Om redenen die de bewoners van de Galaxis onbekend waren, werd in de periode waarvan sprake is, de eenheid van de zogenaamde Intergalactische Standaard Tijd, de seconde, aangeduid als de tijd waarin het licht 299 776 kilometers aflegt. 86 400 seconden werden gelijkgesteld met een Galactische Standaard Dag. Driehonderdvijfenzestig van deze dagen stemden overeen met een Galactisch Standaard Jaar.
Waarom 299 776? - of 86 400? - of 365? Traditie beweerde de historicus. Als gevolg van een gecompliceerde, geheimzinnige numerieke relatie, zeiden de mystici, numerologen en metafysici.
Omdat de oorspronkelijke thuisplaneet van de mensheid een bepaalde omwentelingssnelheid moet hebben gehad waaruit deze relaties waren afgeleid, beweerden enkelen.
In feite wist niemand hoe het precies in elkaar zat.
Hoe dan ook, de datum waarop de Foundation kruiser Hober Mallow het Kalgaanse smaldeel onder leiding van de Fearless ontmoette - en weigerde een opsporingsploeg aan boord te laten om vervolgens tot een smeulend wrak te worden gereduceerd - was 185; 11692 G.E. Dat wil zeggen: het gebeurde op de i85ste dag van het 11 692516 jaar van de Galactische Era die was begonnen met de troonsbestijging van de eerste keizer van de Kamble Dynastie.
Het was ook 185; 419 A.s. - gerekend vanaf de geboorte van Seldon - of 185; 348 Y.F. - gerekend vanaf de stichting van de Foundation. Op Kalgan was het: 185; 56 E.B., gerekend vanaf het instellen van het Eerste Burgerschap van Het Muildier. Voor 't gemak was het jaar dus zodanig gepland dat het dagnummer het zelfde bleef - los van de feitelijke dag dus waarop de Era was begonnen.
Verder bestonden er op alle miljoenen werelden van het Galactisch Stelsel miljoenen 'plaatselijke' tijden, gebaseerd op de omwentelingssnelheden van hun eigen ruimtelijke buren.
Maar, wat je ook koos: 185; 11692 - 419 - 348 - 56 of wat dan ook - het was deze dag waarop later door historici werd gewezen als het begin van de Stettinische Oorlog.
Voor dr. Darell lag dat heel anders. Voor hem was het gewoon en heel precies de 32ste dag nadat Arcadia Terminus had verlaten.
Wat het dr. Darell kostte om gedurende die periode een onbewogen uiterlijk te bewaren, wisten maar weinig mensen, maar Elvett Semic dacht het wel te kunnen begrijpen. Hij was een oude man die graag rondbazuinde dat zijn neuronen-schachten verkalkt waren en dat zijn denken daarom tamelijk stug en traag was geworden.
Hij inviteerde, ja verwelkomde bijna de onderwaardering van zijn afnemende vermogens door de eerste te zijn die er om lachte. En zijn gezichtsvermogen - zij het minder dan vroeger - was intact. Hetzelfde geldt voor zijn geest die - zij het niet meer zo beweeglijk als vroeger - toch wijs en ervaren was.
Hij bewoog alleen maar zijn op elkaar geklemde lippen en zei: 'Waarom doe je er dan niet iets aan?'
Op Darell had het de uitwerking van een fysieke schok.
'Waar waren we ook alweer?' vroeg hij geirriteerd.
Semic keek hem met ernstige ogen aan. 'Je kunt beter iets aan dat meisje van je doen.' Zijn spaarzame gele tanden werden zichtbaar door zijn vragende, half geopende mond.
'De vraag is: Ben je in staat om een Symes-Molff Resonator in te stellen op de vereiste golflengte?' antwoordde Darell koel.
'Dat heb ik al bevestigend beantwoord, maar je luisterde niet.. ' 'Sorry, Elvett. Het zit namelijk zo: Waar wij nu mee bezig zijn kan belangrijker zijn voor iedereen in de Galaxis dan het feit of Arcadia in veiligheid is of niet. Dat wil zeggen: voor iedereen behalve voor Arcadia en ik zelf, maar ik ben bereid met de meerderheid mee te voelen. Hoe groot zal zo'n Resonator zijn?'
Semic keek bedenkelijk. 'Dat weet ik niet. Dat zal je wel ergens in een catalogus kunnen vinden.'
'Ja, maar ongeveer. Zal hij een ton wegen? Een pond? Een huizenblok lang zijn?'
'O, ik dacht dat je het precies wilde weten. Nou - een klein dingetje. Zoiets als dit...' Hij wees naar het eerste lid van zijn duim.
'Goed. Zou je dan zoiets kunnen maken?' Hij schetste iets op de blocnote die op zijn knie lag en overhandigde het blad papier aan de oude natuurkundige. Deze keek er bedenkelijk naar en grinnikte.
'Weet je, als je zo oud bent als ik krijg je last van aderverkalking. Wat ben je eigenlijk van plan?'
Darell aarzelde. Bezat hij maar de kennis van de ander dan hoefde hij dit niet onder woorden te brengen.
Semic schudde zijn hoofd. 'Je zult hyperrelais nodig hebben. Dat is het enige wat snel genoeg werkt en je hebt er een heleboel nodig.'
'Maar zo'n Resonator kan dus gebouwd worden?'
'Ach ja.'
'Kun je de benodigde onderdelen krijgen? Ik bedoel - zonder dat het opvalt. In verband met je eigen werk bijvoorbeeld.'
Semic trok zijn bovenlip op. 'Vijftig hyperrelais? Zoveel zal ik er in mijn help leven niet gebruikt hebben.'
'We zijn nu met een defensieproject bezig. Kun je niet iets onschuldige bedenken waar je ze voor nodig zou kunnen hebben? Het geld is er.'
'Misschien kan ik iets verzinnen.'
'Hoe klein kun je dat ding maken?'
'Hyperrelais kunnen gemicrominiaturiseerd worden en dan krijg je de bedrading en zo nog. Ruimte nog aan toe. Je hebt hier een paar honderd schakelingen aangegeven!'
'Weet ik. Hoe groot?'
Semic gaf het aan met zijn handen.
'Te groot' zei Darell. 'Het moet aan mijn riem kunnen hangen.'
Langzaam frommelde hij het blad papier tot een bal in elkaar. Toen het een harde gele druif was geworden, wierp hij het in de asbak waar het met een kleine witte vonk moleculair werd ontbonden.
'Wie staat er bij je deur?'
Semic boog zich over zijn schrijftafel en keek naar het melkwitte schermpje boven het deursignaal. 'Die jongeman, Anthor. Hij heeft iemand bij zich.'
Darell schoof zijn stoel achteruit. 'Dit blijft voorlopig tussen ons, Semic.
Het zou hoogst gevaarlijk zijn als zij dit te weten kwamen. Twee mensenlevens die op het spel staan is genoeg.'
Pelleas Anthor was een en al activiteit.
'Dr. Darell, dr. Semic - dit is Orum Dirige.'
Het was een grote man met een lange rechte neus die zijn gezicht iets sombers verleende. Dr. Darell stak zijn hand uit.
Anthor glimlachte. 'Luitenant Dirige. Van de politie' voegde hij eraan toe, 'van Kalgan.'
Darell keek de ander strak aan. 'Van de politie van Kalgan' herhaalde hij.
'En waarom breng je hem hier?'
'Omdat hij de laatste was die je dochter op Kalgan heeft gezien. Kom kom, man, rustig aan...' De ietwat triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht veranderde plotseling in een van bezorgdheid en hij zag zich genoodzaakt zich tussen de beide mannen in te wringen en Darell in bedwang te houden.
Langzaam slaagde hij erin de oude man krachtig in een stoel te dwingen.
'Kalm aan, sir' Anthor veegde het haar van zijn voorhoofd en ging op de rand van de schrijftafel zitten. 'Ik dacht dat ik u goed nieuws kwam brengen ...'
Darell negeerde hem en richtte het woord tot de politieman. 'Wat bedoelt hij als hij zegt dat u de laatste man bent die mijn dochter gezien heeft? Is mijn dochter dood? Draait u er niet omheen. Vertelt u mij precies wat er gebeurd is!' Zijn gezicht was lijkbleek.
'De laatste man op Kalgan, had hij moeten zeggen. Zij is niet meer op Kalgan. Meer weet ik niet.'
'Kom, laten we de zaken even rechtzetten,' viel Anthor hem in de rede. 'Het spijt mij dat ik het zo dramatisch gesteld heb. U hebt u tot dusver zo onmenselijk gedragen dat ik vergeten was dat u er zich iets van aan zou trekken. Om te beginnen is luitenant Dirige een van ons. Hij werd op Kalgan geboren, maar zijn vader was afkomstig van de Foundation. Ik sta borg voor zijn trouw aan de Foundation. Ik had contact met hem van af het ogenblik dat Munn ophield met het inzenden van zijn dagelijkse rapporten ...'
'Waarom?' vroeg Darell woedend. 'Ik dacht dat we het erover eens waren geworden dat we daar niets aan zouden doen. Je hebt zowel hun als ons leven in gevaar gebracht.'
'Omdat,' werd hem woedend geantwoord, 'ik langer met deze zaak bezig ben dan u. Omdat ik bepaalde contacten op Kalgan heb waar u niets van weet Omdat ik meer van deze affaire weet dan u!'
'Volgens mij ben je stapelgek.'
'Wilt u alstublieft naar mij luisteren?'
Er volgde een korte pauze. Darell liet zijn ogen zakken.
'Goed zo, sir. Vertel het hem maar, Dirige.'
'Voor zover ik weet, dr. Darell,' sprak Dirige op gemoedelijke toon, 'is uw dochter op het ogenblik op Trantor - in ieder geval was ze in het bezit van een kaartje naar Trantor toen ze zich op de Oostelijke Ruimtehaven bevond.
Ze was in 't gezelschap van de leider van een handelsmissie die beweerde dat zij zijn nicht was. Uw dochter schijnt een vreemde verzameling familieleden te hebben, doctor. Het was, meen ik, de tweede oom in twee weken tijd.
De man van Trantor probeerde mij zelfs om te kopen. Waarschijnlijk denken ze dat dat de reden was waarom ik ze heb laten gaan.' Hij glimlachte grimmig.
'Hoe ging het met haar?'
'Voor zover ik kon nagaan, mankeerde ze niets. Maar bang was ze wel. Enfin dat kan ik mij voorstellen. De gehele politiemacht zat achter haar aan.
Ik weet nog steeds niet waarom.'
Darell scheen voor het eerst adem te halen. Hij was zich ervan bewust dat zijn handen trilden, maar wist ze met moeite te bedwingen.
'Zo, dus er is niets aan de hand met haar? En die handelsvertegenwoordiger? Wat was dat voor een vent? Wat heeft hij met de hele zaak te maken?'
'Dat weet ik niet. Weet u iets van Trantor af?'
'Ik heb er gewoond.'
'Op het ogenblik is het een landbouwplaneet die in hoofdzaak veevoer en granen exporteert. Eerste klas kwaliteit! Ze exporteren over het gehele Galactisch Stelsel. Er zijn een vijfentwintig cooperatieve boerderijen op de planeet en ieder daarvan heeft een vertegenwoordiger in het buitenland. Handige jongens! Deze kende ik uit de dossiers. Hij was al enige malen op Kalgan. Meestal in gezelschap van zijn vrouw. Eerlijk als goud. Volslagen ongevaarlijk.'
'Hm' zei Anthor. 'Arcadia werd toch op Trantor geboren, is het niet, doe?'
Darell knikte.
'Dat heeft er iets mee te maken, begrijpt u. Ze wilde er zo snel mogelijk vandoor - en zo ver mogelijk. Vandaar Trantor. Denkt u dat ook niet?'
'Waarom niet naar huis?'
'Misschien werd ze achtervolgd. Misschien dacht ze dat ze een volkomen andere richting moest kiezen.'
Dr. Darell had niet de moed nog meer vragen te stellen. Als ze maar veilig was op Trantor. Bestond er wel iets als veiligheid in dit afschuwelijke Galactische Stelsel? Hij wankelde naar de deur, voelde dat Anthor zijn hand op zijn arm legde, bleef staan, maar draaide zich niet om.
'Vindt u het goed dat ik met u mee naar huis ga?'
'Graag' antwoordde dr. Darell automatisch.
Tegen de avond waren de buitenste lagen van Darell's persoonlijkheid de lagen waarmee hij contact onderhield met andere mensen - weer tot rust gekomen. Hij had geweigerd te eten en was koortsachtig gaan werken aan de ingewikkelde berekeningen die verband houden met de encefalografische analyse en het was bijna middernacht toen hij weer in de woonkamer terugkeerde.
Pelleas Anthor was er nog steeds en speelde met de knoppen van de video.
Toen hij de voetstappen hoorde, keek hij over zijn schouder.
'He, bent u nog niet naar bed? Ik probeer al uren lang iets anders op de video te krijgen dan nieuwsbulletins. Het schijnt dat de Hober Mallow achter is geraakt op zijn koers. In ieder geval is er niets meer van het schip vernomen.'
'Werkelijk? En wat denken ze?'
'Wat dacht u. Kalgaanse achterbaksheid natuurlijk. Er zijn ook Kalgaanse schepen gerapporteerd in de ruimtesector waarin de Hober Mallow zich bevond toen men voor het laatst contact met het schip had.
Darell haalde zijn schouders op en Anthor wreef aarzelend over zijn voorhoofd.
'Luister doe,' zei hij. 'Waarom gaat u niet naar Trantor?'
'Waarom zou ik dat?'
'Omdat u hier toch niets voor ons kunt doen. U bent uzelf niet. Op Trantor bevindt zich de oude Imperiale Bibliotheek die onder meer de volledige verslagen bevat van de werkzaamheden van de Seldon Commissie en ...'
'Neen! Die bibliotheek is allang grondig doorzocht. Niemand heeft er ooit iets aan gehad.'
'Ebling Mis indertijd anders wel.'
'Hoe weet je dat? O ja ... hij zei dat hij de Tweede Foundation had ontdekt en mijn moeder doodde hem vijf seconden later om te voorkomen dat Het Muildier het te weten zou komen, maar door haar daad werd het onmogelijk ooit met zekerheid vast te stellen of Mis werkelijk wist waar de Tweede Foundation zich bevond. Tenslotte heeft niemand na hem uit de in de bibliotheek aanwezige gegevens soortgelijke conclusies kunnen trekken.'
'Vergeet u niet dat Ebling Mis onder druk stond van Het Muildier.'
'Dat weet ik, maar daaruit kan ook worden geconcludeerd dat zijn geest op dat moment niet "normaal" kan worden genoemd. Wat weten wij van een geest die emotioneel beinvloed wordt door een ander; wat weten wij van de vermogens van zo'n geest; van zijn tekortkomingen? Hoe het ook zij ...
ik ga niet naar Trantor!'
Anthor fronste zijn wenkbrauwen. 'Maar waarom dan niet? Grote Ruimte nog aan toe, ik begrijp u niet. U ziet er tien jaar ouder uit dan u bent en u maakt kennelijk een verschrikkelijke tijd door. Op het ogenblik is hier niets van enig belang voor u te doen. Als ik in uw plaats stond zou ik onmiddellijk dat meisje gaan halen.'
'Natuurlijk! Dat wil ik ook. En daarom doe ik het niet! Kijk, Anthor. Tracht het nu eens te begrijpen. Jij - ik, wij spelen allebei een spelletje met machten die ons begrip in alle opzichten te boven gaan. Dat weet jij diep in je hart net zo goed als ik.
Wij weten nu al vijftig jaar dat de Tweede Foundation de werkelijke erfgenaam en leerling is van Seldon en zijn mathematica. Dat betekent - en ook dat weet jij - dat er niets in dit Galactisch Stelsel gebeurt waarmee geen rekening in hun berekeningen is gehouden. Voor ons is het leven een serie toevalligheden die wij opvangen door middel van improvisaties. Voor hen heeft het leven een doel en een zin en dient tegemoet te worden getreden met het resultaat van bepaalde berekeningen.
Maar ook zij bezitten hun zwakheden. Hun werk is statistisch en alleen de massale activiteiten van de mensheid zijn waarlijk onvermijdelijk. Op welke wijze ik een rol speel in deze voorspelbare loop der geschiedenis weet ik niet. Misschien bezit ik niet eens een 'rol' want het Plan laat het individu als individu zijn vrije wil. Toch ben ik belangrijk en zij - zij zullen, neem ik aan, op z'n minst mijn persoonlijke waarschijnlijke reacties hebben berekend.
Dat is dan ook de reden waarom ik hen met een onwaarschijnlijke reactie wil confronteren. Hoewel ik wanhopig verlang te vertrekken zal ik hier blijven. Nee, omdat ik er wanhopig naar verlang om te vertrekken, zal ik hier blijven!'
De jongeman glimlachte zuur. 'Misschien kennen zij uw eigen geest beter dan u hem zelf kent. Stel dat zij - u kennende - van te voren op de hoogte zijn van deze gedachtegang?'
'In dat geval is er geen ontsnappen mogelijk. Tenslotte zouden zij dan ook hebben kunnen voorzien dat ik naar Trantor zou gaan. Er zijn in deze eindeloze hypothetische reeks van zetten en tegenzetten maar twee mogelijkheden: hier blijven of naar Trantor gaan.
Trouwens, niet alles wat geschiedt draagt het stempel van de Tweede Foundation. Misschien hebben ze helemaal niets te maken met alles wat Arcadia doet. Misschien zal ze op Trantor in veiligheid zijn als wij hier allang niet meer leven.'
'Nee,' zei Anthor. 'Nu bent u er naast.'
'Weet jij dan een alternatieve oplossing?'
'Inderdaad - als u even naar mij wilt luisteren.'
'Ga je gang. Geduld heb ik genoeg.'
'Hoe goed kent u uw eigen dochter?'
'In hoeverre is het mogelijk om een ander te kennen? Waarschijnlijk is er een heleboel dat mij ontgaat.'
'Dat geldt ook voor mij, maar ik ben tenminste in staat haar objectief te beoordelen.
Om te beginnen is zij een uiterst romantisch meisje - enig kind van een geleerde die zijn leven in een ivoren toren heeft doorgebracht. Een meisje dat is opgegroeid in de onwezenlijke onwerkelijke wereld van video - en toekfilm-avonturen. Een meisje dat leeft in een zelfgeschapen fantasiewereld van spionage en intrige. , Daarbij komt dat ze intelligent is - intelligent genoeg om ons te slim ai te zijn. Tenslotte luisterde zij onze gesprekken af en slaagde erin met Munn naar Kalgan te gaan.
En tot slot: ze heeft een ziekelijke aanbidding voor haar grootmoeder die Het Muildier wist te verslaan.
Bent u het tot zover met mij eens? Goed dan. In tegenstelling tot u werd ik door Luitenant Dirige volledig op de hoogte gehouden en deze inlichtingen kloppen met de berichten die ik uit andere bronnen ontving. Zo weten wij bijvoorbeeld dat Munn's verzoek om het paleis van Het Muildier te bezoeken aanvankelijk door Lord Stettin werd afgewezen, maar plotseling werd toegestaan nadat Arcadia een gesprek had gehad met Lady Callia, de intieme vriendin van de Eerste Burger.'
'Hoe weet je dit allemaal?' viel Darell hem in de rede.
'Om te beginnen werd Munn door Dirige ondervraagd in verband met het opsporen van Arcadia. Verder is er nog Lady Callia. Men fluistert dat Stettin geen belangstelling meer voor haar heeft, maar dat hebben wij nog niet kunnen bevestigen. Stettin heeft haar nog niet door iemand anders vervangen. Niet alleen heeft zij kans gezien Stettin's aanvankelijke weigering wat het bezoek van Munn aan het paleis van Het Muildier betreft in een toestemming om te buigen - nee, zij zorgde er zelfs openlijk voor dat Arcadia kon ontvluchten. Niettemin bleef zij ongestraft - en dat terwijl er intensief naar Arcadia werd gezocht.'
'En wat is je conclusie uit deze stortvloed van losse gegevens?'
'Dat Arcadia's vlucht werd gearrangeerd.'
'Zoals ik al zei.'
'Ja, maar met dit verschil: Arcadia moet geweten hebben dat haar ontvluchting was gearrangeerd. Ze begreep dat men wilde dat ze naar de Foundation terug zou gaan, maar handelde naar eigen inzicht en ging naar Trantor.
Maar waarom Trantor?'
'Omdat dat de plaats was waar Bayta, haar aanbeden grootmoeder, naar toe vluchtte. Dat is het wat Arcadia bewust of onbewust heeft willen imiteren. Ik vraag mij af of Arcadia op de vlucht was voor dezelfde vijand.'
'Het Muildier?' vroeg Darell sarcastisch.
'Natuurlijk niet. Met "vijand" bedoel ik een kracht waartegen zij niet was opgewassen. Nee, ze was op de vlucht voor de Tweede Foundation, althans voor de invloed daarvan die zij op Kalgan ondervond.'
'Welke "invloed"?'
'Dacht u soms dat Kalgan vrij was van deze alomtegenwoordige bedreiging? We zijn het erover eens dat Arcadia's vlucht gearrangeerd was. Er werd een opsporingsactie tegen haar ondernomen en ze werd gevonden. Door Dirige. Hoe kwam dat? Omdat hij een der onzen is. Maar hoe wisten ze dat? Was het niet zo dat zij erop rekenden dat hij hen zou verraden?'
'Je schijnt te willen beweren dat zij haar opzettelijk hebben laten ontvluchten. Kom kom, Anthor. Maak het kort. Ik wil naar bed.'
'Goed. Ik zal kort zijn.' Anthor tastte naar de fotorecordings in zijn binnenzak. 'De hersengolven van Dirige,' zei hij achteloos. 'Opgenomen na zijn terugkeer.'
Zij lieten aan duidelijkheid niets te wensen over. Darell's gezicht was grauw toen hij Anthor de recordings teruggaf. 'Hij staat dus onder mentale controle.'
'Juist. Hij stond Arcadia toe te ontvluchten omdat hij een Tweede Foundationer is.'
'Zelfs terwijl hij wist dat ze naar Trantor zou gaan en niet naar Terminus.'
Anthor haalde zijn schouders op. 'Hij zou niet anders gekund hebben. Dirige is niet meer dan een werktuig. Arcadia volgde alleen maar de minst waarschijnlijke koers. Ze bevindt zich waarschijnlijk in veiligheid - althans voorlopig.'
Hij zweeg. Het kleine lampje van de video begon plotseling te flikkeren. Dat betekende dat er een extra-uitzending zou komen. Darell zag het ook en draaide uit gewoonte de video aan. Zij belandden in het midden van een zin, maar voor dat de nieuwslezer was uitgesproken, wisten zij dat de Hober Mallow, althans het wrak ervan, was gevonden en dat de Foundation voor het eerst na een halve eeuw opnieuw in oorlog was.
Op Anthor's gezicht was een harde trek verschenen. 'Goed. U hebt het gehoord, dr. Darell. Kalgan is tot de aanval overgegaan en Kalgan staat onder controle van de Tweede Foundation. Wilt u nu uw dochter volgen en naar Trantor vertrekken?'
'Nee. Ik wil het erop wagen. Ik blijf hier.'
'U bent minder intelligent dan uw dochter, dr. Darell. Ik vraag mij af in hoeverre u te vertrouwen bent.' Hij keek Darell een tijdlang onbewogen aan en verliet toen zonder verder een woord te zeggen het vertrek.
Darell bleef alleen achter, ten prooi aan onzekerheid, ja, misschien bijna aan wanhoop.
Intussen ging de video zonder dat iemand er aandacht aan schonk door met het uitzenden van opgewonden beeldgeluiden omtrent het eerste uur van de oorlog tussen Kalgan en de Foundation ...
17 Oorlog
De burgemeester van de Foundation trachtte tevergeefs het hekwerkje van haar opzij te vegen dat om zijn schedel hing. 'Al die verloren jaren!' zuchtte hij. 'De kansen die we voorbij hebben laten gaan! Ik wil niemand beschuldigen, dr. Darell, maar wij verdienen gewoon om verslagen te worden.'
'Ik zie geen enkele reden om geen vertrouwen in de loop der gebeurtenissen te hebben, sir,' sprak Darell rustig.
'Vertrouwen! Vertrouwen! Grote Ruimte nog aan toe, dr. Darell, waarop denkt u dat te kunnen baseren? Komt u eens mee ...'
Half leidend, half duwend, bracht hij Darell naar de doorschijnende eivorm die netjes op zijn kleine krachtveldonderstel rustte. Door een lichte aanraking van de hand van de burgemeester begon het te gloeien en binnenin werd een exact driedimensionaal model van de Galactische dubbelspiraal zichtbaar.
'Het gele gedeelte stelt de sector van de ruimte voor die door de Foundation wordt beheerst; het rode gedeelte staat onder beheer van Kalgan.'
Darell zag een rode bol die in een zich uitstrekkende gele vuist rustte en daardoor - behalve in de richting van het middelpunt - van alle kanten werd omsloten.
'De Galactografie is onze grootste vijand' sprak de Burgemeester. 'Onze admiraals doen geen moeite onze hopeloze strategische positie te verbergen.
Kijkt u maar eens. De vijand beschikt over verbindingslijnen. Zijn strijdmacht is geconcentreerd; hij kan ons van alle kanten met gemak aanvallen en zichzelf met een minimum aan troepen verdedigen.
Wij zijn verspreid. De gemiddelde afstand tussen twee bewoonde sectoren binnen de Foundation is bijna driemaal zo groot als die van Kalgan. Voor ons is bijvoorbeeld de afstand van Santanni naar Locris een reis van vijfentwintighonderd parsecs; voor hen maar achthonderd ...'
'Dat weet ik allemaal, sir' zei Darell.
'Begrijpt u dan niet dat dat onze nederlaag kan betekenen?'
'Oorlog is niet alleen een kwestie van afstanden. Wij kunnen niet verliezen.
Een nederlaag is uitgesloten.'
'Waarom denkt u dat?'
'Omdat ik mijn eigen opvattingen heb omtrent het Seldon Plan.'
'O' sprak de Burgemeester terwijl hij zijn handen die hij achter zijn rug hield heen en weer flapte, 'dus u rekent dus ook op de geheimzinnige hulp van de Tweede Foundation.'
'Nee. Alleen op het onvermijdelijke. Op moed en doorzettingsvermogen.'
Ondanks zijn zelfverzekerde houding begon hij toch innerlijk te twijfelen.
Wat zou er gebeuren als ... Anthor gelijk had en Kalgan een werktuig was in handen van deze mentale tovenaars. Stel dat zij zich tot doel hadden gesteld om de Foundation te vernietigen? Ach nee! Onzin.
Maar toch ...
Hij glimlachte verbitterd. Altijd maar turen, turen, naar de granieten muur - een muur die hem het gezicht belemmerde, maar die voor de vijand zo transparant als glas leek te zijn.
De Galactografische voordelen van de situatie waren ook Stettin niet ontgaan.
Stettin, Heer van Kalgan, stond voor een tweelingmodel van het apparaat waarvan ook de Burgemeester en dr. Darell zich hadden bediend.
Een schitterend admiraalsuniform omhulde zijn machtige gestalte. De karmozijnrode sjerp van de Orde van Het Muildier omspande diagonaalsgewijs zijn brede tors en op zijn linkerschouder schitterde de Zilveren Ster met de gekruiste kometen.
Hij richtte het woord tot de eveneens geuniformeerde leden van zijn generale staf en tot zijn Eerste Minister - een magere grijze man - die russen al dit geschitter in het niet scheen te verdwijnen.
'Het komt mij voor dat de beslissingen duidelijk omlijnd zijn' zei hij. 'Wij kunnen ons veroorloven te wachten. Voor hen zal iedere dag uitstel een ondermijning van hun moreel zijn. Als zij alle delen van hun rijk trachten te verdedigen zullen hun strijdkrachten verdeeld zijn. Wij kunnen dan zowel hier als daar gelijktijdig tot de aanval overgaan.' Hij wees naar het Galactische model waar twee helder witte schachten vanuit de gele vuist de rode bal doorboorden en Terminus van twee kanten isoleerden.
'Hierdoor wordt hun vloot in drie delen verdeeld die wij afzonderlijk kunnen verslaan. Als zij zich samentrekken, geven zij tweederde van hun rijk vrijwillig op waardoor zij rebellie riskeren.'
Het was de snerpende stem van de Eerste Minister die de daarop volgende stilte doorbrak. 'In zes maanden tijd zal de Foundation zes maanden sterker geworden zijn. Zij beschikken over grotere hulpbronnen dan wij. Hun vloot is wat het aantal eenheden betreft, sterker dan de onze en wat mankracht betreft beschikken zij over onuitputtelijke hoeveelheden. Volgens mij zou een snelle aanval veel veiliger zijn.'
Het was duidelijk dat zijn stem van alle aanwezigen het minste gezag had. Lord Stettin glimlachte en maakte een afwijzend gebaar met zijn hand.
'Die zes maanden - of dat jaar voor mijn part - zullen ons niets kosten.
De Foundation is niet in staat om zich voor te bereiden - ze zijn er ideologisch niet toe in staat. Zij zijn er volkomen van overtuigd dat het de Tweede Foundation is die hen zal redden, maar dat zal ditmaal niet gebeuren.'
Er klonk onrustig geschuifel.
'Ik krijg de indruk dat het u aan het nodige vertrouwen ontbreekt' sprak Stettin. Zijn stem klonk kil. 'Moet ik opnieuw de rapporten citeren van onze geheime agenten of de gegevens noemen die Homir Munn, de voormalig agent van de Foundation die thans in... hm ... onze dienst is, heeft verzameld? Kom heren, laten we deze zitting opheffen.'
Toen Stettin naar zijn prive-vertrekken terugkeerde lag de verstarde glimlach nog op zijn gezicht bestorven. Hij verwonderde zich soms over die Homir Munn. Een vreemde weke kerel die zeker niet aan de aanvankelijke verwachtingen beantwoordde. En toch ... toch wist hij de meest interessante gegevens te verstrekken - vooral als Callia in de buurt was.
Zijn glimlach verbreedde zich. Dat stomme dikke wijf kon af en toe toch nuttig zijn. In ieder geval wist ze meer uit Munn los te krijgen dan hij, en met veel minder moeite. Waarom gaf hij haar eigenlijk niet aan Munn? Hij fronste zijn wenkbrauwen. Die Callia met haar stomme jaloezie! Grote Ruimte nog aan toe! Als hij dat Darell-meisje... Waarom had hij Callia de hersens indertijd niet ingeslagen? Hij begreep zelf niet helemaal waarom hij dat niet gedaan had.
Misschien wel omdat ze zo goed met Munn kon opschieten. En Munn had hij nodig. Munn had aangetoond dat Het Muildier in ieder geval niet in het bestaan van de Tweede Foundation had geloofd en dat was nou net wat zijn generaals nodig hadden.
Graag had hij de bewijzen daarvoor vrijgegeven, maar het was beter dat de Foundation bleef geloven in de niet-bestaande steun van de Tweede Foundation. Was het Callia niet die dat beweerd had? Ja, inderdaad! Ze had gezegd dat...
Wat een onzin. Dat kon ze niet gezegd hebben! En toch ... Hij schudde met zijn hoofd en liep verder.
18 Een Schim Van Een Wereld
Trantor was als een ruine in barensweeen. Gezet als een dof geworden juweel te midden van een overstelpende hoeveelheid sterren in het centrum van de Galaxis, tussen hoog opgetaste sterrentrossen in doelloze overvloed droomde deze planeet zowel van haar verleden als van haar toekomst.
Er was een tijd geweest dat onzichtbare leidsels zich vanaf haar metalen mantel tot aan de randen der ruimte uitstrekten.
Een massale City was Trantor geweest - een centrum waarin vierhonderd miljard administratieve ambtenaren waren gehuisvest; de machtigste hoofd stad die ooit had bestaan.
Tot... het ogenblik waarop het Imperium het in zijn greep kreeg en na de Grote Plundering - nu een eeuw geleden - de stad werd gebrandschat en de macht ervan voor altijd gebroken scheen In de fel brandende ruines van de dood begon de metalen mantel die de planeet omklemde te rimpelen en om te krullen en de stad zakte in elkaar tot een pijnlijke bespotting van haar eigen grootheid.
De overlevenden wrikten de metalen platen los en verkochten die aan andere planeten in ruil voor zaden en vee. De aarde werd opnieuw blootgelegd.
De planeet herkreeg haar oorspronkelijke gedaante en in steeds groter wordende arealen waar op primitieve wijze landbouw werd bedreven, werd het kolossale en indrukwekkende verleden langzaam vergeten en zou door iedereen zijn vergeten als de machtige ruines zich niet in een verbitterd zwijgen ten hemel hadden verheven.
Arcadia keek bewogen naar de metalen rand die de horizon afsloot. De kleine dorpsgemeenschap waarin de Palvers woonden, was niet meer dan een gehucht - klein en primitief en de omringende velden waren goudgele van karrensporen doorploegde uitgestrektheden.
Maar daar - even voorbij de grens van het geheugen - bevond zich de herinnering aan het verleden in al zijn ongeschonden glorie. Sinds ze een maand geleden op Trantor was aangekomen, was ze er eenmaal geweest. Ze had gewandeld op gladde trottoirs en zich gewaagd in zwijgende, stoffige bouwwerken waar het licht slechts naar binnen drong door gaten en spleten in muren en binnenmuren.
Het was een soort heiligschennis geweest. Met kletterende voetstappen was ze naar buiten gerend; waar de aarde opnieuw zacht was. Daarna kon ze er alleen maar vol verlangen naar terugblikken. Er opnieuw heengaan dorst ze niet meer.
Ergens in de buurt van de oude Imperiale Bibliotheek - de oude kern van Trantor - was ze geboren. De oude Bibliotheek! Het Heilige der Heiligen! Het enige gebouw op Trantor dat de Grote Plundering had overleefd en een eeuw lang onaangetast was gebleven als een soort uitdaging van het universum.
De oude Imperiale Bibliotheek. De plaats waar Hari Seldon en de zijnen hun geheimzinnige web hadden gesponnen; waar Ebling Mis tot het geheim was doorgedrongen en tot stomheid geslagen in zijn stoel was blijven zitten tot men hem had gedood om te verhinderen dat het geheim in verkeerde handen terecht zou komen.
De oude Imperiale Bibliotheek, waar haar grootouders tien jaar hadden gewoond tot Het Muildier was gestorven en zij weer naar de Foundation hadden kunnen terugkeren; waar ook haar eigen vader later - samen met zijn bruid - was teruggekeerd om de Tweede Foundation te zoeken. Zonder resultaat overigens.
De oude Imperiale Bibliotheek - waar ze geboren was en waar haar moeder was gestorven! Arcadia zou de Bibliotheek graag bezocht hebben, maar Preem Palver had met zijn ronde hoofd geschud. 'Dat is duizenden mijlen ver weg, Arkady, en er is hier zoveel te doen. Trouwens - het is een heiligdom ...'
Maar Arcadia wist dat hij geen zin had om de Bibliotheek te bezoeken; dat hij een bijgelovige angst koesterde - de angst van de dwergen van het heden voor de reuzen van het verleden.
Toch zou het afschuwelijk zijn om hun dit kwalijk te nemen. Ze was nu bijna drie maanden op Trantor en zowel hij, Pappa, als zij, Mamma, waren verschrikkelijk aardig voor haar geweest.
Trouwens - wat betekende haar terugkeer naar Trantor? Had ze hun verteld dat men erop uit was haar te vernietigen? Nee! Ze werd bijna ondraaglijk gekweld door haar geweten, maar ze had geen andere keuze.
Met tegenzin liep ze de trap af om te ontbijten ...
Preem Palver schoof met een ruk van zijn korte dikke nek zijn servet nissen zijn boord en haalde met duidelijke tevredenheid zijn bord met gepocheerde eieren naar zich toe.
'En hoe is het in de stad, Pappa?' vroeg Mamma zonder belangstelling terwijl zij haar ogen op de tafel gericht hield en het zout zocht.
'Niet zo best. Er is een schip uit Kalgan aangekomen met kranten aan boord.
Er is een oorlog uitgebroken.'
'Een oorlog! Zo. Nou, laten ze maar flink met de koppen tegen elkaar stoten als ze toch geen hersens hebben. Heb je je salaris al ontvangen? Luister, Pappa, zeg jij maar eens tegen die ouwe Cosker dat dit niet de enige cooperatie is. Het is al erg genoeg dat ze je zo weinig betalen, dat ik er niet eens met onze kennissen over durf te praten, maar ze zouden op z'n minst kunnen proberen je op tijd te betalen!'
'Op tijd? Schijt!' zei Pappa geirriteerd. 'Verpest alsjeblieft m'n ontbijt niet met dat domme gepraat!' en drukte met zijn mes zijn beboterde toast in stukken. 'Het gaat om een oorlog tussen de Foundation en Kalgan' vervolgde hij iets kalmer. 'Het is al twee maanden aan de gang.' Met zijn handen bootste hij een ruimtegevecht na.
'Hmhm. En hoe staat de zaak ervoor?'
'De Foundation is er slecht aan toe. Nou ja, je bent op Kalgan geweest. Niet anders dan soldaten. Zij hadden alles voorbereid. De Foundation niet - enfin, je begrijpt het wel...'
Mamma legde plotseling haar vork neer. 'Idioot!' siste ze.
'He? Wat?'
'Stommeling! Kun je dan ook nooit je mond eens houden?' Ze wees snel met haar vinger. Pappa keek over zijn schouder. Arcadia stond verstard in de deuropening.
'Is de Foundation in oorlog?' vroeg ze.
Pappa keek Mamma hulpeloos aan en knikte.
'En verliezen ze?'
Pappa knikte opnieuw.
Arcadia had het gevoel of haar keel werd dichtgesnoerd. 'Is er geen hoop meer?' vroeg ze terwijl ze langzaam op de tafel toeliep.
'Geen hoop meer?' herhaalde Pappa geveinsd optimistisch. 'Wie heeft dat gezegd? Tijdens een oorlog kan er van alles gebeuren en ... en .. ' 'Ga zitten schat,' zei Mamma kalmerend. 'Het is niet goed om zoveel te praten als je nog niet ontbeten hebt.'
Maar Arcadia negeerde haar. 'Zijn de Kalganen op Terminus geland?'
'Nee' zei Pappa. 'Het nieuws is van verleden week en Terminus biedt nog steeds weerstand. Eerlijk waar. En de Foundation is nog steeds sterk. Zal ik de kranten voor je halen?'
Ze las de kranten terwijl ze iets probeerde te eten en haar ogen schoten vol tranen. Santanni en Korell waren verloren - hadden zich zonder slag of stoot overgegeven. Een deel van de vloot van de Foundation was in de Ifni-sector in de val gelopen en op een schip na vernietigd. De Foundation was nu gereduceerd tot de Vier-Koninkrijken-Kern - het oorspronkelijke Rijk dat was gesticht door Salvor Hardin, de Eerste Burgemeester. Er werd evenwel nog tegenstand geboden en misschien bestond er nog een kans.
Wat er ook gebeurde - ze moest haar vader waarschuwen. Ze moest hem op een of andere manier zien te bereiken! Maar hoe, nu deze oorlog aan de gang was? 'Gaat u binnenkort weer op reis, meneer Palver? Voor zaken bedoel ik.'
Pappa zat in zijn grote stoel te zonnen in de voortuin. Hij hield een dikke sigaar tussen zijn vingers en zag eruit als een gelukzalige mopshond.
'Een nieuwe zakenreis?' herhaalde hij lui. 'Wie weet. Mijn vakantie is nog niet om. Waarom over nieuwe zakenreizen gesproken? Ben je onrustig, Arcadia?'
'Ik? Nee, ik vind het fijn hier. U en uw vrouw zijn erg goed voor me.'
Preem Palver maakte een afwerend gebaar.
'Eigenlijk moest ik aan de oorlog denken' vervolgde Arcadia.
'Dat moet je niet doen, Arcadia. Je kunt er toch niets aan doen.'
'Nee, maar ik dacht aan het feit dat de Foundation bijna al haar landbouwplaneten heeft verloren. Ze zullen wel op rantsoen zijn.'
Pappa keek verontrust voor zich uit. 'Maak je maar geen zorgen. Ze redden zich wel.'
Arcadia luisterde nauwelijks. 'Ik wou dat ik ze aan eten kon helpen. Weet u, nadat Het Muildier was overleden en de Foundation in opstand kwam, was Terminus een tijdlang van de buitenwereld afgesloten. Generaal Han Pritcher die Het Muildier een tijdlang opvolgde, heeft Terminus toen een tijdlang belegerd. Er was op Terminus bijna niets meer te eten en vader vertelde dat zijn vader hem verteld had hoe ze ten slotte gedroogde aminozuur-concentraten moesten eten die een verschrikkelijke smaak hadden. Een ei kostte toen tweehonderd kredieten.' Ze zweeg even.
'Weet u wat ik geloof?' vervolgde ze. 'Ik geloof dat ze op Terminus nu graag smokkelaarsprijzen voor levensmiddelen zouden willen betalen. Misschien wel drie of vier maal zo veel als normaal. Tjonge - als een of andere cooperatie zoals hier op Trantor bijvoorbeeld dat zaakje op zich zou nemen, zouden ze misschien een paar schepen verliezen, maar voor de oorlog voorbij is, zouden ze allemaal miljonairs zijn. De Foundation Kooplieden van vroeger deden niet anders. Als er oorlog was verkochten ze alles wat nodig was en namen de kansen op de koop toe. Soms verdienden ze aan een zo'n tocht meer dan twee miljoen dollar - winst, bedoel ik.'
Pappa's sigaar was uitgegaan. 'Levensmiddelensmokkel, bedoel je. Nou ja, de Foundation is zo ver weg.'
'O ja, dat weet ik. Van hier uit zal het wel niet mogelijk zijn. Met een gewoon linieschip zou je waarschijnlijk niet verder komen dan Massena of Smushyk. Vandaar uit zou je een kleine verkenner moeten huren om door de linies heen te glippen.'
Pappa wreef met zijn hand over de leuning van zijn stoel en dacht na.
Twee weken later waren alle details voor de handelsmissie geregeld.
Mamma ging onafgebroken tegen hem te keer en zei dat het zelfmoord was - vooral toen hij hardnekkig weigerde haar mee te nemen.
'Kom Mamma, gedraag je niet als een oude dame. Ik kan je echt niet meenemen. Dit is mannenwerk. Dacht je soms dat oorlog kinderspel is?'
'Maar waarom ga jij dan? Dacht je soms dat jij een man was, ouwe idioot.
Je staat met een been in het graf. Laat die jonge mensen toch gaan en niet zo'n dikke kaalkop als jij!'
'Ik heb geen kale kop' sprak Pappa uit de hoogte. 'En waarom zou ik niet eens wat geld verdienen? Waarom een of andere jonge man? Luister nou, dit kan miljoenen opbrengen.'
Dat begreep Mamma en daarom hield ze zich in.
Vlak voor zijn vertrek ging Arcadia naar hem toe.
'Dus u gaat toch naar Terminus?' vroeg ze.
'Waarom niet? Je hebt zelf gezegd dat ze brood, rijst en aardappels nodig hebben .. / 'Als u naar Terminus gaat zou ik u iets willen vragen: Zou u mijn vader willen opzoeken?'
Pappa's gezicht was plotseling een en al vriendelijkheid. 'Natuurlijk beste meid. Ik zal hem vertellen dat het je goed gaat en dat ik je terug breng zodra de oorlog voorbij is.'
'Dank u. Ik zal u vertellen waar u hem kunt vinden. Zijn naam is dr. Toran Darell en hij woont in Stanmark - dat is even buiten Terminus City. We wonen op Channel Drive 55.'
'Wacht even. Laat ik dat opschrijven.'
'Nee nee.' Arcadia stak haastig haar arm uit. 'U moet niets opschrijven. U moet het gewoon in uw geheugen prenten en niemands hulp inroepen.'
Pappa keek verbaasd, en haalde toen zijn schouders op. 'Goed dan. Channel Drive 55 in Stanmark buiten Terminus City. Klopt dat?'
'Nog een ding.'
'Ja.'
'Zou u hem namens mij iets willen zeggen?'
'Natuurlijk.'
'Laat ik het even in uw oor fluisteren.'
Hij boog zijn dikke ronde hoofd naar haar toe en Arcadia fluisterde iets in zijn oor.
Pappa zette een paar grote ogen op. 'Is dat het? Maar dat betekent niets.'
'O ja. Mijn vader zal het wel begrijpen. Herhaalt u maar precies wat ik u gezegd heb. Precies zo. Zult u het niet vergeten?'
'Hoe zou ik dat kunnen vergeten? Vijf woordjes. Luister. . / 'Nee nee!' Arcadia huppelde opgewonden heen en weer. 'Herhaalt u het niet.
Vertelt u het alstublieft aan mijn vader en aan niemand anders. Belooft u mij dat?'
Pappa haalde opnieuw zijn schouders op. 'Goed. Ik beloof het je!'
'Gelukkig/ zei ze bedroefd toen hij het pad afliep naar de luchttaxi die hem naar de ruimtehaven zou brengen. Ze vroeg zich af of zij zijn doodvonnis had ondertekend - of ze hem ooit nog terug zou zien.
Ze durfde nauwelijks Mamma weer onder ogen te zien. Die lieve goeie Mamma! Als het allemaal voorbij was kon ze er misschien beter een eind aan maken.
19 Het Einde Van De Oorlog
<QUORISTON. DE SLAG BIJ>
... De slag bij Quoriston werd geleverd op 9-17377 F.E. lussen de strijdkrachten van de foundation en die van Lord Stettin van Kalgan. Het was de laatste ruimteslag van enige betekenis gedurende het Interregnum... <ENCYCLOPEDIA GALACTICA>
In zijn nieuwe functie als oorlogscorrespondent zag Jole Turbor zich gehuld in een marine-uniform en dat beviel hem best. Bovendien vond hij het prettig dat zijn verhalen werden uitgezonden.
Niet dat de strijd van de Foundation gepaard was gegaan met veel belangrijke overwinningen, maar het was nog steeds mogelijk een filosofisch standpunt ten aanzien van de hele zaak in te nemen. Na zes maanden was de harde kern van de Foundation nog steeds onaangeroerd en dat gold ook voor de Vloot, die na recente aanwinsten sterker was dan tijdens de nederlaag bij Ifni.
Intussen was ook de planetaire defensie versterkt. De manschappen van het leger waren beter getraind en een groot deel van de Kalgaanse strijdkrachten werd vastgehouden in de zogenaamde 'bezette' gebieden.
Op het ogenblik was Turbor gedetacheerd bij de Derde Vloot die zich in de randgebieden van de Anacreoonse Sector bevond. In overeenstemming met zijn opzet om van deze oorlog een oorlog van de 'kleine man' te maken, was hij bezig met het interviewen van Fennel Leemor, boordwerktuigkundige derde klasse en vrijwilliger.
'Vertel ons eens iets over jezelf, meester,' zei Turbor.
'Nou, wat zal ik zeggen. Veel te vertellen is er niet.' Leemor schuifelde met zijn voeten en op zijn gezicht verscheen een flauwe beschroomde glimlach.
'Ik kom uit Locris. Kreeg een job in een fabriek van luchttaxi's met een goed loon. Ik ben gehuwd en ik heb twee kindertjes. Allebei meiden. Zou ik ze goeiendag mogen zeggen. Misschien luisteren ze wel.'
'Ga je gang, meester. De Video staat tot je beschikking.'
'Da's fijn, meneer. Dank u!' Hij aarzelde even. 'Hallo Milla. Met mijn gaat het goed. Hoe gaat het met jou? En hoe gaat het met Sunni en Tomma? Ik denk steeds aan jullie. Ik heb jullie voedselpakket gekregen, maar ik stuur het terug. Wij krijgen hier genoeg te eten en jullie zullen het beter kenne gebruiken. Dag allemaal.'
'Als ik op Locris kom, ga ik haar opzoeken, meester. En ik zal ervoor zorgen dat ze genoeg te eten krijgen. Oke?'
De jongeman begon breeduit te glimlachen en knikte. 'Dank u, meneer Turbor. Dat is erg aardig van u.'
'Goed zo. Vertel ons eens: je bent vrijwilliger nietwaar?'
'Allicht! Als er geknokt wordt hoeven ze mij er niet met de haren bij te slepen. Ik nam vrijwillig dienst toen het bericht doorkwam over de Hober Mallow.'
'Dat is nog eens de goeie houding! Heb je veel acties meegemaakt? Ik zie dat je twee gevechtssterren draagt.'
'Bah!' De zeeman spuwde op de grond. 'Dat waren geen gevechten. Dat waren achtervolgingen. Die Kalganezen vechten alleen als ze vijf tegen een zijn en dan proberen ze alleen onze schepen van de rest af te snijden. En een neefje van me die op de ouwe Ebling Mis dienst deed bij Ifni, zegt dat ze daar precies hetzelfde deden. De vijand verloor daar tweemaal zoveel schepen als wij.'
'Dus je denkt dat we deze oorlog zullen winnen?'
'Nou reken maar. We zijn nu al niet meer op de terugtocht. Trouwens als alles mis zou gaan, hebben we altijd de Tweede Foundation nog. We hebben nog steeds het Seldon Plan en dat weten ze donders goed!'
Er verscheen een ietwat bedenkelijke trek om Turbor's mond.
'Je rekent dus op de Tweede Foundation?'
Het antwoord kwam verbaasd. 'Natuurlijk! Dat doet iedereen toch?'
Tippellum, een jonge officier stapte na de uitzending het kantoor van Turbor binnen. Hij bood de correspondent een sigaret aan en schoof zijn pet achter op zijn hoofd.
'We hebben een gevangene' zei hij.
'O ja?'
'Een of andere halve gare. Beweert dat hij neutraal is - diplomatiek onschendbaar en dat soort praatjes. Ik geloof dat ze niet weten wat ze met hem aanmoeten. Hij heet Palvro ... Palver of zoiets en beweert dat hij van Trantor komt. Ik snap bij de Ruimte niet wat hij in de oorlogszone doet.'
Turbor zwaaide zijn benen over de randen van zijn kooi. Het tukje dat hij van plan was geweest te doen, was vergeten. Hij kon zich het laatste interview met Darell nog goed herinneren. Dat was op de dag geweest dat de oorlog uitbrak.
'Preem Palver,' zei hij. Het klonk als een officiele verklaring.
Tippellum zweeg. De rook van zijn sigaret kringelde uit zijn mondhoek omhoog. 'Ja' zei hij. 'Hoe in de Ruimte weet jij dat?'
'Laat maar. Mag ik hem spreken?'
'Spreken? Nou, daar kan ik niet over beslissen. Hij is bij de Ouwe die hem een verhoor wil afnemen. Iedereen denkt dat hij een spion is.'
'Zeg jij dan maar tegen de Ouwe dat ik hem ken - als hij tenminste degene is die hij zegt te zijn ... Ik neem de verantwoording op me.'
Kapitein Dixyl van het vlaggenschip van de Derde Vloot keek zonder onderbreking naar de Grote Detector. Geen enkel schip kon vermijden een bron van radioactiviteit te zijn - zelfs als het volkomen stil lag - en ieder brandpunt van deze straling verscheen als een klein vonkje in het driedimensionale veld. Alle schepen van de Foundation waren gesignaleerd en nu ook die kleine spion was opgepikt die beweerde neutraal te zijn, was er geen vonkje meer te bekennen. Even had het vreemde schip beroering in de kapiteinshut verwekt, maar zoals de zaken er nu voorstonden ...
'Bent u er zeker van dat het in orde is?' vroeg Dixyl.
Commandant Cenn knikte. 'Ik zal mijn eskader door de hyperruimte voeren: radius 10000 parsecs; theta, 268,52 graden; phi, 84,15 graden. Terugkeer oorsprong te 1330. Totale duur afwezigheid 11,83 uur-' 'Juist. En nu gaan we, zowel wat tijd als wat ruimte betreft, het exacte punt van terugkeer bepalen. Hebt u dat begrepen?'
'Jawel kapitein!' Hij keek op zijn polshorloge. 'Mijn schepen zullen te 0140 gereed zijn.'
'Akkoord' zei kapitein Dixyl.
Het eskader Kalgaanse schepen was nu buiten het bereik van de detectors maar dat zou niet lang meer zo blijven. Zonder het eskader van Cenn zouden de strijdkrachten van de Foundation sterk in de minderheid zijn. De kapitein voelde zich tamelijk zeker van zijn zaak. Tamelijk.
Preem Palver keek bedroefd om zich heen. Eerst naar de broodmagere, lange admiraal; toen naar de anderen die marine-uniformen droegen en tenslotte raar de grote dikke man met de open kraag die had gezegd dat hij hem spreken wilde.
'Ik ben mij volkomen bewust van het gevaar van de situatie, admiraal,' sprak Jole Turbor, 'maar ik verzeker u dat ik door enkele minuten met hem te praten de huidige onzekerheid kan opheffen.'
'Maar waarom kunt u hem dan niet ondervragen terwijl ik erbij ben?'
Er verscheen een koppige uitdrukking op Turbor's gezicht. 'Luister Admiraal' zei hij, 'zolang ik bij de Derde Vloot gedetacheerd ben geweest, hebt u een uitstekende pers gehad. Als u wilt kunt u uw mannen buiten laten posten en zelf over vijf minuten terugkeren. Laat mij alstublieft mijn gang gaan en uw public relations zullen er niet onder lijden. Begrijpt u mij ?'
De admiraal had hem begrepen.
Toen ze alleen waren richtte Turbor zich tot Palver. 'Snel... hoe heet het meisje dat je ontvoerd hebt?'
Palver keek hem alleen maar met grote verbaasde ogen aan en schudde met zijn hoofd.
'Luister,' zei Turbor. 'Ik waarschuw je. Als je geen antwoord geeft, word je als een spion beschouwd en spionnen worden in tijd van oorlog zonder pardon vernietigd.'
'Arcadia Darell!' stamelde Palver.
'Juist. En? Is ze in veiligheid?'
Palver knikte.
'Weet je dat heel zeker?'
'Ze is gezond en in veilige handen' zei Palver zwakjes.
De admiraal was inmiddels teruggekeerd. 'En?' vroeg hij.
'Deze man is geen spion. Ik sta volkomen voor hem in.'
'Werkelijk?' De admiraal fronste de wenkbrauwen. 'Dan is hij inderdaad vertegenwoordiger van een cooperatie op Trantor die een handelsovereenkomst met Terminus wil sluiten voor het leveren van graan en aardappels.
Nou, goed dan, maar ik kan hem nog niet laten gaan.'
'Waarom niet?' vroeg Palver.
'Omdat we midden in een slag zitten. Als het voorbij is - en wij nog in leven zijn - zullen we u naar Terminus brengen.'
De Kalgaanse schepen die verspreid in de ruimte lagen, ontdekten de schepen van de Foundation op onvoorstelbaar grote afstanden en werden op hun beurt weer door de schepen van de Foundation ontdekt. Als kleine vuurvliegjes bewogen zij zich over eikaars Detectorschermen.
De admiraal van de Foundation fronste zijn wenkbrauwen. 'Dit moet hun hoofdmacht zijn. Kijk maar eens naar het aantal gevechtsschepen.' Hij zweeg even. 'Toch zullen ze niet tegen ons op kunnen. Vooral niet als we op Cenn kunnen rekenen, tenminste.'
Commandant Cenn was uren tevoren vertrokken - onmiddellijk nadat de vijand was gesignaleerd. De plannen konden nu niet meer veranderd worden. Het kon vriezen het kon dooien, maar de admiraal voelde zich op zijn gemak.
Men ging voort met het observeren van de vuurvliegjes die zich in de fonkelende patronen over het scherm bewogen als in een dodelijk ballet.
De vloot van de Foundation trok zich langzaam terug. Er gingen uren voorbij en de vloot lokte de vijand tergend langzaam uit zijn koers.
Volgens krijgsplan was er een bepaalde sector van de ruimte die door de schepen van Kalgan bezet moest blijven en waaruit de schepen van de Foundation zich langzaam terugtrokken. De vijandelijke schepen die deze sector verlieten werden aangevallen en vernietigd; de schepen die in de sector bleven werden ongemoeid gelaten. Het hing allemaal af van de tegenzin van Lord Stettin's schepen om tot de aanval over te gaan en ... van hun bereidheid om in de sector te blijven waar zij niet werden aangevallen.
Kapitein Dixyl keek onbewogen op zijn polshorloge. Het was 1310.
'We hebben nog twintig minuten,' zei hij.
Zijn luitenant, die naast hem stond, knikte gespannen. Tot dusver schijnt alles goed te gaan, kapitein. We hebben ongeveer 90% van hun vloot ingesloten. Als we dat zo kunnen houden dan ...'
'Ja ja. Als ...'
De schepen van de Foundation drongen nu weer op - heel langzaam, net niet vlug genoeg om de Kalgaanse Vloot te laten terugtrekken en net vlug genoeg om hen niet tot de aanval te laten overgaan.
Om 1325 dreunde de zoemer van de admiraal aan boord van alle vijfenzeventig schepen van de Foundation. De voorwaartse snelheid werd onmiddellijk tot een maximum opgevoerd.
De Kalgaanse schepen kwamen nu ook onmiddellijk in actie en richtten hun energiestralenbundels op de vijand. Al hun driehonderd schepen concentreerden zich gelijktijdig in dezelfde richting op de aanvallers die meedogenloos en roekeloos naar voren drongen en ...
Om 1330 verschenen uit het niets de vijftig schepen van commandant Cenn - een onverwachte sprong uit de hyperruimte naar een exact bepaald tijdruimte-punt - om de niets vermoedende vijand van achteren aan te vallen.
De val die was uitgezet, werkte uitstekend.
De Kalgaanse vloot was nog steeds in de meerderheid, maar hun eerste reactie was gericht op ontvluchten. Er ontstond verwarring en na enige tijd kreeg de strijd het aanzien van een klopjacht. Van de driehonderd schepen bereikten er maar zestig, in zwaarbeschadigde toestand, Kalgan. De Foundation verloor slechts acht van het totaal van 125 schepen.
Preem Palver landde op Terminus tijdens het hoogtepunt van de feestelijkheden en voordat hij weer vertrok had hij twee dingen bereikt en een verzoek ontvangen.
De twee dingen die hij had bereikt, waren: i. Het sluiten van een overeenkomst volgens welke Palvers Cooperatie een jaar lang maandelijks tegen oorlogsprijzen, bepaalde levensmiddelen aan Terminus zou leveren. 2. Het overbrengen aan dr. Darell van de vijf woordjes die Arcadia in zijn oor had gefluisterd.
Dr. Darell had hem enkele ogenblikken stomverbaasd aangestaard en had vervolgens het verzoek tot hem gericht. Of hij het antwoord aan Arcadia wilde doorgeven. Het antwoord luidde: 'Kom terug. Er dreigt geen gevaar meer.'
Lord Stettin was buiten zichzelf van woede. Hij had al wekenlang niet goed geslapen en zich al drie dagen niet geschoren.
Ook aan Lev Meirus had hij niets. Zijn eerste minister stond als gewoonlijk kalm langs de plooi te strijken die van zijn neus naar zijn kin liep.
'Nou, waarom doe je niets?' schreeuwde Stettin. 'We zijn verslagen, hoor je.
Verslagen! En waarom? Waarom weet ik niet. Begrijp jij misschien waarom we verslagen zijn?'
'Ik denk van wel,' zei Meirus kalm.
'Verraad, natuurlijk!' siste Stettin. 'Je wist dat er verraad was en dat heb je voor mij verzwegen. Eerst heb je de idioot gediend die ik van zijn plaats gewipt heb en nu denk je de eerste de beste smerige schoft te kunnen dienen die mij zal vervangen. Als dat zo is zal ik je smerige ingewanden uit je lijf laten rukken en ze voor je ogen laten verbranden!'
Meirus bleef onbewogen. 'Ik heb u mijn bedenkingen menigmaal meegedeeld, maar u gaf de voorkeur aan de opinie van anderen omdat dat meer in het straatje van uw ijdele ego paste. De zaken hebben een keer genomen die nog erger is dan ik mij heb kunnen voorstellen. Als u geen zin hebt nu naar mij te luisteren, zegt u het dan!'
Stettin staarde hem met roodomrande ogen en gebalde vuisten aan.
'Spreek op, grauwe slak. Spreek!'
'Ik heb u er vaak op gewezen dat u niet Het Muildier bent. U mag dan uw schepen in uw macht hebben, maar u hebt geen macht over de gedachten van uw onderdanen. Beseft u wel met wie u in oorlog bent? U bent in oorlog met de Foundation - de Foundation die nooit is verslagen - de Foundation die wordt beschermd door het Seldon Plan - de Foundation die bestemd is eens het nieuwe Imperium te stichten.'
'Er bestaat geen Plan meer volgens Munn.'
'Dan heeft Munn zich vergist. Trouwens, als hij gelijk had, wat dan? U en ik, sir, vertegenwoordigen het volk niet. De mannen en de vrouwen van Kalgan en van de bijbehorende planeten evenals alle bewoners van dit deel van de Galaxis koesteren een diepgeworteld geloof in het Seldon Plan. Vierhonderd jaar geschiedenis hebben bewezen dat de Foundation niet verslagen kan worden ...'
'En Het Muildier dan?'
'Inderdaad, maar de acties van Het Muildier waren niet te voorspellen. Uw acties wel. En daarom trekken uw schepen ten strijde - vrezend voor een nederlaag die uit een onbekende richting kan komen. De onzichtbare mazen van het net van het Plan hangen als een dreiging boven de hoofden van de bemanningen en doet hen aarzelen bij de aanval. Daarentegen vervult het Plan de tegenpartij met zelfvertrouwen terwijl ook het moreel ondanks de tegenslagen erdoor in stand wordt gehouden. En waarom ook niet? Tenslotte heeft de Foundation - ondanks aanvankelijke tegenslagen - uiteindelijk altijd de overwinning behaald.
En hoe staat het met uw moreel, sir? O ja, uw eigen gebied is nog niet bezet en er bestaat nog geen gevaar voor invasie. Toch bent u verslagen en niets in u gelooft meer in een overwinning.
Ik raad u daarom aan door de knieen te gaan - vrijwillig door de knieen te gaan, want dat is de enige manier om nog iets te redden. Laat Homii Munn vrij. Stuurt u hem terug naar de Foundation, met vredesvoorstellen!'
Stettin klemde knarsetandend zijn lippen op elkaar. Maar bestond er een andere keuze? Op de eerste dag van het nieuwe jaar verliet Munn opnieuw Kalgan. Er waren intussen zes maanden voorbij gegaan - zes maanden waarin oorlog had gewoed.
Hij was gekomen als een gewone burger en nu verliet hij Kalgan - zij het niet officieel - als ambassadeur van de vrede.
Wat evenwel het meest veranderd was, was zijn aanvankelijke bezorgdheid omtrent de Tweede Foundation. Hij moest er innerlijk om lachen en stelde zich in gedachten tot in details voor hoe dr. Darell en die jonge energieke Anthor zouden reageren op hetgeen hij hun te vertellen had - wat hij hen allen te vertellen zou hebben . ..
Hij wist het. Ja, hij, Homir Munn, was eindelijk achter de waarheid gekomen.
20 'Ik Weet . . .'