Niet om te lachen
Toen ik in Amsterdam weer eens in de oude buurt kwam, hoorde ik
dat tante Nellie gestorven was.
Over de leeftijd die zij had bereikt waren, in het café op de hoek,
de meningen verdeeld. De schattingen lagen tussen vijfenzestig en
zeventig. Ik kon me die ongewisheid wel indenken, want tante Nellie
was zo'n vrouw die altijd iets meisjesachtigs behoudt. Een klein,
fragiel wezentje dat zich, voorzichtig schuifelend voortbewoog als
ze in de straat haar boodschapjes deed, want ze was permanent een
beetje dronken. De buurt wist het en aanvaardde het. Als tante
Nellie wat erg ver heen was voor haar doen en op het bankje in de
slagerswinkel onmachtig neerzeeg, gingen de andere vrouwen wel even
voor haar naar de bakker en de kruidenier om te kopen wat ze daar
had willen halen. Dat stopten ze dan in haar tas. Later werd er wel
afgerekend, 't Was een soort burenhulp, die je in dorpen vindt.
Tante Nellie was een kasteleinsdochter.
Ik heb u vroeger wel eens iets uit haar kindertijd verteld. Ze
vertrouwde het mij, jaren geleden, toe op een spraakzaam moment.
Boven het café woonde ze met haar ouders. Voor ze 's ochtends naar
school ging moest ze voor vader en moeder, die dan nog op bed lagen
uit te hijgen van een zware avond, een paar eitjes klutsen.
'Doe er maar een flinke scheut uit dat vaatje in, ' had vader
gezegd.
En dat deed ze.
Dat er cognac in hét vaatje zat heeft ze later pas begrepen.
'Maar omdat vader en moeder het lekker vonden deed ik in mijn eigen
eitjes ook maar een scheut, ' vertelde ze me in het café op de hoek
waar ze dagelijks te vinden was. 'Ik was acht jaar. Maar ik kwam
elke ochtend dronken op school. '
Ze keek me ernstig aan en voegde er aan toe:'En dat is niet om te
lachen. '
Tante Nellie leefde altijd samen met een oude, eenzame man die ze
in het café opdeed, 't Was telkens een andere want ze liepen op hun
laatste benen en bewaarden hun laatste adem voor haar. Daardoor
kreeg ze een zekere routine in het verkeer met de dood. Ze sprak er
over met een soort galgenhumor.
Toen een paar jaar terug ome Gerrit 's ochtends geen tekenen van
leven meer gaf, had ze de bovenbuurman gehaald. Die hield een
zakspiegeltje voor de mond van de oude en stelde toen het glas niet
besloeg, vast dat hij gestorven was.
Ze vertelde het 's middags in het café.
De kastelein, die de omvang van ome Gerrit's dagelijkse consumptie
kende, zei:'Nóg goed dat-ie er geen lucifer bijgehouden heeft,
anders was-ie uit mekaar geknald. '
Dat was het requiem voor Ome Gerrit.
Tante Nellie lachte een beetje triestig mee.
Ze heeft daarna nog twee oude mannen versleten.
Het laatste jaar was ze alleen.
De bovenbuurman, die een oogje op haar hield, vertelde op een
middag in het café:'Ze wil niet meer uit d'r bed. Ze doet niks
meer. Ze zegt niks meer. Ze eet niks meer. En ze wil zelfs geen
neutje meer hebben. '
En na een grote slok bier:'Nee, dat loopt af. '
Toen ze na een volle week nog altijd zo lag, starend naar de
zoldering, moe en vervuild, belde hij de geneeskundige dienst.
Tante Nellie werd weggehaald.
Eén dag ziekenhuis was genoeg.
Ze stierf er zonder nog iets te hebben gezegd.
De hemel zal zonder de geringste twijfel vriendelijk voor haar
zijn. Ze weten daar vast van die flinke scheut uit het vaatje, toen
ze acht jaar was. Kon zij het helpen ?
Ik dacht aan haar ernstige meisjesogen, toen ze tegen me zei:'En
dat is niet om te lachen. '
