HOOFDSTUK 13
Pierre Noiselles — Leonardo — Schilderen en tekenen
„En nu blijft Geloof, Hoop en
Liefde,
deze drie...”
Temidden van alle werkzaamheden, die ik verrichtte op geestelijk gebied, vroeg Emed mij, toebereidselen te willen maken voor een te houden expositie. Ik voldeed graag aan zijn verzoek, zodat er een tijd begon van inkopen om alle materialen gereed te hebben, waar zij maar om vragen konden.
Ons huis, herschapen in een soort atelier, was een augiasstal, zelfs de tapijten werden opgenomen, omdat ik klei enz. te verwerken kreeg. Men kan niet begrijpen hoe ik soms woekeren moest met ruimte, want in een kort tijdsbestek stonden overal kleine naturel-kleurige kleibustes, die plaats én zon vroegen om te drogen. Ik bezat geen oven om de beeldjes te bakken, wat niet wegneemt, dat ik momenteel nog werkstukjes in mijn bezit heb, destijds gemaakt en in de zon gedroogd.
Het zou te ver voeren alles te beschrijven wat ik zag en moest maken, want Pierre Noiselles werkte met een enorme snelheid en ik gaf ieder vrij ogenblik aan hem, zodat de expositie groeide.
In mijn herinnering zijn vooral de volgende werkstukken levendig: „Marie Antoinette”, een „Geestenhand”, een beeldje van hemzelf, dat nog in mijn bezit is en „Meester Joseph” waarover ik later in dit werk nog zal schrijven.
Na het werk van Pierre Noiselles ontving ik terra-cotta-werk door een Italiaanse schilder en beeldhouwer, Leonardo.
Het verschil van werken tussen beide intelligenties was voor ons duidelijk waarneembaar. De ontstane beeldjes tonen afkomstig te zijn uit geheel andere tijdperken, want waar de Franse meester in vlakken werkt, * werkt Leonardo in barok; lange krullen, wijde, plooiende kleding en versiering van veel als kant uitgewerkte lubben en strikken.
* Pierre Noiselles was een voorloper van de Barbizon stijl.
Zijn Christusfiguren zijn van edel karakter; het hooggewelfde voor-hoof d van „Jezus in de Olijfhof” lijkt het gelaat strenger te maken, terwijl het in het midden gescheiden haar neerhangt in pijnlijk nauwgezette krullen.
„Maria Magdalena wast Jezus' voeten” laat een Christusfiguur zien, zittende op een rotsblok; het rijk bewerkte ronde wasbekken is terzijde geschoven en de kostbare olie stroomt over Zijn ene voet, terwijl Zijn handen zijn uitgestrekt naar de wenende vrouw in kostelijk bewerkte kledij, terwijl haar lange golvende haren in haar handen liggen om de voeten van Jezus te mogen afdrogen.
„Jezus, Johannes en Petrus” waren van grote eenvoud, maar ook hier ligt in de val van het haar en de kledij een sierlijke golving, die men bij het werk van Pierre Noiselles nooit aantreft.
Jezus' peinzende ogen, terwijl hij de woorden uitspreekt: „een uwer zal mij verraden” geven duidelijk zijn droefheid te zien, evenals de schrik die in Johannes' ogen ligt en de verontwaardiging bij Petrus. Leonardo werkte onverdroten voort: met de dag groeide de collectie en evenals bij het werk, zijn de karakters van beide intelligenties verschillend. Pierre Noiselles met een koortsachtige haast en een drift, Leonardo met rustige vriendelijkheid, maar Leonardo werkt wel veel nauwkeuriger dan Pierre Noiselles.
Nadat alle beeldhouwwerken klaar stonden, vulde de geur van verf ons huis en al spoedig hingen overal doeken te drogen.
Daarna volgden de pastellen; het was alsof men van Gene Zijde volgens een vast schema werkte, want nooit werd iets half gedaan, altijd werd een onderhanden zijnd werk helemaal afgemaakt.
Met het vaste geloof in hen in mij, nam de hoop op slagen dagelijks toe en steeg de liefde voor al dit werk alsook het verlangen het uit te mogen dragen.
De expositie werd in ons eigen huis gehouden en de stukken vulden ruim twee grote kamers, terwijl op hoektafeltjes de beeldengroepen stonden en op een grote middentafel een enorme hoeveelheid paraffinewerk prijkte.
Het werd een succes. Meer dan vijfhonderd mensen stelden belang in het werk en op het einde van de week redde ik vlug een paar beeldjes voor mijzelf, want men kocht het werk graag. Al was het met pijn, ik moest verkopen, om weer een andere expositie te kunnen opbouwen en het had geen enkele zin dit werk op een zolder te gaan bewaren.
Op één van onze reizen, kwamen wij in Tilburg en tot mijn grote blijdschap zag ik een fijn paraffinebeeldje in een prachtig wandmeubel staan en de eigenares vertelde mij, dat het één van haar mooiste bezittingen was.
De tijd brak aan dat ik mijn werk onder de mensen zou moeten brengen en ik wist dat geloof, hoop en liefde, de basis van mijn werk moesten zijn. Het Geloof moest een niet te vernietigen kracht zijn, want wanneer wij zoekende zijn, wanneer alles in ons in duisternis is gehuld, dan is geloof een lichtende kracht, en als de wanhoop ons overvalt, leeft in ons wezen toch altijd de hoop dat wij hulp zullen ontvangen. Wij gelijken dan de doos van Pandora, waarin alleen de hoop achter bleef.
Maar het grootste is toch de liefde, waarvan wij de kracht eerst kunnen begrijpen wanneer alles faalt.
In mij werden de schatten gelegd van geloof, hoop en liefde en Emed was de beste bewaker, die wij maar konden vinden, van deze rijkdom.