Eerste sessie

Ik dacht dat ik er wel aan toe was, Nadine. Na al die jaren van therapie, na al die gesprekken die we erover hebben gevoerd, heb ik het ten slotte gedaan: ik heb mijn biologische moeder opgezocht. Bij die beslissing heb jij een grote rol gespeeld – ik wilde je laten zien hoeveel impact je op mijn leven hebt gehad, hoe ik ben gegroeid, hoe stabiel ik nu ben. Hoe evenwichtig. Jij hebt altijd gezegd: ‘Balans is de sleutel.’ Alleen zei je er wel altijd iets bij: ‘Neem de tijd, Sara.’

 

Ik heb het gemist, hier zijn. Weet je nog hoe ongemakkelijk ik me de eerste keer voelde? Vooral toen ik vertelde waarom ik hulp zocht. Maar jij was heel nuchter, en je had gevoel voor humor – je paste helemaal niet in het beeld dat ik van een psychiater had. En deze kamer is zo fris en zo mooi dat ik me al beter voelde als ik binnenkwam. Soms, vooral in het begin, wilde ik zelfs niet meer weg.

Je hebt ooit tegen me gezegd dat je wist dat je je taak had volbracht als ik niet meer zou komen. En zo is het gegaan. De afgelopen jaren zijn de gelukkigste van mijn leven geweest. Daarom dacht ik ook dat ik het wel aankon. Ik dacht dat ik tegen alles wat op mijn weg kon komen was opgewassen. Ik had het gevoel dat ik stevig in mijn schoenen stond, dat ik geaard was. En ik zou nooit meer zo’n nerveus wrak worden als ik was toen ik hier voor het eerst binnenliep.

En toen, toen ik haar dan eindelijk had opgezocht en haar had gedwongen met me te praten, loog ze – mijn biologische moeder. Ze loog over mijn echte vader. Dat voelde net zoals wanneer Ally, toen ik zwanger van haar was, tegen mijn ribben schopte: een onverwachte klap van binnenuit die me de adem benam. Maar wat me nog het meest raakte, was de angst van mijn biologische moeder. Ze was bang voor me. Dat weet ik zeker. Ik weet alleen niet waarom.

 

Het begon anderhalve maand geleden, eind december, met een artikel op internet. Ally had me die zondag krankzinnig vroeg gewekt – met een kind van zes heb je geen haan nodig – en ik beantwoordde mailtjes terwijl ik mijn eerste bak koffie dronk. Inmiddels krijg ik vanuit alle uithoeken van het eiland verzoeken om meubels te restaureren. Die ochtend deed ik research naar een bureautje uit de jaren twintig – dat wil zeggen, als ik niet om Ally zat te lachen. Zij zat beneden in de woonkamer naar een tekenfilm te kijken, maar ik hoorde dat ze ondertussen Eland, onze gevlekte Franse buldog, op z’n kop gaf – waarschijnlijk omdat hij haar knuffelkonijn niet met rust liet. Eland heeft iets met knuffeldieren. Eigenlijk moet alles wat een staart heeft voor zijn leven vrezen.

Plotseling verscheen er een of andere Viagra-advertentie op mijn scherm, en toen ik die eindelijk had weg gekregen, bleek ik weer een andere link te hebben aangeklikt. De kop daarvan was:

 

Adoptie – de andere kant van de medaille

 

Ik scrolde door brieven die mensen hadden ingestuurd naar aanleiding van een artikel op de Canadese nieuwssite van de Globe and Mail; ik las verhalen van biologische ouders die jaren hadden geprobeerd hun kinderen terug te vinden en van biologische ouders die niet gevonden wilden worden. Van geadopteerde kinderen die zich nooit ergens thuis hadden gevoeld. Tragische verhalen van mensen bij wie de deur van hun ouders voor hun neus was dichtgegooid. En vreugdevolle verhalen, van moeders en dochters en broers en zussen die elkaar hadden teruggevonden en nog lang en gelukkig leefden.

Mijn hart begon te bonzen. Stel dat ik mijn moeder zou vinden... Zouden we goed met elkaar kunnen opschieten? Of zou ze niets met me te maken willen hebben? Misschien was ze al dood. Of ik had broers of zussen die niet wisten dat ik bestond...

Ik besefte pas dat Evan uit bed was gekomen toen hij me in mijn nek kuste en zacht gromde – dat geluid hebben we van Eland overgenomen en gebruiken we om elkaar van alles en nog wat duidelijk te maken: van ‘Ik ben ontzettend kwaad op je’ tot ‘Wat ben je toch een lekker ding!’

Ik klapte mijn laptop dicht en draaide rond op mijn bureaustoel. Evan trok zijn wenkbrauwen op en glimlachte.

‘Zat je weer met je internetvriendje te chatten?’

Ik glimlachte terug. ‘Welke van de tien?’

Evan greep naar zijn borst, liet zich in zijn eigen bureaustoel vallen en zuchtte diep.

‘Ik hoop voor jou dat ze veel kleren hebben.’

Ik lachte. Ik pik Evans overhemden altijd in, vooral als hij met een groep in zijn lodge in Tofino zit, op drie uur rijden van ons huis in Nanaimo, aan de ruige westkant van Vancouver Island. Hij organiseert vanuit dat houten kusthuis kajaktochten en neemt groepen mee de zee op om naar walvissen te gaan kijken. Meestal is hij de hele week weg. En dan draag ik zo’n overhemd vaak vierentwintig uur per dag. Dan ga ik helemaal op in de restauratie van een nieuw meubelstuk en tegen de tijd dat hij weer thuiskomt, zit het vol vlekken en moet ik in ruil voor vergeving van alles en nog wat voor hem doen.

‘Het spijt me dat ik je het slechte nieuws moet vertellen, schat, maar voor mij ben jij de enige – andere mannen weten niet wat ze met zo’n gestoord mens aan moeten.’ Ik zette mijn voet in zijn schoot. Zijn zandkleurige haar piekte alle kanten op en hij zag er in zijn gebruikelijke outfit van een cargobroek en een poloshirt uit als een student. Niet veel mensen beseffen dat Evan een lodge bezit.

Hij glimlachte. ‘Ja ja. Ik weet zeker dat er ergens een dokter met een dwangbuis rondloopt die jou wel een schatje vindt.’

Ik deed alsof ik hem een schop wilde geven en zei toen: ‘Ik zat net een artikel te lezen...’ Op dat moment voelde ik bij mijn linkerslaap een bekende pijn opkomen, en ik probeerde hem weg te masseren.

‘Je krijg toch geen migraine, schatje?’

Ik liet mijn hand in mijn schoot zakken. ‘Een kleintje misschien; die trekt wel weer weg.’

Hij keek me even aan.

‘Oké, oké, ik ben mijn pil gisteren vergeten.’ Na jarenlang allerlei medicijnen te hebben uitgeprobeerd, slik ik nu bètablokkers en heb ik mijn migraineaanvallen eindelijk onder controle. Dan moet ik er alleen wel aan denken ze in te nemen.

Hij schudde zijn hoofd. ‘En waar ging dat artikel over?’

‘Ontario maakt zijn databank met adoptiegegevens openbaar, en...’ Ik kreunde, want Evan begon met zijn duim op een drukpunt op mijn voet te wrijven. ‘Op die site staan brieven van mensen die geadopteerd zijn en van mensen die hun kinderen hebben afgestaan.’ Op de achtergrond hoorde ik dat Ally de slappe lach had.

‘Denk je erover je biologische moeder te gaan zoeken?’

‘Niet echt. Het was gewoon interessant om te lezen.’ Maar ik dacht er wel degelijk over naar haar op zoek te gaan. Ik wist alleen niet zeker of ik eraan toe was. Ik heb altijd geweten dat ik geadopteerd ben, maar ik besefte pas dat dat betekent dat ik anders ben toen mijn moeder me vroeg bij haar te komen zitten en me vertelde dat ze een baby’tje zou krijgen. Vier was ik toen. Terwijl mijn moeder steeds dikker en mijn vader steeds trotser werd, begon ík me steeds meer zorgen te maken – ik was bang dat ze me terug zouden geven. Maar ik wist pas echt dat ik anders was toen ik zag hoe mijn vader naar Lauren keek nadat hij haar vanuit het ziekenhuis had thuisgebracht en hoe hij naar mij keek toen ik hem vroeg of ik haar even mocht vasthouden. Twee jaar later werd Melanie geboren. Haar mocht ik ook niet vasthouden.

Evan, die altijd veel eerder bereid is een onderwerp te laten rusten dan ik, knikte.

‘Hoe laat wilde je naar die brunch gaan?’

‘Kwart over nooit.’ Ik zuchtte. ‘Godzijdank komen Lauren en Greg ook, want Melanie neemt Kýle mee.’

‘Dapper van haar.’ Zozeer als mijn vader op Evan gesteld is (waarschijnlijk zouden ze de hele brunch bezig zijn met het plannen van hun volgende vistocht), zozeer veracht hij Kyle. Ik kan niet zeggen dat ik hem dat kwalijk neem. Kyle denkt geloof ik dat hij een rockster is, maar volgens mij is hij alleen goed in het bespelen van mijn zus. Aan de andere kant heeft mijn vader altíjd een hekel aan onze vriendjes gehad. Ik kan nog steeds nauwelijks geloven dat hij Evan zo graag mag. Daar was alleen een bezoek aan de lodge voor nodig – sindsdien praat hij over hem alsof hij de zoon is die hij nooit heeft gehad. Hij schept nog steeds op over de zalm die ze toen hebben gevangen.

‘Misschien denkt ze dat mijn vader zijn goede karaktereigenschappen vanzelf gaat ontdekken als ze maar vaak genoeg langskomen,’ snoof ik.

‘Je doet aardig tegen hem, hoor. Melanie houdt van hem.’

Ik deed alsof ik huiverde. ‘Vorige week zei ze tegen me dat ik wat aan mijn teint moest doen, omdat ik anders net zo wit zou zijn als mijn jurk. Onze bruiloft is pas over negen maanden!’

‘Ze is gewoon jaloers – je moet het niet zo persoonlijk opnemen.’

‘Het voelt anders wel persoonlijk.’

Ally kwam de kamer in, op de voet gevolgd door Eland. Ze stortte zich in mijn armen.

‘Mammie, Eland heeft mijn ontbijt opgegeten!’

‘Heb je je bord weer op de grond gezet, dommie?’

Ze giechelde tegen mijn wang en ik ademde haar frisse geur in en haar haren kriebelden tegen mijn neus. Hoewel Evan niet haar biologische vader is, lijkt Ally met haar donkere huid en gedrongen lichaam meer op hem dan op mij, maar ze heeft mijn ogen – kattenogen noemt Evan ze. En Ally heeft mijn krullen, al zijn die van mij na vierendertig jaar wat slapper gaan hangen, terwijl die van Ally nog in ringetjes omlaagvallen.

Evan stond op en klapte in zijn handen.

‘Oké, gezin! Tijd om ons aan te kleden!’

 

Een week later, vlak na oud en nieuw, ging Evan weer voor een paar dagen naar zijn lodge. Ik had op internet nog een paar adoptieverhalen gelezen, en de avond voor zijn vertrek vertelde ik hem dat ik overwoog om tijdens zijn afwezigheid naar mijn biologische moeder te gaan zoeken.

‘Denk je echt dat het daar een goed moment voor is? Je hebt met de bruiloft al zoveel aan je hoofd.’

‘Dat heeft er juist alles mee te maken – wij gaan trouwen, en ik weet niet beter of ik kan net zo goed van Mars komen.’

‘Nou, dat zou dan wel het een en ander verklaren...’

‘Ha, ha, grappig hoor.’

Hij glimlachte en zei: ‘Even serieus, Sara, hoe denk je dat je je voelt als je haar níét kunt vinden? Of als ze je niet wil zien?’

Hoe ik me dan zou voelen? Daar wilde ik helemaal niet over nadenken. Ik haalde mijn schouders op.

‘Dat zal ik dan moeten accepteren. Vergeet niet dat ik veel minder gevoelig ben dan vroeger. Bovendien, ik heb gewoon het gevoel dat het moet – vooral als we kinderen krijgen.’ Toen ik van Ally zwanger was, was ik ontzettend bang voor wat ik aan haar doorgaf. Ze is gelukkig gezond, maar zodra Evan en ik het over kinderen hebben, keert die angst terug.

Ik zei: ‘Ik maak me meer zorgen om de reactie van mijn vader en moeder.’

‘Je hóéft het niet tegen ze te zeggen – het is jouw leven. Maar ik vind dat de timing beter kan.’

Misschien had hij gelijk. Het is al lastig genoeg om voor Ally te zorgen en mijn werk te doen, en daar komt het plannen van de bruiloft nog bij.

‘Ik zal erover denken, oké?’

Evan glimlachte. ‘Ja ja. Ik ken jou, schatje... Als jij eenmaal ergens je zinnen op hebt gezet, ga je op volle kracht vooruit.’

Ik lachte. ‘Ik beloof het.

 

Ik heb er echt over gedacht om te wachten, vooral als ik me voorstelde hoe mijn moeder erop zou reageren. Mijn moeder heeft altijd gezegd dat geadopteerd-zijn wil zeggen dat ik heel bijzonder ben, omdat ze mij speciaal hebben uitgekozen. Toen ik twaalf was, gaf Melanie me háár versie. Zij zei dat onze ouders mij hadden geadopteerd omdat mijn moeder dacht dat ze niet zwanger kon worden, maar dat ze me nu niet meer nodig hadden. Mijn moeder kwam mijn kamer binnen toen ik bezig was mijn koffer te pakken. Ik zei tegen haar dat ik mijn ‘echte’ ouders ging zoeken, en ze begon te huilen. Daarna zei ze: ‘Je biologische ouders konden niet goed voor je zorgen, maar ze wilden wel dat je het best denkbare thuis zou krijgen. Daarom zorgen wij voor je, en we houden heel, heel veel van je.’ Ik zal het verdriet in haar ogen nooit meer vergeten, en ook niet hoe dun haar lichaam voelde toen ze me knuffelde.

Pas bij mijn afstuderen overwoog ik weer serieus naar mijn biologische ouders op zoek te gaan, en daarna nog een keer toen ik erachter kwam dat ik zwanger was, en daarna, zeven maanden later, toen ik Ally voor het eerst in mijn armen hield. Maar ik verplaatste me iedere keer in mijn moeder en stelde me voor hoe het zou zijn als mijn eigen kind haar biologische moeder wilde gaan zoeken, hoe gekwetst en bang ik zou zijn, en dan zette ik het niet door. Waarschijnlijk zou ik dat deze keer ook niet hebben gedaan als mijn vader niet had gebeld om te vragen of Evan zin had om te gaan vissen.

‘Sorry, pap, hij is gisteren vertrokken. Kun je niet met Greg gaan?’

‘Greg praat te veel.’ Ik vond het lullig voor de man van Lauren. Mijn vader mocht Kyle verachten, Greg zag hij niet staan. Ik heb weleens gezien dat hij midden in een zin van Greg gewoon wegliep.

‘Zijn jullie zo nog thuis? Ik was net van plan Ally van school te gaan halen en even langs te komen.’

‘Vandaag komt het niet goed uit. Je moeder moet het rustig aan doen.’

‘Speelt de crohn weer op?’

‘Ze is gewoon moe.’

‘Oké, geen probleem. Laat het me weten als ik iets voor jullie kan doen.’

 

Zolang ik leef, is het met de gezondheid van mijn moeder op- en neergegaan. Vroeger ging het wekenlang goed: dan schilderde ze onze kamers, naaide ze gordijnen en bakte ze dat het een lieve lust was. Zelfs mijn vader was dan bijna gelukkig. Ik herinner me dat hij me een keer op zijn schouders zette, en dan herinner ik me zowel het uitzicht als de aandacht die hij voor me had. Maar uiteindelijk deed mijn moeder dan te veel en werd ze weer ziek. Dan weigerde haar lichaam nog langer voedsel op te nemen en ging ze voor onze ogen van haar stokje. Zelfs na het eten van babyding wist ze niet hoe snel ze bij de wc moest komen.

Als ze een slechte periode had, vroeg mijn vader als hij thuiskwam wat ik die dag had gedaan, alsof hij iets of iemand zocht om zijn woede op te richten. Toen ik een jaar of negen was, trof hij me een keer voor de televisie aan terwijl mijn moeder op bed lag. Hij tok me aan mijn pols naar de keuken, wees naar de stapel borden en zei dat ik lui en ondankbaar was. De volgende dag ontplofte hij vanwege de stapel wasgoed, en de dag daarna vanwege Melanies speelgoed op de oprit. Zijn grote arbeiderslichaam torende dreigend boven me uit en zijn stem trilde van woede, maar hij schreeuwde nooit en deed nooit iets wat mijn moeder kon zien of horen. Hij nam me bijvoorbeeld mee naar de garage en somde daar mijn tekortkomingen op terwijl ik naar mijn schoenen staarde, als de dood dat hij zou zeggen dat hij me niet meer wilde. En vervolgens praatte hij de rest van de week nauwelijks tegen me.

Ik begon huishoudelijke klusjes te verrichten voordat mijn moeder ze kon doen, en bleef thuis als mijn zussen met vriendinnen uitgingen; ik kookte maaltijden waarover mijn vader weliswaar niet tevreden was, maar die er in ieder geval wel voor zorgden dat hij me niet doodzweeg. Ik had er alles voor over om zijn stilzwijgen te voorkomen, en om te voorkomen dat mijn moeder weer ziek zou worden. Zolang zij gezond was, was ik veilig.

 

Toen ik Lauren die avond belde, vertelde ze me dat ze net terug was van een etentje bij mijn ouders. Mijn vader had hen uitgenodigd.

‘Dus mijn dochter was niet welkom.’

‘Zo moet je het niet zien. Ally heeft gewoon ontzettend veel energie, en...’

‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’

‘Niets, ik ben dol op haar. Maar waarschijnlijk dacht papa dat drie kinderen te veel zou zijn.’ Ik wist dat Lauren alleen maar probeerde me een beter gevoel te geven omdat ik anders op mijn vader zou gaan foeteren, en daar had ze een hekel aan, maar ik vind het ontzettend irritant dat ze nooit doorheeft dat mijn vader mij anders behandelt dan hen, of dat althans nooit toegeeft. Toen we hadden opgehangen, had ik bijna mijn moeder gebeld om te vragen of het wel goed met haar ging, maar ik dacht eraan dat mijn vader had gezegd dat ik niet welkom was, alsof ik een zwerfhond was die buiten op de veranda moet slapen omdat hij binnen alles vies maakt. Ik legde de telefoon neer.

 

De volgende dag vulde ik een formulier van Vital Statistics in, maakte vijftig dollar over en begon te wachten. Ik zou willen dat ik er ‘geduldig’ aan toe kon voegen, maar na de eerste week bespróng ik de postbode zo ongeveer. Pas een maand later ontving ik mijn Originele Geboorteakte, of, zoals de vrouw van Vital Statistics het noemde, mijn og. Ik staarde naar de envelop en realiseerde me dat mijn hand trilde. Evan was naar de lodge, en ik had graag gewild dat hij er op het moment dat ik hem opende bij was geweest, maar dan had ik nog een week moeten wachten. Ally zat op school en het was stil in huis. Ik ademde diep in en scheurde de envelop open.

Mijn echte moeder heet Julia Laroche en ik ben geboren in Victoria, in British Columbia. Mijn vader staat als onbekend geregistreerd. Ik las de og en het adoptiecertificaat telkens weer opnieuw, op zoek naar antwoorden, maar ondertussen hoorde ik alleen die ene vraag: Waarom heb je me weggegeven?

 

De volgende ochtend werd ik vroeg wakker en ging ik online terwijl Ally nog sliep. Ik ging eerst naar het Register Hereniging Adoptie, maar toen ik besefte dat het nog wel een maand zou kunnen duren voordat ik een reactie van hen zou krijgen, besloot ik eerst zelf te gaan zoeken. En na een minuut of twintig op internet te hebben rondgesurft, had ik al drie Julia Laroches in Quebec en vier Julia Laroches in de vs gevonden die ongeveer de juiste leeftijd hadden. Er woonden er ook nog twee op het eiland, en toen ik zag dat die allebei in Victoria woonden, draaide mijn maag zich om. Zou ze daar na al die tijd nog steeds wonen? Snel klikte ik de eerste link aan, en ik ademde pas weer uit toen ik besefte dat ze, te oordelen naar haar stukje op een forum voor jonge moeders, te jong was. Via de tweede link kwam ik op de website van een makelaar in Victoria. Ze had hetzelfde kastanjebruine haar als ik en leek zo ongeveer de juiste leeftijd te hebben. Ik keek met een mengeling van opwinding en angst naar haar gezicht. Had ik mijn biologische moeder gevonden?

Nadat ik Ally naar school had gebracht, ging ik weer aan mijn bureau zitten en zette een cirkel om het telefoonnummer dat ik inderhaast op een stuk papier had gekrabbeld. Ik ga haar zo bellen. Eerst nog een kopje koffie. Als ik de krant heb gelezen. Als ik alle nagels van mijn tenen in een verschillende kleur heb gelakt. Ten slotte dwong ik mezelf de telefoon te pakken.

Ik toetste haar nummer in.

Voor hetzelfde geld was ze het helemaal niet.

De telefoon aan de andere kant van de lijn ging over. Ik kon maar beter ophangen. Dit was een verdomd slechte manier om...

‘Met Julia Laroche.’

Ik opende mijn mond, maar er kwam geen geluid uit.

‘Hallo?’ zei ze.

‘Hallo, ik bel omdat... Ik bel omdat...’ Omdat ik zo stom ben geweest te denken dat u, als ik iets geniaals zou zeggen, er meteen spijt van zou hebben dat u me heeft afgestaan. Maar helaas kan ik me op dit moment niet eens mijn eigen naam herinneren.

Haar stem werd ongeduldiger. ‘Wilt u een huis kopen of verkopen?’

‘Nee, ik ben...’ Ik ademde diep in en gooide het eruit. ‘Ik ben misschien uw dochter.’

‘Is dit een grap? Wie bent u?’

‘Mijn naam is Sara Gallagher. Ik ben in Victoria geboren en daar ter adoptie afgestaan. U heeft kastanjebruin haar en ongeveer de juiste leeftijd, dus ik dacht...’

‘Liefje, het is onmogelijk dat je mijn dochter bent. Ik kan geen kinderen krijgen.’

Ik voelde dat ik rood werd. ‘God, het spijt me. Ik dacht... Nou ja, ik hoopte het.’

Haar stem werd zachter. ‘Het geeft niets. Succes met je zoektocht.’ Ik wilde al ophangen toen ik haar nog hoorde zeggen: ‘Er werkt een Julia Laroche op de universiteit. Ik word weleens voor haar gebeld.’

‘Bedankt, dat is erg aardig van u.’

Ik legde de telefoon neer en liep naar mijn werkruimte, en mijn gezicht gloeide nog steeds. Ik maakte mijn verfkwasten schoon, ging zitten en staarde naar de muur, en ondertussen dacht ik na over wat de makelaarster had gezegd. Even later zat ik weer achter mijn computer. Ik hoefde niet lang te zoeken voordat ik de naam van de andere Julia op een lijst van professoren van de Universiteit van Victoria had gevonden. Ze gaf kunstgeschiedenis – had ik mijn liefde voor alles wat oud is van haar? Ik schudde mijn hoofd. Waarom liet ik me zo meeslepen? Het was maar een naam. Ik ademde diep in en belde naar de universiteit. Tot mijn verbazing werd ik direct met Julia Laroche doorverbonden.

Deze keer wist ik wel wat ik wilde zeggen. ‘Goedemorgen, u spreekt met Sara Gallagher, en ik ben op zoek naar mijn biologische moeder. Heeft u vierendertig jaar geleden een kind ter adoptie afgestaan?’

Ze ademde diep in. Toen viel er een stilte.

‘Hallo?’

‘Bel me hier niet meer op.’ Ze verbrak de verbinding.

 

Ik heb gehuild. Uren. Wat een migraine opleverde die zo hevig was dat ik Lauren moest vragen Ally en Eland voor me op te halen. Gelukkig heeft Lauren twee jongens van ongeveer dezelfde leeftijd als Ally; ze vindt het heerlijk om naar hen toe te gaan. Ik vind het al vervelend om ook maar één nacht van mijn dochter gescheiden te zijn, maar ik kon niets anders doen dan met een koud kompres op mijn voorhoofd in het donker op bed liggen wachten tot het voorbij zou zijn. De volgende middag verdwenen de cirkels rondom mijn blikveld en konden Ally en Eland naar huis komen. Die avond belde Evan.

‘Voel je je weer wat beter, schatje?’

‘De migraine is weg – het was mijn eigen stomme schuld, want ik was mijn pil weer vergeten. Nu loop ik achter met dat bureautje en ik had deze week een paar fotografen willen bellen en...’

‘Sara, je hoeft niet meteen van alles en nog wat te doen. Wacht maar met die fotografen tot ik weer terug ben.’

‘Het gaat prima, ik regel het wel.’ Ik bewonder Evan omdat hij zo relaxed is, maar ik had in de twee jaar die we samen waren wel geleerd dat ‘dat doen we later wel’ er meestal op uitliep dat ik uiteindelijk op het allerlaatste moment als een kip zonder kop rondrende om te proberen iets alsnog te regelen.

Ik zei: ‘Ik heb nagedacht over wat er met mijn biologische moeder is gebeurd...’

‘Ja...?’

‘En ik vroeg me af of het misschien een goed idee is om haar een brief te schrijven. Haar adres is geheim, maar ik kan hem ook naar de universiteit sturen.’

Evan viel even stil. ‘Sara... Ik weet niet of dat zo’n goed idee is.’

‘Oké, misschien wil ze me niet leren kennen, maar ik vind dat ze me ten minste mijn medische geschiedenis kan geven. En Ally? Heeft zij soms geen recht om meer te weten? Misschien zijn er gezondheidskwesties, zoals een hoge bloeddruk, of diabetes, of kanker...’

‘Schatje.’ Evan klonk kalm, maar vastberaden. ‘Rustig aan. Laat je niet meteen zo meeslepen.’

‘Ik zit anders in elkaar dan jij, oké? Ik laat zoiets minder gemakkelijk van me af glijden.’

‘Wind je nou niet meteen zo op, mopperpot. Ik sta aan jouw kant, hoor.’

Ik zweeg, sloot mijn ogen, probeerde rustig te blijven ademen en probeerde eraan te denken dat ik niet boos was op Evan.

‘Sara, doe wat je moet doen. Je weet dat ik hoe dan ook achter je sta. Ik denk alleen wel dat je het beter kunt laten rusten.’

 

De volgende dag was ik, tijdens de anderhalf uur lange rit naar het zuiden van het eiland, kalm en geconcentreerd, en had ik er alle vertrouwen in dat ik de juiste beslissing had genomen. Op de een of andere manier troost de snelweg over het eiland me altijd: de schilderachtige stadjes en valleien, het boerenland, de vluchtige vergezichten op de oceaan en de bergen langs de kust. Toen ik Victoria naderde en door het oerbos van Goldstream Park reed, dacht ik terug aan die keer dat mijn vader ons had meegenomen om naar de zalm te gaan kijken die daar in de rivier kuit schoot. Al die zeemeeuwen die zich aan dode zalm te goed deden, joegen Lauren doodsangsten aan, en ik haatte de geur van de dood in de lucht, en hoe die in je kleren en neusgaten achterbleef. En ik vond het vreselijk dat mijn vader mijn zussen alles uitlegde, maar míjn vragen negeerde – míj negeerde.

Evan en ik hebben het er weleens over gehad om in Victioria een tweede bedrijfje voor walvissen spotten te openen – Ally is dol op het museum en de straatartiesten in de binnenhaven, en ik ben gek op al die oude gebouwen. Maar voorlopig bevalt Nanaimo ons te goed. Al is het dan de op een na grootste stad van het eiland, het voelt aan als een dorp. Je kunt er in één dag over de houten zeewering in de haven lopen, in de oude binnenstad winkelen en een berg beklimmen om van het schitterende uitzicht op de eilandjes in de baai te genieten. Als je eropuit wilt, hoef je alleen maar de veerboot naar het vasteland te nemen, of – om te winkelen – naar Victoria te rijden. Maar als het die dag in Victoria niet goed zou gaan, zou de weg naar huis lang zijn.

 

Het was mijn bedoeling de brief, met daarin een verzoek om informatie, in Julia’s werkkamer achter te laten. Maar toen de vrouw achter de receptie zei dat professor Laroche in het gebouw ernaast lesgaf, moest ik haar zien. Ze zou niet merken dat ik er was. En vervolgens zou ik de brief bij de receptie achterlaten.

Ik deed de deur van de schouwburgachtige collegezaal voorzichtig open en sloop, mijn gezicht van het podium afgewend, naar binnen. Ik vond een vrij plekje achter in de zaal, duwde de zitting van de stoel piepend omlaag en keek met een gevoel alsof ik een stalker was naar mijn moeder.

‘Zoals jullie zien was de architectuur in de islamitische wereld heel gevarieerd...’

In mijn dagdromen was ze altijd een oudere versie van mijzelf geweest, maar terwijl míjn haar kastanjebruin is en slordig over mijn rug golft, was dat van haar zwart, sluik en kortgeknipt. De kleur van haar ogen kon ik niet zien, maar haar gezicht was rond en verfijnd. Míjn jukbeenderen zijn hoog, mijn gelaatstrekken Scandinavisch. De contouren van haar zwarte wikkeljurk verraadden een tengere, jongensachtige lichaamsbouw, en ze had smalle polsen. Mijn bouw is atletisch. Ze was niet veel langer dan één meter zestig, ik ben bijna één meter tachtig. De bewegingen waarmee ze naar de beelden op het diascherm wees, waren elegant en niet gehaast. Ik praat zo veel met mijn handen dat ik altijd dingen omgooi. Als haar reactie aan de telefoon niet door mijn hoofd had gespeeld, zou ik hebben gedacht dat ik de verkeerde vrouw voor me had.

Terwijl ik zo half en half naar haar college luisterde, fantaseerde ik hoe mijn jeugd met haar als moeder zou zijn geweest. We zouden tijdens het avondeten van prachtige borden hebben gegeten en over kunst hebben gesproken en soms de kaarsen in de zilveren kandelaren hebben aangestoken. In de zomervakanties zouden we musea in het buitenland hebben bezocht en onder het genot van een cappuccino intellectuele gesprekken hebben gevoerd in Italiaanse cafés. En in de weekends zouden we samen boekwinkels hebben afgeschuimd...

Plotseling werd ik overspoeld door een golf van schaamte. Maar ik héb al een moeder. En ik dacht aan de lieve vrouw die me heeft grootgebracht, de vrouw die zelfs als ze zich zélf niet lekker voelde kompressen van koolbladeren tegen mijn hoofdpijn maakte, de vrouw die niet eens wist dat ik mijn biologische moeder had gevonden.

Nadat het college was afgelopen, liep ik de trap af naar de zijdeur. Toen ik Julia passeerde, glimlachte ze, maar met een onderzoekende blik, alsof ze me probeerde te plaatsen. Een student bleef staan om haar iets te vragen, en ik spoedde me naar de deur. Op het laatste moment wierp ik nog een blik over mijn schouder. Haar ogen waren bruin.

Ik liep regelrecht naar mijn auto. Daar bleef ik met een bonkend hart zitten tot ik haar uit het gebouw zag komen. Ze liep naar de parkeerplaats van de faculteit. Ik reed met een slakkengangetje haar kant op en zag haar in een witte, klassieke Jaguar stappen. Toen ze wegreed, volgde ik haar.

Stop. Denk na. Zet de auto langs de kant.

Vergeet het maar.

Op Dallas Road, aan zee, in een van de chiquere buurten van Victoria, hield ik meer afstand. Na een minuut of tien reed Julia de ronde oprit van een groot tudorhuis aan de oceaan op. Ik stopte en pakte een plattegrond. Ze parkeerde voor de marmeren trap, liep over een pad om het huis en verdween door een deur aan de zijkant.

Ze had niet aangebeld. Ze woonde daar.

Wat nu? Wegrijden en de hele zaak vergeten? De brief in haar brievenbus aan het einde van de oprit stoppen en het risico lopen dat iemand anders hem zou vinden? Haar de brief persoonlijk overhandigen?

Eenmaal voor de zware mahoniehouten voordeur stond ik daar als een idioot, verstijfd, verscheurd tussen de brief daar achterlaten en maken dat ik wegkwam. Ik klopte niet aan en ik drukte niet op de bel. Maar de deur ging wel open. En ik stond oog in oog met mijn moeder. En zij zag er niet uit alsof ze blij was me te zien.

‘Hallo?’

Mijn wangen gloeiden.

‘Dag... Ik... Ik heb uw college bijgewoond.’

Ze kneep haar ogen samen. Ze keek naar de envelop in mijn gebalde vuist.

‘Ik heb u een brief geschreven.’ Ik hapte naar adem. ‘Ik wilde u een paar dingen vragen – we hebben elkaar gisteren gesproken...’

Ze staarde me aan.

‘Ik ben uw dochter.’

Haar ogen werden groot. ‘Ik wil dat u onmiddellijk vertrekt.’ Ze wilde de deur al dichtdoen. Ik zette mijn voet ertussen.

‘Wacht! Ik wil u niet lastigvallen, ik heb alleen een paar vragen. Het gaat om mijn dochter.’ Ik haalde een foto uit mijn portefeuille. ‘Haar naam is Ally, ze is net zes geworden.’

Julia wilde de foto niet zien. Toen ze het woord nam, was haar stem hoog, gespannen.

‘Het komt erg ongelegen. Ik kan het niet... Ik kán het gewoon niet.

‘Vijf minuten. Langer heb ik niet nodig. Daarna laat ik u met rust.’

Ze keek over haar schouder naar de telefoon op het tafeltje in de hal.

‘Alstublieft. Ik beloof u dat ik dan niet meer terugkom.’

Ze liet me in een zijkamertje met een mahoniehouten bureau en boekenkasten van de vloer tot aan het plafond, en haalde een kat van een antieke bruine leren stoel met een hoge rugleuning.

Ik ging zitten en probeerde te glimlachen. ‘Colourpoint perzen zijn prachtig.’ Ze glimlachte niet terug. Ze nam plaats op het puntje van haar stoel. Haar handen klauwden op haar schoot in elkaar, de knokkels wit.

Ik zei: ‘Deze stoel zit heerlijk – ik knap voor mijn werk antieke meubels op, en deze is authentiek. Ik ben dol op antiek. Op alle klassiekers, eigenlijk: auto’s, kleren...’ Mijn hand gleed over mijn nauwsluitende zwarte fluwelen jasje, dat ik op een spijkerbroek droeg.

Ze staarde naar de vloer. Haar handen begonnen te trillen.

Ik ademde diep in en ging ervoor.

‘Ik wil alleen weten waarom u me hebt weggegeven. Ik ben niet kwaad, ik leid een gelukkig leven. Ik wil... Ik wil het gewoon weten. Ik móét het gewoon weten.’

‘Ik was jong.’ Nu was haar stem schril en vlak. ‘Het was een ongelukje. Ik wilde helemaal geen kinderen.’

‘Waarom liet u me dan geboren worden?’

‘Ik was katholiek.’

Was?

‘En uw familie, zijn zij...?’

‘Mijn ouders zijn bij een verkeersongeval omgekomen. Na jouw geboorte.’ Die laatste zin kwam er gehaast uit. Ik wachtte af wat ze nog meer zou zeggen. De kat streek langs haar benen, maar ze aaide hem niet. In haar hals zag ik een ader kloppen.

‘Wat naar. Zijn ze op het eiland verongelukt?’

‘We... Ze woonden in Williams Lake.’ Ze werd rood.

‘Uw naam – Laroche. Wat betekent dat? Dat is toch Frans? Weet u uit welk deel...’

‘Dat heb ik nooit geprobeerd te achterhalen.’

‘En mijn vader?’

‘Het was een feestje, ik herinner me er niets van. Ik weet niet waar hij nu is.’

Ik staarde de elegante vrouw aan. Een dronkenmans-onenightstand paste absoluut niet bij haar. Ze loog. Dat wist ik zeker. Ik dwong haar mij aan te kijken. Ze staarde naar de kat. Ik had de krankzinnige opwelling de kat op te pakken en naar haar toe te gooien.

‘Was hij lang? Lijk ik op hem of...’

Ze stond op. ‘Ik zei dat ik het me niet herinner. Het lijkt me beter dat u nu gaat.’

‘Maar...’ Aan de achterkant van het huis sloeg een deur dicht.

Julia’s hand vloog omhoog en bedekte haar mond. Om de hoek verscheen een oudere vrouw met blonde krullen en een roze sjaal om haar smalle schouders.

‘Julia! Gelukkig ben je thuis, want...’ Toen ze mij zag, hield ze haar mond en begon te glimlachen. ‘O, hallo. Ik besefte niet dat Julia een student op bezoek had.’

Ik stond op en stak mijn hand uit. ‘Ik ben Sara. Professor Laroche was zo aardig om nog even naar mijn werkstuk te kijken, maar ik moet nu gaan.’

Ze schudde mijn hand. ‘Katharine. Ik ben Julia’s...’ Haar stem dwaalde weg en haar ogen zochten die van Julia. Ik doorbrak de ongemakkelijke stilte.

‘Leuk om u te ontmoeten.’ Ik wendde me tot Julia. ‘En nogmaals bedankt voor uw hulp.’ Het lukte haar te knikken en te glimlachen.

Bij mijn auto wierp ik een blik over mijn schouder. Ze stonden nog steeds in de deuropening. Katharine glimlachte en zwaaide, maar Julia staarde me uitdrukkingsloos aan.

 

Dus je begrijpt wel waarom ik je moest spreken. Ik heb het gevoel dat ik op ijs sta en dat het overal om me heen kraakt, maar ik weet niet welke kant ik op moet. Moet ik uitzoeken waarom mijn biologische moeder loog of moet ik Evans advies opvolgen en het laten rusten? Ik weet dat je nu gaat zeggen dat ik de enige ben die dat kan beslissen, maar ik heb je hulp nodig.

Ik moet steeds aan Eland denken. Toen hij nog een puppy was, moesten we een keer weg op een koude zaterdag en hebben we hem in het washok achtergelaten omdat hij nog niet zinnelijk was – die kleine boef piste zo veel dat Ally zelfs een keer heeft geprobeerd hem poppenluiers om te doen. We hadden een handgeknoopt tapijt met prachtige kleuren, dat we een keer van de Saltspring Islands hebben meegenomen, en hij moet aan een hoekje zijn begonnen te knabbelen en toen gewoon zijn blijven trekken. Tegen de tijd dat we weer thuiskwamen, was het tapijt geruïneerd. Mijn leven is net als dat prachtige tapijt. Ik heb aan dat ene hoekje getrokken en ben ik bang dat het tapijt, als ik blijf trekken, helemaal losrafelt.

Ik weet alleen niet goed hoe ik ermee moet stoppen.

Tweede sessie

Ik heb nagedacht over wat je tegen me zei: dat ik niet meteen hoefde te beslissen, dat ik een reëel verwachtingspatroon moet hebben en dat ik me moet afvragen wat ik precies over mijn verleden wil weten. Ik heb zelfs alle voor- en nadelen in kaart gebracht, zoals wij dat vroeger samen ook deden. Deze keer heb ik ze in twee keurige rijtjes tegenover elkaar gezet. Maar toen ik dat had gedaan, wist ik nog niet wat ik moest doen, dus ben ik naar mijn werkplaats gegaan en heb ik Sarah McLachlan opgezet en mijn tranen de vrije loop gelaten terwijl ik een eikenhouten spiegelkast te lijf ging. Met iedere laag verf die ik eraf haalde, werd ik kalmer. Het maakt niet uit of ze loog, en ook niet waar ik vandaan kom. Het gaat om het leven dat ik nu leid.

Meteen na mijn ontmoeting met mijn biologische moeder heb ik Evan gebeld, en toen hij het weekend erna thuiskwam, had hij chocola en rode wijn voor me meegenomen. Een vervroegde valentijnsverrassing – die man weet wat een vrouw nodig heeft. Maar ik vond het vooral fijn dat hij me niet de les las. Hij nam me alleen maar in zijn armen en liet me uitrazen en stoom afblazen. En dat gebeurde, tot ik geen stoom meer overhad. Maar toen werd ik depressief. De laatste keer dat ik depressief was is zo lang geleden dat ik het niet eens meteen doorhad. Alsof je een ex tegenkomt en je niet meer weet waarom je hem zo’n eikel vond en waarom je zo pissig op hem was. Het duurde een paar weken voordat ik me weer een beetje lekker voelde. En daar had ik het bij moeten laten.

 

Evan was weer naar de lodge, en de man van Lauren, Greg, die voor het houtbedrijf van mijn vader werkt, was naar het houthakkerskamp vertrokken. Daarom gingen Ally en ik bij Lauren eten. Als ik niet te veel door mijn werk in beslag word genomen, doe ik het best aardig in de keuken, maar bij Laurens rosbief en Yorkshire pudding steken mijn wokgerechten bleekjes af.

Terwijl de twee jongens van Lauren – met het blonde haar en de blauwe ogen van hun moeder – in de achtertuin achter Ally en Eland aan zaten, gingen Lauren en ik met het dessert en koffie in de woonkamer zitten. Hoewel het op het eiland natuurlijk nooit echt koud wordt en de winter dit jaar helemaal zacht is, vind ik het gezellig om lekker voor de open haard te gaan zitten en elkaar de laatste nieuwtjes over de kinderen te vertellen. Die van haar hebben meestal net iets stukgemaakt, terwijl mijn kind bijvoorbeeld op school op haar kop heeft gekregen omdat ze over andere kinderen de baas speelt of praat als dat niet mag. Als ik erover klaag, lacht Evan en zegt: ‘Ik vraag me af van wie ze dat heeft.’

Toen we de laatste chocolade van onze bordjes hadden geschraapt, vroeg Lauren: ‘Hoe staat het met de voorbereidingen van de bruiloft?’

‘Breek me de bek niet open. Dat is me een onderneming!’

Lauren lachte, waarbij ze haar hoofd in haar nek wierp, zodat ik het litteken zag van die keer dat ze, inmiddels al lang geleden, van haar fiets viel. Natuurlijk gaf mijn vader mij op mijn kop omdat ik niet goed op haar had gelet, maar haar natuurlijke schoonheid was er niet door bedorven. Ze draagt nauwelijks make-up, maar die heeft ze met haar hartvormige gezicht, honingkleurige huid en de sproetjes op haar neus ook helemaal niet nodig. Bovendien is Lauren een van die zeldzame mensen die net zo aardig zijn als ze eruitzien – ze is zo iemand die onthoudt welke shampoo je gebruikt en dan een kortingsbon voor je bewaart.

Ze zei: ‘Ik heb je gewaarschuwd dat een bruiloft meer werk is dan je denkt. Jij dacht dat het wel meeviel.’

‘Zegt de vrouw die voor haar eigen bruiloft totaal niet zenuwachtig was.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik was twintig. Ik was gewoon blij dat ik ging trouwen. Meer dan de achtertuin van papa en mama hadden we niet nodig. Maar het wordt prachtig bij de lodge.’

‘Ja, dat denk ik ook. Maar ik moet je iets vertellen...’

Lauren keek me aan. ‘Je begint toch niet terug te krabbelen?’

‘Wat? Natuurlijk niet.’

Ze liet haar adem ontsnappen. ‘Godzijdank. Evan is heel goed voor je.’

‘Waarom zegt iedereen dat toch?’

Ze glimlachte. ‘Omdat het waar is.’

Daar had ze een punt. Evan en ik hebben elkaar ontmoet in een garage, waar we allebei op onze auto stonden te wachten. Die van hem moest worden afgesteld, die van mij was rijp voor de sloop. Ik was bang dat ze hem niet meer aan de praat zouden kunnen krijgen en had geen idee hoe ik Ally moest gaan ophalen, maar Evan verzekerde me dat het allemaal in orde zou komen. Ik herinner me nog hoe hij een kartonnen houdertje om het hete plastic bekertje koffie deed, hoe ontspannen en tegelijkertijd resoluut hij zich bewoog. Hoe rustig ik me in zijn nabijheid voelde.

Lauren vroeg: ‘Maar wat wilde je net zeggen?’

‘Herinner je je dat ik zei dat ik overwoog mijn biologische ouders te gaan zoeken?’

‘Natuurlijk, daar was je als kind al door geobsedeerd. Weet je nog dat je een zomer lang overtuigd was dat je een indiaanse prinses was en in de achtertuin een kano probeerde te bouwen?’ Ze begon te lachen, keek me aan en zei: ‘Wacht even, heb je ze soms echt gezocht?’

‘Een paar weken geleden heb ik mijn biologische moeder gevonden.’

‘Wauw. Dat is... nogal wat.’ Laurens uitdrukking veranderde van verrassing naar verwarring en van verwarring naar gekwetstheid. ‘Waarom heb je dat niet eerder verteld?’ Dat was een goede vraag, en ik had er geen antwoord op. Lauren was met haar vriendje van de middelbare school getrouwd en had sinds de basisschool dezelfde vriendinnen. Ze had geen idee hoe het was om je afgewezen te voelen, alleen te zijn. Maar ook haar man was een reden. Met Greg in de buurt was een goed gesprek onmogelijk.

‘Ik moest het eerst zelf verwerken,’ zei ik. ‘Het ging niet zo goed.’

‘Nee? Wat is er dan gebeurd? Woont ze hier op het eiland?’

Ik vertelde Lauren het hele verhaal.

Ze trok een gezicht. ‘Dat moet vreselijk zijn geweest. En hoe is het nu met je?’

‘Ik ben teleurgesteld. Vooral omdat ze me niets over mijn biologische vader heeft verteld – ik had hem alleen via haar kunnen vinden.’ Als opgroeiend meisje dagdroomde ik ervan dat mijn vader me met gezwinde spoed naar zijn woonstede zou brengen, waar hij me aan iedereen zou voorstellen als de dochter die hij lang geleden had verloren, zijn hand warm op mijn rug.

‘Heb je het mama en papa al verteld?’

Ik schudde mijn hoofd.

Lauren zag er opgelucht uit en ik staarde naar mijn bord, en de chocolade in mijn mond liet een bittere nasmaak achter. Ik haat die golf van schuldgevoelens die me iedere keer overvalt als ik me zorgen maak dat mijn vader en moeder erachter komen, en ik haat mezelf erom dat ik dat mezelf zo kwalijk neem.

Ik zei: ‘Zeg het ook maar niet tegen Melanie of Greg, oké?’

‘Natuurlijk.’ Ik bestudeerde haar gezicht, benieuwd naar wat ze dacht. Na een tijdje zei ze: ‘Misschien was je vader getrouwd en is hij bang dat het na al die tijd alsnog uitkomt?’

‘Misschien... Maar ik denk dat ze zelfs over haar naam heeft gelogen.

‘Ga je nog een keer met haar praten?’

‘Echt niet! Ik weet zeker dat ze dan de politie belt. Ik laat het er maar bij.’

‘Dat is waarschijnlijk wel het beste, ja.’ Ze zag er opnieuw opgelucht uit. Ik wilde haar vragen voor wie ze dacht dat het zo ‘het beste’ was, maar ze pakte onze borden en liep naar de keuken, mij alleen en koud bij het vuur achterlatend.

 

Zodra we thuis waren, legde ik Ally met Eland erbij in bed en begon het huis op te ruimen – als Evan niet in de buurt is, heb ik de neiging de boel een beetje te laten versloffen. Na mijn huishoudelijke werk was ik niet in de stemming om in mijn werkplaats aan de slag te gaan, wat ik normaal gesproken doe als ik strak sta van de koffie en de chocolade, dus zette ik mijn computer aan. Ik was van plan mijn mail te checken, maar toen herinnerde ik me wat Julia had gezegd.

Mijn ouders zijn omgekomen bij een verkeersongeval.

Had Julia daar wel de waarheid over verteld? Misschien kon ik de naam van haar ouders op internet vinden. Eerst googelde ik op verkeersongelukken, Williams Lake, British Columbia. Er verschenen een paar resultaten, maar er was maar één ongeluk waarbij een echtpaar was omgekomen, en dat was onlangs gebeurd – bovendien klopte de naam niet. Ik verruimde mijn zoekopdracht tot heel Canada, maar vond nog steeds geen verkeersongelukken met slachtoffers die de achternaam van mijn biologische moeder hadden. Als ze jaren geleden waren omgekomen, was de kans klein dat het artikel online stond, maar ik wilde het nog niet helemáál opgeven, dus googelde ik Laroche. Er was een aantal resultaten, met hier en daar willekeurige vermeldingen, maar afgezien van het adresboek van de universiteit, dat ik al eerder had gevonden, zat er niets bij wat met Julia in verband stond.

Voordat ik er die avond de brui aan gaf, besloot ik Williams Lake op te zoeken. Ik was er nooit geweest, maar ik wist dat het in de Cariboo lag, in het hart van British Columbia. Julia leek me geen plattelandsmeisje, dus waarschijnlijk was ze er meteen na de middelbare school vertrokken. Ik staarde naar het scherm. Ik wilde graag meer over haar aan de weet komen, maar hoe moest ik dat aanpakken? Ik had geen enkel contact bij de universiteit of bij overheidsinstanties, en Evan evenmin. Ik had iemand met connecties nodig.

Ik googelde op ‘privédetectives’ en ‘Nanaimo’, en tot mijn verbazing kreeg ik meerdere hits. Op hun websites zag ik dat het veelal gepensioneerde politieagenten waren, waardoor mijn vertrouwen in hen steeg. Toen Evan later belde, legde ik hem het idee voor.

Hij vroeg: ‘Wat vragen ze?’

‘Dat weet ik niet. Ik was van plan er morgen een paar te bellen.’

‘Ik vind het wel ver gaan. Je weet niet zeker dat ze heeft gelogen.’

‘Ik weet zeker dat ze iets voor me verborgen houdt – en daar word ik knettergek van.’

‘En als het nou iets is wat je helemaal niet wilt weten? Misschien heeft ze een goede reden om het je niet te vertellen.’

‘Ik heb liever dat ik daarmee moet leren leven dan dat ik me de rest van mijn leven afvraag wat dat dan geweest zou kunnen zijn. Bovendien kunnen zij mijn biologische vader misschien vinden. Het is best mogelijk dat hij helemaal niet weet dat ik besta.’

‘Als je het gevoel hebt dat je het moet doen, moet je ervoor gaan. Maar neem wel een goede detective. Haal hem niet zomaar uit het telefoonboek.’

‘Ik zal eraan denken.’

 

De volgende dag belde ik de privédetective met de geliktste website het eerst, maar toen hij me zijn tarief vertelde, begreep ik meteen hoe hij die site kon betalen. Twee andere nummers werden beantwoord door een antwoordapparaat. Bij het vierde, tbd Investigations, dat een nogal kale website had, nam de vrouw van de privédetective de telefoon op, en ze zei vriendelijk dat ‘Tom’ me snel terug zou bellen. Dat deed hij inderdaad, een uur later. Toen ik naar zijn achtergrond informeerde, vertelde hij dat hij een gepensioneerde politieman was, en dat hij privédetective was geworden om wat bij te verdienen zodat hij kon golfen, en om af en toe van zijn vrouw af te zijn. Ik mocht hem wel.

Hij vertelde wat hij per uur rekende en dat hij een voorschot van vijfhonderd dollar vroeg, en we maakten een afspraak voor die middag. Toen ik mijn auto op een openbaar parkeerterrein naast de sedan van Tom zette, had ik het gevoel dat ik in een cliché terecht was gekomen, maar nadat we een tijdje hadden gepraat en hij had gezegd dat alles wat hij zou ontdekken vertrouwelijk zou zijn, voelde ik me meer op mijn gemak. Ik vulde zijn formulieren in en vertrok met gemengde gevoelens: van schuld omdat ik Julia’s privacy schond en haar adres had doorgegeven, van hoop omdat ik mijn echte vader misschien zou vinden en van angst omdat hij me misschien evenmin zou willen zien.

 

Tom had gezegd dat het waarschijnlijk wel even zou duren voordat ik iets van hem zou horen, maar toen ik een paar dagen later na het avondeten de tafel afruimde, belde hij al.

‘Ik heb de informatie die je zocht.’ De toon van de vriendelijke grootvader was verdwenen, hij was nu een ernstige politieman.

‘En, wil ik het weten?’ lachte ik. Maar hij lachte niet.

‘Je had gelijk. Julia Laroche is niet haar echte naam – ze heet Karen Christianson.’

‘Dat is interessant. Hoe ben je daarachter gekomen?’

‘Zegt die naam je niets?’

‘Zou dat dan moeten?’

‘Karen Christianson was de enige overlevende van de Campingkiller.’

Ik zoog mijn adem naar binnen. Ik had weleens van de Campingkiller gehoord – ik ben altijd al in seriemoordenaars en hun misdaden geïnteresseerd geweest. Evan vindt het morbide, maar als Dateline of A&E een beroemde moordzaak uitzendt, zit ik aan de tv gekluisterd. Ze hebben sensationele namen als de Zodiac Killer, de Vampierverkrachter en de Moordenaar van de Groene Rivier, maar over de Campingkiller kon ik me weinig herinneren – alleen dat hij in het binnenland van British Columbia actief was.

Tom was nog steeds aan het woord. ‘Ik wilde zeker van mijn zaak zijn, dus ik ben naar Victoria gereden en heb op de universiteit een paar foto’s van Julia gemaakt en die met online foto’s van Karen Christianson vergeleken. Het lijkt erop dat zij het is.’

‘God nog aan toe, dan kan ik me voorstellen dat ze haar naam heeft veranderd. Dus ze heeft mijn vader leren kennen nadat ze naar het eiland was verhuisd... Hoe lang is het eigenlijk geleden dat die Campingkiller haar aanviel?’

‘Vijfendertig jaar,’ antwoordde Tom. ‘Een paar maanden later kwam ze hier wonen en veranderde ze haar naam...’

Er groeide iets kouds en donkers in mijn buik.

Ik vroeg: ‘In welke maand is ze door hem aangevallen?’

‘In juli.’

Ik rekende razendsnel. ‘In april word ik vierendertig. Je denkt toch niet dat...’

Hij zweeg.
Ik deed een stap achteruit, zakte in een stoel en probeerde te bevatten wat hij net had gezegd. Maar mijn gedachten vlogen alle kanten op; het waren flarden waar ik niets mee kon. Toen herinnerde ik me Julia’s bleke gezicht, haar trillende handen.

De Campingkiller is mijn vader.

‘Ik... Ik... Weet je het zeker?’ Ik wilde dat hij het zou ontkennen, dat hij zou zeggen dat ik hem niet goed had verstaan, dat ik me vergiste – wat dan ook.

‘Alleen Karen zelf kan het bevestigen, maar de data komen overeen.’ Hij zweeg even; hij wachtte af of ik nog iets zou zeggen, maar ik staarde naar de kalender op de koelkast. Ally’s beste vriendin, Meghan, geeft komend weekend een verjaardagsfeestje. Ik weet niet meer of ik al een cadeautje voor haar heb gekocht.

Toms stem leek van ver te komen. ‘Mocht je nog meer vragen hebben, je hebt mijn nummer. Ik mail je de foto’s van Karen en de rekening.’

 

Ik bleef een tijdje in de keuken naar de kalender zitten staren. Boven sloeg een kastdeur dicht en ik herinnerde me dat Ally in bad zat. Ik moest dit later onder ogen zien. Ik dwong mezelf van de stoel te komen. Ally was de badkamer al uit gekomen, ze had een spoor van naar frambozen geurende zeepbellen en natte handdoeken achtergelaten.

Normaal gesproken vond ik het heerlijk om haar naar bed te brengen. Dan ga ik lekker tegen haar aan liggen en vertelt ze mij over haar dag, deels het meisje dat woorden nog verkeerd uitspreekt, deels al de jongedame die beschrijft wat de meisjes uit haar klas die dag aanhadden. In mijn vrijgezellentijd liet ik haar altijd bij mij in bed slapen. Ik was er dol op haar zo dicht bij me te hebben en naar haar ademhaling te luisteren. Toen ik nog zwanger was en Jason de bloemetjes buitenzette, viel ik alleen in slaap als ik mijn hand op mijn buik legde. Hij kwam meestal pas in de kleine uurtjes thuis. Als ik dan kwaad werd, wat meestal het geval was, duwde hij me de kamer uit en deed de deur op slot. Dan schreeuwde ik door de deur tot ik schor was. Uiteindelijk verliet ik hem, vijf maanden zwanger, en hij kreeg zijn dochter nooit te zien – een maand voor haar geboorte krulde hij zijn pick-up om een boom.

Ik heb nog steeds contact met zijn ouders, en zij zijn geweldig met Ally. Ze vertellen haar verhalen over Jason en bewaren zijn spullen tot ze er oud genoeg voor is. Ze logeert er af en toe. De eerste keer was ik bang dat ze huilend wakker zou worden, maar het ging prima – ik was de enige die niet kon slapen. Met haar eerste schooldag ging het net zo: Ally danste erdoorheen, maar ik miste haar iedere minuut, miste de geluiden in huis, miste haar gegiechel. Nu geniet ik van dat kleine raam op haar leven buiten ons huis en wil ik altijd precies weten wat ze erbij voelde: ‘Moest je daarom lachen?’ ‘Vond je het leuk om dat te leren?’ Maar die avond bleven Toms woorden door mijn hoofd schieten: De data komen overeen. Het voelde niet echt, het kon niet waar zijn.

Nadat Ally naar dromenland was vertrokken, kuste ik haar warme voorhoofd en liet Eland bij haar achter. In mijn werkkamer zette ik de computer aan en googelde de Campingkiller. De eerste link was een website voor zijn slachtoffers. Terwijl de site dreigende muziek liet horen, scrolde ik door de foto’s van zijn slachtoffers, onder elke foto een naam en de datum van hun overlijden. Hij had vanaf het begin van de jaren zeventig om de zoveel jaar gemoord; soms sloeg hij twee zomers achter elkaar toe, om vervolgens weer jarenlang onopgemerkt te blijven.

Ik klikte een link aan met een kaart met een kruisje op de plaatsen waar hij iemand had vermoord. Hij was door het midden en noorden van bc getrokken, zonder ooit twee keer op dezelfde camping te moorden. Als een meisje met ouders of een vriend kampeerde, vermoordde hij die eerst. Maar het was overduidelijk dat de vrouwen zijn doelwit waren. Ik telde vijftien vrouwen – gezonde, glimlachende, jonge vrouwen. Alles bij elkaar werd hij voor ten minste dertig moorden verantwoordelijk gehouden, wat hem tot de succesvolste seriemoordenaar in de geschiedenis van Canada maakte.

De website noemde ook de naam van de enige vrouw die aan hem ontsnapt was: zijn derde slachtoffer, Karen Christianson. De foto was korrelig en ze stond er met afgewend gezicht op. Ik ging terug naar de startpagina van Google en typte ‘Karen Christianson’ in. Nu verschenen er een heleboel resultaten. Karen en haar ouders kampeerden vijfendertig jaar geleden in het Tweedsmuir Provincial Park, in het centrale deel van bc. De ouders werden in hun slaap door het hoofd geschoten, waarop hij Karen urenlang door het natuurreservaat achtervolgde, haar te pakken kreeg en verkrachtte. Voordat hij haar kon vermoorden, slaagde ze erin hem met een steen tegen zijn hoofd te slaan en te ontsnappen. Ze dwaalde twee dagen door de bossen en werd uiteindelijk door een motorrijder meegenomen.

Op de meeste foto’s verborg ze haar gezicht, maar een of andere ijverige journalist had de foto uit het laatste jaarboek van de middelbare school gevonden, en die was maar een paar maanden voor die fatale zomerdag genomen. Ik bestudeerde de foto van een knap meisje met donker haar en bruine ogen. Ze leek erg op Julia.

De telefoon ging, en ik schrok me rot. Het was Evan.

‘Hé, schatje. Ligt Ally al in bed?’

‘Ja, ze was moe.’

‘Hoe was jouw dag? Nog iets van die privédetective gehoord?’

Normaal gesproken vertel ik Evan alles zodra ik hem aan de telefoon heb of hem binnen zie lopen – goed nieuws, slecht nieuws, geen nieuws. Maar deze keer bleven de woorden in mijn keel steken. Ik moest er eerst over nadenken, het verwerken.

‘Hallo?’

‘Hij werkt er nog aan.’

Die nacht lag ik op mijn bed naar het plafond te staren en probeerde ik de afschuwelijke ontdekking en het van de camera’s afgewende gezicht van Julia uit mijn gedachten te bannen. Uren later werd ik wakker uit een droom, mijn nek nat van het zweet. Mijn mond was kurkdroog, ik voelde me alsof ik een kater had. Ik herinnerde me flarden van de droom: een meisje dat op blote voeten door een donker bos rent, een bloederige tent, zwarte lijkzakken.

Toen wist ik het weer.

Ik draaide me om en keek op de wekker: het was halfzes. Het was uitgesloten dat ik na die nachtmerrie weer in slaap zou vallen. En zoals metaal door een magneet wordt aangetrokken, zo kroop ik weer achter de computer. Ik bekeek foto’s van zijn slachtoffers en las elk artikel dat ik over de Campingkiller vond, en mijn lichaam vulde zich met angst en walging. Ik las alle krantenknipsels over Julia, alle stukjes uit tijdschriften, en ik bestudeerde elke foto. De reporters hadden haar twee weken gestalkt; ze hadden haar huis belegerd en haar overal achtervolgd. De mediagekte speelde zich vooral in Canada af, maar ook Amerikaanse kranten pikten het verhaal op en vergeleken haar met een van de slachtoffers van Ted Bundy, die ook was ontsnapt. Nadat Karen was verdwenen, werd er nog een tijdje gespeculeerd waar ze kon zijn, tot de berichtgeving geleidelijk aan stopte.

Die ochtend kreeg ik een mailtje van Tom, met foto’s van Julia: op de universiteit, op weg naar haar auto en bij haar huis met Katharine. Ik vergeleek ze met de online foto’s van Karen Christianson. Het was beslist dezelfde vrouw. Op één foto raakte Julia de arm van een student aan en glimlachte ze bemoedigend. Ik vroeg me af of ze mij na de geboorte had aangeraakt, of dat ze had gezegd dat ze me meteen mee moesten nemen.

 

De week erna hield ik de schijn op, maar ik was mat, afwezig en kwaad. Ik wist niet wat ik met deze nieuwe realiteit van mijn huiveringwekkende conceptie aan moest. Het liefst had ik de hele geschiedenis in de achtertuin begraven, ver weg van de ogen van anderen. Ik kreeg er kippenvel van, van het weten, van de duivel die ik in de ogen had gekeken, die mij had geschapen. Ik stond uren onder de douche. Niets hielp. Het vuil zat vanbinnen.

Als kind dacht ik altijd dat mijn biologische ouders terug zouden komen als ik me goed gedroeg. Als ik iets stouts had gedaan, was ik bang dat ze erachter zouden komen. Op school haalde ik hoge cijfers, zodat ze zouden weten hoe slim ik was. Als mijn vader me weer aankeek met een blik alsof hij probeerde te achterhalen wie mij in godsnaam zijn huis binnen had gelaten, hield ik mezelf voor dat ze spoedig zouden komen. Als hij Melanie en Lauren op zijn schouders nam nadat hij tegen mij had gezegd dat hij daar te moe voor was, hield ik mezelf voor dat ze spoedig zouden komen. Als hij met de meisjes naar het zwembad ging en mij achterliet om het gazon te maaien, hield ik mezelf voor dat ze spoedig zouden komen. Maar ze kwamen niet.

En nu wilde ik vergeten dat ze überhaupt bestonden. Maar wat ik ook deed en hoe ik mezelf ook probeerde af te leiden, ik raakte niet verlost van het duistere, zware gevoel dat op mijn borst drukte en aan mijn benen trok. Evan was het grootste deel van de week met een groep op zee en had daar geen bereik. Toen hij me eindelijk kon bellen, probeerde ik naar zijn verhaal over de lodge te luisteren, de juiste antwoorden te geven en Ally’s dag met hem te delen, en beëindigde ik het gesprek met het voorwendsel dat ik moe was. Ik wílde het wel vertellen, maar ik had meer tijd nodig. Maar de avond erna had hij me door.

‘Oké, wat is er aan de hand? Wil je soms niet meer met me trouwen?’ Hij lachte, maar hij klonk bezorgd.

‘Misschien dat jij niet meer met míj wilt trouwen, als je dit hebt gehoord.’ Ik ademde diep in. ‘Ik weet waarom Julia tegen me loog.’ Ik keek naar de deur, want ik wist dat Ally ieder moment uit bed kon komen.

‘Julia? Wie is...?’

‘Mijn biologische moeder, weet je nog? Ik ben afgelopen week door die privédetective gebeld. Hij heeft me verteld dat haar echte naam Karen Christianson is.’

‘Waarom heb je niet verteld dat je haar hebt gevonden?’ vroeg hij geïrriteerd.

‘Omdat ik ook heb ontdekt dat mijn biologische vader de Campingkiller is.’

Stilte.

Ten slotte zei Evan: ‘Dat meen je niet. Bedoel je dat...?’

‘Ik bedoel dat mijn echte vader een moordenaar is, Evan. Ik bedoel dat hij mijn moeder heeft verkrácht. Ik bedoel...’ Wat ik verder nog in mijn nachtmerries had gezien, kreeg ik niet over mijn lippen. Dat mijn vader nog steeds vrij rondloopt evenmin.

‘Sara, wacht even. Begrijp ik je goed?’ Toen ik niets zei, vroeg hij: ‘Sara?’

Ik knikte, hoewel hij me niet kon zien. ‘Ik weet niet... Ik weet niet wat ik moet doen.’

‘Begin bij het begin en vertel me het hele verhaal.’ Ik liet mijn hoofd in mijn kussen vallen en klampte me vast aan de kracht in Evans stem. Toen ik alles had verteld, zei hij: ‘Dus je weet niet zeker dat Julia Karen is?’

‘Ik heb haar foto’s zelf op internet bekeken. Ze is het.’

‘Maar er is geen bewijs dat de Campingkiller jouw vader is. Het is een vermoeden. Ze kan erna nog een andere man aan de haak hebben geslagen.’

‘Slachtoffers van een verkrachting slaan meestal niet meteen erna een kerel aan de haak. En er was een vrouw in haar huis – ik denk dat ze lesbisch is.’

‘Nu misschien, maar je weet niet of ze dat toen ook al was. Misschien was ze al zwanger toen ze werd verkracht. En die privédetective kan best een oplichter zijn.’

‘Hij is een voormalige politieman.’

‘Dat zegt hij. Ik durf te wedden dat hij nog een keer terugbelt en zegt dat hij tegen een vergoeding meer kan uitzoeken.’

‘Zo is hij niet.’ Of had Evan gelijk? Had ik voorbarige conclusies getrokken? Toen herinnerde ik me de blik op Julia’s gezicht weer. ‘Nee, ze was echt in paniek.’

‘Je stond opeens bij haar op de stoep en eiste dat ze met je zou praten. Daar zou iedereen van schrikken.’

‘Het was meer dan dat. Ik voel het... aan mijn water.’

Evan zweeg even en zei toen: ‘Mail me de links, en de foto’s die die vent naar je heeft gemaild, en zijn website. Ik heb vanochtend wel tijd, ik bekijk alles en bel in de lunchpauze terug. Dan hebben we het er verder over, oké?’

‘Misschien moet ik Julia bellen...’

‘Dat is een ontzettend slecht idee. Niet doen.’

Ik antwoordde niet.

‘Sara?’ Hij klonk heel gedecideerd.

‘Ja?’

‘Niet doen.’

‘Oké, oké.’

 

Ally lag al tegen Eland aan te kletsen, dus Evan en ik hingen op.

Ik probeerde me voor Ally groot te houden terwijl we in de oven worstjes in beslag bakten, met smileys van ketchup erop. Maar als ik in haar onschuldige ogen keek, kon ik wel janken. Wat moet ik tegen haar zeggen als ze op de leeftijd komt dat ze naar haar familie gaat vragen?

Nadat ik Ally naar school had gebracht, nam ik, in de hoop dat de frisse lucht me goed zou doen, Eland mee voor een wandeling. Maar zodra ik in het bos kwam, besefte ik dat ik een vergissing had begaan. Normaal was ik dol op de geur van dennennaalden en de vochtige aarde die nog naar de regen van de avond ervoor rook. En op al die boomsoorten, zoals de rode ceder en de douglasspar. Maar de met mos bedekte bomen bogen zich nu dreigend over me heen en hielden het licht tegen. De lucht was zwaar en stil, mijn voetstappen klonken luid. Plotseling viel me vooral op hoeveel duistere plekken er in het bos waren. Een knoestige stomp waar één tak uitstak, een dode boom waar varens op groeiden, de open plek erachter waarop een deken van rottende bladeren lag. Heeft hij haar op zo’n plek verkracht? Eland, die voor me uit rende, joeg een hert op, dat met grote, bruine angstogen wegschoot. Ik stelde me voor hoe Julia door het woud had gerend, haar lichaam gehavend, onder het bloed, haar ademhaling koortsachtig, opgejaagd, als een dier.

Thuisgekomen wilde ik mijn werkplaats op orde brengen: ik was van plan mijn voorraden op te ruimen en mijn gereedschap schoon te maken en op een min of meer ordentelijke manier op te hangen. Maar toen ik de puinhoop op mijn werktafel zag – die lag vol beitels, rubberen hamers, klemmen, een vlakschuurmachine, borstels, lappen en papieren zakdoekjes – raakte ik zo in de war dat ik nog geen liniaal kon weghangen. Ik pakte een bezem en begon houtkrullen bij elkaar te vegen.

Evan belde zoals beloofd tijdens de lunch, maar de verbinding viel de hele tijd weg.

‘Ik bel als... van... het water... Volgende... dop... gebochelde.’

Terug in mijn werkplaats stortte ik me op het schuren van een mahoniehouten chippendale-kast. Terwijl ik jaren van krassen en groeven wegwerkte, gaf ik me over aan de geur van het verse hout en het geluid van het schuurpapier. Het schuren ontspande mijn spieren en kalmeerde mijn gedachten. Maar plotseling herinnerde het mahoniehout me aan Julia’s werkkamer. Geen wonder dat ze niet met me wilde praten; ze leed nog steeds onder haar trauma, en mij zien was genoeg om alles terug te brengen. Maar voor mij hoefde ze niet bang te zijn. Of was ze bang dat ik haar geheim zou onthullen? Ik stopte met schuren. Als ik haar nou verzekerde dat ik het tegen niemand zou zeggen...?

De telefoon lag op mijn bureau, Julia’s nummer op de universiteit stond op een Post-it op mijn computer.

 

De telefoon ging vier keer over en werd toen doorverbonden: ‘Dit is het antwoordapparaat van professor Laroche van de afdeling Kunstgeschiedenis van de faculteit der letteren. Laat uw boodschap achter na de piep.’

‘Dag, met Sara Gallagher. Ik wil u niet opnieuw tot last zijn, maar ik... ik...’

Ik wist niet goed hoe ik het moest zeggen en raakte in paniek. Stel dat ik iets doms zei? Stop. Kalmeer. Ik ademde diep in en zei: ‘Ik wil tegen u zeggen dat het me spijt dat ik u thuis zo overviel, ik begrijp nu waarom u zo van streek was. Ik wil alleen weten hoe mijn medische geschiedenis eruitziet. Ik hoop dat we elkaar kunnen spreken?’ Ik ratelde mijn telefoonnummer af, herhaalde het nog een keer, en vermeldde mijn mailadres. ‘Ik weet dat u veel heeft meegemaakt, maar ik ben een aardige vrouw met een gezin, en ik weet niet wat ik later tegen mijn dochter moet zeggen...’ Tot mijn ontzetting brak mijn stem en begon ik te huilen. Ik hing op.

 

Ik moest zo ongeveer mijn hand afbijten om haar niet terug te bellen en eerst een nieuwe boodschap in te spreken waarin ik me voor de eerste zou verontschuldigen en daarna nog een met alles wat ik wél had willen zeggen. Het uur erna bleef ik in mijn gedachten mijn boodschap herhalen, en mijn schaamte groeide met de minuut. Toen Evan ’s avonds eindelijk belde, vond ik het zo stom van mezelf dat ik zijn advies had genegeerd dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen het hem te vertellen. Hij had de links bekeken en was het met me eens dat Julia Laroche erg op Karen Christianson leek, maar hij was er niet van overtuigd dat de Campingkiller mijn vader was.

Ik vroeg: ‘Wat vind jij dat ik moet doen?’

‘Er zijn twee mogelijkheden: óf je schakelt de politie in en laat het door hen uitzoeken, óf je laat het erbij zitten.’

‘Als ik de politie inschakel, doen ze een dna-test, en ik weet zeker dat de uitkomst positief zal zijn. Stel dat dat bekend wordt! Dan hoort hij ervan en achterhaalt hij misschien wel waar ik woon. Nee, ik wil niet dat anderen hiervan weten.’ Ik ademde diep in. ‘Zijn jouw gevoelens voor mij veranderd nu je weet wie mijn echte vader is?’ Ik haatte mezelf dat ik het vroeg, ik haatte mezelf omdat het me het gevoel gaf dat ik zwak was.

‘Dat ligt eraan. Ga je hem nu ook achter míj aan sturen?’

‘Evan!’

Hij klonk weer serieus toen hij zei: ‘Natuurlijk verandert dit niets. Als het inderdaad je vader blijkt te zijn, is het een angstaanjagend idee dat hij nog steeds vrij rondloopt, maar daar slaan we ons wel doorheen.’

Ik ademde uit en trok zijn woorden als een warme deken over me heen.

Evan zei: ‘Als je niet naar de politie wilt gaan, moet je het accepteren en vergeten. Dan moet je verder.’

Was het maar zo eenvoudig.

 

Evan is het met me eens dat we het beter niet tegen andere mensen kunnen zeggen – hij is net zo bang als ik dat het naar buiten komt en dat de pleuris dan uitbreekt.

Ik overwoog het Lauren te vertellen, maar zij houdt het liever luchtig – ze kijkt niet eens naar het journaal. Hoe moest ik haar dit vertellen? Ik vind het zelf al doodeng om meer over die man te lezen.

Ik ging bij jou in therapie nadat ik Derek – de eerste man van wie ik na de dood van Jason durfde te houden – van de trap had geduwd. Ik was bang dat ik een of andere verschrikkelijke genetische aanleg had, maar jij zei dat ik iets zocht wat ik de schuld kon geven, zodat ik zelf geen verantwoordelijkheid voor mijn daden hoefde te dragen. Toen klonk dat logisch. Al had ik die bedrieger niet echt pijn gedaan, ik was niet trots op mijn daad. Maar ik was er wel van geschrokken.

Ik hoor het Derek nog zeggen, voel nog hoe de woorden me raakten: ‘Je wist toen we elkaar tegenkwamen al dat ik nog niet over haar heen was.’ En hij had gelijk. Ik wist het, en toch ging ik achter hem aan. Heb ik je ooit verteld hoe we elkaar hebben leren kennen? Op een feestje, Ally was een paar maanden oud – ik vond het vreselijk haar achter te laten, maar Lauren stond erop dat ik zou gaan. Derek was slim en geestig, maar dat gaf de doorslag niet. Ik was pas verkocht toen hij zei: ‘Ik ben niet aan een serieuze relatie toe. Ik ben pas net weer vrijgezel.’ Voor dat soort kerels viel ik als een blok: niet beschikbaar, en een grote kans dat ze mijn hart zouden breken. Pas na het botte einde van die relatie besefte ik dat ik het aan mezelf – en aan mijn dochter – verplicht was hulp te zoeken.

Ik zou willen dat het daarbij was gebleven, maar zoals je weet ben ik in de jaren daarna van de ene slechte relatie in de andere overgestapt. Ik denk dat ik het Evan in het begin daarom ook zo moeilijk heb gemaakt. Je herinnert het je waarschijnlijk niet, want nadat ik hem had ontmoet ben ik vrij snel met jou gestopt, maar hij heeft me eerst een tijdje berichten via Facebook gestuurd. Ik was ervan overtuigd dat een man die er zo goed uitzag en ook nog eens een lodge had een playboy moest zijn, dus ik hield hem op afstand. Maar hij bleef berichtjes sturen om te vragen hoe mijn dag was geweest, hoe mijn werk liep en hoe het met mijn dochter ging, en leverde commentaar op mijn status-updates. Omdat ik hem niet als mijn potentiële vriend zag, was ik heel openhartig over mijn problemen en angsten, en vertelde ik niet alleen dat ik relaties en vriendjes beu was, maar álles wat ik op mijn lever had.

Op een avond zaten we tot drie uur ’s ochtends te msn’en en wijn te drinken, en werden we, ieder in ons eigen huis, behoorlijk aangeschoten. De volgende dag stuurde hij me een link naar zijn lievelingsliefdesliedje: ‘These Arms of Mine’, van Colin James – ik denk dat ik het wel tien keer achter elkaar heb gedraaid.

Nadat we een maand lang online hadden gepraat, stemde ik in met een afspraakje, een wandeling in het park, met Eland. De tijd vloog voorbij, en het was geen moment vervelend; ik was vrolijk en voelde me veilig en volledig mezelf. Een paar maanden later stelde ik hem aan Ally voor, en ze waren vanaf het eerste moment gek op elkaar. Zelfs de beslissing om samen te wonen verliep gemakkelijk: de een had de spullen die de ander níét had. Toch bleef ik in die begintijd ruzie zoeken: ik probeerde hem van me af te duwen en stelde zijn loyaliteit op de proef. Diep vanbinnen was ik bang opnieuw gekwetst te worden en mezelf weer net zo te verliezen als toen met Derek, bang voor wat er dan zou gebeuren.

In mijn jeugd was ik vaak boos, maar dat hield ik voor mezelf, waardoor ik als puber nogal depressief was. Pas toen ik vriendjes kreeg, leerde ik mijn woede te uiten. Maar tot die keer met Derek op de trap was ik daar nooit te ver in gegaan. Toen hij me vertelde dat hij met zijn ex-vriendin naar bed was geweest, voelde ik schaamte. Het enige waaraan ik dacht, was dat iedereen zou horen dat ik niet goed genoeg was. En ik gaf hem een duw, waardoor hij viel.

Daarna was ik in shock, zo erg vond ik het wat ik had gedaan. En vooral ook dat ik me er zo sterk door voelde. Ik schrok daar heel erg van, van dat gevoel dat er iets duisters in me zat, iets wat ik niet onder controle had. En ik wilde heel graag geloven wat jij zei, dat het dezelfde triggers waren als altijd: verlatingsangst, angst voor intimiteit, een laag zelfbeeld – de hele mikmak. Maar nu weten we dat een van mijn ouders gewelddadig is – méér dan gewelddadig. Zoals het er nu naar uitziet, had ik misschien wel alle reden om bang te zijn.

Vanmorgen stond ik in mijn werkplaats die mahoniehouten kast te schuren en probeerde ik alles te vergeten. Dat lukte een paar uur. Toen sneed ik in mijn vinger. Het bloedde, en ik dacht: Ik heb het bloed van een moordenaar in mijn aderen.

Derde sessie

Ik ben kwaad en in de war. En ik ben zo gestrest dat ik ontzettend veel zin heb om een honkbalknuppel te pakken en iets volkomen aan barrels te slaan. Ik kan nauwelijks geloven dat het al meer dan een maand geleden is dat ik hier voor het laatst was. Ik ben dat hele weekend bezig geweest met die mentale oefening die je me hebt geleerd. Ik stelde me voor hoe mijn leven zou zijn als ik me geen zorgen om mijn familie of mijn genen maakte, wat ik dán met mijn tijd zou doen. Ik bekeek de bruiloftsdecoraties en de uitnodigingen, en probeerde me voor te stellen dat ik me licht voelde en gelukkig was. Maar ik bleef aan de Campingkiller denken – wáár hij was, wíé hij was. Ik ging zelfs weer naar de site met de foto’s van zijn slachtoffers. En elke keer keerden mijn gedachten terug naar Julia. Had ze mijn bericht ontvangen? Haatte ze me? Die maandag kreeg ik mijn antwoord.

 

Ik was in mijn werkplaats bezig de vernis van mijn handen te schrobben terwijl Stevie Nicks ‘Sometimes it’s a bitch...’ brulde, toen de telefoon ging. Ik schoof het gereedschap op de werkbank opzij en vond de draadloze telefoon onder een berg oude doeken. Het was een privénummer.

‘Hallo?’

‘Kan ik Sara spreken?’

Ik herkende de beschaafde stem. Mijn hart ging meteen als een razende tekeer.

‘Ben jij het, Julia?’

‘Ben je alleen?’ Ze klonk gespannen.

‘Ik ben in mijn werkplaats, Ally zit op school. Ik wilde net gaan lunchen – het ontbijt heb ik vanmorgen overgeslagen...’ ratelde ik.

‘Je had niet moeten bellen.’

‘Het spijt me. Ik was er net achter wie je werkelijk bent, en ik dacht niet goed na...’

‘Dat is duidelijk.’ Het deed pijn, en ik hield mijn adem in. ‘Bel me niet meer.’ En ze hing op.

 

Daar ging ik met de mij typerende flexibiliteit en doortastendheid mee om: ik smeet de telefoon door mijn werkplaats, waardoor de batterij eruit vloog en onder een plank rond bleef draaien. Vervolgens stormde ik het huis in en at een heleboel Oreo-koekjes van Ally en Ritz Bits-kaascrackers, en vloekte iedere keer dat ik mijn mond volpropte. Ze had op een toon gesproken alsof ik iets viezigs op de grond was waar ze in was gestapt, iets wat ze van haar schoen wilde schrapen. Mijn wangen gloeiden en de tranen prikten in mijn ogen, en ik dacht wat ik altijd dacht als ik gedumpt of bedrogen was, of als mijn vader mijn hand niet pakte als ik die naar hem uitstak: wat mankeert er aan mij?

Een uur later was ik nog zo van streek dat ik me onmogelijk op mijn werk kon concentreren. En op mijn huwelijk? Vergeet het maar. Ik overwoog Evan te bellen, maar dan had ik hem moeten uitleggen wat ík eerst had gedaan. Ik pakte mijn autosleuteltjes.

 

Lauren en Greg wonen nog steeds in het huis dat ze meteen na hun huwelijk hebben gekocht – mijn ouders hebben met de aanbetaling geholpen, wat erop neerkwam dat mijn vader bepaalde wat ze kochten. Het is een standaard vijfkamerwoning uit de jaren zeventig, maar met een fantastisch uitzicht op Departure Bay – je ziet er de veerboten achter Newcastle Island vandaan komen. Ik had naar dezelfde buurt willen verhuizen, maar toen Evan en ik op huizenjacht gingen, was daar niets te koop. We zijn uiteindelijk in een nieuwere wijk beland, maar ik ben dol op ons huis. Het is een modern West Coast-huis, afgetimmerd met cederhout, met in de keuken een aardekleurig granieten aanrecht en verder veel roestvrij staal.

Greg is nog steeds bezig met verbouwen, maar als hij klaar is, hebben ze een prachtig huis. Lauren heeft het in de loop der jaren veel kleuriger gemaakt, met zelfgemaakte gordijnen, pastelkleurige muren en vazen vol verse bloemen. Als ik bij haar ben geweest, ga ik altijd met bloemen uit haar tuin naar huis.

Ik klopte op de achterdeur en deed open. ‘Hallo, ik ben het! Sara!’

Ze riep van boven: ‘Ik zit in Brandons kamer!’

In Brandons kamer – met ijshockeybehang – was Lauren bezig de was op te ruimen. Ik ging in de foetushouding op de gewatteerde sprei met het logo van de Vancouver Canucks liggen, sloeg mijn armen om het kussen, keek naar Laura en was jaloers op haar geluk.

Ze bleef met een paar sokken in haar hand staan. ‘Wat is er?’

‘Ik wil er niet over praten.’

Ze zei op een plagerig toontje ‘Zeg op!’ en deed alsof ze de sokken naar me toe wilde gooien.

‘Er is niets. Ik wilde gewoon even langskomen.’

‘Speelt je biologische moeder nog door je hoofd?’ Ze draaide zich om, legde de sokken weg en opende de volgende la.

Ik was het niet van plan, ik wilde me alleen maar even in haar warmte koesteren, maar voordat ik het wist waren de woorden mijn mond uit.

‘Ik heb ontdekt wie mijn echte vader is.’

Ze draaide zich om met een klein blauw t-shirt in haar hand.

‘Je klinkt niet blij. Wie is het?’

Ik werd verscheurd tussen mijn angst voor wat Lauren van me zou denken en mijn verlangen haar te horen zeggen dat het niet uitmaakte, mijn verlangen me door haar te laten opbeuren, zoals ze dat zo goed kan. Ik dacht aan Evans waarschuwing het tegen niemand te zeggen. Ik dacht eraan dat ik Julia had beloofd het tegen niemand te zeggen. Maar dit was mijn zus.

‘Je mag het tegen niemand zeggen, zelfs niet tegen Greg.’

Ze legde haar hand op haar hart. ‘Beloofd.’

Ik werd rood en zei: ‘Je hebt toch weleens van de Campingkiller gehoord?’

‘Iedereen heeft van de Campingkiller gehoord. Hoezo?’

‘Hij is mijn vader.

Haar mond viel open en ze staarde me wat wel een uur lang leek aan met een stomverbaasde uitdrukking op haar gezicht. Ten slotte kwam ze naast me op bed zitten.

‘Maar dat is... Weet je het zeker? Hoe ben je daarachter gekomen?’

Ik ging rechtop zitten, met het kussen op mijn schoot, en vertelde haar over de privédetective en alles wat er sindsdien gebeurd was. Ik staarde haar aan, en verwachtte ieder moment al die verschrikkelijke dingen die ik in mijn hoofd had in haar ogen weerspiegeld te zien. Maar ze zag er alleen bezorgd uit.

Ze zei: ‘Kan Evan gelijk hebben, dat het toeval is?’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Zoals ze vandaag tegen me praatte... Ze haat me.’

‘Natuurlijk haat ze je niet. Waarschijnlijk...’

‘Nee, je hebt gelijk. Ze haat me niet, het is nog erger: het is net alsof ze van me walgt.’ Mijn keel werd dik, ik probeerde niet te huilen.

Lauren wreef over mijn rug. ‘Ik vind het vreselijk voor je, Sara. Maar de mensen die ertoe doen, houden evengoed van je. Helpt dat?’

Behalve dan dat mijn vader niet van me houdt, en dat zij dat niet wil inzien, wat het des te pijnlijker maakt.

‘Je hebt geen idee hoe het voelt om geadopteerd te zijn, om een biologische moeder te hebben die je wegdoet alsof je een stuk vuil bent en je daarna opnieuw afwijst. Ik heb jaren op een ontmoeting met haar gewacht, en nu...’ Ik schudde mijn hoofd.

‘Ik begrijp dat het pijn doet, maar je moet niet vergeten dat er ook veel goed is in je leven.’

Lauren wilde nog iets zeggen, toen we beneden een stem hoorden.

‘Hallo, hallo, hallo, stelletje heksen!’ Melanie.

Lauren riep: ‘We zijn boven!’ Ik wierp haar een blik toe, en ze maakte het gebaar met het sleuteltje voor haar mond.

Melanie kwam binnen en gooide haar handtasje op de vloer.

‘Fijn dat je Cherokee de hele oprit blokkeert, Sara.’

‘Alsof ik wist dat jij langs zou komen.’

Ze negeerde me en keek naar Lauren. ‘Nog bedankt voor je hulp, gisteren. Kyle en ik waren er heel blij mee.’

Lauren zwaaide haar hand door de lucht. ‘Geen probleem.’

Ik vroeg: ‘Wat was er dan?’

‘Niet alles draait om jou en je bruiloft.’ Ze glimlachte alsof ze een grapje maakte, maar haar ogen lachten niet. Melanie ziet er net zo Italiaans uit als mijn moeder, maar zij heeft haar zwarte haar kortgeknipt, stift haar lippen rood en maakt haar ogen koolzwart. Als ze niet kwaad is of ergens over loopt te mokken, is ze echt een stoot.

Mijn vader nam haar vroeger altijd mee naar zijn houthakkerskampen – hij was ervan overtuigd dat ze accountant zou worden en in de zaak zou gaan helpen. Maar toen ze begon te puberen, bracht Melanie al haar tijd door met vriendjes verzamelen. En dat lukte haar het best in het café waar ze achter de bar ging werken. Daarvóór was dat de stamkroeg van mijn vader, maar sinds zij daar op haar negentiende is gaan werken, heeft hij er geen stap meer binnen gezet.

Lauren zei: ‘Kyle had een plek nodig om te oefenen, dus ik heb ze de garage laten gebruiken.’

Melanie wendde zich tot mij. ‘Heb je al een band voor je bruiloft geboekt?’

‘Daar zijn Evan en ik nog niet uit.’

‘Dat komt dan goed uit, want Kyle wil je als huwelijkscadeau zijn band aanbieden.’ Ze glimlachte breed.

Dat kwam helemaal niet goed uit. Ik heb Kyles band een paar maanden geleden gehoord, en het scheelde een haar of ze speelden vals. Ik keek naar Lauren. Haar blik schoot van Melanie naar mij en weer terug.

‘Dat is een interessant voorstel, maar ik moet het eerst met Evan overleggen. Ik weet niet wat hij in gedachten heeft.’

‘Evan? Die is zo gemakkelijk, het maakt hem vast niet uit.’

‘Misschien niet, maar ik zal het hem toch eerst moeten vragen.’

Melanie lachte. ‘Sinds wanneer heb jij Evans goedkeuring nodig?’ Ze zweeg even. Toen kneep ze haar ogen samen. ‘O, ik snap het al. Je wilt helemaal niet dat Kyle het doet.’

Daar gingen we weer. Melanie was als kind verwend, door ons allemaal, maar nog het meest door mijn vader. Als mijn moeder ziek was, had ik de leiding, en dan begon het gesodemieter. Lauren deed niet moeilijk; als ik tegen haar zei dat ze haar speelgoed moest opruimen, deed ze dat meteen. Maar Melanie bleef gewoon met haar handen op haar heupen naar me staan kijken. En dan eindigde het ermee dat Lauren of ik het voor haar deed.

‘Dat heb ik niet gezegd, Melanie.’

‘Het is toch verdomme niet te geloven? Kyles band is hartstikke goed geworden en het is zo’n aardig gebaar. En jij zegt nee?’ Voordat ik had kunnen antwoorden, schudde Melanie haar hoofd en zei: ‘Ik zei toch dat ze het zou afslaan, Lauren?’

Ik vroeg: ‘Hebben jullie het er al over gehad?’

Lauren zei: ‘Nee – nou ja, een beetje. Melanie zei gisteravond dat Kyle wel een optreden kon gebruiken, en...’

‘En jij zei dat hij op de bruiloft mensen kon ontmoeten,’ zei Melanie. ‘Je zei dat het een mooie kans voor hem zou zijn.’

Mijn gezicht gloeide en mijn hartslag versnelde. Dus Melanie wilde mijn bruiloft als een auditie voor haar vriend gebruiken? En Lauren had haar op het idee gebracht?

Lauren zei: ‘Maar ik wist niet of Sara al andere plannen had.’

‘Nou, die heeft ze niet,’ zei Melanie. ‘Ze wil het niet omdat ze Kyle niet mag.’

Melanie staarde me aan, haar kin in de lucht: ze daagde me uit het te ontkennen. Ik had zin haar precies te vertellen wat ik dacht: Hij is niet goed genoeg voor jou, dus hij is zeker niet goed genoeg om op mijn bruiloft te spelen. Maar ik telde tot tien, ademde diep in en zei: ‘Ik zal erover denken, oké?’

Melanie zei: ‘Ja hoor, het zal wel.’

‘Echt waar, ze denkt erover – toch, Sara?’ Lauren keek me smekend aan, ze was als de dood dat we ruzie zouden krijgen. En als ik niet maakte dat ik wegkwam, zou het een fíkse ruzie worden.

‘Zo is dat. Ik moet ervandoor.’ Ik stond op.

Lauren zei: ‘Kun je geen koffie blijven drinken?’ Ik wist dat ze wilde dat ik bleef, zodat we het konden oplossen, of althans konden doen alsof er niets aan de hand was. Maar als Melanie nog één woord zei, zou ik ontploffen. Ik glimlachte gemaakt.

‘Sorry, ik moet Ally gaan halen. Volgende keer, goed?’

Ik vertrok zonder Melanie nog aan te kijken.

 

Die nacht lag ik te woelen in mijn bed. Ten slotte stond ik op en maakte ik notities – ik wist dat dat de enige manier was waarop ik tot rust zou kunnen komen. Om te beginnen moest ik de volgende morgen Lauren bellen om mijn excuus te maken voor mijn abrupte vertrek. Daarna zou ik Melanie een brief schrijven waarin alles zou staan wat ik altijd al tegen haar heb willen, maar nooit heb dúrven zeggen. Na vier jaar therapie mag ik hebben geleerd hoe ik met mijn woede om moet gaan (tot tien tellen, brieven schrijven, de kamer verlaten om af te koelen), Melanie heeft me in een mum van tijd op de kast. Het is echt vreselijk. Dan heb ik het gevoel dat ik mezelf totaal niet in de hand heb. Maar het maakt me vooral verdrietig. Toen ze klein was hield ik zo veel van haar... Ik vond het heerlijk zoals ze naar me opkeek en me overal volgde. Tot ik haar, toen ze vier was, in het winkelcentrum kwijtraakte.

We deden kerstinkopen en mijn vader droeg mij op haar in de gaten te houden terwijl hij een winkel binnen ging. Melanie wilde rondlopen, maar ik wist dat mijn vader woest zou zijn als we ook maar een centimeter van onze plaats zouden komen, dus ik hield haar vast aan de achterkant van haar jas. Hoe steviger ik haar vasthield, hoe harder ze vocht om los te komen, ze trok en probeerde me te krabben, en toen brak ze los en rende de winkelende menigte in. De twintig minuten die daarop volgden waren de meest angstaanjagende van mijn leven. Ik begon haar als een gek te roepen. Mijn vader kwam de winkel uit gerend, zijn gezicht witheet. Toen we haar vonden – ze zat op zo’n mechanische pony – sleepte mijn vader mij mee naar de parkeerplaats en gaf me achter zijn truck een pak slaag. Ik weet nog goed dat ik me probeerde los te rukken en dat ik zo hard huilde dat ik bijna niet kon ademen, en dat zijn hand telkens weer op me neerkwam.

In het merendeel van mijn naarste jeugdherinneringen kom ik door Melanie in de problemen. Met Halloween verkleedden Lauren en ik ons een keer als cheerleaders. Melanie wilde hetzelfde kostuum, maar we hadden er maar twee gemaakt, dus ik zei tegen haar dat zij een prinses mocht zijn. Ze pakte mijn pompons, rende de kamer uit en riep dat ze ze in het vuur ging gooien. Ik rende achter haar aan, ging in de gang onderuit en stootte een lamp om, waardoor de lampenkap brak. Toen ik dat aan mijn vader vertelde, was hij furieus – niet vanwege de lamp, maar omdat ik Melanie had moeten laten meedoen. Ik mocht geen snoep ophalen, en Melanie kreeg mijn kostuum. Maar het ergst was nog wel dat ik wel mee langs de huizen moest. Ik herinner me nog goed hoe Melanie in het kostuum, waaraan ik weken had gewerkt, van deur naar deur huppelde en hoe het rokje bij iedere stap heen en weer zwaaide, en telkens als mensen zeiden hoe schattig ze eruitzag, brak mijn hart.

Toen we in de twintig waren en geen van ons nog thuis woonde, verbeterde onze relatie. En na de geboorte van Ally kwam Melanie af en toe langs, gewoon voor de gezelligheid; dan keken we naar een film, hadden we lol en aten we popcorn. Geweldig was dat, alsof we eindelijk zussen waren. We hadden nog weleens ruzie, maar dat liep alleen uit de hand als ik haar probeerde te adviseren over haar vriendjes of de jongens met wie ze omging. Toen ze met Kyle begon, zei ik tegen haar dat ik bang was dat hij haar gebruikte, omdat ze achter de bar stond. Ze werd woedend en we spraken elkaar een tijdje niet meer. Later ontmoette ik Evan en begon mijn vader ons voor etentjes uit te nodigen – hij belt alleen als Evan thuis is – en organiseert hij brunches en barbecues voor de hele familie.

Melanie mist veel van die etentjes omdat ze op dat uur vaak moet werken, maar als ze er wel bij is, heeft ze het op mij gemunt – vooral als haar vriendje erbij is. Ik weet niet waar ze meer van baalt: dat mijn vader Evan meer mag dan Kyle of dat ik Kyle niet zie zitten, maar ze doet er alles aan om mij in diskrediet te brengen. Als ik dan kwaad word, geeft mijn vader mij op mijn kop en laat hij Melanie met rust. Hoe meer ik mijn best doe niet te reageren, hoe harder zij haar best doet mij te raken. Inmiddels lijkt ieder gesprek over de bruiloft aanleiding voor een ruzie te zijn.

En het eindigt er altijd mee dat Lauren tussenbeide komt, en ik weet dat ze zich vreselijk voelt over wat er eerder is gebeurd, wat míj weer een rotgevoel geeft. Maar ik had om nog een andere reden last van een schuldgevoel, en ik maakte een aantekening dat ik haar eraan moest herinneren dat ze echt niemand iets over mijn biologische vader mag vertellen.

De volgende ochtend versliep ik me een beetje, en ik moest me haasten om ervoor te zorgen dat Ally op tijd op school kwam. Daarna kreeg ik een telefoontje van een klant met een spoedreparatie van een kapstok die naar een antiekbeurs moest. Ik zag geen kans Lauren te bellen, en aan het eind van de dag ging ik uitgeput naar bed en zwoer ik dat ik het de volgende dag zou oplossen. Maar dat deed ik niet, en toen de dagen zich tot een week aaneen hadden geregen, zakte ik opnieuw weg in een depressie.

Tegen het eenvoudigste klusje zag ik als een berg op, en mijn hele lichaam deed pijn. Alleen al het idee om weer in therapie te gaan was voldoende om me doodmoe te maken. En dus sliep ik te veel en at ik te veel en lag ik hele middagen op de bank naar films te kijken. Ik moest me ertoe zetten Eland mee uit wandelen te nemen, en dan liep ik niet zijn favoriete route door het bos, maar die door het park in de buurt, waar het drukker is en ik me veiliger voelde. Meestal vind ik het geweldig om hem op het verlaten kermisterrein achter de konijnen aan te zien gaan en de aardse geuren van hooi en dieren op te snuiven. Maar nu zagen de gebouwen er oud en verlaten uit, en sjokte ik mismoedig door de plassen.

Verder sleepte ik me alleen naar buiten voor Ally, en het kostte me al mijn energie om te verbergen wat ik voelde. Maar daar slaagde ik niet in. Op een dag reden we door de stromende regen naar huis, wat bij ons aan de kust in maart natuurlijk niet ongebruikelijk is, en in andere maanden overigens evenmin, maar het deed mijn toch al miserabele gemoedstoestand geen goed. We stopten voor een verkeerslicht en ik staarde door de voorruit.

Ally vroeg: ‘Waarom ben je zo verdrietig, mama?’

‘Mama voelt zich niet helemaal goed, schatje.’

‘Ik zorg wel voor je,’ zei ze. En ze was die avond heel lief. Ze probeerde een soepje voor me te koken, droeg Eland op stil te zijn en sliep bij mij in bed. We kropen lekker tegen elkaar aan en zij las me voor en leende me haar favoriete barbie om me te troosten, en de regen kletterde tegen het raam.

De volgende ochtend belde ik Lauren eindelijk om mijn excuses te maken voor mijn overhaaste vertrek, maar zij was me voor.

‘Het spijt me dat ik tegen Melanie heb gezegd dat Kyle misschien wel op je bruiloft zou kunnen spelen, Sara. Maar jullie maken altijd ruzie, en daardoor is het altijd lastig iets tegen een van jullie te zeggen.’

‘Ik word knettergek van Melanie.’

‘Jullie zouden niet zo jaloers op elkaar moeten zijn.’

‘Ik ben niet jaloers op haar, ik vind het alleen ontzettend irritant dat ze altijd overal mee wegkomt.’

‘Papa is net zo streng voor haar, hoor.’

Ik lachte. ‘Echt niet!’

‘Hij is... Je ziet het gewoon niet. Hij heeft altijd commentaar op haar baan en zegt tegen haar hoe goed jij in je werk bent en hoe groot jullie huis is en hoeveel succes Evan heeft. Ik denk weleens dat jullie altijd ruziën omdat jullie zo op elkaar lijken.’

‘Ik lijk helemaal niet op Melanie!’

‘Jullie hebben allebei een sterke persoonlijkheid en...’

‘Helemaal niet, Lauren.’

Ze zweeg.

Ik zuchtte. ‘Sorry. Ik zit in een rottijd.’

Haar stem was nu teder. ‘Dat weet ik, liefje. En je kunt me altijd bellen.’

Maar dat deed ik niet, want al hou ik nog zoveel van mijn zus, met één ding kan ze mij niet helpen, één ding blijft altijd tussen ons in staan; zíj weet waar ze thuis is.

 

Na nog een week neerslachtig rondgesloft te hebben, besloot ik dat het tijd was voor een ommekeer. Ik googelde de Campingkiller niet langer tien keer per dag, las niet meer over erfelijkheidsleer en afwijkend gedrag – wat alleen maar nachtmerries veroorzaakte – en kocht spullen voor een vogelhuisje, dat Ally al een eeuwigheid wilde bouwen. Daar hadden we ontzettend veel plezier mee, en bij het verven van het huisje gierde Ally van het lachen toen ze de kwast rondzwaaide, zodat de verf over haar vingers en de tafel spetterde. En langzaam maar zeker loste de duisternis op. Evan en ik hadden in het weekend zelfs een gezellig etentje bij Lauren en Greg. Althans, het was gezellig tot mijn vader binnenkwam om met Greg over iets op het werk te praten.

Het was vreselijk voor Greg: mijn vader schold hem beneden de huid vol, terwijl hij wist dat wij het in de keuken konden horen. Het was des te lulliger omdat mijn vader erna boven kwam en ons doodleuk vertelde dat hij een nieuwe voorman had aangenomen. Greg wacht er al jaren op tot die positie gepromoveerd te worden. Mijn vader bleef een biertje drinken en praatte met Evan over het vissen. Ik walg ervan hoe hij de een boven de ander verkiest, maar ik walg ook van mezelf, omdat ik er trots op ben dat hij míjn verloofde wel mag.

In de eerste week van april had ik eindelijk het gevoel dat ik de depressie achter me had gelaten. Ik werd ’s nachts niet meer wakker en viel overdag niet meer in slaap. Ik bracht weer uren in mijn werkplaats door en werkte de achterstand die ik had opgelopen weg. Ik voelde me zelfs zo goed dat ik uitgebreid met Ally ging shoppen. Ik gaf handenvol geld uit aan knutselspullen en een netbook, waarbij ik mezelf voorhield dat het haar zou helpen met leren. Ik vond het heerlijk om spullen voor haar te kopen: kostuums, boeken, spelletjes, verf, kleren, knuffeldieren... Als Ally gelukkig is, dan ben ik het ook. Toen we met al die tassen thuiskwamen, ging de telefoon.

‘Je kunt vanavond maar beter langskomen.’ Het was mijn vader. En zijn toon maakte duidelijk dat ik een probleem had – een groot probleem.

‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’

‘Ik heb een telefoontje gekregen...’

Mijn vader zweeg een ondraaglijk moment. Ik hield mijn adem in.

‘Op internet staat dat de Campingkiller jouw vader is.’ Je hoorde de woede in zijn stem: hij eiste een verklaring. Ik deed mijn best tot me door te laten dringen wat hij net had gezegd, maar ik kreeg geen adem meer.

‘Wist je dat? Is het waar?’ Zijn woorden geselden me, en mijn hartslag schoot omhoog. Het laatste wat ik had gewild, was dat zij erachter zouden komen. Ik dacht aan mijn moeder, hoe verdrietig ze zou zijn. Ik liet me op het bankje in de gang zakken, sloot mijn ogen en beet door de zure appel heen.

‘Een paar maanden geleden heb ik mijn biologische moeder gevonden.’ Ik ademde diep in en gooide de rest er ook uit. ‘En naar alle waarschijnlijk is de Campingkiller mijn biologische vader.’

Mijn vader zweeg.

Ik vroeg: ‘Wie heeft jou gebeld?’

‘Big Mike.’

De nieuwe voorman? Hoe was dat mogelijk? Die man kon nauwelijks lezen en schrijven. Mijn vader beantwoordde mijn vraag.

‘Hij zei dat zijn dochter het op Nanaimo News for Now heeft gevonden.’

‘Bedoel je die roddelsite?’ Ik rende de trap al op, naar mijn computer.

Mijn vaders stem klonk bitter. ‘Je hebt een maand geleden je biologische moeder gevonden, en je hebt ons niets verteld! Waarom heb je niet gezegd dat je haar zocht?’

‘Dat wilde ik doen, maar ik... Wacht even, pap.’

Ik typte het adres van de website in en vond het artikel.

Karen Christianson gevonden in Victoria...

‘O, nee...’

Ik probeerde de tekst te lezen, maar de shock was zo groot dat de woorden door elkaar heen liepen. Er drongen alleen fragmenten tot me door: Karen Christianson... De enige overlevende van de Campingkiller... Julia Laroche... Professor aan de Universiteit van Victoria... drieëndertigjarige dochter Sara Gallagher... familiebedrijf Houtzagerij Gallagher in Nanaimo...

Het lag op straat, alles lag op straat!

Mijn vader vroeg: ‘Hoe weten ze dat zij je moeder is?’

‘Ik heb geen idee.’ Ik staarde naar het beeldscherm en de paniekgedachten denderden door mijn hoofd. Hoeveel mensen hadden dit artikel al gezien?

Mijn vader zei: ‘Ik ga Melanie en Lauren bellen. Ik wil dat iedereen om zes uur thuis is. Dan hebben we het erover.’

‘Ik ga nu meteen een mail naar die site sturen om te zeggen dat ze...’

‘Ik heb mijn advocaat al gebeld. Als ze dit artikel niet onmiddellijk van hun site halen, sleep ik ze voor de rechter.’

‘Papa, ík los dit wel op.’

‘Ik regel het.’ De toon waarop hij dat zei, maakte duidelijk dat hij niet dacht dat ik in staat was ook maar íéts op te lossen.

Nadat ik had opgehangen, besefte ik dat hij had gezegd: ‘De Campingkiller is je vader.’ Niet ‘je biologische vader’, maar alleen ‘je vader’.

 

Nu weet je waarom ik zo gestrest ben, Nadine. Na dat telefoongesprek met mijn vader las ik de rest van het artikel, en ik had de hele tijd het gevoel dat ik moest overgeven. Er stonden allerlei foto’s van Karen Christianson op – zelfs de personeelsfoto van de universiteit. Er stonden ook ongelooflijk veel details over mij in: wat ik doe voor de kost, bijvoorbeeld, en dingen over Evans lodge. Het enige wat er – goddank – niet in stond, was dat ik een dochter had.

Al had mijn vader zijn advocaat gebeld, ik stuurde de website toch een mailtje waarin ik hun vroeg het artikel te verwijderen, en ik belde alle toestelnummers die op de site stonden, maar er werd niet opgenomen. En zo had ik weer eens het gevoel dat ik een idioot ben die alles verkeerd doet. Ik probeerde Evan te bereiken, maar hij zat met een groep op een van zijn boten en zou niet voor het avondeten binnenvaren. Lauren nam niet op, en dat terwijl zij een moeder is en thuiszit. Waarschijnlijk hield ze zich in de tuin verborgen. Ik wist zeker dat ze net zo tegen die bijeenkomst ’s avonds opzag als ik – Lauren vindt het vreselijk als mensen ontdaan zijn.

Nu vraag ik me af of Melanie Lauren en mij heeft horen praten. Maar Melanie mag dan een bitch zijn, zoiets gemeens zie ik haar niet doen. Natuurlijk, als ze het tegen Kyle heeft gezegd... Hij is het type dat zelfs zijn zusje zou verkopen als hij dacht dat het hem verder hielp. Het is uitgesloten dat Lauren of de privédetective heeft gepraat.

De manier waarop ik tegen deze bijeenkomst met mijn familie opzie doet me denken aan de keer dat ik moest vertellen dat ik zwanger was – toen stond mijn vader midden in mijn verhaal op en ging de kamer uit. Ik nam Eland mee naar buiten en hoopte met een wandeling een deel van mijn nerveuze energie kwijt te raken, maar ik keerde al snel terug om weer achter mijn computer te kruipen. Toen het tijd was om naar jou te gaan, stond het artikel nog steeds op de site. Ik probeer voor ogen te houden dat niemand iets met de informatie kan zolang die niet door mij is bevestigd. De advocaat van mijn vader werkt voor een van de beste kantoren van Nanaimo. Hij zorgt er vast voor dat het artikel vanmiddag nog van de site wordt gehaald. Er zal nog een tijdje over geroddeld worden, en daarna komt er iets anders voor in de plaats. Ik moet gewoon wachten tot het overwaait.

Maar ik heb het gevoel dat me nog iets ergers te wachten staat.