8

 

Na een paar weken heeft Margriet het voldane gevoel dat ze zich behoorlijk heeft ingewerkt. De school is haar nu net zo vertrouwd als voorheen het gebouw van de pabo dat was. Ze kent de kinderen nu zo'n beetje, en de kinderen kennen haar.

Wat de collega's betreft mag ze niet klagen, van ex-klasgenoten hoort ze nogal eens vervelende verhalen. En Petra, ach, met haar zal het op den duur wel beter gaan. Dat hoopt ze tenminste. Aan haar zal het niet liggen.

Eén ding jaagt haar soms vrees aan. Af en toe is het of de stembanden dienst weigeren, vooral na een dag waarop er veel gesproken moest worden.

Thuis heeft ze een studieboek opgesnord dat ze gebruikte voor de logopedielessen en waarin enkele oefeningen staan beschreven. Had ze indertijd de raadgevingen maar consequenter opgevolgd.

'Jij lijkt me verslaafd aan dropjes!'

Collega Johan doet Margriet opschrikken. In de leraarskamer heeft ze een afgedankte taalmethode ontdekt, die volgens Petra naar het oudpapierschuurtje behoort verwezen te worden. Margriet echter kan zoiets niet zonder meer over haar hart verkrijgen. Ze is druk bezig illustraties uit te knippen als Johan haar verrast.

'Ben je wel vaker zo laat nog op school?' verbaast hij zich. Hij werpt een blik op de taalboekjes en bedient zich ongevraagd van haar wybertjes.

'Wil je een dropje?' vraagt Margriet liefjes.

Hij grinnikt, trekt een stoel naar zich toe en herhaalt zijn vraag. 'Zeg, ben je wel vaker zo laat?'

Margriet knikt. 'Ik heb nog heel wat tijd nodig om me goed voor te bereiden. Gebrek aan ervaring. En ik heb gemerkt dat alles veel beter loopt als ik wat ik ga doen, goed heb doordacht. Ik denk wel eens: wat hadden de onderwijzers het vroeger gemakkelijk. Je ging verder met je rekenles waar je daags tevoren was gestopt. Ik hoor ouderen vaak klagen dat de jeugd niet meer kan rekenen. Om nog maar te zwijgen over taal. De d's en t's zijn voor menigeen een struikelblok.'

Margriets handen werken vlijtig door, scheuren en knippen.

Johan kauwt dropje na dropje, probeert deze nieuweling in hun gezelschap uit te horen. Gelukkig is ze niet zo'n haaibaai als Petra, die het altijd beter denkt te weten. Al mag dit meisje wel eens wat meer haar op de tanden zien te krijgen, volgens hem is ze erg kwetsbaar.

'Ik mag graag in het stille schoolgebouw wat rondklungelen!' zegt Johan opgewekt. 'Mijn manier van opladen!'

Hij staat op en haalt een landkaart uit een rek, die hij voor Margriet ontrolt. 'Zo, ken jij de plaatsen nog, de rivieren. Wijs me de Donau eens aan!'

Margriet legt de schaar terzijde. 'Ah! Hongarije!' zegt ze geïnteresseerd. 'Ik ken iemand die daar vandaan komt. Hij spreekt vloeiend Nederlands, is maar half Hongaars. Me dunkt dat je je in zo'n geval verscheurd moet voelen, net als gastarbeiders. Of de Molukkers. Je hoort in twee landen thuis.'

Johan knikt. 'Ik ben bezig met Hongarije. Ik sleep van alles en nog wat aan om het boeiend te maken. Dan wordt het allemaal veel beter onthouden. Wat heb je aan droge kost, namen uit je hoofd leren, gebergten, rivieren, plaatsen, nee, ik doe het meer in de breedte. Iets over de strijd die de bevolking in het verleden gevoerd heeft, dat kun je weer naar de hedendaagse situatie laten verwijzen. Wist jij bijvoorbeeld dat de bewoners daar voor - zeg maar - achtennegentig procent bestaan uit Magyaren, waarschijnlijk van Turkse origine? En dan hebben we ook de zigeuners nog.' Johan is niet meer te stuiten, tot Margriet hem in de rede valt.

'Maak me niet wijs dat die kinderen uit jouw klas dat allemaal onthouden! Je overlaadt ze met informatie, lijkt me!'

Johan verdedigt zich. 'Er blijft altijd wel wat van hangen en als ze straks op de middelbare school zitten en meer aangereikt krijgen, komt een en ander hopelijk weer bovendrijven. Zo zit de mens in elkaar, weet je. En neem de tv eens. Als ze wat horen over het Oostblok en meester heeft het over Hongarije gehad, dan zijn ze alert!'

Margriet stapelt de geplunderde boekjes op, schudt haar hoofd en zegt dat ze blij is een jongere groep te hebben.

Maar Johan zaagt door. 'Weet jij bijvoorbeeld wat de munteenheid daar is?'

Margriet haalt haar schouders op. 't Kan haar niet schelen ook!

'De forint!'

'Waarschijnlijk zou de eerste de beste kruiswoordpuzzelaar zoiets wel weten, ik niet. Ik vind dat je Europees moet gaan denken, anno nu.'

Johan reageert niet, is in gedachten ergens in Boedapest, vermoedt Margriet. En ver zit ze er niet naast.

'Die kennis van jou, die Hongaar, is die een beetje interessant, boeiend?'

Imre, boeiend en interessant?

Margriet tuit nadenkend haar lippen. 'Tja, om te zien is ie lang niet gek. Best wel een knappe kop, donker haar, stevig figuur. Is het dat wat je weten wilt?' houdt ze zich van de domme.

'Ik zou best een Hongaar voor de klas willen hebben, maar dan een echte. Iemand die er echt wat van weet, niet de een of andere toerist die alleen wat over de buitenkant weet te vertellen. Wat doet die snuiter van jou?'

Margriet lacht haar rechte tanden bloot. Imre, haar snuiter. 'Hij wordt huisarts, loopt stage bij mijn vader. Hij is begaan met de lijdende mens... Nee heus, lach nu niet! Het klinkt dramatisch... maar hij heeft veel meegemaakt en dat beïnvloedt je karakter. Zijn moeder is zo Nederlands als onze kaas, maar wil ginds blijven, ook nu haar man niet meer leeft. Ze hebben het als christen daar bijzonder zwaar gehad en nog schijnt het er niet zo te zijn als de media ons willen doen geloven.'

Margriet zwijgt abrupt. Deze Johan heeft niets te maken met haar familieproblemen, Erik, zijn tochten naar Roemenië en andere landen, de gedrevenheid die onmiddellijk door Imre werd begrepen, beter dan door de naasten. Bijna was ze over dat onderwerp begonnen, het ligt ook zo boven op de stapel gedachten in haar hoofd.

'Huisarts, eens nagaan of hij een bepaald onderwerp weet te kiezen dat de lieverdjes boeit. Iets over de jeugd daar bijvoorbeeld.' Margriet haalt een wijsheid aan die ze zelf ook nog wel eens toepast. 'Een leraar op school beweerde dat niet hetgeen je doorgaf bepalend moest zijn, maar ook de manier waarop je iets zegt. Neem nou eens een vergadering van ons, in deze kamer. Als ik wat opmerk, nogal eh... bescheiden, want wie ben ik, beginneling? heb ik soms het idee dat niemand me hoort. Even later kaart Petra hetzelfde aan, maar op een andere manier. Alleen al die donkere stem van haar doet anderen zwijgend luisteren! Ik pas het in de klas zelf ook wel toe en doe mijn best manieren te vinden die de kinderen boeien. Zo kun je van iedereen wat leren!'

Johan knikt opgewekt. 'Positief blijven, zelfs als het onze lieveling Peetje betreft. Je gaf me zeker een seintje beter naar jouw lieve stemmetje te luisteren?' plaagt hij.

Margriet ontkent, dat bedoelde ze niet. 'Zal ik je het telefoonnummer van mijn ouderlijk huis geven? Dan kun je het Imre zelf vragen!'

Johan rolt Hongarije op, neemt de kaart onder zijn arm en beweert dat persoonlijke benadering de beste methode is.

'Jij kunt dat varkentje best voor me wassen, jij kent die snuiter. Als beloning krijg jij van mij een potje honing! Voor je keeltje!' En hij heft op dramatische toon een lied aan. 'Honing, als beloning...'

'Pavarotti zou je benijden!' vindt Margriet, schudt de laatste wybertjes op haar handpalm en mikt het doosje in de prullenbak.

Hongarije komt dreigend op haar af. 'Jij vraagt dat voor mij. Zoiets hoor je voor een collega te doen!' Margriet duwt de kaart van zich af, belooft het vandaag nog te doen.

Achter hem aan loopt ze de gang op. 'Trouwens,' zegt ze tegen de nog steeds zingende leraar, en ze moet haar stem verheffen wil ze boven de aria uit komen, 'hé, Johan, ik heb liever een pond centendrop dan honing, onthoud dat even!'

In haar eigen klas bergt ze de knipsels op, ze pakt haar tas en verlaat het gebouw, nog nagenietend van het korte gesprek met deze opgewekte collega. Zo, buiten schooltijd, leer je elkaar pas kennen en waarderen, vindt ze.

Ze moet wat gevallen blad van de voorruit van haar wagen vegen, het begint opeens ietwat te herfsten. De dagen zijn aanmerkelijk korter en echt warm wil het niet meer worden, de zon verliest haar kracht.

Aan de overkant loopt het dametje dat tijdens het oversteken slecht uitkijkt, Margriet is bijna geneigd haar daarop aan te spreken.

'Ik weet wie ze is!' Ze zegt het zacht voor zich heen, is blij met het geheugenopfrissertje. Natuurlijk, mevrouw Vaendeldrager, die in het dorp indertijd een crèche beheerde. Hoe vaak heeft zij als meisje daar niet geholpen, gespeeld met de kleintjes.

Margriet laat de autosleutels terugglijden in de zak van haar jasje en haast zich over het pleintje naar de overkant, waar mevrouw Vaendeldrager net haar huisje wil binnengaan.

'Hallo, kent u me nog, mevrouw Vaendeldrager!' roept ze, terwijl ze haar op de rug kijkt. Wat is ze oud geworden, schrikt Margriet. De rug is gebogen, het haar spierwit. Ze beseft dat deze vrouw, vitaal als ze was, de indruk vestigde jonger te zijn dan ze in werkelijkheid was.

'Moet ik u kennen? U bent een juf van de school. Maar wacht eens, jij bent er eentje van Heyblom! Als ik het niet dacht. Je bent net Iris van zo'n jaar of tien terug. Laat me raden: Anemoon ben je niet, die ken ik te goed. Violet? Nee, natuurlijk, jij bent Margrietje! Een volwassen vrouw, de tijd gaat wel erg snel!' Margriet drukt de fijne hand, zegt licht berispend: 'Ik heb u al bijna, tot twee keer toe, onder de auto gehad! En ik maar denken: wie is dat toch?'

De bejaarde dame lacht hartelijk, lijkt opeens jaren jonger. Zegt dan ernstig: 'Ik ben heel erg ziek geweest, en in mijn eigen huis kon ik niet meer blijven, al mijn leuke bestuursbaantjes en het kerken werk: in één keer fini. Ik verveel me nu ik zo weinig meer kan. Oud worden wil iedereen wel, maar o wee als het je echt overkomt, kindlief. Zeg, ga je mee een kopje thee drinken? Ik wil zo graag van alles over je familie horen.

Margriet zegt dat het haar spijt, maar ze is al laat. 'Heus, ik kom heel gauw langs. Kijk, vanuit uw woonkamer kunt u mijn klasje zien! Enig is dat!'

Mevrouw Vaendeldrager drukt Margriets uitgestoken hand met allebei de hare.

'Je bent een Heyblom, dus ik weet dat je je aan je woord zult houden. Wel, dan is het dus: tot ziens!'

Margriet gaat met een blij hart terug naar haar auto. Om meer dan één reden is ze verheugd. Eén ervan is: eindelijk weet ze wie het overstekende dametje was. Ten tweede vindt ze het echt prettig een oude kennis ontmoet te hebben.

Achter haar klinkt een luide groet. Johan fietst langs haar heen. Achter op zijn bagegedrager staat een uitpuilende tas stevig verankerd.

Ze geeft een claxonstoot als ze hem passeert, steekt een duim op ten teken dat ze niet vergeten is een klusje voor hem te zullen klaren.

 

'Jij? Moet jij Imre spreken?' Sabines stem klinkt bepaald gespannen. 'Het is toch ook zo'n fijne vent!' zegt ze. Ze kijkt Margriet daarbij aan als verwacht ze een instemmend antwoord.

Zoals gewoonlijk is Sabine met het een of ander druk in de weer, altijd bezig is ze.

Uit de keuken komen verrukkelijke etensgeuren die Margriet doen watertanden. Ze weet uit ervaring dat Sabine van iedere maaltijd iets bijzonders weet te maken, het samen om de tafel zitten is dan ook een hoogte- maar tevens een rustpunt voor dokter Heyblom en zijn huisgenoten.

'Blijf eten!' biedt Sabine aan. Ze verraadt haar gedachtegang als ze erachteraan voegt: 'Imre eet ook mee.'

'Margriet schudt haar hoofd. 'Iris en ik eten een prakje van gisteren. Gewoon, zuurkool met een worstje. Hm, als ik dit hier ruik zou ik bijna in de verleiding komen, terwijl ik slechts kwam om Imre een verzoek over te brengen van een collega die Hongarije onder de loep heeft genomen en een spreker zoekt. Ik zou Imre polsen of ie dat wil!'

Sabine legt een stapel gevouwen handdoeken in Margriets armen. 'Help me even dit naar boven te brengen, dan praten we ondertussen door!' Zelf neemt ze een overvolle wasmand ter hand, gaat voor op de trap.

'Leg maar in de badkamer, en bedankt.'

Even toeft Margriet in de overbekende ruimte. Thuis. Vreemd, dat als je het huis uit bent, je de ouderlijke woning als thuis blijft betitelen.

Ze snuift de bekende geurtjes op die zijn blijven hangen. Sabines badzout en haar vaders aftershave. Als ze indertijd een bad nam, kon ze het niet nalaten de tegels te tellen. Van boven naar beneden, van links naar rechts. Een bijna dwangmatige bezigheid.

In de gang babbelt Sabine tegen haar, realiseert Margriet zich.

'.. .Dus ik zei tegen je vader...'

Achter elkaar lopen ze de trap af en ze komen gelijk met Imre Blasko, die net zichzelf binnenlaat, in de hal.

'Daar is-ie! Imre, Margriet kwam voor jou!' zegt Sabine nadrukkelijk.

'Zo!' Imre hangt zijn jas aan de kapstok, ordent met beide handen zijn kapsel.

Margriet die voor hem komt, Margareta, noemt hij haar voor zichzelf. Op z'n Hongaars.

Hij keert zich langzaam om, ziet in een flits een trekje van ongenoegen over Margriets gezicht glijden. Ze zal aan hem niet merken, niet meer, dat zijn hart sneller voor haar klopt. Hij moet geduld hebben, hopen is niet verboden.

'Zo, dan zul je er je reden wel voor hebben. Nog steeds schor, keelpijn?'

Sabine schrikt op. 'Is het heus zo erg, kind? Het duurt wel lang.' De huishoudelijke hulp komt uit de keuken, wenkt Sabine. 'Wilt u even naar het vlees kijken?'

Margriet verklaart haastig dat het best gaat met haar stembanden. 'Ik kwam namens een collega, die behandelt Hongarije met zijn groep. Van alles en nog wat sleept hij erbij, grappig is dat! Hij zou graag een spreker hebben die wat specifieks wist te vertellen over het land en al pratende kwam ik op jou terecht. Zou je dat willen doen?'

Imre leunt op zijn gemak tegen een muur, de armen gekruist over zijn borst. Niet laten merken dat hij zich gevleid voelt. Oei! Dat Hongaarse stukje Imre speelt op, wil het Nederlandse gedeelte uitbannen. Afwachten? Hopen? Hij knikt langzaam, alsof hij er even over heeft moeten nadenken.

'Voor wat hoort wat, is dat niet een Nederlands gebruik? Ik zou zeggen: ontferm je een avond over een eenzame huisarts in spe en ga met me mee naar vrienden van mij die een Hongaars restaurant beheren. Je zult er geen spijt van hebben, Margareta.'

Nu heeft hij het toch gezegd.

'Is dat mijn naam op z'n Hongaars?' vraagt Margriet belangstellend. Automatisch glijden haar vingertoppen langs het zilveren bloemetje dat aan een ketting om haar hals hangt.

Imre knikt, bijna onverschillig. 'Dat heb je met mensen die tweetalig zijn grootgebracht. Automatisch vertaal je namen, voorwerpen.'

Hij geeft voor nog zo het een en ander te doen te hebben. Komt ter zake. 'Wanneer spreken we af?'

Margriet denkt razendsnel na, overweegt of ze zal vragen of Iris ook van de partij mag zijn. Wat zou betekenen dat ze hem op kosten jaagt. Toch maar niet doen. 'Morgenavond?' aarzelt ze.

Imre verbergt zijn vreugde. 'Ik hoop dat je een sterke maag hebt en van vlees houdt!' Margriet knikt, ze likkebaardt nu al dankzij de geuren die hier uit de keuken komen.

'Afgesproken, ik kom je halen. Laten we zeggen...' Hij noemt een tijd.

 

Iris schatert het uit als ze hoort dat Margriet zich door Imre heeft laten strikken.

'Anemoon en Violet waren duidelijk handiger in het afwimpelen destijds. Ik moet toegeven dat pappa dit keer geboft heeft met zijn stagiair. En als ik eerlijk ben, zusje, zou ik me meer op Imre concentreren dan op Geert-Willem Compaan! Hij belde, vroeg of je vanavond langs wilde komen in verband met een van de kinderen. Margriet: houd je hoofd koel! Straks komt zijn vrouw met hangende pootjes terug en blijf jij buiten spel. Bovendien is die man te oud voor jou, je laat je gebruiken!'

Margriet is blij al haar aandacht nodig te hebben bij het opbakken van het prakje van de vorige dag. De hete olie spettert op.

'Joh, je ziet spoken! Geert-Willem is een bestuurslid van school, ik kan niet om hem heen. Trouwens: de anderen denken er ook zo over. Het is toeval dat ik hem van vroeger kende. Weet je wie ik vandaag ontmoet heb?' Handig brengt ze het gesprek op mevrouw Vaendeldrager. 'En ze is opeens oud. Raar, hè? Ze heeft er tijden hetzelfde uitgezien, zonder dat je haar leeftijd kon raden. Ik ga er zeker een keertje op de thee!'

 

Met open armen wordt Margriet door het incomplete gezin Compaan ontvangen. Marrie is sporten, de kleintjes springen rond in hun pyjamaatjes.

'Oei! Het is allang kindertjesbedtijd!' plaagt ze. Geert-Willem neemt haar jasje aan, hangt het aan de kapstok.

'U moet ons naar bed brengen, juf!' zingt Geertje, ze houdt haar versleten knuffeldier omhoog. 'Pappie zegt het, hè pappie?'

'Als juf wil!' doet Geert-Willem streng. 'Fijn, dat je er bent, Margriet. Ik wilde op school langskomen, zoals dat te doen gebruikelijk is. Maar ik kon het niet opbrengen naar buiten te gaan, ik zag ertegen op om in de wagen te stappen.'

Maxiems snuitje is wit van de slaap. Margriet knikt, vat de kinderen bij de hand en zegt rustig dat ze nu ze hier toch is best de twee naar boven wil brengen.

Een verhaaltje vertellen, bidden, instoppen.

'Nog een versje, juffie.' Margriet zwicht. 'Nou, vooruit dan. Zeg maar welke.'

Drie liedjes later staat ze op de overloop, de deuren van de slaapkamers op een kier, het licht van de gang aan.

Beneden komt de geur van verse koffie haar tegemoet. Geert-Willem wacht in de kamer op haar. 'Zo, gezellig dat jij er bent. Ik kan met jou zo wonderlijk goed praten, ik ben van huis uit niet zo'n kletskous, ik kan beter luisteren. Maar jij weet me over de streep te trekken. Ga maar gauw zitten, je ziet moe.'

Ze krijgt de koffie aangereikt, een gevulde koek houdt haar de eerste minuten bezig, ze geeft maar geen antwoord op hetgeen Geert-Willem beweerde.

'Je zet lekkere koffie!' zegt ze uiteindelijk onhandig, zich niet goed raad wetend met de situatie. Dit is geen toevallige ontmoeting, ze is hier op uitnodiging.

'Is er wat met de kinderen? Iris zei zoiets,' aarzelt ze.

Geert-Willem knikt. 'Onder andere.'

Hij gaat op z'n gemak achterover geleund zitten, onafgebroken is zijn blik op de bezoekster gericht.

'Jij hebt zo'n positieve invloed op de kinderen. Margriet, neem nu Marrie, die is soms onhandelbaar, een echte puber. Maar zoals jij met haar omspringt; mijn compliment. Ze heeft helaas moeite met taal. De wiskundekant ligt haar beter en zo kwam ik erop aan jou te denken. Zou jij ervoor voelen haar wat bij te spijkeren? Als schooljuffrouw is dat voor jou een fluitje van een cent, zou ik denken. Enne... je hoeft het niet voor niets te doen, dat spreekt. Wil je erover denken?'

Dat laatste komt er smekend uit. Margriet zou Margriet niet zijn als haar dat koud liet. Spontaan reageert ze. 'Vanzelfsprekend, ik vind Marrie een leuke meid! Maar voelt ze er zelf wel voor?'

Geert-Willem straalt. 'Dat is het punt juist. Ze vertikt het om bijles te nemen, behalve als jij het zou willen doen. Ja, meiske, je hebt ons allemaal in je ban!'

Margriet kijkt opzettelijk van hem weg, zoekt het portret van het bruidspaar Compaan, dat op een kastje staat.

Geert-Willem volgt haar blik, schraapt zijn keel en zegt moeilijk: 'Ik heb al twee weken niets van Josje vernomen. Het is moeilijk om haar te pakken te krijgen. Als ik bel, is ze afwezig. Ik vraag je, welke moeder doet zoiets, Margriet? Ik wil het dan nog niet eens over haar rol als vrouw hebben.'

'Kun je er niet eens heen? Je werkt voorlopig toch niet!' stelt Margriet voor. Een wandklok slaat negen zware slagen, de ketting waar de gewichten aan hangen kreunt.

'Erheen...' Geert-Willem schudt zijn hoofd. 'De kinderen, ik weet mijn plaats. Nee, ik vrees het ergste, Margriet. Ik denk dat Josje een leven zonder ons prefereert. Weet je dat er rust in huis heerst sinds zij weg is? Ik weet nu wat ik aan zal treffen bij thuiskomst. Drankmisbruik maakt mensen labiel. Laten we het over wat anders hebben, over jou bijvoorbeeld. Kun je overweg met de collega's?'

Margriet herademt: school. Dat is een veilig onderwerp. Ze dist voorvalletjes op, schildert haar klasje zo duidelijk, dat Geert-Willem zich in haar lokaal waant. Ze hebben door Margriet te benoemen een prima keus gemaakt!

Na het derde kopje koffie biedt hij nog wat te drinken aan. 'Je begrijpt het: we houden het op fris! Jij moet nog rijden!' Margriet bedankt. 'Ik stap zo weer op, je weet het: ik verkeer nog in het stadium dat ik tijd nodig heb om me goed voor te bereiden.'

Het is duidelijk dat Geert-Willem nog meer op zijn hart heeft.

'Hoe gaat het nu met je?'

Die simpele vraag maakt het nodige los.

Het blijkt dat hij rondloopt met een vrees die zich steeds dieper wortelt. 'Ik heb het toch meegemaakt op de zaal! Een kerel van mijn leeftijd. Ter observatie lag ie er. En wat gebeurt? Tijdens een douche valt ie dood neer. Hartstilstand, Margriet. Dat kan maar zo. En het laat me niet los! Ik durf warempel mijn wagen niet in, stel je voor dat het me overkomt. Je staat met zo'n gedachte op, gaat ermee naar bed. En geef nu niet het advies dat ik dit aan de cardioloog moet vertellen, dat heb ik al gedaan. Geniet van iedere dag, zoek ontspanning. Leef bij de dag en vertrouw op de uitslag van het onderzoek. Woorden.'

Geert-Willem strijkt met zijn brede handen over de hartstreek, er staat vrees in zijn ogen te lezen. Margriet moet zich bedwingen niet dicht bij hem op de stoelleuning te gaan zitten. Ze zou het kind in hem willen troosten zoals een moeder dat zou doen.

'Ach,' zegt ze, begaan. 'Onze tijden zijn in Gods hand, Geert-Willem. Heus'

Hij knikt. Natuurlijk-natuurlijk, dat gelooft hij zelf ook. Maar toch, die angst!

'Je hebt afleiding nodig. Wanneer ga je weer aan het werk? Bezigheid leidt af van gevoelens!'

Snel kijkt Geert-Willem op, zoekt naar de achtergrond van die woorden. 'Welke gevoelens verberg jij?' Hij daagt haar uit.

Margriet springt geagiteerd op. Ze vecht tegen bepaalde verlangens die in haar ogen ontoelaatbaar zijn.

Haar kleur wordt dieprood, ze wendt zich af van de vriendelijke man in de stoel tegenover haar. Met haar knie stoot ze tegen de tafel, de kopjes rinkelen.

Geert-Willem lijkt even zijn klachten vergeten, kwiek als een jonge kerel veert ook hij overeind. Zo laat hij haar niet gaan.

'Margriet dan toch, kleine Kanariepiet.'

Zwaar gaat zijn adem, als kost het hem moeite lucht binnen te krijgen. Buiten hen om is er een dwang om elkaar aan te zien, alsof hun hoofden door een onzichtbare hand naar elkaar toe worden gedreven. Het bloed suist in Margriets oren, ze hoort niet eens dat ze stamelt: 'Nee, dat niet, Geert-Willem, dat niet, ik durf niet...'

'Kind toch,' fluistert hij.

Later beseft Margriet dat het binnenstormen van Marrie hen beiden heeft behoed. De toenadering, het verlangen, een halt wist toe te roepen. Ze schaamt zich.

Uren woelt ze in haar bed, gehinderd door Jan die op zijn beurt geen rust kan vinden. Anders slaapt het vrouwtje, zijn ze lang voor twaalven in diepe rust! Een nijdige grom, dan springt hij op de grond, zoekt een plekje op de mat. Het is behelpen, maar alles is beter dan een deinend dekbed!

 

'Zoals ik al zei, Margareta, Hongaren gaan niet opzij voor een stuk vlees!'

Imre Blasko heeft plezier in het verbouwereerde gezicht van Margriet als een schitterend opgemaakte schotel voor hen wordt neergezet.

'Oef!' zucht ze. 'Hoe heet dit allemaal ook weer?'

Imre heft zijn glas, herhaalt geduldig: 'Csàrdàs tàl... op onze kennismaking!' En hij denkt erachteraan: viràg... schatje.

'Het ziet er lekker uit, Imre. Die gefrituurde aardappeltjes en de zuurkoolsalade komen me Nederlands voor. Eet smakelijk.' Ook zij heft haar glas, dat gevuld is met, hoe kan het anders, een Hongaarse wijn.

Imre heeft haar meteen na binnenkomst in het restaurant voorgesteld aan zijn landgenoten Janos en Minca Kövesi, sympathieke mensen, zo te zien een paar jaar ouder dan Imre.

Ze had zich niet veel van deze gelegenheid voorgesteld, ging ervan uit dat het een neptoestand zou zijn. Het tegendeel is waar. In een hoek staat verdekt opgesteld een strijkje. Af en toe neemt de violist een solo voor zijn rekening. De meeslepende tonen die hij uit zijn instrument tovert, vloeien in elkaar over. Margriet kan haar ogen niet van de kleurrijke groep afhouden. De wijde, witte mouwen van de violist wapperen door de razendsnelle bewegingen van zijn hand die de strijkstok hanteert.

Ook zij zijn echt, de solist en zijn strijkje. Studenten, afkomstig uit Hongarije en enkele omliggende landen, die zo een centje bijverdienen in de avonduren.

'Ik waan me werkelijk ver over de grens!' Margriet voelt dat de wijn haar ontspant, voor het eerst die dag.

'Maar goed dat het morgen zaterdag is en ik kan uitslapen, Imre. Deze wijn is koppig, lijkt me!'

Imre geniet, van Margriets gezelschap, het vertoeven in deze omgeving. Het kaarslicht verzacht de lijnen op haar gezicht, zo erg jong lijkt ze nu. Margareta.

Minca Kövesi komt vragen of het smaakt, schuift even bij hen aan tafel aan en drinkt een glas wijn mee. Margriet kan haar Nederlands moeilijk volgen, Imre moet geregeld tolken.

Ze vertelt een en ander van haar eigen levensomstandigheden, hoe ze met haar man ertoe is gekomen in Nederland een restaurant te openen. 'Een risico.'

Margriet vindt haar net een persoon uit een operette. Het donkere krulhaar is met een bont lint samengebonden, het kostuum dat ze draagt is heuse klederdracht.

Ze wijst op het eten dat door haar gasten alle eer wordt aangedaan en vertelt: 'Jullie hier spreken over goulash. Oorspronkelijk was het: gulyas. Dat woord betekende niets anders dan herder. Een herder kookte voor zichzelf, terwijl hij de kudde liet grazen. Reken maar dat zo'n man hongerig was en een stevige soep wist te koken. Later kreeg de soep de naam van de maker. Zo is de gulyas, de goulash, ontstaan.'

Margriet luistert geboeid naar de stem die haar aan die van Petra doet denken, de intonatie echter is geheel anders, warmer, liever ook. 'Het smaakt heerlijk!'

De vrouw knikt tevreden, biedt hun een nagerecht van het huis aan.

'Wat een aardige vrienden heb je, Imre!' zegt Margriet als de vrouw zich naar andere gasten begeeft.

Hij knikt tevreden. 'Het is hier net een stukje Hongarije, ik kom graag in de Csàrdàs, vooral als ik gezelschap heb, zoals nu!'

Het is de eerste keer sinds ze tegenover elkaar aan tafel zitten dat Imre zinspeelt op zijn duidelijk merkbare sympathie voor Margriet. Hij voelt haar als het ware bevriezen, tikt zichzelf op de vingers. Het hoofd koel houden, anders bederft hij alles. Hij geeft de wijn de schuld.

Margriet merkt op dat ze het rijtje eethuisjes kan aanvullen. Ze legt mes en vork neer, telt op haar vingers de namen. 'We hebben de Griek, de Italiaan, de Israëliër, de Chinees... En nu ook een Hongaar. Ik zal mijn bekenden beslist attenderen op deze gelegenheid!'

De violist duikt onverwacht naast Margriet op, kijkt haar met smachtende blik aan. Hoewel ze weet dat het louter toneelspel is, windt het haar op. Donkerbruine ogen kijken recht in de hare, de mouwen wapperen en zijn zijdeachtige kleding glanst in het kaarslicht.

Ze herkent de melodie. Een meisje dat bij de groep hoort, danst op haar rode laarsjes, een zanger zet een nieuw lied in, dat door de violist onmiddellijk wordt begeleid. Het lijkt een spontaan gebeuren, maar Margriet vermoedt - terecht - dat ze volgens een vast scenario te werk gaan.

Een in klederdracht gehulde dienster brengt het nagerecht, Imre bestelt gelijk koffie. Evenmin als Margriet is hij gewend aan wijn bij de maaltijd. Hij ziet haar enthousiasme glimlachend aan, merkt dat ze met de punt van een schoen het ritme meetikt.

Zijn stem komt bijna niet boven een spontaan applaus uit. 'Het is voor herhaling vatbaar, niet?'

Margriet glimlacht slechts ten antwoord.

Nadat Imre heeft af gerekend, komen de eigenaars afscheid nemen. Het 'tot ziens!' van Margriet klinkt gemeend.

Imre begeleidt haar naar buiten, een hand losjes onder haar elleboog. De avond is verrassend lauw voor de tijd van het jaar. Nog even, dan zullen herfststormen en regen ervoor zorgen dat het najaar een eigen gezicht krijgt.

Zwijgend leggen ze de korte afstand naar het huis van Iris af. Margriet zit te tobben. Moet ze Imre binnen vragen?

Verwacht hij dat? Als hij maar niet tot het type hoort dat als bedankje een paar zoenen wil uitwisselen. Hij moet zich niet verbeelden dat een etentje tot wat dan ook verplicht!

Imre, onkundig van haar gedachten, heeft zijn houding allang bepaald. Hij stopt voor de inrit van Iris' woning, rijdt niet het pad op, dus een onderonsje in het licht van de buitenlamp valt al af.

'We zijn er!' merkt Margriet ten overvloede op. Auto's suizen langs hen heen. In de lichten van de koplampen kan ze Imres gelaatsuitdrukking waarnemen. 'Eh...' Nu geen arm om haar heen, alsjeblieft niet, Imre, het was zo goed vanavond.

Ziet hij nu toch aan de gelaatsuitdrukking wat er in haar omgaat? Even legt hij een hand op die van haar, ze friemelt aan de sluiting van haar tasje. 'Wil je mee naar binnen? Iris...' Imre drukt even haar vingers. 'Nee, een andere keer graag, Margriet.'

'Bedankt, het was allemaal even heerlijk, Imre!'

'De dank is aan mijn kant, Margriet. Wacht, ik help je er even uit!'

Geen kus, een korte, vriendelijke groet. 'Welterusten!' Ze tuurt de rode achterlichtjes na en houdt zichzelf voor dat ze in plaats van lichtelijk teleurgesteld, opgelucht dient te zijn.