Fijn
De Paasheuvel heeft ervan gewankeld.
En ik ook.
Geheel onvoorbereid koop ik — we schrijven het jaar 1956 — bij het
station een krant en wat staat er op de voorpagina?
Een foto van de ajc, in Vierhouten bezig te dansen op...
jazzmuziek! Zijgen dan alle normen ineen? Is er geen enkele
zekerheid meer om je aan vast te klampen? Jazz op de Paasheuvel,
waar sinds jaar en dag de klanken van licht ontstemde mandolinen zo
onweerstaanbaar noodden tot een bronwater frisse volksdans, die
verrukkelijke uiting van typisch sociaal-democratische
levensblijheid...
U merkt het al — ik kom uit een SDAP-gezin.
Bij ons thuis was de Paasheuvel een heilige berg, die hoog en
stralend uitrees boven het kleurloos gedoe van een aan blinde
driften overgeleverde bourgeoisie. Wij wisten béter en leefden
anders. Wij hadden voor alles 'een eigen stijl'. Wij lazen onze
eigen boeken van 'Ontwikkeling', wijkeken op onze eigen 'Naar het
Iicht'-kalender, welke dag liet was, wij zongen onze eigen mooie
liederen en wij hadden onze eigen manier om de boog eens te
ontspannen. O, nóóit vergeet ik de tedere bereidwilligheid om
elkaar aardig te vinden op onze socialistische
openlucht-bijeenkomsten, als de zon even doorkwam en de spreker
even zweeg, Onze eigen ajc kwam dan, door liefde voortgestuwd, op
hoge, behaarde benen aangestapt en het volksdansen begon, onder
behaaglijk toezicht van de in het gras gezeten vaders en moeders,
die tevreden vaststelden hoe dartel de jongen piepten wat de ouden
reeds zo lang zongen. Die lieve, danserige, dauwtrappende,
Iekespelende ajc van vroeger — tot aan de open Schillerkraag vol
socialistische vooroordelen — leeft nog voort in duizenden
vergrijsde echtparen, die elkander aan het kampvuur ontmoetten en
de pinken voor het eerst verstrengelden toen de leider het gedicht
van Adama van Scheltema declameerde of een Open Gesprek over de
Problemen begon met de woorden:'Kijk eens, wij socialistische jonge
mensen... '
Wat dat precies voor jonge mensen waren?
Ik begreep er destijds van, dat zij een afkeer hadden van
schoolfuifjes waar gefoxtrot werd, omdat zij liever 'de vrije
natuur introkken', dol nieuwsgierig naar de gewoonten van de
kopmeeuw, blij verrast neerknielend bij een zeldzaam bloemetje, dat
om determinatie bédelde en steeds op wegnaar, of komend van 'een
fijn kamp' waar 'goed gediscussieerd was' en waar zij zich 'op een
andere manier vermaakten'.
Want we hielden heus wel van een grapje, bij de ajc.
Een lepeltje? Roer je thee maar om met je duim, slome!
Vangen jong, daar kómt nog een boterham.
En wat kon je niet lachen bij het piepers jassen. Het
aardappelmesje sneed bovendien van twee kanten: we hadden op een
bonte manier jool en waren toch beter dan de burgerlijke
foxtrotters. Heerlijk was het, op onze hoogtijdagen, te voelen hoe
de zegen van de rode Kamerleden, die zich óók maar eens in een kort
broekje hadden gestoken, zichtbaar rustte op de socialistische
wijze waarop wij jong waren en dat fijn vonden.
Dat zongen we tenminste. We vonden trouwens alles 'fijn' bij de
ajc. Tót we dachten: Is het eigenlijk wel zo fijn?
Toen werd het tijd de navelstreng eindelijk te breken en in eigen
beheer te gaan leven, ver van de door onze ouders bijeengedroomde
Paasheuvel, die dan ook spoedig veranderde in een Vesuvius vol
verwijt.
'De ajc vaart een nieuwe koers, ' las ik onder de jazzfoto. Als het
inhoudt dat de jongens en meisjes die er nu lid van zijn, niet meer
zo braafjes 'met hun rode buisjes aan, nergens tegenaan gaan
staan', wordt het er misschien wel fijn.