Véél te jong
Zo erg lang is die Hans nog geen dominee, want ik herinner me
als de dag van gisteren dat hij met de studentengrijns om de lippen
bij mij over de vloer kwam — flink losbollig natuurlijk, want als
je weet dat het spoedig allemaal moet worden ingeslikt, ben je al
die jaren een stuk drukker dan iemand die een héél leven tijd heeft
voor de zonde.
Toen de bul bevochten was kreeg hij een kleine, overwegend
katholieke gemeente, waar zijn bediening veel weg schijnt te hebben
van illegaal werk. Scheve blikken op straat natuurlijk, en een kerk
als een pakhuis — maar die paar gemeentenaren lopen dan ook met hem
weg.
'Heb je het druk?' vroeg ik, toen hij gisteren weer eens
aankwam.
'Och, dat gaat wel, ' zei hij. Zijn glimlach leek mij fijner van
snit en hij kreeg goed en regelmatig eten, dat zag je met één
oogopslag. Ik voelde me een beetje een schim 'uit een moeilijke
tijd die nu gelukkig voorbij is' en deed maar receptief, om hetaan
hém over te laten, maar toen hij na drie koppen thee blééf zeuren
dat hij zo'n dorst had, schonk ik zijn studentenkelkje maar weer
vol.
Een kwartier later kwam het verhaal. Die gemeentenaren loopt hij
voortdurend plat — vernam ik — dat hoort bij zijn ambt. Op een
middag was er een aan 't jubileren. Hij trok erheen met de
mild-blije lach die een dominee in dit rayon voorbindt en vond een
vrolijk feest in het boerenhuis bijeen.
'Een glaasje, dominee?'
Maar hij stond als een rots in de branding, doch deed wél gretig
met koek en gebak, want hij wilde niet voor precieus versleten
worden en toch in vorm blijven. Dat was een moeilijke taak,
aangezien er iets in de feest lucht zat dat hem onrustig maakte.
Die boerenmensen schenen hem niet voor vol aan te zien en de
meisjes zetten zijn kersverse waardigheid telkens onder de druk der
ironie.
'O — dominee wil zeker nog wel een koekie!'
'Nou, als ik u niet ontrief... '
'Neem er in de andere hand óók maar een, dominee. ' Toen hij er
letterlijk en figuurlijk de buik van vol had, stond hij op om de
aftocht te blazen.
'Nu al dominee?'
Het werd door de meisjes gevraagd met zo'n lachje dat 'n boord te
nauw maakt. Toch hield hij ernstig vol, kwam joviaal de handen
schudden, liet zich bij de deur nog een sigaar in de borstzak
steken door de dochter des huizes en raakte met een zucht van
verlichting op straat.
Vóórt, naar het volgend huisbezoek. Dat was, naar hij uit ervaring
wist, veel eenvoudiger, want het gold twee treurige oude zusters,
aan wie hoogstens eens gevraagd moest worden hoe de zere vinger
erbij lag en of de poes nogal mee kon komen in het barre leven.
In de serene stilte van de huiskamer waar alleen het theewater
zacht en onbegrepen jammerde, hervond hij zijn dominees-pose zonder
moeite, want hier zaaide zijn jeugd geen twijfel, dat voelde
hij.
Terwijl het gesprek bedaagd voortkabbelde haalde hij de sigaar uit
zijn borstzak, knipte er aandachtig het puntje af en vond,
gewichtig blazend, de lucifers in zijn broekzak.
'En juffrouw Suze — vertelt u mij eens... '
Toen kwam de knal, want het was zo'n feestsigaar uit een
voordrachtenwinkel. Een nagekomen spotlach van de boerendochter. En
een fatale explosie in het pantoffeltjesleven van de brave zusters,
want die liggen er nóg van op bed.
'Ik laat mijn baard staan, ' besloot hij. 'Dan lijk ik tenminste
ouder..