Een vergiet
Heus maat, je kunt het beste maar met alle winden meewaaien, dat scheelt een hoop problemen. Ook goed, doet hij dat gewoon. Wat kan het hem eigenlijk schelen. Helemaal niks.
Maar het gekke is: iedere dag krijgt hij meer de pest in. Als hij wakker wordt, begint het al. Hij is natuurlijk reteblij dat hij van Bobbie af is, dat wel, maar dat gevoel duurt maar kort en meteen erna is het net alsof er een gat in hem zit. Op deze manier vindt hij er niets meer aan. Als je niet eens meer op iemand kunt vertrouwen. Hij wordt bozer en bozer.
Wanneer Elsie zijn koffie inschenkt, zegt ze dat hij erbij loopt als een oorwurm.
Stom van haar.
Gelukkig is Simon van de stofzuigers net in de buurt. Gelukkig houdt hij Igor tegen als die Elsie uit haar kniekousen wil slaan. Gelukkig is Simon veel sterker dan je van zo’n schriele gozer zou verwachten.
Daarom is er ook geen enkele reden waarom hij bij Jack op kantoor zou moeten komen, maar Jack staat er toch op. ‘Nou hebben we het samen zo lang goed gehad, Igor, en opeens ben je weer een ongeleid projectiel. Eerst werkweigering, en nu weer meppen. Wat heb ik je destijds gezegd? Nog één keer en dan vlieg je eruit. Eruit!’
Igor wil het wel uitleggen, maar zijn keel slibt dicht. Er komt een klem om zijn borst. ‘Belazerd,’ stoot hij uit.
Jack schuift zijn stoel wat naar achteren, terwijl hij tegelijkertijd de doos met tissues over het bureau duwt. ‘Ja, je oma heeft me erover gebeld. Waardeloos, van je vriendin. Je baalt natuurlijk als een stekker. Dus ik strijk met de hand over mijn hart. Maar jij gaat er geen gewoonte van maken om je boosheid op je collega’s af te reageren. Want dan is het meteen basta. En verder, wat je meisje aangaat…’ Hij geeft de doos nog een duwtje. ‘Je zult zien dat het niet het eind van de wereld is. Geloof mij maar, joh. Geloof Jack nou maar. Ik wist trouwens niet eens dat ze een kindje had. Daar heb ik je nooit over gehoord. Maar jij bent ook vast niet zo’n baby-man. Heb ik gelijk of niet? Misschien is het daarom wel beter zo.’
Igor gaat terug naar zijn afdeling. Hij snapt niet wat Lisa er volgens Jack mee te maken heeft. Lisa is er helemaal niet meer. En wat een ongeleid projectiel is, begrijpt hij ook niet. Hij zou het wel aan Jasper kunnen gaan vragen, maar dat is nou net het punt. Jasper heeft een verschrikkelijke vergissing begaan, met de nieuwe Deluxe. En iemand als Jasper hoort zich niet te vergissen. Van zo iemand moet je op aankunnen. Dag en nacht. Als Jasper iets zegt of iets vindt, moet het kloppen. Hij heeft drie balpennen om het allemaal na te rekenen en op te tekenen. Als je er niet op kunt vertrouwen dat hij weet wat hij doet, is het einde zoek. Het begint met verchroomde sierstrips, een tuimelraam boven de keukenblokken en vurenhouten panelen op de binnenpandige bergruimten. En waar eindigt het mee? Zo weet je nooit meer waar je aan toe bent.
Een vergissing is iets voor gewone mensen. Op de Jaspers moet je blind kunnen varen. Als de wiedeweerga aan het werk, geachte erwten en pluizen. We moeten aan onze productie denken. Zodat we trots op onszelf kunnen zijn.
Trots? Belazerd.
‘Kom even hier, Igor,’ roept Jasper. Hij wijst naar een Classic waar nog geen trekhaak aan zit.
Met tegenzin gaat hij erheen.
‘Als jij de Classics nou eens een tijdje onder je hoede neemt? Lijkt dat je wat?’
Hij kijkt ernaar. De Classic. Het is hem nooit eerder opgevallen, maar het is een lor van een stacaravan. Als hij zich even kwaad maakt, kiept hij hem zo omver, alsof het Bobbies karretje is. Wat ging die baby trouwens tekeer, ze brulde en ze brulde maar. Hij is blij dat hij dat geluid nooit meer hoeft te horen, en nog blijer dat hij het allemaal niet in z’n eentje heeft hoeven te doen. Dan liep hij nu nog naar dat kutveldje te zoeken. En bovendien had hij er zelf vast nooit aan gedacht om de buggy te dumpen. Hij had dat ding natuurlijk helemaal mee teruggezeuld, voor niets. Nu ligt het op de bodem van het kanaal, tussen dode fietsen en stukgewaaide paraplu’s.
Jasper tikt hem op zijn arm. ‘Nou, wat zeg je ervan?’
Hij is een vakman. Hij hoort beter werk te krijgen dan zo’n suffe Classic. Heeft Jasper zelfs dat nu al niet meer in de gaten?
‘Igor?’ Jasper denkt even na. Dan zegt hij op meelevende toon: ‘Ik hoorde van Jack dat je meisje…’
In zijn hoofd komt een nieuwe storm op gang. Jack moet niet over hem lullen. Geloof Jack maar, joh. Kutactie. Nu vertrouwt hij echt niemand meer.
Theo van Aartje heeft eindelijk de hele santenkraam verkocht, het bestek, de tuinstoelen, de strijkplank, de koe die licht gaf, de spiegel, de vergiet. In elk geval heeft hij nu een hoop geld op de bank.
Toch zonde, zegt Elvis.
Juist goed hoor, Theo, zegt Elsie, nou is je rouwproces tenminste voorbij.
Zachtjes zegt Theo dat het hem niet om de spullen ging, maar om Aartje.
Igor ergert zich dood aan zijn gemompel. Je moet tegenwoordig je best doen om Theo te verstaan. En zijn haar valt uit.
Moet je bij de volgende weer helemaal van voor af aan beginnen, zegt Elvis.
Theo zegt nog zachter dat hij geen ander wil, van z’n langzalhijleven niet.
Zit je de rest van je leven met je pik in het zand, zegt Elvis.
Oeh! roept Elsie. Gekke jongens!
Ga jij nou nog maar een bakkie doen, zegt Elvis.
Elsie hijst haar kniekousen op en loopt met een rood hoofd weg.
Theo zegt dat zijn rouwproces vast nog aan de gang is, want zijn pik in het zand interesseert hem geen ruk.
Rouwproces, rouwproces? zegt Elvis. Een man moet neuken. Dacht je soms dat Igor van plan is om de rest van z’n leven droog te staan nou z’n mokkel weg is?
Ze kijken allebei naar Igor. Hij voelt net in zijn zak of zijn telefoon misschien trilt. Ringtones mogen niet op het werk. Zo kun je zomaar een belangrijke oproep missen. Het wordt weleens tijd dat Lisa belt. Anders komt ze nooit te weten hoe het met Bobbie is afgelopen.
Na een moment zegt Theo, krabbend aan zijn kin, dat dat niet hetzelfde is: Aartje is dood. Daar hoort nu eenmaal een rouwproces bij.
Maar als je niet neukt, zegt Elvis, dan verzuurt je zaad en daar word je een stuk chagrijn van. Hij kijkt beschuldigend naar Igor. Jij bent de laatste tijd ook een behoorlijk stuk chagrijn. Waarom ga je niet een keer naar de hoeren? Zal je van opknappen. Vijftig euro, en je bent weer in topvorm, man. Ik weet wel een paar lekkere wijven te zitten.
Je zussies zeker, zegt Theo.
Bij de Oude Kerk, zegt Elvis. In die stegen daar heb je ze voor het uitzoeken. Als je simsalabim zegt, doen ze meteen voor je open.
Simsalabim, en hij zal weer een goede bui hebben. Die mist hij de laatste tijd wel, zijn goede buien.
Als hij van zijn werk thuiskomt, kleedt hij zich meteen om. Dan kan hij straks na het eten direct weg. In de hoek van zijn kamer staat nog steeds Bobbies wieg, maar er komen geen smek- en sabbelgeluiden meer uit. En nergens slingeren meer natte luiers en rompertjes rond. Als het niet zo’n vieze baby was geweest, had hij haar best een keer willen leren boksen. Hij is heus de kwaadste niet.
In de keuken is zijn oma beslag aan het maken. Er zit een veeg meel op haar wang. Haar handen glimmen van de boter. Ze kijkt op. Er komt iets onderzoekends in haar ogen.
Zo kijkt ze de laatste tijd telkens naar hem.
Maar een geheim is een geheim. Dat is de afspraak. Niets tegen je oma zeggen, Igor. Anders komen er grote problemen van.
‘Hoe is het?’ vraagt ze.
Hij duwt haar nog net op tijd weg als ze haar boterhand op de mouw van zijn goeie overhemd wil leggen.
‘Igor,’ zegt ze geschrokken. ‘Ik snap best dat je uit je doen bent, maar laten we… Kijk eens wat ik aan het maken ben? Een taart. We hebben namelijk iets te vieren. Het is niet alleen maar narigheid, hoor. Ik heb leuk nieuws.’
‘Nou en?’
Ze steunt op de rand van het aanrecht. ‘Even tot tien tellen… Voor het geval je het zelf niet begrijpt: je bent helemaal niet boos op mij, je bent boos op Lisa. En ik ook. Ik sta aan jouw kant. Maar we gaan ons leven niet laten vergallen door iemand die ons in de steek heeft gelaten.’
Ze heeft overal in haar gezicht rimpels en kloven. Het vel onder haar kin zit los. Het doet pijn aan zijn ogen om naar haar te kijken. Wat een kutactie: nog even en ze lijkt sprekend op de dood toen die had geprobeerd Lisa’s plaats bij Appie in te pikken.
Ze scheurt een stuk papier van de keukenrol en maakt er haar handen mee schoon. ‘Nou, hier komt-ie. Ik heb je moeder gevonden. Dat wil zeggen, ik weet waar we haar kunnen vinden. Ik kan het zelf nog maar amper geloven. Ik heb er de hele week mijn moed voor moeten verzamelen, ik durfde niet te bellen. Maar vanmiddag kreeg ik de geest. En weet je wat ze zeiden? Nee, wacht even, eerst maak ik dit af, anders hebben we straks geen Schwarzwälder Kirschtorte.’ Ze keert de kom beslag om in een taartvorm. Ze strijkt er met een spatel over.
Hij is wél kwaad op haar, en niet zo’n beetje ook: zij vindt het natuurlijk geweldig dat hij nu met zijn pik in het zand zit. Hoeft ze ’m er tenminste niet meer af te knippen. Bijna geeft hij een schop tegen haar voorovergebogen gestalte. Bijna pakt hij de vergiet van het aanrecht en slaat ermee op haar rimpelkop. Bijna. In plaats daarvan deelt hij de koelkast zo’n enorme trap uit dat de deur krakend uit zijn hengsels schiet. ‘Kankerteringbejaarde!’
Zonder op antwoord te wachten rent hij de keuken uit. Hij grijpt zijn jack, trapt ook de voordeur aan gort en holt over de galerij, de drie trappen af, het portiek uit. Alle mensen zijn gemeen, gemeen, maar jij bent Lisa’s liefste liefje.
Kankerteringhoer.
Pas in de metro kalmeert hij wat. Probeer ook eens naar de zonzijde te kijken, maat. Als Lisa dood was geweest, had hij nu in een rouwproces gezeten en zou hij van z’n langzalhijleven niks meer met een ander willen. Gelukkig is ze er alleen maar vandoor. Heeft hij zijn handen tenminste vrij om met iedereen te doen en te laten wat hij wil.
Het is al donker als hij op het Centraal Station uit de metro stapt. Bij de bouwput van de Noord-Zuidlijn wacht een groep mensen kleumerig op de stoep om over te kunnen steken. Het voetgangerslicht staat op groen, maar een verkeersregelaar in een lichtgevend hesje houdt iedereen met drukke gebaren tegen en laat de auto’s, die in de avondspits langzaam voortkruipen, voorgaan.
Binnen tien seconden heeft hij er genoeg van. ‘Het is allang groen!’ schreeuwt hij verontwaardigd. ‘Hé! Het is al uren groen!’
Nors kijkt de verkeersregelaar hem aan van achter de auto’s, terwijl hij eerst op zijn hes wijst, en dan op het stoplicht. Wat een leipo. Die denkt dat hij éénééntwee is.
‘Groen, zeg ik!’ Zigzaggend begint Igor over te steken, hier en daar op een motorkap een dreun uitdelend.
Halverwege krijgt de leipo hem te pakken. ‘Luister, praatjesmaker. Als ik hier sta, dan sta ik boven de lichten. Begrepen?’
Igor schudt hem af, terwijl hij bedenkt dat hij beter op de Nieuwmarkt uit de metro had kunnen stappen. Nu moet hij het hele eind lopen.
Eenmaal in de buurt van de Oude Kerk kikkert hij weer op. Tip van de week, Elvis! Achter de hoge smalle ramen wordt smachtend gewacht op zijn simsalabim, ze drukken zich tegen het glas en wenken naar hem. Niet eentje die hem niet wil hebben, die met de platte, ronde gezichten willen hem en en die met de grote zwarte borsten, en die ene van wie de onderbroek scheef zit, en ook de wijven die kauwgum kauwend door hun heup gezakt staan willen hem. I-gor! I-gor! Ze tikken op het raam om zijn aandacht, ze houden het haast niet meer uit als hij passeert.
Ze willen hem zelfs als ze landerig hun benen met lotion staan in te smeren of ineens naar buiten stappen om een teiltje water over de klinkers te kieperen, ze willen hem terwijl ze kletsend met elkaar even een sigaretje roken, hun bekken heen en weer bewegen op de muziek uit hun iPod, hun nagels bijwerken, een sms’je versturen, een geeuw verbijten, op hun horloge kijken.
Als een koning loopt hij langs de rode neonbalken. Als ik hier sta, dan sta ik boven de lichten. Begrepen?
Hij haalt zijn mobieltje uit zijn zak en zet het uit. Ze zou bellen, en wat je belooft, moet je doen. Anders wordt het een gekkenhuis. Maar nu staat zijn hoofd er even niet naar, hoor. Ze spreekt maar een boodschap in.
En dan erna een hamburger. Of een patatje oorlog, ook lekker.