Een pa
In het Italiaanse badplaatsje, waar ik onlangs met vakantie was,
kon je elke dag op het strand zien, hoe de schepping neerkomt op
een eindeloos proberen, dat met mooie ranke kindertjes hoopgevend
begint, maar al spoedig misloopt in de schertsgestalten, waartoe
het volwassen leven Gods evenbeeld oneerbiedig uitrekt of
samenbalt. De baai, die gereed schijnt te liggen voor Dufy's
blijmoedig noterend penseel, deel ik met duizend Italianen en één
Hollandse familie uit Arnhem — vader, moeder en 'twee stevige
zoons, in het volle bezit van hun puberteit. Ik zag ze de eerste
dag komen, de vader nog helemaal in het pak, Zand-voorterig onder
de koperen ploert gezeten, de jongens — veertien en vijftien —
meteen bloot, gereed voor de golven.
'He pa, doe je jas nou uit, ' riep de een geërgerd.
'Waarom nou?' vroeg hij.
"t Staat zo zakkig, ' zei de jongen.
De man haalde hulpeloos de schouders op. Maar des anderen daags
verscheen hij toch in een kloeke, blijkbaar op de groei gekochte
short. Veel groei heeft hij overigens niet meer te wachten, want
hij loopt naar de vijftig, vriendelijk, in-goed, doch met een soort
aangeboren klunzigheid, die de zoons mateloos irriteert, omdat ze
te jong en te kritisch zijn, om erdoor vertederd te worden. In het
plaatsje laat hij zich altijd aanroepen door de dorpsgek, blijft
lang en weerloos staan knikken bij al die onverstaanbare wartaal,
is te zachtmoedig om zich los te scheuren. Bij het verlaten of
betreden van winkeltjes raakt hij steevast verward in het
kralengordijn dat de deur vervangt en moet door zijn vrouw worden
uitgepeld, terwijl de jongens verderop gechoqueerd 'Kom nou, pa'
staan te roepen. Verlaat hij zijn badhokje, dat struikelt hij
altijd weer over het houten drempeltje, dat hij onmogelijk
onthouden kan en glimlacht schuldbewust naar de menigte, die het
niet heeft opgemerkt. En als een koopman op het strand een
gebloemd, twaalfpersoons tafellaken komt ontvouwen, buigt hij al
spoedig het hoofd voor de Italiaanse volharding waarmee op hem
wordt ingepraat en néémt er een voor vierduizend lire, zijn aankoop
bij het badgoed leggend, met de woorden: "t Kan altijd te pas
komen. '
'Had dan liever een snorkel voor ons gekocht, ' zeggen de jongens
als ze uit het water komen. Maar dat doet hij niet, want zijn
vakantie wordtverpest door zijn constante vrees, dat zij zullen
verdrinken, 's Ochtends aan het ontbijt hoor je hem al bang bezig:
'Een ruw zeetje vandaag, jongens! O, je kunt er gerust in gaan,
hoor, gerust. Maar niet te ver. Want hij trekt lelijk. En als
jullie een bootje huren, dan kun je er gerust afspringen , om te
zwemmen, hoor, gerust, maar als er maar één in de boot blijft,
anders drijft hij te ver weg, zie je. Ik heb eens in een boek
gelezen... '
'Churchill, die bijna verzoop, ' zegt een der jongens verveeld. De
ander eet zwijgend door, vindt alles absurd en waardeloos, wat deze
God that failed zit te wauwelen. Later op de ochtend zijn ze met
het bootje diep in zee en springen er allebei af, want ze zwemmen
als ratten.
'Zie je nou — zie je nou?' zegt de man tegen zijn vrouw. Hij staat
tot de enkels in het water; op zijn buik heeft de zon een paarse
Rorschachtest geschroeid.
'Je moet er niet zoveel over praten, ' vindt de vrouw.
'Jongens!' roept hij.
Hij wenkt zinloos — ze zien hem toch niet.
'Als je er zo over zeurt, doen ze het juist, ' zegt de vrouw. Hij
knikt versomberd. En heeft, een paar dagen later, al zóveel
geleerd, dat hij witjes zwijgt, als de jongens 's avonds in hun
badbroekjes naar zee trekken, omdat ze ook wel eens in het donker
willen zwemmen.
'Veel genoegen, hoor, ' roept hij zelfs.
Maar als ze verdwenen zijn, gaat hij stilletjes achter de badhokjes
zitten kijken hoe dit gruwelijk avontuur in het nachtzwarte water
afloopt. Nee, het vaderschap is géén sinecure. Eigenlijk is hij
alleen maar gelukkig tijdens het eten, want dan glimlacht hij neer
op zijn bordje, als een vrouw, die haar kind baadt.