HOOFDSTUK 10

 

 

 

Twee dagen later overleed Carolyn’s vader. ‘Maak jij je nu maar niet druk, kind,’ suste oma, ‘je oom zal wel naar de begrafenis gaan.’

Het was een eenvoudige plechtigheid en na afloop kwam Austin langs met een paar spulletjes die haar vader haar had nagelaten.

‘Helaas, eer was geen rooie cent,’ zei Austin. ‘Ook geen bezit van enige waarde. Hij woonde op een gemeubileerde kamer.’ Hij keek even naar de spullen in zijn handen. ‘Dit is van je moeder geweest. Hij wilde graag, dat jij ze zou hebben.’ Wat juwelen, ringen en broches. En in een doosje vond ze een mooi gouden medaillon, waarin portretjes van haar ouders als jonggehuwden. Ze was heel ontroerd en borg het zorgvuldig weg.

Haar laatste dag op de bibliotheek vloog om. Richard had ze de afgelopen tijd nauwelijks meer gezien. Maar de enkele keer, dat ze hem op de gang tegen het lijf liep glimlachte hij vriendelijk.

Ze nam afscheid van haar collega’s. Iedereen scheen het jammer te vinden dat ze wegging. Keith zei dat hij het zich best kon voorstellen, de omstandigheden in aanmerking genomen.

En Graham ontving haar heel vriendelijk op zijn privé-kantoortje. Hij nam zijn hand in de hare. Wat ziet die man er een stuk beter uit, constateerde Carolyn tevreden. ‘Geef de moed niet op, Carolyn. Probeer ergens anders bij een bibliotheek werk te vinden, waar je geen last hebt van “stoorzenders”. Je begrijpt me wel, zeker?’

Ze glimlachten allebei en hij vroeg: ‘Heb je Richard al gezien?’ ‘Nee, nog niet. Ik vrees, dat ik niet zonder afscheid weg zal kunnen gaan. ’ ‘Kijk niet zo benauwd, meid. Ik loop wel even met je mee.’

Hij klopte op Richard’s deur en wenkte haar hem te volgen. Roseanna zat op haar plaats. ‘Richard, ik kom je Carolyn even brengen. Het arme kind schijnt bang te zijn, dat je haar zult opeten!’ Hij lachte en liet hen alleen.

Ze haalde diep adem. Rustig stak ze hem haar hand toe. ‘Tot ziens dan maar, Mr. Hindon. Ondanks alles heb ik hier toch prettig gewerkt.’ ‘Tot ziens, Miss Lyle.’ En dat was alles, zo formeel, zo stijfjes. Ze wendde zich af en liep naar de deur. ‘Tot ziens Mrs. Harvey.’ Roseanna knikte minzaam.

De deur sloot zich achter haar en ze hoorde haar eigen voetstappen weerklinken in de kille gang. Dus zo wandelde ze Richard Hindon’s leven uit. En hij had geen enkele moeite gedaan haar tegen te houden...

 

Die avond was Carolyn alleen thuis. Ze scharrelde wat in huis rond, kon absoluut haar draai niet vinden. Ten slotte trok ze haar jas aan en liep naar buiten. Misschien zou een wandeling haar kalmeren.

Het was warm en broeierig. Omdat het bewolkt was, bleef alle hitte nevelig boven de grond zweven. Alles leek roerloos, geen zuchtje wind. Het gras knisperde droog onder haar voeten, en ook de zee leek saai en grijs. Er zou vast wel regen komen, vanavond.

Ze zette er flink de pas in en dwong zich aan vrolijke dingen te denken. Maar dat was natuurlijk niet eenvoudig, en uiteindelijk gaf ze de moed maar op en slenterde terug naar huis.

De bel ging. Wie zou dat kunnen zijn? Oma... nee, veel te vroeg. Haar oom misschien? Maar toen ze de deur opende, bleek Richard op de stoep te staan.

‘Carolyn?’ hij glimlachte. ‘Mag ik even binnenkomen?’ Toen zag hij dat ze haar jas nog aan had. ‘O, sorry dat ik je stoor, ik zie dat je op het punt staat weg te gaan. Daar had ik niet bij stilgestaan.’

‘Nee... nee, ik kom net terug. Van een wandelingetje. Kom binnen! Ze gingen naar de zitkamer en ze gooide haar jas over een stoel. Ze voelde een hevige hoofdpijn komen opzetten, en haar handpalmen waren opeens bezweet. Afwachtend keek ze naar hem op. Hij ging op zijn gemak zitten in een van de luie stoelen, en ten slotte liet ze zich ook maar zakken, op een puntje van de bank.

‘Ik vroeg me af of je al ander werk op het oog hebt?’

Ze lachte flauwtjes. ‘Nee, nog helemaal niet. Ik zal naar een uitzendbureau moeten. Want werkloos zijn, kan ik me niet permitteren. Oma en ik hebben het geld hard nodig.’

‘O,’ zei hij kort. Haar uitspraak scheen hem op een gedachte te brengen. ‘Ik wilde je gaan voorstellen of je iets voor een jaartje bibliotheek-school zou voelen. Er zijn er een paar verspreid in den lande. Aan het eind van de cursus, doe je je examens, en dan heb je goede basisbevoegdheden. Bibliotheken hebben graag gediplomeerde krachten.’

Ze fronste haar voorhoofd. Kwam hij haar dit vertellen? Maar ja, wat had ze eigenlijk verwacht? Dat hij haar zou smeken om terug te komen, of zoiets? ‘Ik geloof niet dat ik voor een school in aanmerking kom. Tenminste, mijn ervaringen bij deze bibliotheek wijzen niet in die richting.’

Hij antwoordde met een tegenvraag. ‘Heb je dan helemaal nog niet over je toekomst nagedacht?’

Ze haalde haar schouders op.

‘En Shane? Wat vindt hij daarvan?’

‘Shane?’ Ze lachte wat schamper. ‘Ach niets natuurlijk. Vanavond is hij met zijn nieuwste vlam op pad. Ik kan de tel niet goed bijhouden.’

‘En dat doet jou niks?’

‘Waarom zou het? Ik... we hebben niets met elkaar, we zijn slechts goede vrienden.’

Hij leefde een beetje op. Blijkbaar zag hij weer een gaatje.

‘Dus wat hem betreft zou die school geen probleem zijn? Ik bedoel, vooropgesteld dat je het zou kunnen financieren op een of andere manier?’

Ze haalde weer lauwtjes haar schouders op. ‘Misschien zou dat wel kunnen, dan. Maar ik kan echt niet verwachten, dat iemand me op deze leeftijd nog eens een keer zal laten studeren. Een toelage... nee, dat is uitgesloten. Ik zal me zelf moeten onderhouden. En oma, voor een gedeelte.’

‘Maar misschien kun je een beurs krijgen?’

‘Hoe dan? Soms weer via mijn oom, of zo?’ wierp ze bitter tegen.

‘Niets met je oom van doen, ze geven vaak toelages. Ik ben zo vrij geweest vast wat informatie in te winnen. Het ziet er best gunstig voor je uit, dat werd me wel duidelijk.’

Maar zij kon haar bitterheid niet van zich afschudden. ‘Ja, dat zal wel. Er zullen wel weer de nodige tegenprestaties tegenover moeten staan. Moet ik soms als volwaardige kracht weer bij jou in dienst treden?’

Hij knikte slechts.

‘Daar heb je het al. Wat heeft het dan voor zin? Jij wilt me toch niet terughebben.’ Ze was doodmoe opeens en de tranen prikten achter haar ogen. ‘Jij stoot toch iedereen af, die van je...’ Ze slikte haar woorden in en liep naar de deur. ‘Ik zal wat koffie zetten.’

Maar hij was haar voor en hield haar bij de deur terug. ‘Waar heb ik dat meer gehoord? Zeg dat nog eens?’ vroeg hij een beetje gespannen.

Ze probeerde weg te komen, maar hij hield haar tussen zijn armen gevangen. Bijna ruw schreeuwde hij: ‘Zeg dat nog eens! Ik stoot dus iedereen af, die van me... wat?’ Hij wachtte en keek haar doordringend aan.

‘Van je houdt,’ bracht ze ten slotte met moeite uit.

‘Hij hield haar een eindje van zich af. ‘Moet ik daaruit opmaken, dat jij van mij houdt?’ Zijn stem klonk vreemd gesmoord.

Wanhopig trachtte ze de blik in zijn ogen te peilen. Moest ze nu maar gewoon de waarheid opbiechten? Ach, er was geen houden meer aan, ze flapte er onomwonden uit: ‘Ja!’

Hij greep haar beet en klemde haar tegen zich aan. Zijn vurige kus benam haar de adem. Ze omhelsde hem alsof ze hem nooit meer wilde laten gaan. Hij tilde haar op en vlijde haar behoedzaam neer op de bank. Ondertussen mompelde hij, dat hij altijd al van haar had gehouden, vanaf het eerste moment.

‘Liefde is onredelijk, zegt men altijd en dat is nog waar ook! Ik was absoluut niet bereid aan mijn eigen gevoelens toe te geven. Maar toch, het gebeurde heel onverwacht, hals over kop werd ik verliefd.’

‘Maar hoe kan dat, Richard? Ik had juist de indruk, dat je ontzettend de pést aan me had!’

‘O ja, dat was ook zo, in het begin wel. Ik verzette me uit alle macht. Daarom benadrukte ik ook steeds zo, dat ik een solist was,’ fluisterde hij met zijn mond tegen haar haar. ‘Maar tegen jouw magnetische aantrekkingskracht was zelfs ik niet bestand. Ik wilde je overal volgen; als ik niet wist wat je aan het doen was voelde ik me onrustig. Is je dat dan niet opgevallen? Zelfs ’s nachts was je voortdurend in mijn gedachten. En ik kan je ook een geheimpje opbiechten. Jouw afgeknipte haar ligt bij mij thuis. O, wat vond ik het zonde.’

Een tijdje was het doodstil. ‘Wist je dat Hilary’s man binnenkort weer thuis komt?’ vroeg hij.

‘Nee... dat betekent zeker, dat jij binnenkort verhuist?’

‘Inderdaad, over een paar weken betrek ik een nieuw huis... samen met jou.

‘En ik heb nog niet eens toegestemd in je huwelijksplannen,’ plaagde ze.

‘Pas op jij! Als je toch het lef hebt nu nog te weigeren!’ En daarna werd er geruime tijd niet meer gesproken.

Een tijdje later hoorden ze een sleutel in het slot omdraaien.

‘Wie kan dat zijn?’ vroeg Richard. Met tegenzin liet hij haar los. ‘Je grootmoeder?’

Paniekerig fluisterde ze terug: ‘Het zou best eens mijn oom kunnen zijn!’

En inderdaad, even later verscheen de omvangrijke gestalte van Austin in de deuropening. ‘Wat moet dit voorstellen?’ vroeg hij bars.

Richard verhief zich in volle lengte en nam Carolyn’s arm. Samen durfden ze zijn woede best te trotseren, dacht Carolyn innig vergenoegd.

‘Oom,’ zei ze haastig. ‘Richard en ik... we houden van elkaar. We gaan trouwen.’

‘Ach? Daar had ik al zo’n idee van. Dus hij had weer de troefkaart in handen, nietwaar? Schaakmat vriendje hebt gewonnen!’ Austin haalde zijn mooie beeldspraken danig door elkaar. ‘Wat dacht je nu dat mijn reactie zou zijn? Dacht je dat ik je de deur zou wijzen? Mijn hemel, ik zou dat niet eens kunnen, al wilde ik het!’ Hij wierp een blik op zijn nichtje. ‘Het is haar wel aan te zien, dat ze je toch overal zou volgen... desnoods naar het eind van de wereld!’

Toen stelde hij zich pal voor Richard op, handen agressief in de zij. Heel onverwacht stak hij zijn hand uit, en tot Carolyn’s verbijstering stonden de twee mannen elkaar uitgebreid de hand te schudden.

‘Mijn zegen heb je, bibliothecaris. Je mag haar hebben. Maar één ding, zorg goed voor haar! Want anders... ze is mijn eigen vlees en bloed!’

Buiten zichzelf van vreugde omhelsde Carolyn hem stormachtig.

‘Maar oom, u moet me toch eens vertellen, hoe komt het dat u zo plotseling van gedachten veranderd bent? U was altijd zo fel anti Richard. Was dat omdat u iets vermoedde... tussen ons?’

‘Lieve schat, ik wist van niets! Tenminste, niet voor vanavond. Nee, zo lag dat niet. Ik zal je nu vertellen hoe de vork dan wel in de steel stak.’ Hij nestelde zich in een van de leunstoelen.

‘Kijk, ik ben tot de slotsom gekomen, dat ik in Richard Hindon eindelijk een volwaardig tegenstander ontmoet had. En uiteindelijk, voor het eerst in mijn leven, heb ik eens een keer bakzeil gehaald. Hij heeft die zege verdiend, want hij heeft het spel altijd fair gespeeld. Hij is een man van principes en daar heb ik respect voor. Man, je bent precies wat deze gemeenschap nodig heeft. Lef en verfrissende ideeën.’ Hij stond op. ‘Last but not least, je hebt natuurlijk je overwinning ook te danken aan het feit, dat je - net als ik - zoveel van mijn nichtje houdt!’

Hij wandelde naar de deur, maar de andere twee waren hem al vergeten.

‘Zo mag ik het zien,’ mompelde de oude man tevreden en zachtjes trok hij de deur achter zich dicht.