11

 

'Zie ons hier nu zitten, als twee vutters! Terwijl heel Nederland zich opmaakt voor het sinterklaasfeest en iedere leraar druk bezig is het kerstliedjesrepertoire er tijdig in te krijgen!'

Margriet spreekt schor, om haar keel heeft ze een dikke college-sjaal gewikkeld. Een flinke verkoudheid was voldoende om haar tijdelijk buiten spel te zetten. De koorts is op z'n retour, maar de stembanden hebben een gevoelige tik gehad.

Ze zit tegenover Iris aan de eethoektafel, tussen hen in ligt een heuveltje van gebreide lapjes, die stuk voor stuk na controle uiteindelijk tot popjes worden omgevormd.

Iris heeft na het fatale bericht uit Ghana een psychische inzinking doorgemaakt, waarvan ze maar langzaam herstelt.

'Vutters.' Iris schudt haar hoofd. Een zwangere vutter lijkt haar tot de onmogelijkheden te behoren. Ze leunt achterover in haar stoel, legt haar handen op de buik waarin de baby zich gestadig steeds meer doet gelden.

Bijna vijf maanden is het kindje nu. Heel alleen moet ze van periode tot periode gaan, zonder de aandacht en hulp van haar man. Zelfs nu Erik binnenkort thuis zal komen, lijfelijk in de nabijheid zal zijn, komt daar, zoals het er nu uitziet, geen verandering in. Anders zou het zijn geweest als hij uit vrije wil was thuisgekomen.

'Ze worden leuk, Iris. Weet je nog hoe ik zat te zwoegen op mijn eerste breiwerkje? Wat was ik Sabine dankbaar dat ze me uit de nood hielp. Dankzij dat ongelukkige popje is zij in ons leven gekomen, pappa's vrouw geworden, is Sabine moeder geworden van twee jochies. Zo zie je maar weer hoe een kleinigheid soms grote gevolgen kan hebben.'

Iris zegt scherp: 'Ik durf er wat om te verwedden dat jij nu denkt aan Geert-Willem Compaan! Wees voorzichtig, Margriet, jouw situatie is niet te vergelijken met die van pappa en Sabine! Ik waarschuw je, wees voorzichtig. Dacht je dat ik niet door had dat je smoor bent op Geert-Willem? Hij is te oud voor jou, heeft een gezin op zijn nek en: is getrouwd, Margriet!'

Margriet schuift de breiwerkjes opzij, vouwt haar armen voor zich op het tafelblad en verstopt haar hoofd erin. Eerst wijzen de schokkende schouders erop dat ze huilt, even later klinkt een zielig gesmoord snikken.

Iris bijt op haar onderlip. Is ze te hard geweest? Behalve zij schijnt het dat niemand anders de taak op zich neemt Margriet met de neus op de feiten te drukken.

'Toe, beheers je, lieverd. Ik meen het goed met je. Zie je dan zelf niet dat het niets kan worden tussen jou en hem?'

Margriet heft haar betraande gezichtje op, fel staan de anders rustige ogen. 'Mooi wel! Ik houd van hem, hij heeft het gemerkt en hoopt dat de situatie zich zo zal ontwikkelen dat we ooit...'

Iris zucht. Is het heus al zover?

'Je bent niet wijs je vergooit je jonge leven! Hoe oud ben je helemaal?' Margriets stem begeeft het bijna als ze tracht te roepen: 'En Sabine dan? Die is ook jaren jonger dan pappa. En reken maar dat ze het goed hebben, die twee. Ik zie zelden een stel dat het zo samen kan vinden en ik weet zeker dat pappa met haar beter af is dan indertijd met onze eigen moeder!'

Ai, nu schopt Margriet - een beetje expres, Iris' zwakke plek kennend - tegen het zere been.

'Mamma. Hoe durf je zoiets te beweren, kind! Als mamma was blijven leven had pappa Sabine niet eens zien staan! Daar durf ik mijn handen voor in het vuur te steken!' Ze voegt er iets milder aan toe: 'Jij, een baby destijds, hebt immers niet een bewuste herinnering aan mamma! Ze was subliem. Volmaakt als moeder en niet te evenaren als echtgenote. Ik ben er trots op dat ik op haar lijk, dat weet ik wel!'

Margriet kan het niet voor zich houden, het is alsof ze het op zolder gevonden medaillonnetje in haar handen heeft.

'Mamma is verongelukt in gezelschap van haar minnaar en pappa weet dat, evenals Sabine, en ik heb het bij toeval ontdekt. Mamma was anders dan jullie altijd willen doen geloven! Vraag het zelf maar aan Sabine!'

Iris wordt bleek, fel staan de ogen en driftig slaat ze met beide handen op tafel. 'Laster! Dat Sabine op die manier tracht pappa's herinneringen te besmeuren, dat had ik niet kunnen denken. Ze mag tevreden zijn met de tweedehandsliefde die pappa haar geeft!'

Margriet komt met het feit van de bestaande foto's op de proppen. 'Geloof het dan maar niet, ik weet het al maanden. Het huwelijk van pappa en mamma was stuk, Iris. Geloof het dan maar niet, als jij liever blijft vasthouden aan niet bestaande ideaalbeelden! Een tweede keus hoeft niet de verkeerde te zijn. Ik wilde het allemaal voor me houden, maar je tartte mij. Het spijt me dat ik je illusie verstoord heb.'

Margriet graait lapjes en popjes bijeen, legt ze in een mandje en verdwijnt zonder meer naar boven, Iris alleen latend met haar verscheurende gedachten.

Margriet laat zich door Jan troosten, stopt haar gezicht in de zachte vacht. Nu heeft ze een ordinaire ruzie met Iris. Had ze haar mond maar gehouden!

Ze tast, uit gewoonte, naar het zilveren bloemetje dat aan een ragdun kettinkje om haar hals hangt, verborgen onder de dikke sjaal.

Arme mamma, arme pappa. Haar gevoelige aard stelt zich de situatie van toen voor. Zouden ze daadwerkelijk uit elkaar gegaan zijn, had pappa kunnen vergeven wat Fleur hem - en de dochters - aandeed?

Ze hoort beneden een deur slaan, Iris verlaat het huis. Margriet staat op, kijkt haar na als ze wegrijdt in haar wagentje.

Zuchtend neemt ze de breiwerkjes opnieuw ter hand. Misschien weet pappa raad, hij is in moeilijkheden toch hun aller toeverlaat en steun? meent ze met kinderlijk vertrouwen.

Verdiept in haar werk doet de voordeurbel haar opschrikken, ze haast zich naar beneden. Hopelijk geen vreemde, ze is er niet op gekleed.

'Jij... Geert-Willem! Kom gauw binnen!'

Vergeten is de badjas, het paardenstaartje. Spontaan slaat ze haar armen om zijn hals en kust een ruwe mannenwang.

'Kindje toch, wat ben je schor!' Geert-Willem torst in zijn ene hand een pak, de andere legt hij onder Margriets kin. 'Beetje blij me te zien, juf? Ik kwijt me van mijn taak als bestuurslid en kom op ziekenbezoek!'

Margriet is dankbaar dat Iris geen getuige is van de begroeting. 'Ga mee naar boven!' zegt ze gejaagd opeens. Stel dat Iris onverwacht terugkomt. Ze houdt de slippen van haar jas bijeen, haast zich de trap op, neemt niet de moeite de afglijdende das opnieuw om haar hals te wikkelen. 'Ik heb geen koffie, wil je wat fris?'

Geert-Willem zegt nergens behoefte aan te hebben. Hij plaatst het pak voor Margriet op de lage tafel, midden tussen de lappenpoppen. 'Maak open, voor jou, meid!'

Nerveus scheurt Margriet het ruwe papier vaneen, het eerste wat ze ziet is een weelde aan groene planten, varenslierten en bont blad. Dan pas ontdekt ze dat deze niet in een pot zijn geplant, maar in een vogelkooi van bamboe. Tussen de spijlen door slingeren zich de takjes en zoeken de bladeren zich een weg naar het licht.

'Dit hoort erbij!' straalt Geert-Willem. Uit zijn jaszak tovert hij een echt-lijkende kanarie, hij sleutelt aan een bijna onzichtbaar knopje en een heuse vogeltriller doet Jan ontwaken uit een diepe slaap. Geert-Willem zet de kanariepiet boven op de kooi. 'Deze is beslist geen prooi voor je kat, Margriet! Zie dit alles als een blijk van dank voor wat je geweest bent voor mijn gezinnetje in een moeilijke tijd. En in de eerste plaats voor mij. Ik was degene die jou voor het eerst kanariepiet noemde, vandaar!'

Sprakeloos slaat Margriet de handen ineen. Het bamboegeval, de planten, het past allemaal zo schitterend in haar interieur.

'Hoe kan ik je hiervoor bedanken!' zegt ze schor.

Geert-Willem ziet de hunkering in haar ogen, voelt het eigen hart bonken in de borstkas. Dit mag niet, het kan niet. Eén vinger hoeft hij slechts uit te steken en Margriet gaat een deuropening door die haar daar brengt waar ze veel kan ontvangen, maar ook veel verliezen, en een terug is er nauwelijks.

Hij legt zijn handen zwaar op haar schouders, zijn ogen glijden omlaag, ontroerd volgt hij de lijn van de slanke hals, met het kettinkje eromheen. De aanzet van de borstlijn is net zichtbaar, ze merkt het niet. Iedere vorm van raffinement is haar vreemd. Mag hij dat alles grijpen? Zijn eigen verlangen stillen ten koste van... van heel veel? Josje, in Australië?

Margriet heeft zoveel te geven. Het kreunt in hem.

Hij schudt zijn hoofd. 'Je zou me maar aansteken, schatje,' mompelt hij, en een moment trekt hij haar tegen zich aan.

Heel stil staan ze daar, een paar seconden, die minuten lijken te zijn.

'Waar zet je de kooi neer, Kanariepiet? Hij kan ook hangen, voor het raam. Ik heb een boor, pluggen en schroefogen achter in de wagen gelegd. Zeg het maar!'

Margriet knikt, tobt met het gevoel afgewezen te zijn.

Ze trekt haar jas hoog dicht, is zich nu pas bewust van de schaarsheid van haar kleding. 'Voor het raam, aan die kant. Daar is veel licht, maar geen zon.' Ze luistert naar de voetstappen op de trap, de voordeur wordt geopend, een autodeur slaat dicht.

Als Geert-Willem terug is, heeft ze zich ogenschijnlijk hersteld. Ze kijkt zwijgend toe hoe hij, balancerend op een krukje, een gat in het plafond boort.

Jan schiet weg onder een kast, het gierende geluid pijnigt zijn gevoelig gehoororgaan. 'Geef de kooi eens aan, hij is zwaar, hoor!'

Margriet laat haar kraag los, reikt hem de kooi aan en een moment later hangt het gevaarte, stevig verankerd, aan de haak in het plafond.

'Zo enig, Geert-Willem echt iets voor mij alleen. Dat jij zoiets bedacht hebt, je bent helemaal geen type voor zulk soort gevoeligheden!' Ze praat geforceerd vrolijk, kijkt langs hem heen.

'Tussen haakjes: je wagen is klaar. Hoef je niet meer door de regen te fietsen. Geen wonder dat je verkouden bent geworden!' Opnieuw vertelt de voordeurbel dat er iemand op de stoep staat. 'Ik kijk wel even, ben zo terug.' Margriet slikt nerveus. Stel dat er nog meer bezoek komt, de aanwezigheid van Geert-Willem zou bepaalde mogelijkheden kunnen suggereren.

'Pappa, jij? Wat leuk!' Margriet trekt haar vader over de drempel. Onno's brillenglazen schitteren, of zijn het zijn ogen die plagen? 'Heb je bezoek? Ik zag een vreemde auto staan.' Zonder op antwoord te wachten gaat hij in één adem verder. 'Hier is de dokter in eigen persoon! Ik maak me ongerust over dat keeltje van je. Je stembanden produceren een geluid dat mijn artsenhart doet kreunen!'

Onno loopt automatisch naar boven, Margriet kan hem niet tegenhouden. Boven aan de trap staat Geert-Willem. 'Ha, die dokter Heyblom. Op ziekenbezoek, of komt u beroepsmatig, zoals ik?' tracht hij zijn aanwezigheid te verklaren.

Margriet herinnert haar vader aan het feit dat Geert-Willem in het schoolbestuur zit.

De mannen drukken elkaar de hand. Geert-Willem wenst Margriet het beste. 'Doe kalm aan, je vervangster vindt het prima zo!'

Onno kijkt, zodra ze alleen zijn, in Margriets keel. 'Koorts?' vraagt hij. Legt de rug van zijn hand tegen haar wang.

Margriet leunt tegen haar vader aan. Ze kan er niets aan doen dat er tranen uit haar ogen druppelen.

'Ik voel me zo slap. En dan die akelige stem. Ik zal toch geen knobbeltjes hebben? Dan moet ik weken zwijgen!'

Onno lacht fijntjes, trekt een stoel naar zich toe. 'En dat is voor een dochter van mij bijna onmogelijk! We schakelen een specialist in. Ik denk dat je werk moet maken van spraakles. Maar buiten dat: ik maak me bezorgd om jou, Margriet. Iris is bij ons. Ze hing een fantastisch verhaal op over Compaan, onder andere. Er was nog meer, maar daarover later. Ik geloofde haar niet.'

Margriet valt hem boos in de rede. 'Dus je kwam niet voor mijn keel. Iris heeft gekletst! Ik wil één ding zeggen...'

Haar stem valt weg, wanhopig heft ze de handen op. Onno schudt zijn hoofd. 'Rustig, rustig! Iris was in de eerste plaats ontdaan over wat ze te weten is gekomen over mijn eerste huwelijk. Jij schijnt iets ontdekt te hebben. Jammer dat je het niet voor je hebt kunnen houden. Iris gooide me het horloge van jullie moeder in het gezicht en ik herhaal maar niet wat ze er zoal in woorden aan toevoegde. Een droom die uiteenspatte. Gelukkig dat Sabine veel kan verdragen en haar niets van wat gezegd werd kwalijk neemt. Misschien wordt onze Iris eindelijk volwassen. Waar ik me bezorgd over maakte, is wat ze zei over een relatie tussen jou en Compaan, meisje. Ik schrok toen ik hem zonet aantrof. Dit kan niet, Margriet!'

Ze begint zielig te huilen, lijkt ineen te krimpen. 'Ik hou van hem, pappa, en van de kinderen. Ze houden allemaal van mij, het is net zoals bij jou en Sabine destijds. De geschiedenis herhaalt zich, denk ik.' Ze voegt er fluisterend aan toe: 'Hoop ik.'

Onno wenste dat hij in gezelschap van zijn vrouw hierheen was gekomen. Sabine weet gewoonlijk sneller dan hij het juiste te zeggen.

'Kindjelief, houden van is zo'n groot begrip. De goede man is getrouwd, je mag geen aanspraak maken op zijn liefde. Heus, je moet je voor je eigen bestwil van hem distantiëren. Probeer je eh... liefde in te kapselen.'

Margriet is blij dat haar vader niet over begrippen als de goede naam, denk aan je baan begint te spreken.

Ze zit voorovergebogen, ziet niet het diepe medeleven in haar vaders ogen, zijn houding die verraadt hoeveel hij van haar houdt. Hij is met haar begaan, zijn oogappeltje, de jongste dochter.

'Pappa,' klinkt het klaaglijk.

Onno strekt zijn armen uit. 'Kom hier, kindje!' Margriet schuilt als vroeger weg in die vertrouwde vaderarmen, snuift het bekende geurtje op dat hem altijd omgeeft. Aftershave vermengd met de geur van antiseptica, die ook in de spreekkamer hangt.

'We komen er samen wel uit, ik ben er om je te helpen en te steunen en Hij is er ook, Kanariepiet!' Onno wijst omhoog, voelt Margriet. Ze zou zich erdoor getroost weten als haar vader niet toevallig dat ene koosnaampje had gebruikt.

 

Iris komt die dag niet terug naar haar huis, blijft bij haar vader en Sabine logeren.

Imre vertrekt diezelfde avond en hoopt binnen een week terug te zijn met Erik, die na aankomst meteen naar een ziekenhuis zal worden gebracht.

Het zit Margriet dwars dat ze onenigheid heeft met haar zus, een meningsverschil dat voor de nacht niet is opgelost. Ze hoort bij het type mensen dat onmogelijk kan slapen zonder vrede in hun binnenste. Niet voor niets is haar lievelingsgedicht, ooit door Alice Nahon geschreven:

 

't Is goed in 't eigen hart te kijken

nog even voor het slapen gaan

of ik van dageraad tot avond

geen enkel hart heb zeer gedaan.

 

Of ik geen ogen heb doen schreien,

geen weemoed op een wezen lei,

of ik aan liefdeloze mensen

een woordeken van liefde zei.

 

En vind ik in het huis mijns harten,

dat ik een droefenis genas,

dat ik mijn armen heb gewonden

rondom een hoofd dat eenzaam was...

 

Dan voel ik, op mijn jonge lippen

die goedheid lijk een avondzoen

't Is goed in 't eigen hart te kijken

en zo mijn ogen toe te doen.

 

Wel, ze heeft haar armen om een eenzaam hoofd gewonden, troost gegeven. Anderzijds heeft ze ook ogen doen schreien.

Onrustig loopt ze door het huis, heeft na elf uur spijt het met Iris niet telefonisch in orde gemaakt te hebben. Had ze maar gezwegen, niet dat ene over hun moeder verteld.

Misschien dat ze in Iris' kast een spannend boek kan vinden, slapen kan ze toch niet. Haar ogen keuren de titels op de ruggen, Iris heeft duidelijk een andere smaak dan zij. Tot haar oog blijft rusten op iets dat geen boek is, maar wel keurig in het gelid tussen het leesvoer staat. 'De videoband!' zegt ze verrast en ze aarzelt geen moment, wipt de cassette van zijn plaats en schuift hem in het apparaat dat onder de tv staat.

Algauw is ze geboeid. Mannen die een vrachtwagen vol laden, doos op doos stapelen. Ze herkent niet alleen de brenger van de band, ook Erik verschijnt in beeld.

Een vrouw komt op hen af, stelt enkele vragen. Erik legt uit wat de reden en het doel van hun reis naar Roemenië is.

Zo kent ze haar zwager niet! Zeker weten dat dit ook met Iris het geval zou zijn als ze de band bekeek. Idealisme? Wereldverbeteraars? Ze geneert zich voor de manier waarop zij en anderen hem hebben bejegend.

Ook de andere man komt aan het woord. Vertelt hoe groot de behoefte aan Bijbels wel is. Wat de kosten zijn, hoe men de stichting kan steunen.

Margriet, zittend op de salontafel, begrijpt dat de band bestemd is voor propagandadoeleinden. Honger naar het woord van God, ze kan er niet bij. Neem nu eens een willekeurige straat in eigen land, biedt de mensen een Bijbel aan, ze kan op haar vingers natellen hoe er zal worden gereageerd.

De vrachtwagen wordt gesloten, de mannen stappen in en vervolgens verschijnen beelden in snel tempo over de reis.

Even problemen bij de grens, als het doel praktisch in zicht is.

Men hoopt op een bepaalde tijd bij een gebouw waar een dienst zal worden gehouden, aanwezig te kunnen zijn om de boeken uit te delen.

Uiteindelijk is men op tijd, maar de douane doet moeilijk, er schort volgens hen iets aan de papieren. Eriks gezicht komt in beeld, gespannen, ook moe. Het ontroert de eenzame kijkster, die tersluiks langs haar ogen veegt.

Een gejuich klinkt op, de zegels worden verbroken. Erik duikt de wagen in, rukt een doos open en overhandigt de ambtenaar het eerste exemplaar.

Nog een paar beelden die bewijzen dat het woord honger niet was overdreven. Men verdringt elkaar, handen worden uitgestoken.

Dan, als een anticlimax, dansen lichtflitsen over de buis, de band is afgelopen.

Margriet slaakt een zucht, net als haar groepje schoolkinderen kan doen als juf een verhaal beëindigt.

De problemen rondom Iris raken naar de achtergrond, Margriet heeft veel om over na te denken. Had ze de band maar eerder bekeken, samen met haar zus. Ze staat erop dat dit alsnog gebeurt, pappa en Sabine zullen opkijken en Erik kan rekenen op meer begrip.

Morgen, zo neemt ze zich voor, is ze vast wel weer in staat de deur uit te gaan. Eerste programmapunt is een bezoek aan het ouderlijk huis.

 

Het worden spannende dagen voor heel de familie Heyblom. Iris is haar inzinking nog niet te boven, lijkt het Margriet kwalijk te nemen dat haar droom omtrent de geïdealiseerde moederfiguur is verstoord. Haar kettinkje en Fleurs gouden horloge zijn als waardeloze prullen af gegooid. Het naadje van de kous wil ze weten. Onno is niet van plan het verleden op te rakelen en een plaats in het heden te geven. Iris, zo vindt hij terecht, doet er beter aan zich op haar baby te concentreren en op haar man die als een menselijk wrak huiswaarts keert.

Margriet is haar verkoudheid te boven, alleen haar schorheid lijkt chronisch te worden. Een halve dag lesgeven en het is gebeurd.

'Zo gaat het niet langer, Margriet. Je maakt vandaag nog een afspraak met een specialist en ik neem contact op met de invalster. Zal die blij zijn!'

Ontdaan hoort Margriet deze woorden aan, uitgesproken door haar baas. 'Ik...' is alles wat ze kan uitbrengen.

Petra zegt medelijdend dat ze nu de feestelijkheden rondom sint en Kerst op school wel kan vergeten.

'Maar de invalster was een prima collega! Zeg, ik heb wel eens gehoord dat heesheid die langer dan een maand duurt soms wel iets anders kan zijn. Rein heeft groot gelijk dat hij je naar een deskundige stuurt!'

Niet bepaald bemoedigend zijn deze kreten. Margriet laat niet merken dat ze raak zijn. 'Dat je vader je niet tijdig heeft gewaarschuwd begrijp ik niet. Als arts moet hij toch ook alert zijn op kwalen van de familie!'

Margriet zoekt haar spulletjes bijeen, propt een plastic tas vol met breiwerkjes. Nu heeft ze tijd om de lapjes tot popjes te formeren. Tijd in overvloed, vreest ze.

'Kop op, meid!' Dat is Johan, die zijn woorden met een stevige schouderklop gepaard laat gaan. 'Je komt ons maar gauw vertellen, pardon, influisteren! hoe het bij de specialist is afgelopen.'

Margriet zoekt troost bij mevrouw Vaendeldrager, die van de weeromstuit zelf ook begint te fluisteren. 'Honing, honing met geklopt eiwit!' is haar advies.

Margriet accepteert de uitnodiging om te blijven eten, ziet met lede ogen hoe haar kinderen over enen op de vervangster toestormen, aan haar arm hangen, weer anderen dansen om haar heen.

Ze wendt verdrietig haar hoofd af. Stel je voor dat ze inderdaad iets ergs heeft, de woorden van Petra missen hun negatieve uitwerking niet.

Mevrouw Vaendeldrager toont haar een paar opgekweekte stekjes. 'Als je straks weer in orde bent, mag je ze meenemen naar je klasje, kind!'

Onno Heyblom aarzelt geen moment, schrijft onmiddellijk een verwijsbrief voor zijn dochter die haar toegang tot de specialist zal verschaffen. 'Wat denk je, pappa, zou het iets onoverkomelijks zijn?' vraagt ze bang.

Onno stelt haar gerust. 'Ik heb je wel in de gaten gehouden, als je mijn zin had gedaan zou je er al lang en breed naar hebben laten kijken, lieverd!'

 

Toch knobbeltjes op de stembanden. Wat in eerste instantie zwijgplicht betekent. Ze krijgt het adres van een goed bekend staande logopedist. Pas in de maand januari mag ze aan spraaklessen beginnen.

De schooldirecteur heeft medelijden met Margriet als hij haar verdrietige gezichtje ziet. Hij zegt dat er gelukkig niets onoverkomelijks aan de hand is. 'Je kunt je misschien de komende weken verdiepen in de mogelijkheid hier op onze school een gelegenheid te creëren om slecht sprekende kinderen te helpen. Je weet nu uit eigen ervaring wat een ramp het uiteindelijk kan worden als je je stem verkeerd gebruikt. Enkele jaren terug kregen we van overheidswege geregeld bezoek van een logopediste. Tja, die bezuinigingen hebben heel wat veranderd. Geen schoolmelk meer, geen tandarts... Waar ligt de grens? Ik meen te weten dat de laatste jaren op de pabo behoorlijk aandacht is besteed aan de theoretische kennis betreffende het vak logopedie. Zoek je oude boeken maar eens bij elkaar!'

Zo leert Margriet Rein Blankestein onverwacht van een andere zijde kennen. Hij betrekt haar op een leuke manier bij het schoolleven van alledag. Hij zit met bergen achterstallig administratief werk, om maar wat te noemen. En Margriet kan toch zo aardig tekenen? Wel, als alle ramen van een schildering zijn voorzien, moet ze eens proberen een ontwerp te maken voor die ene kale muur in de hal. Spelende kinderen, van verschillende nationaliteiten, bijvoorbeeld!

Officieel is Margriet in de ziektewet, mag dus geen werk doen. Rein zegt er geen moeite mee te hebben haar op school vrijwilligerswerk te laten doen. 'Het zou slecht voor je psyche zijn als je thuis ging zitten kniezen!'

Zelf heeft Margriet een diepe vrees toch geopereerd te moeten worden. Volgens de specialist hoeft dit niet als ze zich strikt houdt aan de instructies door hem voorgeschreven. Al schilderend heeft ze tijd om na te denken, met zichzelf bezig te zijn. En er is zoveel dat haar bezighoudt!

Allereerst de relatie met Geert-Willem. Ze heeft met vrouwelijke intuïtie haarscherp in de gaten dat ze hem lang niet onverschillig is. Zelfs Marrie, die buien van heimwee heeft naar de eigen moeder, laat duidelijk merken dat, als pappa na een scheiding wil hertrouwen, het Margriet maar moet worden.

De taallessen die Margriet aan Marrie geeft, verlopen nu ze zwijgplicht heeft niet van een leien dakje. Af en toe liggen ze beiden slap van het lachen over de boeken en schriften. Margriet bedient zich van een gebarentaal eigen ontwerp, vult dit aan met een snelschrijverij.

Als Marries viertjes opgetrokken zijn tot magere zesjes, trakteert ze Margriet op een uitstapje in de stad. Wijzend en luisterend loopt Margriet met het meisje aan haar arm langs de feestelijk versierde etalages, waarin Sint-Nicolaas en de kerstman broederlijk naast elkaar in hun eigen sfeertje tronen. In een restaurant dat populair is bij de jeugd smullen ze van gloeiendheet appelgebak en koffie uit een kartonnen beker. Zo is het dus om moeder te zijn.

Marries afscheidswoorden blijven lang in Margriets hoofd door zingen. 'Ik wou dat ik wist waar ik aan toe ben. En dat jij maar altijd bij ons was.'

 

Op de dag dat Erik Janse hoopt thuis te komen, rijdt Onno in alle vroegte naar Schiphol, in gezelschap van zijn oudste dochter. Nog steeds wordt Iris verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Houdt ze nog van Erik? Kan ze anders? Wil ze anders?

Het is niet meer zo als toen ze pas samen waren. Ze heeft zich nooit bewust voor hun relatie ingespannen. Trouwens, vindt ze: Erik net zo min. De videoband waarnaar Margriet haar dwong te kijken, heeft haar diep geschokt. Nog wil ze er niet aan. Evangeliseren, Bijbels verspreiden, schitterend! Maar waarom moet Erik dit per se doen?

Het hindert haar dat ze al deze zaken voorlopig niet bespreekbaar kan maken. Erik is ernstig verzwakt. Nu zou ze triomferend kunnen zeggen: Zie je wel dat je geen geroepene bent? Anders had God je wel behoed voor zo'n ziekte. Dit en nog ergere verwijten zweven op haar lippen. Uitspreken zal ze deze niet, Erik is bij zijn volle verstand en zal zelf net zo goed met dit soort vragen zitten. Ze heeft medelijden met hem. En ook dat is een basis waarop ze voorlopig vooruit kunnen.

 

Na een emotionele begroeting van beide kanten wordt Erik rechtstreeks naar het ziekenhuis gebracht, Imre begeleidt hem. De band tussen beide mannen is hecht te noemen, ze begrijpen elkaar zonder veel woorden.

De tranen stroomden over Iris' wangen toen Erik haar naam stamelde. 'Rissie, jij hier?' Het lijkt zo ontzettend lang geleden dat hij haar zo noemde.

'Het is goed dat je mee bent gegaan, lieverd!' zegt Onno als ze na een periode van zwijgen huiswaarts rijden. Even legt hij troostend een hand op die van Iris, nerveus strengelen haar vingers zich in en uit elkaar.

En even later: 'Je hebt nu heel wat om voor te vechten. Krop niets meer op, Iris. Spreek het uit. Sabine en ik zijn er altijd voor je, dag en nacht. En ook aan Imre kun je veel steun hebben.'

Iris knikt. 'Dat heb ik laatst al gemerkt, het is een bijzonder fijngevoelig mens. Blijft hij nog lang?'

Onno is blij een opening te hebben gevonden, ze converseren tot ze stoppen voor zijn huisdeur. Iris heeft weer wat kleur op haar wangen, ze lijkt ook meer ontspannen. 'Ik weet zeker dat Sabine voor ons iets bij de koffie heeft!' doet Onno opgewekt. Hij heeft voor één keer een beroep op een collega gedaan wat betreft het ochtendspreekuur. Noodgevallen zijn doorverwezen. Het is goed dat hij nog even de tijd heeft om Iris alle aandacht te schenken!

 

Meer dan vijftien kilo is Erik afgevallen. Moe en uitgeput laat hij de helpende handen begaan. De uitdrogingsverschijnselen beïnvloeden het spierstelsel. Lopen is momenteel onmogelijk.

Zijn wil is echter nog ongebroken. En niet alleen dat! Hij weet best wat er in de anderen die hem omringen omgaat, wat de familie denkt. Hij leest het, als stond het gedrukt op hun gezichten.

Hij heeft ondanks alle beproevingen zijn geloof weten te behouden. De ellendige toestand waaraan hij ten prooi is, kan immers niet van God gezonden zijn? Hij zou het iedereen willen vertellen, maar hij is zo moe. De schaduw die over zijn leven, zijn lichaam valt, is die van Jezus. Hij staat tussen hem en de tegenstander in! Hij voelt zich niet alleen diep getroost, maar put ook telkens nieuwe kracht en kan zo alle beproevingen doorstaan.

Later, dan zal hij alles doorgeven. Hij wil Iris niet kwijt, zijn eigen Rissie. Dat heeft hij inmiddels begrepen. Werken en evangeliseren: een opdracht voor iedereen? Nu weet hij dat hij met dit verlangen in zijn hart eerst terug naar God had moeten gaan. Wachten tot Hij er Zijn zegen aan gaf, als een label aan een gekeurd gebruiksvoorwerp.

Zijn lichaam mag dan volgens de artsen een wrak zijn, de geest is ongebroken. Eindelijk heeft hij tijd om diep na te denken over de toekomst.

En: geduldig wachten op instructies.