18

TOEN DE DIENST WAS AFGELOPEN, VERANDERDE DE BIJEENKOMST in een parochiale cocktailparty waarbij de dorpsbewoners elkaar een gelukkig kerstfeest wensten. Ramon begroette Jake en kuste Polly op haar stugge wang, alsof hij ze vorige week nog allemaal had gezien. Hij tilde Hal op, die zich probeerde los te wringen, waarna hij hem teruggaf aan Helena.

‘Verbaast het je dat hij je niet herkent?’ siste ze hem toe.

Ramon sloeg zijn ogen neer en schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me. Het was niet mijn bedoeling om zo lang weg te blijven,’ antwoordde hij beschaamd.

‘Dat zeg je altijd,’ zei ze bitter.

Federica nam hem bij de hand en leidde hem door de menigte onbekende mensen om hem aan de Appleby’s voor te stellen.

‘Dit is mijn vader,’ zei ze trots tegen Ingrid, die haar hand bevallig naar hem uitstak.

‘Wat leuk om je te ontmoeten. Fede heeft ons al zoveel over je verteld,’ zei ze met een brede glimlach.

‘Jij moet Hesters moeder zijn,’ zei hij.

Van Ingrids gezicht was verbazing af te lezen. ‘Allemachtig, ja. Dat klopt,’ antwoordde ze, zich afvragend hoe hij daarachter was gekomen.

‘Fede boft dat ze Hester als beste vriendin heeft,’ zei hij.

Federica kneep in zijn hand omdat hij niets van Hester af wist behalve datgene wat ze buiten over haar had verteld.

Ingrid bracht haar monocle dichter naar haar oog om hem beter te kunnen bestuderen. Hij was ongelooflijk aantrekkelijk, met zijn dromerige, mysterieuze wolfsogen. Ook zijn accent vond ze uitermate charmant; het zijne was authentiek, in tegenstelling tot dat van Nuno.

‘Kom mee, dan stel ik je aan de rest van mijn familie voor,’ zei ze. Ze gebaarde naar haar vader en haar echtgenoot, die met elkaar stonden te praten omdat ze het gekeuvel met de dorpelingen oppervlakkig en vervelend vonden. Allebei verlangden ze ernaar thuis te zitten met hun boeken. ‘Pa, Inigo, het doet me genoegen jullie voor te stellen aan Ramon Campione,’ zei ze met een joviale glimlach. ‘Is het niet de appetijtelijkste man die Polperro ooit binnen zijn dorpsgrenzen heeft mogen aanschouwen?’

Ramon grinnikte om zijn verwarring te verbergen, maar Federica’s grijns werd zo breed dat hij haar hele gezicht leek op te slokken.

‘Maar, lieverd, je moet mensen niet op hun uiterlijk beoordelen. Ik bied namens mijn vrouw mijn excuses aan,’ zei Inigo, die Ramon een stevige hand gaf.

‘“Het zijn de oppervlakkigen van geest die niet op het uiterlijk afgaan,’” zei Nuno met een lichte buiging naar Ramon.

‘Aha, u bent een bewonderaar van Oscar Wilde,’ antwoordde hij, terugbuigend.

Nuno’s ogen glommen van goedkeuring. ‘U dus ook! Nu stijgt u in mijn achting. Wanneer komt u eens lunchen? Ik zou u graag mijn bibliotheek laten zien,’ zei Nuno terwijl hij zich met een vragende blik naar zijn dochter keerde. ‘Ik wist meteen dat die kleine Federica uit een belezen familie kwam.’

‘Ramon is een beroemd schrijver,’ zei Ingrid, die van Helena alles over hem had gehoord. ‘In Chili staat hij zeer hoog aangeschreven.’

‘Ik heb begrepen dat je je over mijn dochter hebt ontfermd,’ zei Ramon. ‘Daar ben ik je erg dankbaar voor.’

Ingrid gaf een klopje op Federica’s hoofd alsof ze een brave hond was. ‘Ik doe het met plezier. Mijn dochters zijn dol op haar. Mijn vader heeft gelijk, Ramon, je moet eens komen lunchen. Hoe lang blijf je hier?’ vroeg ze, in de hoop dat hij lange tijd zou blijven. Ze was nu eenmaal gek op kleurrijke types.

‘Dat weet ik nog niet.’

‘Geweldig! Ik hou van mannen die bij de dag leven. Dat is de beste manier om het leven door te komen. Dan duurt het langer,’ zei ze lachend. Vervolgens boog ze zich dichter naar hem toe en fluisterde: ‘We hebben de predikant vandaag voor de lunch uitgenodigd, dus we moeten zoetjesaan terug naar Pickthistle Manor. Je komt toch wel een keer lunchen, hè?’ voegde ze eraan toe. ‘Morgen misschien?’

‘Graag. Ik verheug me erop,’ antwoordde hij, haar hoffelijk toeknikkend.

‘Goed. Dat is dan afgesproken. Neem Helena en de kinderen gerust mee. We vinden het altijd heerlijk om je vrouw weer te zien.’

Helena was woedend. ‘Ben je soms van plan om overal als een gezinnetje op bezoek te gaan?’ tierde ze. ‘Hoe durf je hier zomaar binnen te vallen en de leiding over te nemen!’

‘Ik neem niks over. Ik ben gekomen om mijn kinderen te zien. Dat wilde je toch?’

‘Je komt hier binnenvallen zonder je te verontschuldigen voor het feit dat je niet geschreven hebt, niet gebeld hebt, er niet was toen de kinderen je nodig hadden.’

‘Ik ben er nu toch,’ reageerde hij.

‘Je bent er nu, ja, maar morgen ben je weer verdwenen. Ik had je al helemaal opgegeven. Dat maakt het veel gemakkelijker. Nu je terug bent, weet ik helemaal niet meer wat ik moet doen.’ Met een koppig gebaar kruiste ze haar armen voor haar borst.

Ramon haalde zijn schouders op en zuchtte. Het had gewoonweg geen zin om met haar te discussiëren. Hij keek naar haar strenge gelaatstrekken, de verbitterde lijn van haar mond, de dorre huid, de koude ogen, en hij wist weer waarom hij haar had laten gaan. ‘Meer kan ik er niet over zeggen. Het spijt me,’ probeerde hij, in een poging haar in een andere stemming te brengen.

Terwijl ze haar volgende stap overwoog, trok ze nerveus met haar mond. ‘Ik wil niet dat Fede ons weer hoort ruziën,’ zei ze. ‘Laten we een wandeling gaan maken, zodat we er rustig over kunnen praten.’

Ze liepen over de oprijlaan naar een bemost houten hek, dat naar een weiland leidde waarachter de bossen zich bevonden. Helena stak een sigaret op en blies de rook de vrieslucht in, waar hij als een nevelsliert bleef hangen.

Ramon was verbaasd dat Helena gedurende de maanden van hun scheiding niets veranderd was. Ze was nog even ongelukkig als altijd. Ze had niet eens de moeite genomen haar haren te wassen voor de kerkdienst. Hij was teleurgesteld. Hij kreeg een eigenaardig gevoel van déjà vu, tegelijk met die vertrouwde kramp in zijn ingewanden die hem altijd weer aanspoorde te vertrekken.

‘Hoe lang ben je van plan te blijven?’ vroeg ze. Terwijl ze over het weiland liepen, kraakten hun laarzen in de smeltende sneeuw.

‘Dat weet ik nog niet,’ antwoordde Ramon, die vocht tegen de opwelling om zo snel mogelijk naar het serene thuis terug te keren dat Estella voor hem had gecreëerd.

‘Er is niets veranderd, hè?’ verzuchtte ze. ‘Nou, dan zal ik je zeggen hoe lang je blijft: een week, hooguit tien dagen, dan gaan we je vervelen en ga je weer weg.’

‘Jij en de kinderen hebben me nooit verveeld,’ zei Ramon ernstig.

‘O nee?’ kaatste ze terug. ‘Nou, zo kwam het wel over.’

‘Luister, Helena, het spijt me dat ik niet heb gebeld. Ik wilde je verrassen,’ zei hij terwijl hij zijn grote hand op haar schouder legde. Ze schudde hem af. ‘Fede was zo blij om me weer te zien,’ voegde hij er met een peinzende glimlach aan toe.

‘Natuurlijk was ze blij. Maar jij was er de afgelopen elf maanden niet om haar tranen weg te vegen. Er is geen dag voorbijgegaan dat ze niet heeft gedacht dat papa vandaag, héél misschien vandaag, zou komen. Wat is dat voor jeugd, Ramon? Als je haar regelmatig had geschreven, contact had gehouden, haar van je plannen op de hoogte had gebracht, zou ze niet in die onzekerheid hebben hoeven te leven. Het maakt haar erg onzeker, weet je, en ik lijd met haar mee.’ Haar stem droop van verbittering.

‘Ik zal het proberen,’ gaf hij toe.

‘En hoe zit het met Hal?’ vervolgde ze4. ‘Je doet net of hij niet bestaat. Je schrijft wel naar Fede maar niet naar hem. Hij is je zoon en hij heeft je net zozeer nodig als Fede. Misschien nog wel meer, omdat hij nooit je genegenheid heeft ervaren zoals Fede.’

‘Je hebt gelijk,’ zei hij simpelweg. ‘Je hebt overal gelijk in. Ik ben hier niet gekomen om ruzie met je te maken.’

Helena knipperde verrast met haar ogen, maar hield haar blik gericht op de besneeuwde bomen voor hen. Ze had niet verwacht dat hij zo inschikkelijk zou zijn.

Ze klommen verder het pad op totdat ze bij de hoge kliffen kwamen die steil in de zee afliepen. Helena leidde hem naar een ijzeren bankje, waar ze vaak even alleen ging zitten om over het water uit te kijken. Daar kon ze zich door het uitzicht dat zich voor haar ontvouwde mee laten drijven naar de zoete dagen van haar jeugd, voordat de verbittering haar leven had vergald. Nu ging ze er weer zitten en keek naar de winterse hemel en de ijzige wolken, met naast haar de man in wiens warme liefde ze zich ooit had gekoesterd. En weer droomde ze weg vanuit de schaduwen van haar misère en dacht ze terug aan hoe het toen was. De herinneringen waren zo levendig en hartverwarmend dat haar hart ontdooide. Ze zocht in haar jaszakken naar haar sigaretten en aansteker. Met bevende handen stak ze er een op. Ze was zich bewust van Ramons dominerende aanwezigheid en had het liefst in huilen willen uitbarsten. Hoe had het allemaal zo verschrikkelijk mis kunnen gaan?

‘En hoe gaat het met je ouders?’ vroeg ze na een tijdje. Ze legde haar hand op haar pijnlijke slaap.

‘Goed. Ze zitten weer in Cachagua.’

‘Ik mis Cachagua,’ zei ze kalm, bijna alsof ze tegen zichzelf praatte. Ze keek hem niet aan maar bleef haar blik gericht houden op de horizon. ‘Ik mis de hitte, de zee, de geuren. Ik had nooit gedacht dat ik het zou missen, maar toch is het zo.’

‘Dat is het probleem als je van twee landen houdt. Je verlangt altijd naar het land waar je op dat moment niet bent. Je hebt te veel keus,’ zei hij. ‘Soms kun je maar beter geen keus hebben.’

‘Jouw leven moet dan wel heel problematisch zijn, want jij hebt alle landen van de wereld om uit te kiezen,’ zei ze met een wrokkig lachje.

‘Jij hebt er twee, en dat lijkt me nog moeilijker.’

‘Nou, ik ben hier anders heel gelukkig. Heel erg gelukkig,’ zei ze, maar Ramon was niet overtuigd en zij ook niet.

‘Heb je weer last van hoofdpijn?’ vroeg hij, toen hij zag dat ze haar slapen met haar handen masseerde.

‘Ja, maar het gaat wel. Zo nu en dan speelt het weer op,’ antwoordde ze afwijzend.

‘Kom hier,’ zei hij terwijl hij haar zo draaide dat ze met haar rug naar hem toe kwam te zitten. Ze probeerde te protesteren maar zijn imposante uitstraling legde haar het zwijgen op. Hij legde zijn handen op haar hoofd en begon haar te masseren.

‘Laat toch, Ramon. Ik heb er helemaal geen last van,’ wierp ze zwakjes tegen. Intussen voelde ze hoe haar huid door zijn aanraking begon te tintelen.

‘Je hebt er wel last van en ik ga ervoor zorgen dat je je beter voelt,’ zei hij lachend.

Ze ergerde zich aan zijn vrolijkheid en vroeg zich af waarom het leven voor hem altijd zo ongecompliceerd was.

Ramons masserende vingers op haar schedel deden haar echter zo goed dat ze zich er met een diepe zucht aan overgaf. Terwijl ze haar hoofd ontspande, gleden zijn handen omlaag naar haar schouders, onder haar jas en trui, op haar huid.

‘Vertel me hoe het de kinderen is vergaan,’ vroeg hij, en ze vertelde hem hoe Federica dweepte met de Appleby’s, over haar verliefdheid op Sam en haar vorderingen op school.

‘Ze is dol op de Appleby’s,’ zei ze. ‘In Viña had ze nooit zoveel vriendinnetjes op school, maar de Appleby’s zijn als een tweede familie voor haar. Dat is zo goed geweest voor haar zelfvertrouwen.’

‘Wat fijn.’

‘Jazeker. Aanvankelijk vond ze Engeland maar beangstigend. Het was zo koud en grijs, zo heel anders dan de strakblauwe lucht in Chili. Maar goed dat we hier ook bij de zee wonen, dat was in elk geval vertrouwd.’

Vervolgens vertelde ze hem over Hal, en toen de spanning uit haar schouders en haar keel was gegleden, kon ze zelfs zonder verbittering en rancune lachen.

‘Dus ze zijn in elk geval gelukkig hier,’ zei hij.

‘Het lijkt er wel op.’ Ze sloot haar ogen en genoot van de weldadige aanraking van zijn vingers, die het bloed weer door haar stramme spieren deden stromen.

‘Maar hoe zit het met jou?’ vroeg hij.

‘Ach, Ramon. Met mij gaat het goed.’

‘Ik vraag het je als vriend, niet als echtgenoot.’

‘Je bent nog steeds mijn man,’ zei ze schor en met een glimlach dacht ze terug aan de vervlogen tijden dat ze samen zo gelukkig waren dat niets hun idylle kon verstoren.

‘Oké, dan vraag ik het je als echtgenoot.’

‘Ik weet het niet,’ zei ze hoofdschuddend.

‘Wat doe je zoal op een dag?’

‘Ik zorg voor Hal.’

‘Wat doe je voor jezelf?’

‘Voor mezelf?’

‘Ja, voor jezelf,’ herhaalde hij.

Daar moest ze even over nadenken. Ze kon niet zeggen wat ze voor zichzelf deed. Soms ging ze met Federica mee theedrinken bij de Appleby’s of met Hal naar het strand. Ze ging op bezoek bij Toby en Julian, ze kletste met haar moeder. Maar ze kon niets bedenken wat ze nu puur voor haar eigen plezier deed.

‘Ik weet het niet, Ramon. Er schiet me niks te binnen,’ zei ze somber en weer voelde ze een brok in haar keel. ‘Ik beleef heel veel plezier aan de kinderen.’

‘Uiteraard, maar dat heeft alleen maar betrekking op het gezinsleven. Ik bedoel iets waarmee je jezelf verwent. Een egoïstisch pleziertje dat je met niemand anders hoeft te delen.’

Helena overwoog zijn opmerking – Ramon was een meester in zelfverwennerij en zij in zelfopoffering, daarom was het allemaal fout gelopen.

‘Elk mens heeft tijd voor zichzelf nodig,’ vervolgde hij. ‘Een uitgebreid schuimbad, een bezoek aan de kapsalon, ik weet niet wat jou gelukkig maakt.’

‘Ik geloof dat ik mezelf niet meer zo goed ken,’ verzuchtte ze, ‘want ik weet het ook niet.’

‘Misschien wordt het tijd dat je eens wat meer aan jezelf gaat denken. Geef ik je wel genoeg geld?’

‘Je geeft me meer dan genoeg.’

‘Nou, geef het dan in vredesnaam uit. Ik weet niet wat vrouwen graag doen, maar ga een jurk kopen, naar een schoonheidsspecialiste, verwen jezelf eens. Je moet jezelf niet vastketenen in de kinderkamer; je bent toch geen huishoudster? Als je een hulp in de huishouding nodig hebt, moet je er een aanstellen. Als je een huis voor jezelf wilt, moet je er een kopen. Het is mijn zaak niet, maar ik zie aan je gezicht dat je je diep ellendig voelt en dat maakt je niet aantrekkelijk.’

Helena was met stomheid geslagen. Ze kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst zo open met elkaar hadden gesproken. Ze kon zich niet herinneren wanneer hij zich voor het laatst om haar en haar geluk had bekommerd. Ze kreeg een wee gevoel in haar maag terwijl ze terugdacht aan hoe het was geweest toen ze nog vrienden waren. Ze hadden eindeloos gepraat, over alles en iedereen, om de kleinste dingen gelachen en zonder woorden via de lijnen der liefde met elkaar gecommuniceerd. Ze vroeg zich af op welk moment en waarom hun gesprek was verstomd. Ze durfde zich niet om te draaien omdat ze wist dat ze zou blokkeren wanneer ze in zijn ogen zou kijken. Daarom hield ze haar ogen gesloten in een poging het moment te rekken.

‘Ik ben voor mezelf met de kinderen naar Engeland verhuisd, maar ironisch genoeg zijn zij degenen die er het meest plezier aan beleven. Niet ik. Ik vraag me af, ik weet het niet, ik vraag me af…’ Ze aarzelde.

‘Wat?’ vroeg hij kalm.

‘Ik vraag me af, o god, Ramon, ik krijg het bijna niet over mijn lippen.’

‘Zeg het maar. Je zult je een stuk beter voelen als je je hebt uitgesproken.’

‘Heb ik misschien een vreselijke vergissing begaan?’

Ramon hield op met het masseren van haar schouders. Ze ging rechtop zitten en draaide zich naar hem toe. Hij keek haar met zijn donkere, ondoordringbare blik aan en langzaam voelde ze haar remmingen en schaamte weer aan de oppervlakte komen.

‘Of je je vergist hebt?’ vroeg hij ernstig. Hij dacht aan Estella en hoopte maar dat ze niet plotseling op haar besluit zou terugkomen.

‘Ik vraag me af of ik niet beter in Chili had kunnen blijven. Ik mis het. Maar misschien is het alleen maar nostalgie,’ voegde ze eraan toe.

‘Misschien wel,’ beaamde hij bedachtzaam.

‘Ik weet het niet.’

‘Ik denk dat je jezelf hier een kans moet geven,’ zei hij. ‘Je moet je er meer in storten, net als Fede heeft gedaan.’

‘Voor kinderen is dat veel makkelijker. Ze gaan gewoon door met leven zonder te piekeren.’

‘Luister,’ zei hij. ‘Het is je eigen keus geweest, Helena. Ik heb je nooit gevraagd om te vertrekken. Ik wilde niet dat je ging. Maar ik begrijp wel waarom je het hebt gedaan en ik steun je in je besluit. Ik denk dat je hier met dezelfde problemen wordt geconfronteerd als in Chili. Je bent een alleenstaande moeder die haar leven heeft gewijd aan haar kinderen. Ik denk dat het je goed zal doen wanneer je een deel van je tijd aan jezelf besteedt. Je bent jong en aantrekkelijk.’ Ze bloosde en wendde haar gezicht af. ‘Je moet een bezigheid zoeken, iets waarin je afleiding vindt en waardoor je het huis uit komt.’

‘Misschien heb je gelijk,’ zei ze, heel wat vrolijker. ‘Weet je, we hebben in jaren niet zo gepraat.’

‘Weet ik. We hadden het te druk met elkaar verwijten te maken. Nu weten we allebei waar we aan toe zijn.’

Terwijl hij naar de zee staarde, keek ze naar zijn verlegen profiel. Vervolgens richtte ze haar blik omlaag. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat weten we nu.’

Federica was zo blij dat haar vader terug was dat ze er niet van kon slapen. Haar ouders sliepen in aparte slaapkamers, maar dat kon haar niet schelen. Ze was dankbaar dat hij er überhaupt was. Toen Polly en Jake eenmaal hadden vastgesteld dat hij en Helena beter dan verwacht met elkaar omgingen, accepteerden ze zijn plotselinge komst. Er waren geen ruzies, geen driftbuien, geen verbitterde opmerkingen, geen tranen. Helena had haar haren gewassen, make-up aangebracht en zelfs nieuwe kleren gekocht in de stad. Elke dag gingen ze er met het gezin op uit. Ze wandelden met de kinderen langs het strand, verkenden kasteelruïnes en verborgen grotten. Eigenlijk deden ze precies dezelfde dingen als tien jaar geleden, toen ze elkaar net hadden ontmoet, met dit verschil dat ze elkaar niet kusten en niet zo vaak lachten. Maar Helena was minder wrokkig en Ramon hield meer rekening met haar behoeften. Ze voelde zich niet langer afgestompt vanbinnen, maar werd zich weer bewust van zichzelf. Haar onverschilligheid was tenslotte niet meer geweest dan een opstand van de zintuigen, een stagnatie van het hart. Toen haar woede was opgetrokken, ontdekte ze dat ze nog steeds om hem gaf. Terwijl ze opnieuw over de paden van hun verkeringstijd liepen, begon ze achter zijn ondoordringbare ogen langzaam weer de man te ontdekken op wie ze verliefd was geworden en werden haar gevoelens voor hem weer aangewakkerd.

Ingrid was gecharmeerd van de donkere vreemdeling die plotseling in hun midden was verschenen. Hij was op tweede kerstdag samen met de kinderen en Helena komen lunchen en had haar vermaakt met verhalen die hij met zijn zware accent en zijn buitenlandse tongval had verteld. Kende ze maar Spaans, dan zou ze elk boek van zijn hand hebben gekocht. Niettemin genoot ze van de verhalen die hij zelf verzon en van zijn avonturen die hij met zijn rijke fantasie zodanig opsmukte dat de hele tafel geboeid zat te luisteren; zelfs de arrogante Sam, die vaak al snel genoeg had van de mannen die zijn moeder ‘ineens aardig vond’.

In de weken die volgden werden ze met de regelmaat van de klok uitgenodigd op Pickthistle Manor. Terwijl Ramon met zijn dominante en unieke persoonlijkheid iedereen imponeerde, voelde Helena zich zwellen van trots. Zodra hij ergens binnenkwam, kreeg de atmosfeer een eigenaardige energie, en niemand die zich daar meer bewust van was dan zijn vrouw.

‘Waarom jij zo ver van die fantastische man bent gaan wonen is me een raadsel,’ zei Nuno op een dag tijdens de lunch tegen Helena.

‘O Nuno, zo simpel is het niet. Jíj hoeft niet met hem te leven,’ zei ze lachend.

‘Niemand anders dan Ingrid zou mij willen hebben, dus dat is geen optie,’ antwoordde hij terwijl hij met zijn scherpe blauwe ogen op haar neerkeek. ‘Soms besef je pas wat je hebt verloren als het te laat is. Ik hoop, mijn lieve kind, dat jou niet hetzelfde lot treft.’

‘Hij is hier gekomen voor de kinderen, niet voor mij,’ zei ze koeltjes. Maar terwijl ze over de tafel heen naar het geanimeerde gezicht van Ramon keek, wou ze dat hij voor haar was gekomen. Kon hij maar over zijn trots heen stappen en haar smeken om bij hem terug te komen. Maar diep in haar hart wist ze precies hoe Ramon in elkaar zat. Hij was als de wind en zo zou hij altijd blijven – nooit wist hij van tevoren in welke richting hij zou waaien.

‘Ramon is niet veranderd, Nuno. Als hij bij je is, geeft hij je het gevoel dat je de enige op de wereld bent voor hem. Neem Federica bijvoorbeeld.’ Allebei keken ze naar het kleine meisje dat aan haar vaders lippen hing. Alles wat ze deed, deed ze voor hem: lachen, grapjes maken, verhalen vertellen, commentaar geven. Ze aanbad hem. ‘Federica denkt nu dat hij meer van haar houdt dan van wie ook op de wereld. En op dit moment is dat ook zo. Dat geloof ik ook zeker. Hij heeft er heel veel spijt van dat hij niet eerder is gekomen, dat hij niet geschreven of gebeld heeft. Hij is er kapot van. Het schuldgevoel vreet aan hem. Maar spoedig zal hij weer verdwijnen en dan horen we maanden, misschien jaren, niets van hem. Met Ramon is het nu eenmaal uit het oog, uit het hart.’

‘Liefde betekent dat je iemands fouten begrijpt en desondanks van iemand houdt.’

‘Is dat een citaat?’ vroeg ze lachend.

‘Nee. Het is van mezelf, maar helaas niet erg origineel. Niettemin is het wel waar.’

‘Ramon en ik hebben jarenlang geprobeerd elkaar te begrijpen totdat het geen zin meer had.’

‘Het is nooit te laat om het opnieuw te proberen.’

‘Ik weet het niet. Ik denk dat we elkaar altijd verkeerd begrepen hebben.’

‘“Alleen de groten van geest worden niet begrepen,’” citeerde Nuno. ‘Ralph Waldo Emerson. Een zeer scherpzinnig man.’

‘O ja?’

‘Ja, en hij heeft nóg iets zeer treffends gezegd, mijn kind.’

‘En dat is?’

Nuno boog zich naar haar toe en fluisterde in haar oor: ‘“We zijn altijd bezig ons op het leven voor te bereiden in plaats van het leven te leven.’”

Gedurende de lunch en de rest van de middag dacht Helena over zijn woorden na. Om de een of andere reden lieten ze haar niet meer los.

‘Fede?’ zei Hal, die boven de wastafel zijn tanden stond te poetsen.

‘Ja?’

‘Denk je dat papa bij ons blijft?’

Federica hing zijn natte handdoek over de verwarming. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze neutraal om hem geen valse hoop te geven.

‘Misschien neemt hij ons mee terug naar Viña,’ voegde hij eraan toe, waarna hij in het stromende water spuugde.

‘Ik denk niet dat hij ons meeneemt naar Viña, Hal,’ antwoordde ze voorzichtig.

‘Waarom niet?’

‘Omdat we nu hier wonen.’

‘Ik zou liever in Viña willen wonen,’ zei hij beslist.

‘Maar je vindt het toch leuk hier bij opa en oma?’ drong ze aan.

‘Ik mis abuelito.’ Hij trok een verdrietig gezicht.

‘Ik ook, Hal.’

‘Opa neemt me nooit op z’n schouders en hij draait me nooit rond aan m’n armen,’ klaagde hij.

‘Ik weet het.’

‘Ponyrijden doet ie ook niet met me.’

‘Hij heeft het erg druk.’

‘Ik wil terug naar Viña. Ik denk dat abuelito mij ook mist.’

‘Dat weet ik zeker. Allebei missen ze je,’ zei ze weemoedig. ‘Nu is het bedtijd, Hal. Zal ik je een verhaaltje voorlezen?’

‘Waar is mama?’ vroeg hij terwijl hij op zijn blote voeten de badkamer uit stapte.

‘Bij Joey en Lucien.’

‘Daar zit ze altijd.’

‘Ja, ze vindt de Appleby’s aardig.’

‘Ik niet.’

‘Wel waar.’

‘Niet waar.’

‘En je speelt altijd met Joey.’

‘Ik vind Joey helemaal niet aardig.’

Federica slaakte een zucht omdat ze ruzie voelde aankomen. ‘Kom maar, dan zal ik een verhaaltje voorlezen,’ probeerde ze hem met opgewekte stem over te halen.

‘Ik wil dat mama mij voorleest,’ hield hij vol. ‘Ik ga pas naar bed als zij het doet.’

‘Mag oma het ook doen?’

‘Ik wil mama,’ dreinde hij, en hij kruiste zijn armen met een koppig gebaar voor zijn borst.

‘Goed dan,’ verzuchtte ze. ‘Ga maar vast naar bed en wacht tot mama terugkomt. Het zal niet lang meer duren.’ Maar Federica wist dat ze tegen de tijd dat ze terugkwam allebei al zouden slapen.

Het was al laat toen Federica de wielen van een auto op het grind onder haar slaapkamerraam hoorde knarsen. Eventjes drong het licht door tot in haar slaapkamer, maar toen de motor werd uitgezet werd het weer helemaal donker. Ze luisterde naar de stemmen van haar ouders die zich vanuit de kou naar binnen haastten. Ze hoorde hen lachen, maar kon niet verstaan wat ze zeiden. Haar moeder had al heel lang niet meer zo gelukkig geklonken. Ze ging rechtop in bed zitten en spitste haar oren om een eventuele aanwijzing dat haar vader zou blijven te kunnen opvangen. Het enige wat ze hoorde waren echter gedempte stemmen waaruit ze alleen maar kon afleiden dat haar ouders steeds beter met elkaar konden opschieten.

‘Ik heb een hele leuke avond gehad,’ zei Helena terwijl ze de trap op ging.

Federica maakte zich klein in het donker, terwijl ze haar moeder door een kier van de deur in beeld zag komen.

‘Ik ook,’ beaamde Ramon, die vlak achter haar aan liep.

Bij Federica’s deur bleef Helena even staan. ‘Fijn dat je de Appleby’s ook graag mag,’ zei ze zacht om haar kinderen niet wakker te maken.

‘Nuno is een hele aparte,’ zei hij grijnzend. ‘En Inigo trouwens ook.’

‘Jij bent de enige die ik ken die Inigo snapt. Hij praat amper met iemand, sluit zich altijd op in zijn studeerkamer. Voor Ingrid moet het vreselijk zijn.’

‘Ik moet toegeven dat ik het een boeiende man vind.’

‘Waar hebben jullie het dan in hemelsnaam over?’

‘Over van alles en nog wat.’

‘Echt waar?’

‘Hij is een ontwikkeld en verstandig man. Je moet alleen door zijn teleurstelling heen weten te prikken.’

‘Teleurstelling?’ Ze keek hem vragend aan.

‘Hij heeft niet Nuno’s vermogen om boven de wereld uit te stijgen.’

‘Net zoals Ingrid.’

‘Juist. Hij zit maar dagenlang te piekeren en blijft maar hangen in het negatieve. Als je hard genoeg zoekt, kun je overal iets lelijks in zien. Het is de kunst om er niet naar te zoeken.’

‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei ze zwakjes, en ze giechelde om haar onnozelheid te verbergen. ‘Bedankt dat je je de afgelopen dagen zo om Hal hebt bekommerd.’

‘Het is een lief joch,’ antwoordde Ramon.

‘Jazeker, maar je hebt hem eigenlijk nooit goed gekend. Het is belangrijk dat hij je liefde voelt. Ik weet dat Federica je meer aanspreekt, omdat ze ouder is en met haar liefde naar buiten treedt. Maar Hal houdt ook van je, hij begrijpt het alleen nog niet.’

‘Het heeft me goedgedaan ze allebei weer te zien.’ Hij knikte en gaapte.

‘Voor ons is het ook goed geweest,’ zei ze en ze keek hem recht in zijn ogen.

Hij ving haar blik op en glimlachte verlegen. ‘Jazeker,’ beaamde hij zo zachtjes dat Federica hem nauwelijks kon verstaan.

‘Ik ben blij dat je gekomen bent.’

‘Ik ook.’

Beiden schoven ongemakkelijk heen en weer, waarna Ramon verder de gang in liep. ‘Welterusten, Helena.’

‘Slaap lekker, Ramon.’ Ze keek hem met genegenheid na. Vervolgens verdween ook zij uit het zicht.

Federica rilde alsof ze het koud had, maar in werkelijkheid had ze het warm en voelde ze zich opgewonden. Ze kneep haar ogen dicht en hoopte dat wat ze zojuist had gezien en gehoord het begin was van een nieuwe liefdesrelatie tussen haar ouders. Als dat zo was, zou haar vader vast en zeker blijven.

Helena lag in bed en dacht aan Ramon. Vervolgens dacht ze aan wat Nuno had gezegd. ‘We zijn altijd bezig ons op het leven voor te bereiden in plaats van het leven te leven.’ In gedachten herhaalde ze die woorden steeds maar weer. Ze dacht na over de betekenis ervan en vroeg zich af of ze op haarzelf van toepassing waren. Nuno had de spijker op zijn kop geslagen. Ramon leefde. Hij hield zich niet bezig met de voorbereiding; hij ging ervandoor om zoveel mogelijk uit het leven te halen, terwijl zij zich alsmaar op het leven voorbereidde. Ramon was als een vogel. Voor hem bestonden er geen grenzen, hij vloog waarheen hij maar wilde. Ze benijdde hem om zijn spontaniteit, maar tegelijkertijd verweet ze hem zijn gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Hij reageerde nooit, zelfs niet op de smeekbeden van zijn kinderen, laat staan op die van zijn vrouw. Maar hij lééfde wel. Ralph Waldo Emerson zou Ramon zeker hebben goedgekeurd.

Ze lag alleen in bed en op de een of andere manier drukte haar eenzaamheid vanavond zwaarder op haar dan ooit tevoren. Ze staarde de duisternis in en dacht terug aan de eerste jaren met Ramon, toen ze zich in zijn warme, geruststellende omhelzing had genesteld en zonder twijfels had geslapen. De warmte van zijn aanwezigheid was overal in huis voelbaar. Ze was niet in staat hem te negeren noch er langer tegen te vechten. De woorden van Ralph Waldo Emerson indachtig stapte ze uit bed.

Ze schoot in haar peignoir, opende de deur van haar slaapkamer en sloop door de gang naar Ramons kamer. Ze bleef niet aarzelend bij zijn deur staan zoals die ene vreselijke nacht in januari, maar deed hem kalm open en liep de donkere kamer in. ‘Ramon,’ fluisterde ze. Hij bewoog onder zijn deken. ‘Ramon,’ herhaalde ze. Weer bewoog hij zich. Op de tast liep ze om het bed heen en gaf hem een por. ‘Ramon.’

Hij werd wakker. ‘Helena?’ mompelde hij. ‘Is er iets?’

‘Ik heb het koud,’ zei ze, omdat haar niets beters te binnen schoot. Haar eigen impulsiviteit verbaasde haar zo dat ze over haar hele lijf rilde. ‘Mag ik bij je liggen?’

Ramon schoof opzij om plaats voor haar te maken. Ze ging naast hem liggen en trok de dekens over zich heen. ‘Wat wil je, Helena?’ vroeg hij. Maar ze negeerde de ongeduldige toon in zijn stem en hield vol.

‘Ik wil dat je blijft,’ zei ze.

Met een zucht trok hij haar tegen zijn warme lijf, sloeg zijn armen om haar heen en ademde in haar haren. ‘Dat kan ik niet.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik in Chili woon.’

‘Kun je dan niet wat langer blijven? Je kunt hier schrijven. Je hoeft niet per se in Chili te zijn. Het handige van jouw werk is dat je het overal kunt doen.’

Weer zuchtte hij. ‘Ik kan mezelf niet veranderen,’ zei hij effen.

‘Waarom niet, Ramon? Omdat je het niet wilt?’

‘Omdat ik het niet kan.’

‘Maar we zijn weer vrienden geworden. We hebben in geen jaren zo’n aangename tijd met elkaar doorgebracht. We leren elkaar opnieuw kennen. Nee, laat me uitpraten,’ zei ze toen hij haar wilde onderbreken. ‘Ik dacht dat ik niets meer om je gaf, laat staan van je hield. Ik voelde alleen maar een dodelijke onverschilligheid en die maakte me bang. Ik dacht dat er niets meer over was van onze relatie. Daarom ben ik naar huis gegaan. Ik dacht dat dat de enige oplossing was. Maar ik heb me vergist. Dat zie ik nu in en ik hoop dat het niet te laat is. We kunnen er nog iets van maken, dat geloof ik echt.’

‘Maar we zullen weer dezelfde problemen tegenkomen als vroeger. Onze problemen zullen ons blijven achtervolgen waar we ook heen gaan.’

‘Ik heb je nodig,’ zei ze, waarna ze moeizaam slikte want ze hoorde de wanhoop in haar stem en dat beangstigde haar.

‘Je hebt me niet nodig, Helena. Je hebt een leven voor jezelf nodig.’

‘Maar eerst wilde je niet dat ik wegging. Begrijp ik het goed dat je me nu niet meer terug wilt?’

‘Dat zeg ik niet. Ik zeg alleen maar dat we allebei een tijdje alleen moeten zijn.’

‘Dus je wilt me helemaal niet meer,’ zei ze gelaten, beschaamd dat ze zichzelf zo bloot had gegeven.

‘Ik wil je wel, Helena,’ zei hij en hij kuste haar voorhoofd. ‘Ik zou nu best met je willen vrijen. Ik heb het altijd fijn met je gehad.’

‘Waarom doe je dat dan niet?’

‘Omdat ik niet van plan ben te blijven.’

‘Omdat je niet meer naar me verlangt?’ vroeg ze verslagen.

‘Omdat de zwakke plekken in ons huwelijk er nog steeds zijn, Helena.’

‘Dat was mijn schuld. Ik was in de war. Ik voelde me gekwetst. Afgewezen.’

‘Je had gelijk. Je was afgewezen. En dat is niet veranderd. Er is helemaal niets veranderd.’

‘Toen zei je dat je nog van me hield,’ snikte ze.

‘Dat doe ik ook, maar niet op de manier zoals jij het wilt. Jij wilt een man die elke dag van je houdt. Ik ga spoedig weer weg en dan voel je je weer in de steek gelaten en afgewezen. Daar kan ik nu eenmaal niets aan doen.’

‘Is er dan helemaal geen kans meer?’

‘Waarop?’

‘Dat we het nog een keer proberen?’ zei ze terwijl haar stem wegstierf in vernedering.

Terwijl Ramon haar haren streelde, staarde hij in de duisternis. Hij dacht aan Estella en de onbevangen manier waarop ze van hem hield. Helena had altijd iets afhankelijks over zich gehad en weer kreeg hij dat oude, vertrouwde gevoel van claustrofobie dat hem verstikte. Hij hield nog van haar. Maar hij kon haar niet veranderen en zolang ze hem bleef achtervolgen met haar afhankelijke liefde, kon hij haar niet liefhebben op de manier die ze graag wilde. Buiten waaide een wind van verandering en hij wist dat het tijd was om te vertrekken.

Toen Ramon de volgende morgen aan het ontbijt verscheen, had hij zijn koffers al gepakt.

‘Ga je?’ vroeg Helena gespannen. Haar hoofdpijn was weer komen opzetten en ze schaamde zich dood. Ze wou dat ze de band kon terugspoelen om de vorige nacht uit te wissen. Ze durfde hem amper aan te kijken. Toen ze het er toch even op waagde, had zijn blik weer dat donkere en ondoordringbare. Ze was te ver gegaan en had alles verpest.

‘Ja, ik ga,’ antwoordde hij, waarna hij naast Federica ging zitten.

‘Ga je weg?’ stamelde ze. ‘Nu meteen?’ Ze keek naar haar vaders sombere gezicht dat haar verdrietig toeknikte. Had ze soms gedroomd dat ze de vorige avond zo vol genegenheid op de overloop hadden staan praten? Ze was er zeker van geweest dat ze weer op elkaar verliefd zouden worden. Hoe had het allemaal in één avond zo anders kunnen lopen? Ze begreep het niet.

‘Wees niet bedroefd, mi amor.’ Hij streelde even over haar verslagen gezicht. ‘Je moet me heel vaak schrijven, over hoe het met je gaat en wat je allemaal doet. Ik wil alle details weten.’ Met zijn duim veegde hij een traan van haar wang. ‘Je moet hef zijn en niet huilen, want ik kom echt heel gauw weer naar je toe.’

Maar Federica’s gezicht schrompelde ineen van ellende en snikkend sloeg ze haar armen om zijn hals. ‘Ik wil niet dat je weggaat,’ zei ze met verstikte stem. ‘Ga alsjeblieft niet weg.’

‘Ik kan toch niet eeuwig blijven, mi amor. Ik kom weer terug, ik beloof het je,’ verzekerde hij haar. ‘En vergeet niet te schrijven,’ voegde hij eraan toe. Hij kuste haar betraande gezicht.

Toen hij Hal in zijn armen nam, begon het kind te krijsen en om zijn moeder te roepen. Helena suste hem met lieve woordjes en tilde hem op, waarna hij zich aan haar vastklampte als een angstig aapje. Ramon probeerde het niet langer. Er viel niets meer te zeggen. Hij drukte een kus op Helena’s onbewogen gezicht en liet hen achter met een gevoel van leegte en verlies. Helena vroeg zich af wanneer hij terug zou komen. Ze had een voorgevoel dat het nog vele jaren zou kunnen duren.

Federica rende naar boven en sloeg haar slaapkamerdeur achter zich dicht. Ze wierp zich op haar Snoopy-dekbed en huilde. Hoe kon hij zonder enige waarschuwing zomaar ineens verdwijnen? Ze had al haar hoop op hem gevestigd. Ze was ervan overtuigd dat hij zou blijven. Hij had het toch leuk gevonden in Polperro? Ze hadden plezier gehad. Hij had de Appleby’s aardig gevonden, maar vooral met haar moeder leek hij weer goed te kunnen opschieten. Ze waren vrienden geworden. Wat was er misgegaan? Toen ze moe van het huilen was, zette ze het vlinderkistje op haar knie en opende het deksel. Ze keek naar de glinsterende kristallen en zag de vlinder zijn vleugels uitspreiden waarbij de rode tinten als uit medelijden in blauwe veranderden. In de fascinerende kleuren van de antieke stenen vergat ze haar verdriet en het plotselinge gevoel van afwijzing dat haar hart in een ijskoude greep had. Langzaam verloor ze zichzelf in haar herinneringen die in elk steentje leken te weerklinken. Ze zag haar grootouders op het balkon in Cachagua, ze zag Rasta over het strand van Caleta Abarca rennen. Ze zag het huis waar ze woonde en de uitgestrekte zee. Ze rook de lavendel en voelde de zon op haar gezicht. Duizelig van de vele herinneringen sloot ze haar ogen, en liet ze zich meedrijven op haar vaders liefde.