Rund

de man werd wakker met een verschroeiende dorst. Half acht, meldde de wekker. Hij stapte uit bed, liep naar de vaste wastafel en dronk gulzig twee glazen water. Dat hielp een beetje. Hij maakte een blazend geluid en keek met grote tegenzin in de spiegel.
'D'r is weer niks van terecht gekomen, hè?' zei hij schamper tegen zichzelf. 'De goeie voornemens, weet je nog? Je zou heel weinig drinken, gisteravond. Een personeelsfeest van de zaak. Dan doen ze allemaal wel joviaal, maar ze letten toch op je. Kalm an dus. Maar het liep weer aardig uit de hand, hè ?'
Hij schonk nog een glas vol water. Bier deed méér aan een kater van deze omvang, maar hij kon straks moeilijk met een verse kegel de afdeling loonadministratie binnenstappen. Het water drinkend, dacht hij over het feest na. Zijn herinneringen waren omneveld. Hoe laat was hij weggegaan ? Twee uur ? Jansma had hem naar huis gereden. Die dronk alleen maar vruchtensap, op personeelsavondjes. Slimme jongen. Peren deed hij thuis wel, maar onder het kritisch oog van de chef bleef hij keurig in de vouw. Dat was...
Plotseling zag de man zijn gezicht in de spiegel vertrekken of hij lichamelijke pijn had.
'Verdomme, ' mompelde hij.
Zijn vage herinnering projecteerde opeens een duidelijk beeld. Hij zag zichzelf in die zaal, vlak bij de bar, tegenover zijn chef, meneer Vos, staan en hij hoorde hoe hij luid tegen het mannetje zei: 'Vos, je bent de meest onbekwame zak, die er in dit hele rotbedrijf rondloopt. 


Dat heb ik je allang eens willen zeggen. ' Juffrouw Franssen, de secretaresse van meneer Vos stond er naast. Hij had haar in zijn armen gesloten, een dikke zoen op haar volle lippen gedrukt en gezegd: 'Zo. En dat heb ik allang eens willen dóen. ' Toen was hij fier weggewankeld.
De man zeeg op de rand van het bed neer.
'Rund, ' zei hij tegen zichzelf. 'Zulke dingen moet je vooral uithalen. Die vent heeft toch al zo de pest aan je. En dat hij met die meid naar bed gaat weet de hele zaak. Mooi zo, kerel. Hij zal je voortaan op handen dragen. Je gaat een gouden toekomst tegemoet. '
In de bus naar kantoor stelde hij vast dat hij straks niet doen kon of er niets was gebeurd. Nee, hij moest nederig zijn excuses aanbieden. Aan Vos. En aan juffrouw Franssen. Daar kwam hij niet onderuit. Het was wel rot, maar die baan wilde hij houden, tot elke prijs.
'Goeiemorgen, ' riep hij, toen hij zo vrolijk mogelijk de afdeling betrad. Er werd nogal flauwtjes teruggegroet. Hij ging aan zijn bureau zitten tegenover Jansma, die, fris als morgendauw, naar scheerwater zat te geuren.
Vos was in zijn glazen hokje een stuk aan het lezen -alléén.
Ik zal 't maar meteen doen, dacht de man, dan ben ik er af.
Hij liep naar de glazen deur en klopte.
'Ja?'
Nu stond hij voor het bureau en zei: 'Meneer Vos, ik heb er oprecht spijt van. '
'Waarvan allemaal, meneer. '
Dat klonk erg vijandig.
'Ach, ik had wat te veel gedronken gisteravond, ' vervolgde de man zwetend. 'En ik meende het natuurlijk helemaal niet toen ik zei dat u de grootste zak was die in dit bedrijf rondloopt en het was onbehoorlijk van me dat ik toen ook nog juffrouw Franssen gezoend heb. Erg onbehoorlijk. Ik bied u mijn excuses aan. '
Vos zat, wat achterover geleund in zijn stoel en nam hem op met een kille blik. Op afgemeten toon sprak hij:'Hé, wat merkwaardig. Daar hoor ik van op. U hebt gisteravond geen enkel woord tegen me gezegd. U hebt wel een paar keer lodderig en boos naar me gekeken. En juffrouw Franssen was niet op het feest. Ze heeft al twee dagen griep. '
'Maar... ' begon de man.
'Ik vermoed dat u het gedroomd hebt, ' zei Vos. 'Maar voor uw dromen hoeft u zich niet te excuseren. Ik heb hoogstens met belangstelling kennis genomen van hetgeen u zo al droomt. Zo. U moest nu maar weer aan uw werk gaan. '
De man liep terug naar zijn bureau.
Rund, dacht hij wanhopig.