HOOFDSTUK 11
Heel in de verte hoorde Adrian zijn zaklantaarn met een klap op de grond vallen.
Daarna volgde hij zelf. Hard.
Hij kwam op zijn zij terecht. Er flitste een pijnscheut door Adrians lichaam en het werd rood voor zijn ogen. Een knalrood waas dat steeds feller werd, zodat hij ten slotte zijn ogen moest sluiten. Daarna was er niets meer.
Toen Adrian zijn ogen weer opende, ging de wereld verborgen achter een grijzige mist. Zijn hele lichaam deed zeer. Vooral zijn rechterelleboog bonkte pijnlijk. Adrian pakte hem voorzichtig vast en strekte zijn arm. Dat lukte in ieder geval nog, dus waarschijnlijk had hij niets gebroken.
Voorzichtig ging hij rechtop zitten. De mist in zijn hoofd begon langzaam op te trekken.
Versuft keek Adrian om zich heen. Waar was hij? Hij zag niets dan duisternis.
Opeens drong een zure stank zijn neusgaten binnen. Het was de stank van verval. Van verrotting. Van eeuwenoud stof.
Kon hij maar zien waar hij was. Adrian dacht aan de doffe klap die hij had gehoord voor hij zelf op de grond terechtkwam. Waarschijnlijk was er niet veel meer over van zijn zaklantaarn. Toch begon hij voorzichtig om zich heen te tasten over de ruwe, stoffige vloer. Zonder licht was hij volkomen hulpeloos. Verloren.
Het duurde niet lang voor hij de zaklantaarn gevonden had. Tot zijn grote opluchting werkte het ding nog! Goed spul, oom Ben, dacht Adrian onwillekeurig.
Adrian scheen met de lichtbundel om zich heen. Met zijn ogen volgde hij de lichtstraal naar een muur.
Er ging een schok door hem heen.
Het licht van de zaklantaarn viel op een hand.
Een menselijke hand.
Adrian knipperde even. Was het wel een hand?
Zijn blik gleed verder. De hand zat vast aan een arm en de arm hing stijf langs een gespannen lichaam.
Met wild kloppend hart richtte Adrian het licht op de schemerige gedaante.
Op hetzelfde ogenblik zag hij dat het een mummie was. De mummie stond rechtop tegen een muur tegenover hem.
Het ingezwachtelde gezicht, zonder ogen en mond, staarde Adrian aan, roerloos en dreigend. Het leek alsof de mummie klaarstond om Adrian aan te vallen zodra hij een beweging maakte.
Een mummie! Het licht van Adrians zaklantaarn danste over het ingezwachtelde gezicht.
Tot zijn grote ontzetting merkte Adrian dat hij zijn hand niet stil kon houden en de koude rillingen liepen over zijn rug. Verstard en niet in staat om van de harde grond op te staan, staarde hij huiverend naar de angstaanjagende gestalte.
Adrians ademhaling ging snel en onregelmatig. Om te kalmeren, dwong hij zichzelf om diep in te ademen. De akelige zure stank drong in zijn neusgaten en hij voelde de inhoud van zijn maag omhoogkomen.
Al die tijd bleef de mummie onbewogen naar hem kijken, stijf rechtop, met zijn armen langs zijn zij.
Waarom staat dat ding daar eigenlijk? De gedachte vormde zich langzaam in Adrians hoofd, nadat hij opnieuw diep had ingeademd. Hij herinnerde zich dat hij ergens had gelezen dat de oude Egyptenaren hun mummies nooit in een staande houding achterlieten.
Toen het even later tot hem doordrong dat de mummie geen aanstalten maakte om hem aan te vallen, werd Adrian weer wat rustiger.
Hij probeerde de zaklantaarn in zijn trillende hand stil te houden en hoestte even. Yek, wat een smerige lucht hing er hier. Zo oud en. . . muf.
Kreunend van de pijn krabbelde Adrian overeind. Met zijn vingers om de zaklantaarn geklemd, liet hij de lichtstraal van de roerloze ingezwachtelde gedaante wegglijden. Gaandeweg kwam hij tot de ontdekking dat hij zich in een reusachtig, hoog vertrek bevond. Het was stukken groter dan het vertrek waarin het team van zijn oom aan het werk was. Bovendien stond er veel meer in.
„Allemachtig!” Adrian slaakte geschrokken een kreet, toen het felle licht van zijn zaklantaarn een wel heel merkwaardig tafereel onthulde. Overal om hem heen stonden, lagen en hingen strak ingezwachtelde gedaantes. Adrian wist niet wat hij zag.
Het vertrek stond barstensvol met mummies!
In het dansende licht leken hun schaduwen zich naar Adrian uit te strekken.
Hij deinsde achteruit, terwijl hij de cirkel van licht langzaam over het vreemde angstaanjagende schouwspel liet gaan. Met open mond liet Adrian zijn blik langs de omzwachtelde armen, lijven, benen en bedekte gezichten glijden. Hij had nooit gedacht dat hij nog eens zoveel mummies bij elkaar zou zien!
Ze stonden tegen de muur en lagen op stenen tafels, met hun armen over hun borst gekruist. Ze hadden allerlei vreemde houdingen, laag gebukt of zich hoog uitrekkend, hun armen recht voor zich uit, als reusachtige monsters van Frankenstein.
Tegen een van de muren zag Adrian een rij sarcofagen staan. De deksels stonden open. Zouden de mummies daaruit zijn gekomen? vroeg hij zich af. Hij draaide zich om en richtte de lichtbundel weer voor zich uit.
Nu ontdekte hij een wand vol gereedschap. Het waren vreemde gevorkte werktuigen, die Adrian nooit eerder had gezien. Onder het gereedschap, op de grond, lagen stapels lappen en stonden reusachtige potten en kruiken van klei. Verbijsterd deed Adrian een paar stappen naar voren. Met veel moeite lukte het hem om de zaklantaarn stil te houden.
Nog een paar stappen.
Hij bewoog zich in de richting van de stapels lappen. Toen Adrian wat dichterbij kwam, zag hij dat het linnen doeken waren. Op hetzelfde ogenblik flitste het door hem heen dat dat het materiaal was wat de oude Egyptenaren gebruikten om hun overledenen mee te mummificeren.
Adrian raapte al zijn moed bij elkaar en ging naar het gereedschap toe Hij raakte niets aan, maar bekeek de werktuigen in het dansende licht van zijn zaklantaarn Werktuigen, en linnen doeken om mummies in te zwachtelen Adrians hart bonsde in zijn keel Hij had een gigantische ontdekking gedaan'
Hij liep achteruit en draaide zich weer om naar de roerloze gedaantes
De cirkel van licht gleed door het vertrek en bleef rusten op een voorwerp dat Adrian niet meteen thuis kon brengen Met gefronste wenkbrauwen liep hij ernaartoe, waarbij hij eerst om twee mummies heen moest die op hun rug op de grond lagen, met hun armen over hun borst gekruist
Het voorwerp bleek een gemetseld stenen bad te zijn, ter grootte van een flinke badkuip Onder het bad bevonden zich twee reusachtige branders Adrian bleef bij de rand staan en keek erin Het bad was tot de rand toe gevuld met een zwarte vloeistof Teer of zo? Nee, het rook anders harsachtig
Adrian begreep er niets van Waarom was hier een bad gemetseld? Hij had nog nooit gehoord dat de oude Egyptenaren baden metselden in hun piramides
Opeens voelde hij hoe de haartjes in zijn nek recht overeind gingen staan Er klopte iets niet.
Hoe kon het bad na vierduizend jaar nog gevuld zijn met een vloeistof? En hoe kwam het dat alles in dit vertrek — de mummies, het gereedschap en het linnen — zo goed bewaard was gebleven?
Weer drong de zure stank Adrians neusgaten binnen.
Hij hield zijn adem in om het kokhalzen tegen te gaan. Het was de stank van vierduizend jaar oude lichamen, wist hij nu. Een stank die tot vandaag bewaard was gebleven in dit oude, geheime vertrek.
Terwijl Adrian naar de starre, onheilspellende gedaantes keek, die onbeweeglijk terugstaarden, stak hij zijn hand uit naar de pieper aan zijn broekriem.
Dit moest zijn oom zien. Wat zou hij opkijken!
Adrian trok het apparaatje van zijn riem en richtte de lichtbundel erop.
Het enige wat hij hoefde te doen, was op de knop drukken. Daarna zouden zijn oom en Sari meteen komen.
Adrian greep het kleine vierkante ding stevig vast, bracht zijn hand naar de knop en drukte.
Er gebeurde niets. De schrik sloeg Adrian om het hart.
De pieper was kapot. Stuk. Hij deed het niet meer. Het lukte Adrian zelfs niet eens de knop in te drukken. Hij moest erop terechtgekomen zijn toen hij was gevallen, besefte hij. Daarom deed zijn heup zo zeer.
Een gevoel van angst bekroop hem. Wat moest hij doen? Hoe moest hij hier ooit uit komen als zijn oom hem niet te hulp schoot?
Adrian keek verslagen om zich heen. Hier stond hij dan, in z'n eentje in een donker vertrek in het hart van de piramide, met vierduizend jaar oude mummies, die roerloos en zwijgend naar hem staarden vanuit de diepe, donkere schaduwen.