik nog wakker. Ik vanwege het sms’je dat ik met angst en beven tegemoetzie, en Sandra omdat ze witheet op haar grote moment heeft zitten wachten en al die tijd heeft zitten zieden van woede. En ja, hoor, met een dramatisch gebaar pakt ze haar tas en vertrekt nijdig. Met veel poeha.
Pearce zucht en pakt zijn spullen. ‘Alles oké?’ vraagt hij gejaagd.
Ik knik en hij kijkt opgelucht. ‘Sorry,’ mompelt hij, ‘ik regel het wel’, en hij rent als het witte konijn uit Alice in Wonderland achter Sandra aan.
Antony, die de kleine scène scherp heeft gadegeslagen, schraapt zijn keel. ‘Molly,’ roept hij. ‘Kan ik je even spreken?’
We wachten tot iedereen is vertrokken. Ze kijken me allemaal nieuwsgierig aan, terwijl ze zich afvragen of ik nou wel of niet een uitbrander zal krijgen.
Als we eindelijk alleen zijn, gaat Antony op het randje van de tafel zitten en vraagt: ‘Alles okidoki? Is er iets wat ik zou moeten weten?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Luister, dat auto-ongeluk of je afwezigheid gisteren laat me koud, zolang jij maar niets mankeert. Maar Sandra had in zekere zin wel gelijk. Het is helemaal niets voor jou om ziek naar huis te gaan. En eerder deze week was je ook al niet jezelf. Vanuit bedrijfsoogpunt mag ik natuurlijk niet vragen of er iets is wat ik zou moeten weten… maar we werken nu al zo lang samen dat als er iets is met een aanlooptijd van negen maanden…’ Hij kijkt somber en wijst naar mijn buik, ‘… ik een knikje zou waarderen. Ik veronderstel dat het vroeg of laat toch zal gebeuren.’
‘Ik ben niet zwanger,’ zeg ik, niet op mijn gemak. ‘Als je dat soms bedoelt.’
Hij kijkt erg opgelucht. ‘Godzijdank. Mijn budget is niet groot genoeg voor nog een zwangerschapsuitkering. Sorry, maar ik telde twee en twee bij elkaar op en…’
Ik zeg niets. Ik mag Antony graag, het is een aardige vent en een goede baas, maar nu wil ik gewoon weg. Nog nooit in mijn hele leven is er zoveel belangstelling voor mijn voortplantingsvermogen geweest als deze week. Ook hij kijkt nu verlegen.
‘Ik hoop dat ik niet buiten mijn boekje ben gegaan.’
We weten allebei dat hij dus wel over de schreef is gegaan.
‘Dat komt gewoon omdat we zoveel waardering voor je hebben, ik ook. Dus hou het maar op overdreven zorgzaamheid, goed?’ Antony begint te lachen, maar zegt dan ongemakkelijk: ‘Doe maar niet… alsjeblieft. Je verdient meer geld voor ons dan de meeste anderen bij elkaar, Moll.’
‘Antony, er is niets aan de hand. Heus niet.’ Ik pak mijn tas. Ik moet nu echt dat sms’je lezen.
‘Zal ik Sandra dan maar ontslaan om een salarisverhoging voor je te regelen?’ grapt Antony ongepast, hoewel dat wel een aanlokkelijk aanbod is. ‘Ik neem aan dat die kleine uitbarsting betekent dat zij en Pearce… je weet wel.’ Hij kijkt naar me voor bevestiging. Ik haal mijn schouders op, maar ontken het niet. ‘Geweldig,’ zucht hij.
‘Moet ik iets tegen ze zeggen, denk je?’ Hij kijkt me bezorgd aan. ‘Tegen haar in het bijzonder. Als het aan blijft, kan ze niet zomaar elk vrouwelijk personeelslid dat Pearce groet schofferen.’
‘Negeer het, dan waait het misschien vanzelf over.’
Hij knikt nadenkend en kijkt dan vrolijker. ‘Je hebt waarschijnlijk gelijk. Godzijdank heb ik jou, Molly.’
Ik loop met fikse pas het parkeerterrein op, zet mijn BlackBerry aan die meteen de berichten begint op te halen en daar is het. Ik haal diep adem en open het.
Nee, helemaal niet, het gaat helemaal niet goed met me, maar ik wil beslist niet met je praten.
Dan verschijnt er tussen e-mails van het werk een Facebook-bericht.
Een bericht van Leo Williams, ongeveer een uur geleden verstuurd. Lieve hemel…
Onstuimige hereniging van hartstocht? Een zeemeeuw krijst droevig boven mijn hoofd en cirkelt vervolgens weg op zoek naar afval. Hij maakt zeker een grapje. Zwaar leun ik tegen mijn dichte autoportier. Ik wis de e-mail, val achter het stuur en blijf doodstil zitten. Ik moet nadenken.
Waarom zegt hij steeds dat we moeten praten? Wat valt er nog te zeggen? Ik zou gedacht hebben dat hij het voorval even graag zou willen vergeten als ik. Per slot van rekening is hij duidelijk doodsbang dat Helen erachter komt… en hij heeft al meerdere keren gevraagd of ik bij de dokter ben geweest…
O – ik snap het… vandáár alle interesse en bezorgdheid. Zo zorgt hij ervoor dat hij er over negen maanden geen problemen mee krijgt… of misschien zelfs eerder. Hij doet het waarschijnlijk in zijn broek. Als ik hem nog eens verzeker dat alles geregeld is, durf ik te wedden dat hij niet weet hoe snel hij moet verdwijnen.
Zo. Klaar. Om te beginnen had ik het verleden nooit moeten oprakelen.
Weer thuis is Dan ongelooflijk opgewekt. Het is alsof zijn blijdschap van gisteravond, toen ik zei dat ik een kind wilde, voor een overstroming heeft gezorgd die simpelweg alles heeft weggespoeld. Alsof alle verschrikkelijke dingen die we tegen elkaar hebben gezegd slechts krabbels in het zand waren geweest. Alles voelt schoon en vol energie, klaar voor een nieuwe start, een nieuw avontuur.
Hij kletst vrolijk. ‘En omdat het een lunchvergadering was en ze altijd te veel eten voor de klanten bestellen, waren er nog twee volle schalen over, die gewoon buiten de vergaderzaal stonden. Dus ben ik er een paar keer langsgelopen…’
‘Je hebt er stiekem van genomen?’ lach ik. Ik ga ervan uit dat hoe meer ik mezelf dwing zulke grapjes te maken, hoe vrolijker ik me zal voelen. En door zo vertrouwd samen te lachen – zoals we in het verleden zo vaak hebben gedaan – zal alles weer normaal worden. ‘Floot je nonchalant zo van “er is hier niets te zien?”’ Ik concentreer me helemaal op zijn glimlach.
Hij grinnikt. ‘Zeker weten. En trouwens, het stond er een halfuur later nog steeds, dus ik heb behoorlijk geschranst en ben er nog steeds een beetje misselijk van. Maar ik maak sowieso iets voor je klaar.’ Hij rekt zich uit en gaapt. ‘Wat een dag! Heb je de auto vanmorgen naar de garage gebracht?’ vraagt hij. ‘Ik zag buiten de huurauto staan. Wanneer krijgen we de onze terug?’
‘Maandag.’
‘Prima. En, wat wil je hebben?’ Hij slaat zijn armen om me heen.
‘Behalve jou dan natuurlijk?’
‘Dat spreekt vanzelf. Als maaltijd, bedoel ik. O… ik heb vandaag trouwens wat voor je meegebracht.’ Hij wordt bijna verlegen. ‘Wil je het zien?’
Ik knik van ja. Mijn hart zwelt als hij vrolijk opspringt van de bank en een klein plastic tasje haalt. Hij gaat weer zitten, haalt er een grote pot vitaminepillen uit, rammelt ermee en geeft die aan mij. Dan pakt hij nog iets uit het tasje. ‘Foliumzuur,’ en hij geeft me nog een potje. ‘Ik weet niet waar dat voor is en het klinkt afschuwelijk, maar blijkbaar is het goed om in te nemen als je… eh… zwanger probeert te worden.’ Ik pak het van hem aan. ‘En als laatste,’ hij kijkt ietwat onzeker als hij een zwangerschapstest tevoorschijn haalt: ‘Ta-da! Dit is duidelijk voor véél later.’
Ik zet de potjes op schoot en pak de test aan.
‘Vind je het niet té?’ vraagt hij bezorgd. ‘Ik wil je niet van streek maken. Ik weet dat het allemaal nog erg nieuw is en…’
Ik staar ernaar en kijk hem dan met een oogverblindende glimlach aan. ‘Hiermee maak je me niet van streek,’ zeg ik nadrukkelijk. ‘Dit is allemaal prima.’ Ik haal diep adem. ‘Echt prima. Ik zal meteen zo’n vitaminepil nemen bij het kopje thee dat je zo voor me gaat zetten.’
Hij kijkt opgetogen en pakt de potjes terug. ‘Ik zet ze boven in het badkamerkastje, goed?’ zegt hij.
‘Graag,’ zeg ik zwak.
‘Je bent ineens nogal bleek,’ zegt hij bezorgd. ‘Voel je je wel goed?’
‘Super,’ zeg ik. ‘Het was gewoon een lange dag. Ik voel me een beetje moe en heb hier en daar wat pijn, maar verder is alles prima met me. Een biscuitje bij de thee zal wel helpen.’
Hij grinnikt, geeft me een zoen en staat op. ‘Dat moet volgens mij wel lukken. En? Hoe was de bespreking vandaag?’ roept hij gemoedelijk over zijn schouder, terwijl hij naar de keuken loopt. ‘Spannend als altijd?’
‘Prima, hoor.’ Mijn BlackBerry piept, een sms’je. Afwezig open ik het, maar dan verdwijnt alle uitdrukking van mijn gezicht. Het is Leo weer. Ik herken nu zijn nummer.
Shit. Bedoelt hij die e-mail die ik al heb gelezen? Heeft hij me er sindsdien nog een gestuurd?
Precies op dat moment meldt mijn telefoon dat ik e-mail heb gekregen.
Mijn gezicht staat nu volkomen uitdrukkingsloos. Wanneer kan hij me weer zien? Denkt hij nu echt dat dit een nieuwe start is? Nee, nee en nog eens nee… en ‘je kunt dit maar het beste deleten als je het eenmaal gelezen hebt’? Absoluut, ja!
Mijn hoofd begint op een maar al te vertrouwde manier te bonzen, als een verre, dreigende oorlogstrom… ik krijg weer migraine.
‘Ik denk dat ik naar boven moet…’ zeg ik als Dan terugkomt.
‘O, echt?’ antwoordt hij veelbetekenend.
‘… want ik krijg migraine.’
‘O, ik snap het.’ Hij kijkt teleurgesteld. ‘Geeft niks, hoor. Maar twee keer in één week… wat vervelend. Wil je een vitaminepil voordat je naar boven gaat?’ Hij pakt de potjes en begint het strakke plastic omhulsel eraf te peuteren. Hij is zo geconcentreerd bezig dat hij niet merkt dat ik helemaal stil ben gevallen. Ik heb net nog iets anders bedacht.
Als Dan en ik het gaan proberen, hoe kan ik dan in godsnaam uitleggen dat we de komende zeven dagen een condoom moeten gebruiken, totdat ik de soa-test heb laten doen?
‘Jezus, alsof je Fort Knox moet zien binnen te komen,’ zegt Dan, terwijl hij de dop eraf probeert te draaien.
We moeten wel een condoom gebruiken: ik wil hem beslist geen risico laten lopen en trouwens, als hij iets oploopt, weet hij dat het van mij komt… maar hoe moet ik dat dan uitleggen? Ik probeer kalm te blijven, maar dit is echt de allereerste keer dat ik vreselijk dankbaar voor mijn migraine ben. Voor vanavond heb ik tenminste een ijzersterk excuus.
Maar die migraine gaat geen hele week duren… Wat moet ik morgen doen, en overmorgen? Wat afschuwelijk allemaal…
Ik zal moeten zeggen dat ik ongesteld word, wat sowieso elk moment kan gebeuren. Maar ik ben altijd al een beetje onregelmatig, dus wat als ik het pas dinsdag, woensdag of volgende week word? Niemand is zo lang ongesteld, behalve misschien een olifant.
Het beschermende plastic scheurt eindelijk. Triomfantelijk zegt Dan ‘aha!’, draait het dekseltje eraf, haalt het stukje schuimplastic eronder weg en gooit dat aan de kant. Hij schudt een pil zo groot als een paard in zijn handpalm en geeft me die. Ik snuffel er nieuwsgierig aan. De pil ruikt naar metaalvijlsel en verbrand gras. Ik kokhals bijna en kijk hem bezorgd aan. ‘Ik weet niet of ik die nu wel kan innemen.’
Zijn gezicht betrekt. ‘Heb je je bedacht?’ Hij ziet er zo teleurgesteld uit dat ik het gewoon niet kan verdragen. Ik stop de pil in mijn mond en neem een slokje hete thee. Fout. Ik had water moeten nemen. De pil smaakt nog erger dan hij ruikt. Ik slik hem met moeite door, maar glimlach vastberaden naar hem. ‘Nee, natuurlijk niet. En nu het foliumzuur graag.’
Mijn mobieltje ligt naast me op de bank en begint te trillen. Doodsbenauwd graai ik ernaar – als het Leo maar niet weer is… maar Dan is me vóór. ‘Het is je vader.’
Godzijdank. ‘Ik bel hem straks wel terug,’ zeg ik en ik slik de volgende pil door. ‘Ik ga nu naar boven.’
‘Natuurlijk.’ Hij pakt de afstandsbediening. ‘Ik probeer zachtjes te doen.’ Het gedreun in mijn hersenen wordt luider. Boven moet ik zittend op de rand van het bed mijn ogen tot spleetjes knijpen om op het scherm van mijn mobieltje te kijken, zolang dat nog gaat. Mijn vader heeft een voicemail achtergelaten en terwijl ik naar boven liep, heb ik nog een sms’je gekregen.