BOEK 3: EINDELOZE OPRECHTHEDEN
De herfstwind: voor mij zijn er geen goden; er zijn geen boeddha 's
- MASAOKA SHIKI
13
Tokio/Washington
Naohiro Ushiba, Daijin van MIHI, had gehoord dat sommigen Tomoo Kozo de gekke oyabun noemden. Er werden veel verhalen over hem verteld. Eén daarvan luidde dat zijn penis helemaal bedekt was met irizumi, de prachtig bewerkte tatoeages die alle Yakuza op een deel van hun huid hadden laten aanbrengen. Irizumi werden aangebracht volgens de eeuwenoude methode: met scherpe bamboesplinters die in gekleurde inkt werden gedoopt. De pijn, zei men, was enorm.
Terwijl Ushiba strak in het gezicht van Kozo keek, zei hij: 'Vanaf het moment dat u op eigen houtje besloot Nicholas Linnears vrouw te laten schaduwen, hebt u ons op een zeer gevaarlijke koers gezet.'
Kozo nam een trekje van zijn sigaret. Zijn kleine, zwarte oogjes gleden over Ushiba's gezicht. 'Het was een slimme zet. Linnear was in rook opgelost - in opdracht van Okami. Hadden we dan niets moeten doen om hem op te sporen?'
'En Nangi?'
Kozo schudde zijn hoofd. 'Zijn vrouw was de schakel. Dat is ze altijd geweest. En geloof mij, Linnear had Tanzan Nangi heus niet in vertrouwen genomen over het feit dat Okami in zijn leven was gekomen. Hoe had hij dat moeten doen? Met Linnears uitgesproken afkeer van de Yakuza kon hij Nangi toch moeilijk vertellen dat hij een marionet van de Kaisho werd?'
Ushiba stak ook een sigaret op. 'U kunt wellicht de andere oyabun van de centrale raad een rad voor ogen draaien, maar mij niet. Volgens mij hebt u het initiatief tot deze aanval op Okami slechts genomen om Linnear te kunnen treffen. Dat was een uitdaging die u niet voorbij kon laten gaan.'
'Wat een onzin!' Kozo liep als een gekooide tijger rondjes om de vijver.
'U kent net zo goed als ik de gevaren die Okami vertegenwoordigt. Wij hebben het daar vaak genoeg over gehad. Er is geen ruimte meer voor de Kaisho. Het is te gevaarlijk om de soort macht die hij uitoefende in handen van één man te leggen. En dus is de Kaisho vervangen door de Godaishu. Ons netwerk, dat zich over heel de wereld uitspreidt, zal veel efficiënter werken en met veel meer controlemogelijkheden dan wanneer er slechts één man aan het hoofd staat.' Kozo blies de rook omhoog naar het dakraam. 'Al Okami's argumenten tegen de Godaishu zijn verwaaid als kersebloesem in de wind. Okami had zijn einde als Kaisho moeten 311
voorzien en plannen gemaakt moeten hebben voor de periode daarna. Ikzelf zou dat wel gedaan hebben.'
'Maar zonder Okami's diepgaande kennis van de maffia zou de Godaishu nooit tot stand zijn gekomen. Niet u of ik, maar hij is de schepper van de Godaishu.'
Kozo haalde zijn schouders op. 'Des te erger voor hem dat hij zich tegen ons heeft gekeerd. Karma. Hij koos zijn eigen weg, niemand heeft hem die richting uit geduwd.'
'U hebt uw best gedaan.'
Kozo haalde weer zijn schouders op. 'Ooit was ik Okami's meest vertrouwde bondgenoot, dat weet iedereen. Maar toen zijn weg een andere richting insloeg, werd ik argwanend, en ik heb gelijk gekregen. Uiteindelijk heb ik hem met hand en tand bestreden - en waarom niet? Hij geloofde niet in wat de Godaishu was geworden. Hij verraadde de Godaishu, verraadde ons vertrouwen in hem als de Kaisho. Hij maakte zijn eigen afspraken met Dominic Goldoni, en nu zitten wij met de gebakken peren. Hij en ik waren altijd op ons best wanneer we met de Amerikanen te doen hadden, maar ik moet toegeven dat hij hen beter begreep dan ik.
Dat zal echter weldra veranderen. Ik werk er hard aan om de iteki te leren begrijpen.'
'Dat bedoelde ik met die uitdaging,' merkte Ushiba op. 'Die kunt u gewoon niet weerstaan. Maar uw vastberadenheid om Linnear te vernietigen, is zinloos - erger nog, die is ronduit gevaarlijk.'
'Niet zinloos. Ik heb gehandeld op basis van uitermate belangrijke informatie. Linnear is Nishiki, het geheime contact dat gegevens doorspeelde naar Dominic Goldoni en Okami.'
'Belachelijk. Linnears strikte morele gedragscode -'
'De geschiedenis van Japan leert ons dat het masker van rechtvaardigheid de beste schuilplaats voor corruptie is, neh T Kozo glimlachte.
'Denk er eens over na, Ushiba-san. Linnear heeft de intelligentie en de deskundigheid om ons allemaal te vernietigen.'
'Maar dat is nog niet alles, hè?' merkte Ushiba boosaardig op.
'Daijin, ik laat me door u niet verleiden tot een privé-bekentenis.' Kozo schudde het hoofd. 'Kijk eens, door achter Okami aan te gaan, vangen we twee vliegen in één klap. Wij waren het erover eens dat de dagen van de Kaisho voorbij zijn. En door hem zelf te laten ontdekken dat zijn dagen geteld zijn, hebben we hem in een hoek gedreven. Hij moest de belofte incasseren van de kolonel dat zijn zoon hem te hulp zou komen. Linnear liet zijn vader niet vallen, en nu zijn wij in staat de tijd en de plaats van de confrontatie te kiezen. Ik ben ervan overtuigd dat de enige manier om Linnear te verslaan, is dat wijzelf het strijdperk kiezen. Zoals Sun Tzu ons leerde, zullen we daar ons voordeel mee kunnen doen.'
'Wij? U bedoelt u.' Ushiba keek hem lange tijd strak aan. 'Ik heb al die tijd gelijk gehad. Het gaat u inderdaad om Nicholas Linnear.'
Kozo lachte. 'Daijin, ik zal u nog iets beters vertellen. Ik heb hem bijna te pakken!'
312
'Men heeft mij erop attent gemaakt dat je je te buiten gaat aan enige activiteit buiten ons programma.'
De Rode Koningin rekte zich uit om de spanning die tussen zijn schouderbladen was ontstaan te verlichten. Hij kraakte de knokkels van zijn in handschoenen gestoken handen. 'Jij kost de regering van de Verenigde Staten van Amerika geld dat zij slecht kan missen. Vertel mij maar eens waarom.'
'U wéét waarom,' zei Lillehammer. 'Dominic Goldoni is onder onze ogen koud gemaakt.' En toen, geconfronteerd met het onverzoenlijke zwijgen van de Rode Koningin, voegde hij er geheel onnodig aan toe:
'Binnen WITSEC, nota bene.'
'Goldoni opereerde - zo noemen jullie dat toch - binnen WITSEC. Wat had je dan verwacht?'
Lillehammer keek toe terwijl de Rode Koningin de restanten van zijn dubbele ham-kaasburger en friet naar binnen werkte. Waarom moesten ze altijd in zo'n tent eten? 'Ik verwacht dat wij de dader wel te pakken zullen krijgen.' Het was zo onwerkelijk om dat gesprek te voeren bij het geroezemoes van jongelui, kantoorbedienden en mensen die de tijd doodden tot ze weer konden inzetten bij de bookmaker aan de overkant. De Rode Koningin schoof zijn papieren bord van zich af. Hij leek niet geamuseerd. 'Ik moet nog een Coke hebben.' Hij stond abrupt op en liep het met rood-en-geel plastic ingerichte restaurant door. Hij droeg een pak van Engelse tweed met een handgesneden herteleren vest. Zijn opzichtige das echter was zuiver Amerikaans. Toen hij terugkwam met een enorme papieren beker limonade in zijn hand zei hij: 'Doe nou maar niet alsof. Ik heb die foto's van Goldoni eens goed bekeken. Ik wéét dat dat het werk van Do Duc was. En ik weet ook hoe graag jij zijn ballen in de gehaktmolen zou stoppen.' De Rode Koningin pulkte een stukje kaasburger tussen zijn tanden vandaan.
'Maar ik geef je nu een strikt bevel daarmee op te houden en ervan af te zien.'
Lillehammer zat doodstil. Hij vroeg zich af of dit het moment van scheiden was, het moment dat het graniet waarvan hij zoveel jaren deel had uitgemaakt zou scheuren. 'Daar zal ik een heel goede reden voor moeten hebben,' zei hij rustig.
De Rode Koningin keek hem ernstig aan. 'Wat denk je? Zou ik nog wat ijs nemen?'
'Hier? Het ijs hier smaakt naar plastic, net als al die andere troep.'
'Werkelijk? Dat is mij nooit opgevallen.' De Rode Koningin haalde zijn schouders op en klopte op zijn buik. 'Och, nou ja, dan hoeven we alleen nog een teken van waardering voor het schone tafeltje achter te laten voor de opruimer.' Hij haalde wat kleingeld te voorschijn en legde dat op het plastic tafelblad. Terwijl ze opstonden, zei hij zachtjes: 'Jouw persoonlijke woede zal ons nu niet helpen. Als alles niet volgens plan gaat, kan het je dood worden. Ik wil je erewoord. Vergeet Do Duc en bepaal je tot het gewone werk. God weet dat je daar je handen vol aan hebt.'
Lillehammer keek naar een jongetje wiens hele gezicht onder het ijs 313
zat. 'Je hebt mijn woord. Ik zal niet achter Do Duc aan gaan. Ben je nu tevreden?'
'Ik wil dat je een oogje op Davis Munch houdt. Volgens Bane was zijn speurneus gezien met die Harley Gaunt, vlak vóór Gaunt bij jouw huis opdook. Bane mag dan paranoïde zijn, hij is niet dom.'
De Rode Koningin aaide het jongetje over zijn hoofd toen ze langs hem liepen. Buiten boog hij zich op vaderlijke manier naar Lillehammer toe. 'Krankzinnigheid komt voort uit het mediteren op wraak,' zei hij.
'Het zal je goed doen daar eens aan te denken.'
Manny Mannheim stond naar de dikke bruine envelop te kijken toen de zoemer klonk. Hij draaide zich om en schoof de envelop haastig op de plank met het jachtgeweer met afgezaagde loop, dat daar altijd geladen en wel klaar lag. Hij tuurde door het gat in het hek en zag een lange figuur door de voordeur naar binnen komen.
De man, in een donker tweed jasje met opgeslagen kraag, keek hem niet onmiddellijk aan. In plaats daarvan stond hij enige tijd te kijken naar de grotere beleende objecten die Manny aan de muren had opgehangen of op de stoffige, houten vloer had uitgestald: glimmende elektrische gitaren, een complete set klassieke Louis Vuitton-koffers, een groen met zilveren mountain-bike, een stel Chinese celadon-vazen, een glanzende zwart-en roomkleurige Harley Davidson Softail, gesigneerd en opgedragen door Johnny Cash aan iemand die Ferdie Francis heette. De man nam er de tijd voor, wat Manny de gelegenheid gaf hem eens goed te bekijken. Daar werd hij echter alleen maar nóg zenuwachtiger van. In feite was hij al zenuwachtig geworden vanaf het moment dat Harley Gaunt voor een tweede keer bij hem langs was gekomen. Deze keer had Gaunt Manny een bruine envelop overhandigd met aanwijzingen wat hij moest doen als hij niet binnen vierentwintig uur contact met Manny opnam.
Dat was twee dagen geleden, en Manny moest nu wel aannemen dat er iets met zijn vriend was gebeurd. Hij wilde niet denken aan wat Gaunt overkomen zou kunnen zijn, maar 's nachts droomde hij over de mogelijkheden. De man die Manny's pandjeshuis was binnengekomen, had brede schouders, grote handen en zag er verder nogal angstaanjagend uit. Terwijl hij alle spullen bekeek, kwam hij steeds dichter bij de plek waar Manny achter zijn draadscherm stond, en Manny kon de littekens op zijn gezicht onderscheiden, de neus die ooit gebroken was geweest, de slimme ogen die elk krasje en elke ondeugdelijkheid van de spullen die hij bekeek meteen in de gaten kregen.
Het zweet brak Manny uit en hij ging zenuwachtig van de ene voet op de andere staan. Een zweetdruppeltje dat net onder zijn rechterschouderblad over zijn rug naar beneden liep, veroorzaakte een ondraaglijke jeuk.
Christus, waar was Harley mee bezig geweest dat het hem zijn leven had gekost? vroeg Manny zich af. Nieuwsgierigheid en doodsangst streden om voorrang. Hoe vaak had hij de envelop in de afgelopen vieren314
twintig uur al opgepakt? Hij was de tel kwijtgeraakt. Eén keer, toen zijn nieuwsgierigheid het van zijn gezonde verstand won, had hij besloten hem open te maken. Maar op het laatste moment had hij het niet gedurfd. Die dag echter had hij elke klant die zijn pandjeshuis binnenkwam nauwkeurig opgenomen, want bij het wakker worden die ochtend was er een verschrikkelijke mogelijkheid bij hem opgekomen: stel dat iemand Harley gevolgd was toen hij naar het pandjeshuis kwam, en stel dat die iemand wist dat hij die envelop aan Manny had gegeven?
De man trok zijn schouders op en liet ze weer zakken terwijl zijn hand over een van de koffers streek. Hij wierp een vlugge blik naar de voordeur, toen weer naar de kooi waar Manny als aan de grond vastgenageld stond. De dikke, eeltige vingers zetten de grootste koffer, groot genoeg om een mens in te verbergen als je hem een beetje in elkaar boog, overeind. Daarna knipte hij de sloten open, tilde het deksel op en bekeek de binnenkant. Manny vond het allemaal doodeng.
Manny's eerste impuls was geweest de envelop te verbranden, de sporen van Gaunts aanwezigheid hier uit te wissen en de verantwoordelijkheid waarmee zijn vriend hem zonder iets te vragen had opgezadeld van zich af te wentelen. Uiteindelijk had hij er zelfs niet toe kunnen komen de lucifer aan te steken. Echter, nu de man de koffer weer sloot en naar de motor toe liep, nog dichter bij de kooi van draad, bedacht Manny dat hij een grote vergissing had begaan.
Maar hoe kon hij zijn enige echte vriend in de steek laten? Zijn relatie met Gaunt, hoe onregelmatig dan ook, was hem dierbaar geweest. Zij waren het soort vrienden dat, al hadden ze elkaar lange tijd niet gezien, de draad van hun gesprek konden opnemen alsof de tussenliggende jaren er niet waren geweest. Zulke mensen kwam je zelden tegen, vooral Manny niet, omdat er in zijn leven verder eigenlijk nooit veel gebeurde. De man in het tweed jasje schraapte zijn keel en Manny schrok op. Zijn rechterhand ging instinctief naar de loop van het jachtgeweer dat onder de toonbank binnen handbereik lag. Zijn vinger kromde zich om de trekker.
'Ja?' vroeg Manny. Die hoge piep in zijn stem beviel hem niet.
'Niks,' zei de man met een snelle blik op hem. 'Alleen... hoeveel vraag je hiervoor?'
'Twaalfduizend. Het is een klassieke -'
'Softail,' maakte de man zijn zin af. 'Ja, dat weet ik.' Hij stak zijn handen in de zakken van zijn overjas en draaide zich om teneinde Manny aan te kijken. 'Blijf je altijd in die kooi zitten?'
Manny was nu doodsbang. Natuurlijk was die vent niet in de Harley geïnteresseerd, was dat ook nooit geweest. Hij was daar om de envelop te halen die Gaunt had achtergelaten, en daarbij zou hij Manny naar de andere wereld helpen.
'Heb je gehoord wat ik heb gevraagd?'
Manny stond te trillen op zijn benen, zijn tong plakte aan zijn gehemelte vast. 'Ulbg!' was het enige dat hij kon uitbrengen.
'Wat?'
315
'Ik, eh, ik heb in de loop van de jaren nogal wat moeilijke toestanden meegemaakt,' hakkelde Manny. 'Daarom -'
De man deed een stap in zijn richting. 'Heb je daar soms een vuurwapen?'
'Geen stap verder!' zei Manny, terwijl hij wat speeksel in zijn mond probeerde te krijgen.
De man keek verrast naar het jachtgeweer met de afgezaagde loop dat op hem was gericht. 'Ga je dat gebruiken als ik je vraag of ik die Softail ook voor vijftienhonderd kan krijgen?'
'Hè?' Manny knipperde met zijn ogen en slikte moeilijk.
'Ik wil die Softail hebben,' zei de man, terwijl hij zijn handen uit zijn zakken haalde en ze met de palmen naar boven gekeerd naar voren stak. In een van de handen lag een dikke rol bankbiljetten. 'Verkoop je me die motor of schiet je me neer?'
Manny voelde zijn hart in zijn keel bonzen. Er leek niets meer tot hem door te dringen.
'Kom nou, makker. Ik weet datje hier moeilijkheden hebt gehad, maar doe me een lol, ja? Ik wil alleen maar die Softail van je kopen.'
Manny veegde met trillende hand het zweet van zijn gezicht. Jezus Christus, dacht hij, dit soort leven hóeft voor mij niet. Ik zie overal boe- mannen om me heen. Nog meer van dit soort sensatie en een hartaanval of een zenuwinzinking behoort niet tot de onmogelijkheden. Hij legde het jachtgeweer opzij. Zijn spieren waren zó verkrampt dat hij de toonbank met beide handen moest vastgrijpen om niet om te vallen. Hij moest opeens vreselijk plassen.
De man zwaaide met de bankbiljetten boven zijn hoofd. 'Als je nou eens hierheen komt met de sleutels, dan kunnen we alles zó geregeld hebben.'
Manny opende de kooi en stapte naar buiten. 'Heb je een rijbewijs?'
Tuurlijk,' zei de man, terwijl hij zijn vrije hand achter zijn rug bracht. Dat was het moment dat Manny wist dat hij er geweest was. Een moment zoals je alleen maar in je dromen meemaakt, wanneer er verschrikkelijke dingen om je heen gebeuren en jijzelf er niets tegen kunt doen. Waarom ben ik uit de kooi gekomen ? vroeg hij zich af. Waarom heb ik het jachtgeweer weggelegd? Waarom ben ik niet op mijn instinct afge- gaan ?
Zonder iets te kunnen doen, keek Manny toe terwijl de man zijn portefeuille te voorschijn haalde, een stapel bankbiljetten op het zadel van de Softail neerlegde en hem zijn rijbewijs toestak.
Eén moment bleef Manny als een standbeeld staan kijken. Zijn hart bonkte als een ontspoorde trein in zijn borstkas en hij kon maar met moeite ademhalen.
'Wat scheelt eraan? Wil je nou wel of niet verkopen? Hoeveel mensen bieden je heden ten dage vijftienhonderd dollar contant voor die Softail ?'
Met houterige bewegingen strekte Manny zijn hand uit en nam het rijbewijs aan. Op een of andere manier glipte het tussen zijn vingers door, en als in een droom bukte hij zich om het op te rapen. Toen maakte hij, als een zombie, de papieren in orde. Hij hoorde nauwelijks wat de 316
man zei. Het rijbewijs was uitgeschreven op naam van Mac Divine. Hij accepteerde de vijftienhonderd zonder ze na te tellen. Divine had dat al nauwkeurig gedaan waar hij bij stond.
'Man, mijn buurman schijt in zijn broek als hij deze schoonheid bij mij voor de deur ziet staan,' zei Divine grijnzend. 'Hij zoekt al driejaar naar zo'n Softail.'
Nadat hij met zijn motor was vertrokken, leunde Manny hijgend tegen de deur. Hij was drijfnat van het zweet. Vlug ging hij zijn kooi weer in, trok zijn jas aan en stopte de dikke envelop eronder. Toen ging hij naar buiten, deed de deur op slot en trok het rolluik naar beneden. Het was pas drie uur 's middags, maar hij hield het wat die dag betreft voor gezien. Met slappe benen van de schrik liep hij naar zijn bank, waar hij het geld uit de kassa en het bedrag dat Mr. Divine hem had gegeven op zijn rekening liet zetten. Toen ging hij op weg om te doen wat hij die ochtend had moeten doen: Gaunts instructies opvolgen.
Diep in zijn binnenste galmde het luiden van de bel nog na, net als een raspende stem in het holst van de nacht, wanneer de zintuigen vervagen door een verdoving die was veroorzaakt door een wilde hartstocht die nu geblust was.
Het luiden hield aan, een ongesproken tekst van woorden die net zo onverstaanbaar waren als een vlucht spreeuwen na zonsondergang. Hij leefde, maar hij wist nog niet hoe hij eraan toe was. Zijn gedachten, nog zo chaotisch als het gesmolten magma van het universum, leken helemaal op zichzelf te staan, zonder de begrenzing van hersenen of hersenpan, een speldeprikje licht dat onzeker flikkerde in de kosmische duisternis.
Geen verleden, geen heden, bezaten die gedachten, en de afwezigheid van die context maakte logisch denken even vluchtig als een droom. Er was geen spoor van ademhaling, van pompend bloed, van een drang tot bewegen. Hoe kon er beweging bestaan zonder hersens of lichaam, om de gedachte begrip en wezenlijkheid mee te geven?
Maar het luiden van de bel hield aan. Het was geen geluid, want hij had geen oren om te horen, maar een trilling, een atonale stem van mens noch machine, een aanduiding dat ergens toch een context bestond. Licht, een schaduw op de ziel. Hij bestond dus toch nog. Hij was ter wereld gekomen in een huis van metaal. Het leek zich ergens onder de grond te bevinden, een enorme konische ruimte, gevuld met blauw licht en de scherpe echo's van bedrijvigheid. Hij inhaleerde de geur van metaal, heet en vormloos, koel en gesmeerd, maar hij ademde tenminste weer.
Zijn ogen leerden zich opnieuw in te stellen. Ze zagen dat er op verschillende geautomatiseerde stations armen, benen, voeten en handen, hydraulische vingers en infrarode ogen werden gefabriceerd. Langzaam begonnen de volmaakte beesten onder zijn ogen vorm te krijgen. Het was alsof hij getuige was bij de Schepping, ergens tussen de geest van God en de smidse van Vulcanus.
Of misschien was het gewoon een robotfabriek. Wat hem tenminste 317
in staat stelde een redelijke gissing te maken van de plaats waar hij zich bevond. Hij was niet dood, hij was in Tokio. Hoe had de Messulethe hem in 's hemelsnaam daarheen gekregen?
Er waren daar geen andere menselijke wezens, alleen de precieze bewegingen van metalen cilinders. Het zoemen van de machines, de hartslag van tienduizend verloren zielen, het vrolijke gezang van het leven dat werd gefabriceerd uit staal, titanium, hoogwaardige plastics, siliconenchips en vezelkabels. Hij ademde diep in, genietend van de sensatie die hem bewees dat hij inderdaad nog in leven was.
Plotseling werden het licht en het geluid vervangen door een intense, desoriënterende aanval van duizeligheid, en de wereld kromp ineen tot een grijze speldeprik. Zijn oogleden vielen dicht.
Een scherpe pijn bracht hem terug tot bewustzijn.
'Wakker worden! Je hebt al veel te lang geslapen!'
De stem klonk angstig bekend.
Hij schrok op en voelde een rilling over zijn rug lopen toen hij zijn eigen gezicht zag dat zich over hem heen boog. Zijn eigen lippen krulden zich tot een glimlach, zijn eigen ogen glommen van plezier.
'Welkom in je nieuwe bestaan.' Zijn eigen stem drong als een hallucinatie door tot zijn oren. 'Het zal kort zijn. Maar vol van verrassingen, dat beloof ik je.'
Nicholas verloor het bewustzijn.
318
14
Montauk/Washington/Tokio
Croaker keek naar Margarite terwijl ze zich onder de douche inzeepte. Hij kon weinig meer dan haar vage omtrekken onderscheiden, maar toch kon hij zijn ogen niet van haar afhouden. Hier zaten ze in een armoedig motel in Montauk, samen in één kamer, omdat zij beslist niet alleen wilde slapen. Waar was ze het bangste voor, de dreiging van Roberts komst of die van haar echtgenoot?
Zodra ze in de badkamer was verdwenen, had hij een blik uit het raam geworpen: het geasfalteerde wegdek met slechts een paar geparkeerde auto's. Aan de overkant van de straat een cafetaria met boven de deur het rood met gele plastic bord: 'KIP & vis & SCHAALDIEREN, 's avonds geopend'; en dat alles verlicht door koude, fluorescerende lampen en een reclame van Bud Lite, waarvan het felle neon de nacht kleurde. Bij dat licht had hij de krachtpatser ontdekt, breed lichaam, ijskoud, ovaal gezicht. Hij kwam uit de cafetaria met in zijn ene hand een kartonnen doos met twee koffie en een paar broodjes. Zijn andere hand hing slap opzij, zoals hem was geleerd, klaar om snel zijn wapen te pakken.
Croaker keek hem na terwijl hij in de zwarte Ford Taunus stapte die min of meer voor de cafetaria geparkeerd stond. De binnenverlichting ging heel even aan en Croaker ving een glimp op van een tweede krachtpatser. Hij was er bijna zeker van dat het Tony DeCamillo's mannen waren. Dat verraste hem niet. Zulke lui waren niet zo moeilijk te vinden, vooral niet voor een man met zoveel geld als Tony D. Tenslotte reden zij in Margarites eigen Lexus met een bekend nummerbord. Croaker wist dat het in die omstandigheden in feite onmogelijk was je verblijfplaats lang geheim te houden.
Hij wendde zijn blik af van de Taunus en de inzittenden toen Margarite de deur van de badkamer een stukje openzette. Het was veel te warm in de kamer, zonder mogelijkheid de thermostaat lager te zetten, en de stoom van de douche maakte dat het in de badkamer niet uit te houden was. Die stoere knapen zouden niet in actie komen tot Tony D. was gearriveerd, en dat zou pas in de ochtend zijn. Croaker had dus alle tijd om te bedenken hoe hij de confrontatie moest aangaan zonder dat er gewonden zouden vallen.
Starend naar Margarites silhouet wist hij dat hij voorlopig andere 319
dingen had om zich mee bezig te houden. Hij vond het nog steeds moeilijk zich aan de nieuwe realiteit aan te passen, namelijk dat zij niet Tony D., Dominic Goldoni's territorium, en alles wat daaraan vastzat, had geërfd. Zij had de macht van Goldoni's schaduwwereld in haar hand, waar gouverneurs, politiecommissarissen, rechters en leden van het congres naar haar pijpen zouden dansen.
Hij zag nu in hoe Goldoni hen allemaal te slim af was geweest - de FBI en zijn vijanden. Hij had belangrijke informatie doorgespeeld aan WITSEC, ja, hij had degenen om zich heen overrompeld, zodat zij geloofden dat hij hen hielp zijn koninkrijk te ontmantelen. Maar hij had de federale agenten niets over zichzelf verteld of hoe hij over zijn territorium regeerde. Uiteindelijk had hij zich zelfs niet teruggetrokken in het gemakkelijke leventje dat zij in Marine St. Croix voor hem hadden geschapen. En wat de Leonfortes, zijn vijanden, betreft, hun ogen waren gericht op Tony D., een onecht doel.
Als hij eerlijk moest zijn - en hij geloofde dat het die avond tijd was voor echte eerlijkheid - was hij zowel geschrokken als verrukt van Margarites intelligentie. Hij had nog nooit iemand als zij ontmoet, had zelfs nooit gedacht dat er iemand als zij kon bestaan.
Gewikkeld in een grote handdoek kwam Margarite de badkamer uit. Ze leek geen enkele gêne te hebben. Jij kent mijn ziel, had ze gezegd toen zij zich in zijn bijzijn uitkleedde. Waarom zou ik mijn lichaam dan voor jou verbergen ? Toen had ze gelachen. Tony stond erop het licht uit te doen wanneer we vrijden.
Misschien had die ellendeling Tony D. dat alleen maar uit praktisch oogpunt gedaan, zodat hij de gevolgen van zijn daden niet hoefde te zien: de striemen en blauwe plekken, over haar lichaam verspreid. Terwijl hij zo naar haar zat te kijken, bedacht Croaker dat hij van deze vrouw zou kunnen houden op een manier waarop hij noch van Gelda, noch van Alix had gehouden, maar ogenblikkelijk wantrouwde hij dat gevoel. Het was voor een man maar al te gemakkelijk de begeerte aan het begin van een affaire voor liefde aan te zien. Om zichzelf te overtuigen dat zij iets in hun hart hadden gevoeld, terwijl dat gevoel zich in werkelijkheid een eindje lager voordeed. Nacht en Margarite.
'Waarom kijkje zo naar me?' Haar ogen straalden in het licht van de badkamer. Ze leken zó onschuldig aan leugen en bedrog dat Croaker één moment bijna kon geloven dat hun gesprekken van die dag niet hadden plaatsgevonden, dat zij slechts een huisvrouw was die door haar man was mishandeld en nu een schuilplaats en bescherming nodig had. Alles zou dan zo simpel zijn, alle besluiten zouden door hem genomen kunnen worden zonder de schaduw en het licht van een werkelijkheid die veel ingewikkelder was.
Hij schraapte zijn keel, wilde langs haar heen de badkamer inglippen.
'Ik heb behoefte aan een douche,' zei hij met doffe stem. Ze stak haar hand uit, sloeg haar armen om hem heen en hij kon de geur ruiken van zeep en haar fris gewassen lichaam.
'Het is nog te vroeg om een douche te nemen,' zei ze.
320
Ze trok een schouder op en de handdoek gleed vanzelf van haar lichaam af. Hij voelde haar klamme huid door zijn overhemd heen.
'Je ruikt als een dier,' fluisterde ze, terwijl ze zijn hoofd naar beneden trok.
Haar lippen, zacht en hartstochtelijk, openden zich onder de zijne, haar tong gleed langs zijn tanden. Hij bedacht dat hij eigenlijk nee moest zeggen, haar van zich af moest duwen, nu, op dat moment, maar in plaats daarvan nam hij haar in zijn armen.
Ze liet een zacht gekreun horen en trok haar benen omhoog, zodat haar blote enkels zich over zijn billen kruisten. Het bed leek opeens ver weg te staan en eigenlijk overbodig. Haar borsten werden platgedrukt tegen zijn lichaam en de hitte sloeg in golven van haar af. Hun lippen gingen heel even uit elkaar en hij zei: 'Tony -'
'Ik wil Tony niet,' hijgde Margarite, terwijl haar handen met zijn riem bezig waren. 'Ik wil jou.'
Hij had de tegenwoordigheid van geest te weten voorzichtig met haar te moeten zijn, hoe hartstochtelijk zijzelf ook werd. Hij begreep hoe belangrijk dat was, net zoals hij wist dat Robert haar had genomen. Robert, die haar broer verminkt en vermoord had; die haar haar eigen leven had teruggegeven.
Ze schopte met haar hielen en zijn broek zakte op de vloer. Ze trok aan de knopen van zijn overhemd. Zijn armen begonnen moe te worden van haar gewicht, terwijl het bloed en de hitte naar zijn onderlichaam trokken.
Hij maakte zich van haar los, legde haar op de grond en knielde over haar heen. Hij keek diep in haar grote, vochtige ogen, waarna hij zijn hoofd naar haar borsten bracht. Het licht uit de badkamer viel over hen heen. Hij snoof haar geur op alsof het wierook was, terwijl zijn tong met haar harde, donkere tepels speelde, een rondje om haar navel maakte en langzaam afzakte naar de lichte welving van haar buik. Ze kreunde diep, greep de zijkanten van zijn hoofd beet en haar vingers streelden en liefkoosden hem terwijl zijn tong bij haar naar binnen gleed. Onwillekeurig gingen haar benen omhoog en wijd uit elkaar. Hij hoorde haar hijgen en dat prikkelde hem meer dan wat ook. Het was het enige geluid in de kamer, ritmisch en bijzonder erotisch.
'O, God, o, God, o, God!' Het klonk als een gezang, en haar hoofd zwiepte heen en weer, terwijl haar spieren zich spanden en ze haar heupen omhoogbracht naar zijn lippen en zijn tong. Haar benen kruisten zich achter zijn rug in een poging hem dichterbij te halen, om hem helemaal in zich te krijgen, toen Toen zij haar hoogtepunt bereikte, ging ze zó tekeer dat haar hele onderlichaam zich van de grond ophief, terwijl haar transpiratievocht zich vermengde met een ander, intiemer vocht. Na afloop werd haar gehijg gesmoord door de arm die ze over haar gezicht had geslagen. Hij ging op zijn rug liggen en trok haar over zich heen. Ze kromde haar rug naar achteren, haar borsten staken fier vooruit en zo bereed zij hem, eerst een beetje verlegen, maar daarna steeds extatischer. Het was een onbeschrijfelijk gevoel nu zij boven op hem lag terwijl 321
hij in haar was. Hij hield haar borsten in zijn handen en keek omhoog in haar gezicht, dat aan één kant werd verlicht door de ondergaande zon.
Met wijd opengesperde ogen bracht ze haar gezicht vlakbij het zijne. Hij likte haar en zij fluisterde met iets van ontzag in haar stem: 'Ik kom nog een keer. Ik kan niet... Het is...' Ze sloot haar ogen, haar vingers streelden zijn nek en er kwamen zachte geluidjes achter uit haar keel.
'Alsjeblieft,' hijgde ze. 'Alsjeblieft...'
Hij kon zich niet langer beheersen, wilde dat ook niet meer, maar gaf zich over aan zijn eigen genot.
Naderhand kropen ze in bed en vielen ze, in elkaar verstrengeld, uitgeput in slaap. Ze werden wakker van het binnenvallende ochtendlicht, dat de kleur van een oude oesterschelp had.
'Mijn detective.' Margarite glimlachte en kuste hem teder. Ze maakten zich langzaam, met tegenzin, van elkaar los. Nu moesten ze te voorschijn komen uit de bescherming die de nacht en de schaduwen hun hadden geboden tegen de wisselvalligheid en de harde besluiten van het echte leven.
Terwijl ze samen onder de douche stonden, zei Margarite: 'Ik hou mezelf steeds maar voor dat gisteravond slechts een verzetje was, een onweerstaanbare begeerte, die voortkwam uit frustratie en dankbaarheid.'
'Geloof je dat werkelijk?'
'Nee,' zei ze, terwijl ze het sop van haar lichaam spoelde, 'maar ik wou dat ik dat wel deed. De toekomst zou er zo veel eenvoudiger op worden.'
Ze stond op het punt uit de douche te stappen, toen hij haar in zijn armen nam en haar omdraaide, zodat ze hem aankeek. Zijn hand van vlees en bloed bedekte een grote blauwe plek op haar dij. Ze keek even naar haar eigen hand voor ze zijn biomechanische hand pakte en die tegen haar borsten drukte.
Ze hadden niets anders om aan te trekken dan hun oude kleren. De knoopjes van Croakers overhemd lagen over de vloer verspreid, een bewijs dat de hartstocht van de vorige avond geen droom was geweest.
'Er moet ergens in de stad toch wel een zaak zijn waar we spijkerbroeken en hemden kunnen kopen?' meende Margarite. Croaker keek toe terwijl zij haar kleren aantrok. 'Je gaat niet meer terug naar huis, hè?'
Ze keek hem aan. 'Hoe zou ik dat kunnen ? De oude Margarite is dood.'
'Het enige probleem is, dat Tony dat nog niet weet, en datje nooit in staat zult zijn hem daarvan te overtuigen.'
'Maak je maar geen zorgen om Tony,' zei Margarite, terwijl ze haar schoenen aantrok.
'Ik geloof niet dat we nog keus hebben. Een stel krachtpatsers heeft aan de overkant van de straat de nacht doorgebracht.'
Margarite liep naar het raam om te kijken.
'Die zwarte Taunus, links van dat kip-en-viszaakje.'
322
'Ja, zei ze. 'Er staat nu een Lincoln Town Car naast.' Ze draaide zich naar hem om. 'Als jij klaar bent, kunnen we gaan.'
Buiten blies een kille, natte bries in hun rug. Toen ze over de verlaten straat wilden weglopen, gingen de portieren van de Taunus open en kwamen de twee zware jongens tevoorschijn die Croaker de vorige avond had gezien. Het deed hem goed te zien dat hun kleren net zo gekreukeld waren als de zijne, alleen zagen zij er niet zo ontspannen uit. Degene die koffie en broodjes had gehaald, liep naar de Lincoln en maakte het achterportier open. Daar was Tony DeCamillo. Hij stond met iets gespreide benen, trok zijn manchetten goed en verloor hen niet uit het oog terwijl ze in zijn richting liepen.
Toen ze halverwege de straat waren, kwamen de twee zware jongens in beweging, maar Tony D. draaide zich om, legde zijn handen plat tegen hun borstkas en zei op zachte toon iets tegen hen. Nu bleven ze staan en beperkten zich ertoe Croaker woedend aan te kijken, hun handen losjes langs hun zij. Hij vermoedde dat zij hém de schuld gaven van hun lange, ongemakkelijke nacht.
Aan het einde van de straat draaide Margarite zich naar hem toe en zei, precies zoals haar echtgenoot dat waarschijnlijk tegen zijn mannen zou hebben gezegd: 'Blijf hier. Laat mij dit maar alleen afhandelen met Tony.'
Het was niet zozeer moed dat haar daartoe bracht, dacht Margarite terwijl zij en Tony elkaar naderden, maar gewoon omdat ze wist dat het domste wat ze nu kon doen, was om hen allemaal samen te laten komen. Tony met zijn zware jongens, zij met Croaker. Dan zou de situatie zich ontwikkelen tot een mannenzaak en geweld bijna onvermijdelijk zijn. Ze was niet van plan het zover te laten komen.
'Baby,' zei Tony. Zijn donkere ogen gleden van haar gezicht naar Croaker. 'Heb je de nacht met die jandoedel doorgebracht?'
'Waarom zou jij je daar druk om maken?'
'Jezus Christus. Omdat jij mijn vrouw bent, verdomme! Daarom!'
Niet omdat wij getrouwd zijn. Dat verschil zei alles over hun verhouding.
'Kijk dan naar mij,' zei Margarite op scherpe toon. 'En niet naar hem.'
Zijn ogen kwamen bij haar terug. 'Ik heb problemen die opgelost dienen te worden.'
'Die lossen wij wel op.'
'Jij bent bij mij weggelopen. Je hebt het kind ergens verborgen -'
'Francine!' Op dat moment raakte ze bijna haar zelfbeheersing kwijt. Haar stem sloeg over, zodat Croaker en de zware jongens haar konden horen. 'Onze dochter heet Francine.'
'Ja, ja.' Hij trok zijn lippen samen. 'Ik kom er heus wel achter waar je haar hebt vergeborgen. Of denk je soms dat me dat niet zal lukken?'
Margarite kon zich alleen maar verwonderen over de veranderingen die zij had ondergaan. De hevigheid van zijn typische intimidatie verhardde haar besluit nu alleen nog maar.
'O, daar twijfel ik niet aan,' zei ze. 'Maar tegen die tijd heb ik haar al ergens anders ondergebracht. En dat zal ik telkens weer doen.' Ze schud323
de haar hoofd. 'Wat je nu ook denkt, Tony, je zult haar nooit krijgen. En weet je, hoe meer jij het probeert, hoe meer zij je daarom zal haten, en dan zul je alles verloren hebben.'
Er volgde een korte stilte. In die tijd kon zij hem horen ademen, en ze vroeg zich heel even af hoe hoog zijn bloeddruk nu wel zou zijn. Achter zich hoorde zij het verkeer op gang komen, en dichterbij, een schurend geluid van Croaker die, slecht op zijn gemak, van de ene voet op de andere ging staan.
Tony bracht zijn gezicht vlak bij het hare. Hij had te veel eau de cologne gebruikt en zich niet geschoren. Ze was blij te zien hoe hij zich had gehaast om daarheen te komen.
Toen hij weer sprak, klonk zijn stem zachter, verzoenend. Dit was de zachte Tony. 'Baby, je speelt een idioot spelletje. Ik weet niet wat ik ervan moet denken, maar je zet me wél voor schut bij de jongens. Ik moetje wél zeggen dat het moreel op een laag pitje staat, na alle recente gebeurtenissen en het gerucht dat de Leonfortes iets van plan zijn. Ik heb je thuis nodig, baby; jij hoort naast mij te staan.'
'De enige die een spelletje speelt, ben jij, Tony. Macho Tony, lieve Tony. Jij hebt je kruit nu verschoten; het is afgelopen met je. Méér heb je nooit in je gehad. Het heeft mij al die tijd gekost om erachter te komen dat dat voor mij lang niet genoeg is. Nu is de tijd gekomen dat jij de werkelijkheid onder ogen zult moeten zien.'
Hij keek haar met half toegeknepen ogen aan, niet wetend wat hij van dat vreemde schepsel moest denken.
'Hou op met dat gezeik,' zei hij dreigend. 'Waar het op neerkomt, is dat jij ervoor moet zorgen datje mij niet als vijand krijgt.'
'O, Tony, ik wil helemaal niet dat wij vijanden zijn. Maar we kunnen nooit teruggaan naar hoe het is geweest.'
'Dat is het enige dat ik wil, en ik zal hemel en aarde bewegen om ervoor te zorgen dat het daar weer op uitdraait.' Nu sprak hij als een pruilend kind.
'Ik zal niet van je scheiden, dus daar hoef je je niet druk om te maken. Op dit moment is er ten minste één dwingende reden om jou niet te verlaten, en dat is dat wij elkaar nodig hebben. Daar heeft Dominic op gerekend, dat jij mijn dekmantel zou zijn. Zonder jou als man kan ik Doms werk niet goed voortzetten. Zonder mij verlies jij Doms contacten. Binnen hooguit zes maanden zou de Familie je verstoten en zou je een paria zijn.'
'Dat had je gedacht!'
Ze zei niets, wetend dat hij tijd nodig had om de waarheid tot zich te laten doordringen, om een manier te vinden om het draaglijk te maken, om zijn gezicht te redden.
'Ach, shit,' zei hij ten slotte. 'Om je de waarheid te zeggen, heb ik al problemen met sommige groeperingen binnen La Famiglia. De Infantes en de Dellarcos. Ik ben eraan gewend het hoofd te bieden aan onderlinge strijd binnen een groep teneinde de zaak voor een cliënt te winnen. Maar dit is heel iets anders. Die vervloekte spaghettivreters -'
Ze schoten allebei in de lach, de eerste keer in een heel lange tijd. 324
'Ja,' zei Margarite, 'die vervloekte spaghettivreters kunnen behoorlijk lastig zijn wanneer ze de vrije teugel denken te hebben.'
'Misschien hebben wij elkaar inderdaad nodig.' Maar zijn donkere ogen keken argwanend. 'Kom je nu mee naar huis?'
'Nog niet. Er moet nog iets afgehandeld worden.'
'Met hem.' Hij maakte met zijn kin een gebaar naar Croaker.
'Hij maakt er deel van uit.'
'Nou, baby, ik weet het niet. Ik heb informatie over hem ingewonnen en weet alles van hem. Dat vriendje van jou is geen federale agent.'
'Dat weet ik. Dat heeft hij me verteld. Hij is een oud-politieman. NYPD, Moordzaken. Hij is zelfs een beetje beroemd in de annalen van de stad.'
'God allemachtig, baby, ik hoop datje weet watje doet.'
Margarite voelde haar hart overslaan. 'Ik ook.'
'Dit is het soort jandoedel waar je broer mij altijd voor waarschuwde.'
Hij stak zijn hand uit, raakte haar bijna aan, maar bedacht zich toen.
'Ik wil dat je uitermate voorzichtig bent met die vent.'
'Maak je maar geen zorgen.'
'Dat doe ik wél. Er is iets met jou en die wetsdienaar waarvan mijn haren overeind gaan staan. Je begrijpt me wel, net als die keer dat ik wist dat Warner Brothers van plan was Eddie Mentor een poot uit te draaien met dat contract van zeven cijfers. Ik heb Eddies miljoen voor hem weten te redden, maar hier' - hij schudde zijn hoofd - 'weet ik het niet.'
'Ik kan heel goed voor mezelf zorgen.'
'Ja. Dat heb je wel duidelijk gemaakt.'
Margarite wilde hem bedanken, maar dit was nog niet het goede moment na alle pijn die hij haar had gedaan. Verdrietig bedacht ze dat voor hem die tijd misschien wel nooit zou komen.
'Wat de families betreft,' zei ze. 'De Infantes hebben een zoon, Joey, die steeds ronddraait om Kate, de jongste dochter van de Dellarcos'. Ze zijn verliefd. Praat met hen; zorg ervoor dat ze kunnen trouwen.'
'Heilige Moeder, de twee capo's zullen elkaar naar de strot vliegen als ze niet eerst mij om zeep helpen.'
'Dat huwelijk is het beste voor iedereen. Je zult het zien - de liefde van die kinderen zal de breuk tussen hen lijmen. Binnen zes weken zullen die twee families de beste vrienden zijn.' Margarite keek hem aan. 'Dat is wat Dom zou hebben gedaan.'
Ze stond op het punt weg te lopen, toen hij vroeg: 'Hoe moet het nou met het kind?'
Ze keek hem lange tijd strak aan. 'Vergeet het, Tony. Francie is ziek. Ze lijdt aan boulimia, en dat hebben wij - jij en ik - haar aangedaan. Wat wij elkaar aandeden, is niet in een vacuüm gebeurd. Ons psychodrama heeft de ernstigste consequenties voor Francie. Zij heeft blootgestaan aan de straling van die fall-out. Volgens mij heeft ze een vakantie van ons allebei nodig.'
'Ja, nou...' Hij liet zijn hoofd hangen. 'Shit.'
Margarite knikte. 'Daar is het wel mee gezegd.'
325
Croaker zag haar bij haar echtgenoot vandaan lopen. Ze keek niet om, maar Tony D. keek haar na tot ze bijna bij Croaker was. Toen draaide hij zich om, liet een scherp bevel horen en verdween weer in de duisternis van de Lincoln. De motoren werden gestart.
Croaker schraapte zijn keel. 'Hoe is het gegaan?'
'Het ging. Dat is alles wat ik kan zeggen.' Margarite leek moe, ontdaan van de moed die haar op weg naar Tony zo'n vaste tred had gegeven.
'Laten we ergens gaan ontbijten,' stelde hij voor, terwijl ze de straat uitliepen. 'Tegen de tijd dat we daarmee klaar zijn, zal White's Warenhuis wel open zijn.'
Ze knikte zonder iets te zeggen. Croaker vroeg zich af welk effect Tony op haar had gehad. Hij herinnerde zich het moment dat zij samen hadden staan lachen, zo ongerijmd. Het stak hem dat hij ernaar verlangde te weten wat hen tot dat soort intimiteit had gebracht. Hij zou het haar graag vragen, maar wist dat hij dat niet kon doen, en haar zwijgen tijdens het ontbijt waarschuwde hem dat zij het hem niet zou vertellen. Ze arriveerden in Washington met de shuttle van vier uur 's middags. Zoals beloofd, stond Lillehammer hen op het vliegveld op te wachten. Hij zag er schoongeboend uit, alsof hij zojuist van zijn fïtnessclub kwam, en was gekleed in een zwart pak met een wit overhemd. Daarop droeg hij een stropdas met cirkeltjes.
'Goede vlucht gehad?' vroeg hij, zijn doordringende blauwe ogen reeds op Margarite gericht.
'Een paar interessante dagen,' antwoordde Croaker. 'Dit is Margarite Goldoni DeCamillo.'
'Aangenaam.' Lillehammer stelde zichzelf voor. 'Vreselijk wat er met uw broer is gebeurd.'
'Ik begrijp het,' zei Margarite. 'Een smet op uw dossier.'
'Helemaal niet.' Lillehammer miste niets. 'Wij allemaal, die Dominic hebben leren kennen, bewonderden hem. Wat hij heeft gedaan, naar voren komen, namen noemen, zijn leven in de waagschaal stellen, daar was moed voor nodig. En als voormalig soldaat respecteerde ik hem daarvoor.'
Het was een interessante speech, zelfs een goede speech, dacht Croaker. Maar hij geloofde niet dat Margarite erin trapte.
'Dank u wel,' zei ze liefjes.
Nu aan de beleefdheden was voldaan, leidde Lillehammer hen door de volle hal naar buiten, waar een grote sedan met een regeringsnummerbord en draaiende motor op hen stond te wachten. Aan het zware gegrom van de motor en het onmiskenbare geluid dat de deuren maakten toen ze werden dichtgegooid, wist Croaker dat de wagen kogelvrij was gemaakt.
'Mrs. DeCamillo,' zei Lillehammer, 'ik zal niet doen alsof ik weet hoe moeilijk het voor u was in te stemmen met dit gesprek.' Hij leek oprecht.
'Maar mijn collega hier vindt dat u onze beste kans bent om de moordenaar van uw broer te vinden, en gelooft u mij, dat is onze liefste wens.'
'Waarom?'
'Pardon?' Lillehammer verschoof iets op zijn plaats.
326
'Ik vroeg u waarom, Mr. Lillehammer.' Margarite keek hem recht aan.
'Waarom is het zo belangrijk dat u de moordenaar van Dominic vindt?
Is dat slechts een kwestie van trots, een soort - hoe zal ik het zeggen onbaatzuchtigheid jegens een man die u leerde bewonderen en zelfs respecteren terwijl u hem aan het kruis nagelde?'
Het kostte Croaker grote moeite de glimlach van zijn gezicht te houden, maar Lillehammer was donkerrood geworden.
'Jezus Christus - neemt u mij niet kwalijk, mevrouw,' zei hij, terwijl hij probeerde zich in te houden. 'Maar uw broer had een vinger in de pap bij alle bouwbedrijven, groente-en vleesconserven, particuliere afvalstoffenverwerking, gokken, prostitutie en God mag weten wat nog meer aan de oostelijke havenkant. De burgemeester van New York kon nog geen scheet laten - neemt u mij het woord niet kwalijk - zonder toestemming van Dominic Goldoni. Dus ik geloof werkelijk niet dat zo'n rechtschapen houding tegenover ons van toepassing is. Met het risico u te beledigen, moet ik u toch zeggen dat uw broer gestraft is voor zijn zonden - en wij hebben daar niets mee te maken gehad.'
Croaker zei niets, maar hij zag dat Margarite op haar lippen beet, waarna ze een hand voor haar gezicht sloeg.
De auto stopte en ze stapten uit. Ze waren ergens in Washington, maar Croaker had geen idee waar. Lillehammer ging hen voor naar een zijingang van een monumentaal gebouw van graniet en kalksteen, waarvan er zo veel in die stad stonden.
Hij liet een geplastificeerd ID-kaartje zien en kreeg van de geüniformeerde wacht voor elk van zijn gasten een tijdelijk pasje. Zonder verdere begeleiding gingen ze met de lift naar een anoniem uitziende, door t.l.verlichte kamer aan een onopvallende gang. Ergens klonk het geluid alsof er houtwormen aan het knagen waren en het getik van de nagels op toetsenborden, maar er was niemand te zien.
Het kamertje bevatte een metalen tafel, zes rechte stoelen, een koudwaterreservoir, een stapeltje schrijfblokken, wat potloden en een klein raam, dat uitzag op een sombere, onverlichte luchtschacht.
'Mooi,' zei Margarite terwijl ze Croaker, niet Lillehammer, aankeek.
'Het is bijna een gevangenis.'
Ze liep naar de tafel ontdekte daar een hele serie zwart-witfoto's van de moord: Dominic Goldoni en zijn minnares, Ginnie Morris.
'Geen leuk gezicht, hè?' merkte Lillehammer op. 'Maar ik heb ze moeten bekijken tot mijn ogen er zeer van deden.'
Jezus, dacht Croaker, maar hij wist waar Lillehammer heen wilde. Hij wilde Margarite schokken met wat er was gebeurd, voor het geval de nabijheid van de FBI haar op andere gedachten zou brengen wat betreft haar medewerking.
Margarite leek hem niet gehoord te hebben. Ze staarde naar de bewijsstukken in haar hand en automatisch bekeek ze de ene foto na de andere. Croaker zag haar de foto pakken van Ginnie Morris - dat waren foto's die hij haar niet had laten zien - met dat griezelige ladderpatroon van snij wonden en die veer van een witte ekster. Ze bleef zó lang doodstil staan dat Lillehammer zich zorgen begon te maken.
327
Hij liep naar het waterreservoir, vulde een papieren bekertje en zette dat naast haar op tafel.
'Misschien zal het gemakkelijker gaan wanneer we er allemaal bij gaan zitten,' stelde hij voor. Nadat dat was gebeurd, trok hij een schrijfblok en een pen naar zich toe en ging verder: 'Mijn collega heeft mij ingelicht over wat er vlak vóór de moord was gebeurd, maar ik zou graag de details rechtstreeks van ü horen.' Hij haalde een kleine cassetterecorder uit zijn zak. 'Hebt u er iets op tegen dat ik uw verklaring op de band opneem?'
Margarite schudde haar hoofd.
'Kunt u dat misschien hardop zeggen?'
Ze deed wat haar gevraagd werd, daarna begon ze te vertellen over haar ontmoeting met de man die zij kende als Robert. Ze sprak kortaf, zonder enige emotie, zoals toen ze Croaker had verteld wat er was gebeurd. Lillehammer, verdiept in de bizarre gebeurtenissen die voorafgingen aan de moord, merkte blijkbaar niets bijzonders op. Maar hij kende Margarite dan ook niet zo goed als Croaker haar kende. Toen ze klaar was, keek Lillehammer zijn aantekeningen nog even door en stelde nog een hele serie vragen, waarop Margarite met dezelfde monotone stem antwoord gaf.
Nadat Lillehammer tevreden was gesteld, zei hij: 'Nu wil ik u vragen iets te doen dat verschrikkelijk moeilijk is. Naar alle waarschijnlijkheid zal het tevens uitermate gevaarlijk zijn. Maar van het beetje dat wij zelf al wisten en van wat u ons hebt verteld, ben ik er - net als mijn collega
- van overtuigd dat de enige manier waarop wij deze bijzonder intelligente moordenaar te pakken kunnen krijgen, is wanneer wij u als lokaas kunnen gebruiken.'
'Wacht eens even,' zei Croaker, vóór Margarite de kans had gehad antwoord te geven. 'Ik heb nooit ingestemd in zo'n krankzinnig idee.'
'Hmm.' Lillehammer leek deze uitbarsting uitvoerig in overweging te nemen. 'Maar dat is niet de indruk die ik kreeg van ons telefoongesprek.'
Hij klopte zacht met zijn hand op de cassetterecorder naast zijn elleboog.
'Ik heb het gesprek opgenomen. Zal ik het mevrouw even laten horen?'
'Wat ik eventueel heb laten doorschemeren, doet er nu niet meer toe,'
zei Croaker. 'Ik vind het absoluut onacceptabel om een onschuldige gevaar te laten lopen.'
Lillehammer keek hem niet-begrijpend aan. 'Wil je me soms vertellen datje deze tactiek nooit hebt gebruikt toen je nog bij de NYPD zat?'
Croaker wierp een snelle blik op Margarite. Met neergeslagen ogen zat ze nog steeds naar de beestachtige foto's te kijken die Lillehammer voor haar had laten liggen, de gruwelijke resten van haar broer en zijn minnares. Croaker kon zich goed indenken welke tegenstrijdige emoties er in haar woedden - walging over waartoe Robert in staat was geweest, en de aantrekkingskracht van wat hij in haar nieuwe leven vertegenwoordigde. Hij benijdde haar niet.
'Ik kan niet zeggen dat ik nooit een mens als lokaas heb gebruikt,' zei hij ten slotte. 'Maar ik heb het altijd met tegenzin gedaan, en altijd met mijzelf - en mij alleen - als wachter.'
328
'Ik zal het even vertalen voor mevrouw,' zei Lillehammer. 'Een wachter is de beroeps die het lokaas steunt en ervoor zorgt dat hem of haar niets overkomt wanneer de val voor de prooi dichtklapt.'
Nog steeds leken zijn woorden niet tot Margarite door te dringen. Lillehammer keek Croaker aan. 'Je moet toch toegeven dat het een methode is die een goede kans op succes biedt.'
'Wanneer de omstandigheden het noodzakelijk maakten,' gaf Croaker schoorvoetend toe. 'Wanneer we met onze rug tegen de muur stonden.'
De positie waarin Lillehammer hem manoeuvreerde, beviel hem niet. Lillehammer spreidde zijn handen uit. 'Nou?'
'Levensgevaarlijke risico's,' zei Croaker verhit. 'Daar hebben we het nu over.'
'Hou op!'
Margarites stem, luid en scherp, legde hen beiden het zwijgen op.
'Hou op, jullie twee!' Ze keek van de een naar de ander. 'Jullie praten over mij alsof ik er niet ben, alsof ik een stuk koopwaar ben waarover jullie aan het pingelen zijn.' Ze stond abrupt op. 'Lew, ik moet wat frisse lucht hebben.'
'Dat begrijp ik,' zei Croaker. De twee mannen stonden op. 'Eventuele verdere betrokkenheid van jou bij deze zaak had helemaal niet ter sprake moeten komen.'
'Nee. Mr. Lillehammer heeft gelijk.'
Croaker kon zijn oren niet geloven. 'Je neemt het toch niet ernstig in overweging om -'
'Misschien doe ik dat wél. Ik heb je al verteld dat ik zeker weet dat Robert mij niets zal doen. maar als het gebeurt, zal het mijn beslissing zijn, niet die van de FBI.'
'Prima,' zei Lillehammer. 'Meer kan ik niet van u vragen.' Hij schonk Croaker een snelle wenk, terwijl hij de deur voor hen openhield. Hij glimlachte en de littekens bij zijn mondhoeken staken scherp af tegen de rest van zijn gezicht. 'Bedankt dat u de tijd voor ons heeft willen nemen, Mrs. DeCamillo.'
In de deuropening draaide ze zich om, een vriendelijke glimlach op de lippen. 'Overigens, Mr. Lillehammer, is het niet waar wat u hebt gezegd. U en anderen als u hadden alles te maken met de dood van mijn broer. Als er geen racistische agenten waren, zou er nooit behoefte geweest zijn aan Dominic Goldoni; als er geen agenten waren die zich maar al te graag lieten omkopen, zou het Dominic Goldoni nooit zo voor de wind zijn gegaan; als er geen agenten waren geweest die naam wilden maken, zou hij nooit op die manier en op dat tijdstip hebben moeten sterven.'
Toen de wekker schril in Nangi's oor klonk, was hij in diepe slaap verzonken. Hij opende zijn ogen in het pikdonker, kwam in beweging, voelde naar zijn stok. Hij was in slaap gevallen op de gestoffeerde fauteuil in zijn woonkamer. Terwijl hij opstond, viel de stapel papieren die hij had zitten lezen op de grond. Hij bukte zich zonder op de pijn in zijn been te letten. Feiten en cijfers over Avalon Ltd. waren gerangschikt in 329
keurige kolommetjes, cirkeldiagrammen en fiscale opsommingen. Zo op het eerste gezicht stelde het allemaal weinig voor.
Het had heel wat werk en ingeloste schulden gekost om alleen dit maar bij elkaar te krijgen. Avalon Ltd. was als een particuliere onderneming niet verplicht openheid van zaken te geven.
Hij schoof alle papieren weer bij elkaar en kwam, leunend op de drakekop van zijn wandelstok, weer overeind. Hij legde de papieren weg, ging naar de gang en greep zijn overjas.
Buiten, in de auto, deed hij de voorruitverwarming aan en zag de rijp langzaam van zijn voorruit verdwijnen. Hij had niet de moeite genomen zijn chauffeur wakker te maken. Het janken in zijn oren veranderde van toonhoogte en hij reed de oprit af. De toonhoogte veranderde nogmaals, en hij verhoogde de snelheid, geleid door het miniatuurontvangertje in zijn oor.
Niet dat de informatie die hij had ontvangen zo goed te gebruiken was, bedacht hij, terwijl hij een hoek omging en over een van de brede nachtelijke boulevards van Tokio reed. Als Avalon Ltd. inderdaad veel zaken deed, dan maakte het toch geen winst. Welke firma kon zich zo'n balans veroorloven? Tenzij het een nepcorporatie was, uitsluitend opgezet om kapitaal van de ene bron naar de andere door te sluizen. Roze en zilveren neonlampen verlichtten de zijkanten van zijn auto en kleurden de gezichten van de voetgangers die nog steeds op waren; voornamelijk toeristen, die zich vergaapten aan de etalages vol futuristische elektronische spulletjes en antieke kimono's. In de korte tijd die zij tot hun beschikking hadden, wilden ze zoveel mogelijk zien van deze wonderlijke metropool. Aan slapen hadden ze geen behoefte. Tijdens het rijden dacht Nangi diep na. Uitgaande van de veronder-stelling dat Avalon Ltd. niet was waarvoor het zich uitgaf, rees de brandende vraag niet wat het dan wel was, maar waarom hij op dat spoor werd gebracht. De mysterieuze man die zich voordeed als Vincent Tinhs broer, toen hij het lichaam van Vincent Tinh kwam halen, had Avalon Ltd. als zijn werkgever genoemd. Waarom? Waarom had hij geen volledig uit zijn duim gezogen firma genoemd, die nooit gevonden zou kunnen worden? Dat was beslist wat Nangi in zijn plaats had gedaan. Waarom had die man dat niet gedaan?
De toonhoogte in zijn oor veranderde weer en Nangi reed de boulevard af en kwam in straten die steeds smaller, donkerder en armoediger werden. Er lag afval in de steegjes en er liepen gele honden met uitstekende ribben, die in de schaduwen op jacht waren naar etensrestjes. Iemand wilde dat Nangi Avalon Ltd. in verband bracht met de dood van Tinh. Hij werd in een bepaalde richting gestuurd, maar was dat de goede richting of was het een vals spoor, om de ware omstandigheden van de moord op Tinh te verdoezelen?
Door het open raampje kon Nangi de Sumida ruiken, een mengeling van zout en verrotting, als een stadswijk die zijn beste tijd had gehad en te lang onder de grond begraven had gelegen.
Te veel vragen zonder antwoord, dacht Nangi, en ik zie maar één weg
-onzeker op zijn best - om dit raadsel te ontwarren. De pieper in zijn oor 330
krijste het nu uit en hij verminderde zijn snelheid drastisch. Lang voordien had hij de koplampen al gedoofd, zodat hij nog slechts afging op de straatverlichting.
Door een gat tussen de gebouwen in kreeg hij de Sumida in het oog. Maanlicht danste op de golfjes.
Toen was hij voorbij het gat, en het glinsterende uitzicht loste op in de duisternis en de stank van ontbinding. De pieper in zijn oor krijste nu aan één stuk door en hij liet de auto stoppen. Verderop zag hij de koplampen van een oudere wagen doven. Die auto stond geparkeerd voor iets dat vreemd genoeg leek op een woonhuis dat tussen twee enorme pakhuizen ingeklemd stond.
Terwijl hij in de schaduw en in stilte zat te kijken, stapte Seiko uit de auto. Ze rende de trap op en klopte vlug op de deur. Die werd bijna ogenblikkelijk geopend door een oude vrouw, die gekleed was in een traditionele kimono. Haar donkere haar was opgestoken in een ingewikkeld kapsel en vastgemaakt met grote haarpennen. Na een snelle, steelse blik om zich heen stapte Seiko over de drempel en werd de deur achter haar gesloten.
Nangi haalde de miniatuurontvanger uit zijn oor, waarna hij de drakekop van zijn stok losdraaide en de ontvanger erin verstopte. De andere helft - de zender - zat verborgen in het filigraan van het zilveren pillendoosje dat Nangi in de auto op de terugweg van Justines begrafenis aan Seiko had gegeven.
Waarom was hij haar gaan wantrouwen? Het was onchristelijk van hem om aan haar te twijfelen alleen omdat zij zoveel tijd in Vietnam had doorgebracht en een hartstochtelijke verhouding had gehad met een Vietnamese beursmakelaar. Net zoals het onchristelijk van Nangi was om toe te geven aan het Japanse vooroordeel jegens de andere, zogenaamd
'mindere' Aziatische culturen, die Japan in oorlogszuchtige tijden had getracht te onderwerpen.
Het deed Nangi verdriet dat hij er zulke onchristelijke gedachten op nahield, ook al begreep hij dat deze onvolkomenheden zijn menselijkheid onderstreepten. Hoe dan ook, hij had Seiko's ex-geliefde laten nagaan en was verscheidene intrigerende feiten aan de weet gekomen. Bijvoorbeeld: de man werd verdacht van oplichting op de Hang Seng, de beurs van Hongkong. Zijn cliënten hadden tientallen miljoenen dollars opgestreken en hij had zijn eigen beurs gespekt met een mooi percentage van de winsten. Die cliënten bleken, na verder onderzoek, een groep houdstermaatschappijen te zijn, waarvan Nangi via zijn contacten wist dat ze eigendom waren van de Yakuza.
Seiko kon natuurlijk volkomen onschuldig zijn, onwetend van wat haar minnaar uitspookte, maar Nangi kon er niets aan doen dat hij zich toch afvroeg óf zij het inderdaad niet had geweten, en ook wat voor soort man het was. Hij wist uit ervaring dat vrouwen een betere kijk op karakters hebben dan mannen. Zelfs in aanmerking genomen dat zij wellicht verblind was door de liefde, kon hij zich toch onmogelijk voorstellen dat zo'n intelligente vrouw als Seiko niets gemerkt zou hebben. 331
En hoewel hij - vooral om Nicholas - graag bereid was Seiko het voordeel van de twijfel te gunnen, wist hij diep in zijn hart dat hij haar op de proef had gesteld en dat hij na afloop wellicht genoodzaakt zou zijn in actie te komen.
Achteraf begreep Nangi heel goed wat voor geslepen vrouw zij was. Ze had gevoeld dat Nicholas thuis moeilijkheden had en daar had ze moedwillig op ingespeeld.
En toen Nicholas was vertrokken, was zij geleidelijk Nangi's leven binnengedrongen. Hij haatte haar niet, integendeel, hij voelde alleen maar bewondering voor haar. Zo'n machiavellistische geest kwam men maar al te weinig tegen. De vraag was wat hij met haar moest doen. Moest hij haar ontslaan of haar als een adder aan zijn borst koesteren?
'Lew, lieg niet tegen me,' zei Margarite. 'Vertel me nou niet datje, vanaf het moment dat ik je vertelde wat er was gebeurd, nooit aan de mogelijkheid hebt gedacht om mij te gebruiken teneinde Robert in de val te kunnen lokken.'
'Aan iets gevaarlijks denken en het ook daadwerkelijk uitvoeren, zijn twee heel verschillende dingen.'
Ze knikte. 'Dat is waar. Maar jouw beroep brengt nu eenmaal gevaar met zich mee, nietwaar?'
Het had geen zin dat te ontkennen, dus hield hij zijn mond maar. Ze zaten aan een tafeltje bij Terrazza, een Italiaans restaurant in King Street, het oudste deel van de wijk Alexandria. De regeringsauto had hen naar een hotel in de buurt gebracht, waar Lillehammer kamers voor hen had besproken. De chauffeur zei dat hij tot hun beschikking was gedurende hun verblijf in Washington. Margarite voelde zich, begrijpelijk, niet op haar gemak met die regeling, en Croaker had de man weggestuurd. Margarite wilde Italiaans eten en de hotelmanager had hen Terrazza aangeraden, waarna ze met een taxi naar Alexandria waren gereden. Tegenover haar aan het tafeltje gezeten, glimlachte Croaker naar haar.
'Wat is er zo grappig?'
'Ik weet het niet,' zei hij, terwijl hij een stukje brood brak. 'Ik bedacht alleen maar hoezeer ik je bewonderde om de manier waarop jij dat gesprek met Lillehammer beëindigde.'
'Vóór we verder gaan - vóór ik het besluit kan nemen om mijn leven in jouw handen te leggen - moet ik weten waar jouw loyaliteit ligt. Ben jij hem trouw verschuldigd?'
De kelner kwam, waarschijnlijk om hun bestelling op te nemen, en Croaker bekeek zijn menu. Maar Margarite wuifde de jongeman weg. Kennelijk wilde ze niet afgeleid worden.
'Lew, je moet hier heel goed over nadenken.'
'Ik werk voor hem. Hij rekent op mij om deze zaak af te ronden.'
Margarites blik liet hem niet los. 'Ik zal je iets vertellen. De FBI stond Dom toe om de organisatie via Tony vanuit WITSEC te blijven leiden. Dat maakte deel uit van de afspraak.' Ze trok haar wenkbrauwen op.
'Heb ik nu je aandacht weten te trekken? Mooi. Die federale agenten zijn corrupter, gemakkelijker om te kopen dan welke plaatselijke amb332
tenaar dan ook. Dat komt omdat die smeerlappen dichter bij de macht
- échte macht - zitten. En daar gaat het in deze stad allemaal om.'
'Leuke gedachte.'
'Mensen als Lillehammer zijn anders, Lew. Zij hebben genoeg macht om ongestraft de smerigste streken uit te halen. Je hebt al een beetje gezien waartoe hij in staat is, maar ik vraag me af of je het niveau van zijn psychologische spelletjes wel begrijpt. Die kamer van hem, die eruitziet als een gevangeniscel. Ik weet dat hij ons daar alleen maar heen bracht om mij de zenuwen op het lijf te jagen, om mij te laten zien wie de touwtjes in handen heeft. Dom heeft me gewaarschuwd voor mensen die ingewikkelde psychologische spelletjes spelen, en nu waarschuw ik jou.'
'Ik twijfel er niet aan datje broer de spijker op zijn kop heeft geslagen.'
Croaker stond er versteld van dat een dode man nog zoveel invloed op hun levens uitoefende. Hij begon Dominic Goldoni te waarderen en het speet hem dat hij nooit de kans had om hem te ontmoeten.
'Ik ben iets over Lillehammer te weten gekomen, en verder kan ik alleen maar gissen,' zei hij. 'Hij is in Vietnam krijgsgevangene geweest. Heb je die littekens om zijn mond gezien ? Hij heeft me er iets over verteld hoe hij daaraan is gekomen. Ze hebben hem gefolterd. Wie weet hoelang hij onder die druk heeft geleefd en hoe hij heeft weten te ontsnappen.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Het lijkt me dat zulke mannen geen gemakkelijke weg voor zich hebben. Er is iets in hen gebroken. Misschien is dat niet wat de vijand wilde - Lillehammer houdt vol dat hij hen nooit heeft verteld wat zij weten wilden - maar onder zo'n druk kom je anders te voorschijn. Ik heb mannen gekend die in vergelijkbare omstandigheden in enige mate hun verstand hebben verloren.'
Croaker brak nog een stuk brood af, maar wist toen niet wat hij ermee moest doen, omdat zijn honger over was. 'Misschien is het te simplistisch om te zeggen dat verplichting overgaat in medeplichtigheid, maar het lijkt tóch waar te zijn. Het slachtoffer trapt ongewild in de val om de tijd te beschermen dat zijn psyche onder grote druk stond. Tot alles vervormd wordt om de fictie die hij van die tijd heeft opgebouwd in stand te houden. In feite zijn zijn folteraars bondgenoten geworden, omdat zij de oorzaak waren van die fictie.'
'Het is duidelijk dat hij erop gebrand is om Robert te pakken te krijgen. Robert heeft via mij Dom gevonden, maar hoe wist Robert dat Dom mij zou bellen, en ook nog eens precies wanneer?'
'Informatie van binnen uit? Lillehammer heeft me verteld dat hij niemand van zijn eigen mensen kon vertrouwen, dat hij vanwege de moord op Dom vermoedde dat er ergens in het federale systeem een lek moest zijn.' Croaker kneep zijn ogen dicht. 'Maar na die eerste keer heeft Lillehammer het niet meer over dat zogenaamde lek gehad.' Zijn ogen sperden zich wijd open. 'Stel dat hij Robert kent?'
Margarite schudde haar hoofd. 'Dat raakt kant noch wal. Als hij Robert kende, zou hij natuurlijk zelf wel achter hem aan gaan. Dan zou hij Roberts gewoonten kennen, weten waar hij graag uithangt en met wie dan zou het niet zo moeilijk zijn hem te vinden.'
333
'Niet als hij Robert al heel lang niet had gezien. Bijvoorbeeld vanaf zijn tijd in Vietnam.'
'Wat?'
'Jij vertelde mij dat Robert er Aziatisch uitzag, niet Japans of Chinees, maar een mengeling, gelige huid, een beetje als een Polynesiër. Dat zou de beschrijving van een Vietnamees kunnen zijn.' Croaker knikte. 'Ja,'
zei hij langzaam. 'Dat zou het kunnen zijn.' Hij roffelde met zijn vinger op de tafel. 'Wie heeft Lillehammer gefolterd. De Vietcong? Dat neem ik aan. Zou Robert één van hen geweest kunnen zijn? Zo ja, dan kent hij, als goed soldaat, het risico om zelf achter Robert aan te gaan. Als Robert ook maar één glimp van hem opvangt, verdwijnt hij ondergronds, en wel zó diep dat Lillehammer hem nooit meer kan vinden. Maar Robert kent mij niet. Een ex-politieman, rechercheur bij Moordzaken, goedgekeurd door de FBI - ik ben geknipt voor het werk.'
Margarite leek zich met moeite te beheersen. 'Ik mag die Lillehammer niet.'
Hij kon de spanning voelen die zij uitstraalde. 'Dit gaat niet alleen om Lillehammer.'
'Nee. Het gaat om iets dat ik in die gevangeniskamer van hem heb gezien.' Ze huiverde. 'Jij had mij die foto's niet laten zien van wat Robert met Ginnie had gedaan, dus had ik er geen idee van.'
'Ik zag er de noodzaak niet van in.'
Ze knikte. 'Dat begrijp ik. Maar nu ik ze heb gezien, weet ik dat er hier in Washington iemand is met wie wij moeten praten. Iemand die meer weet over de wonden die Robert Ginnie heeft toegebracht.' Zij keek hem somber aan. 'Weet je, Lew, Ginnies dood vormde een onderdeel van een oeroud ritueel. Ik weet er niet zoveel van af, maar ik ken iemand die dat wél weet. En ik denk dat, wanneer zij jou eenmaal vertelt wat zij weet, wij zó dicht in Roberts buurt komen dat we zijn adem in onze nek kunnen voelen.'
Davis Munch, de door het Pentagon aan senator Rance Bane uitgeleende onderzoeker, zag er helemaal niet uit zoals Gaunt hem aan Manny Mannheim had beschreven.
Als ik dit niet binnen vierentwintig uur kom ophalen, had Gaunt tegen Manny gezegd, toen hij, vóór hij naar Lillehammer ging, terug was in het pandjeshuis, dan wil ik datje deze envelop naar een zekere Davis Munch brengt. Hij moet hem weer doorsturen naarNicholas Linnear, naar het hoofdkantoor van mijn zaak in Tokio.
Shit, had Manny gezegd, terwijl hij zich al zorgen maakte om zijn vriend, dat wil ïk wel voor je doen, Harl — aangenomen dat het nodig zou zijn, en dat weiger ik te geloven.
Luister, Manny, had Gaunt gezegd, Munch is rechercheur, in dienst van het Pentagon. Hij zal wel weten wat hij moet doen. Ik kan het risico niet nemen om dit spul over de post te zenden of dat iemand anders dan Ni- cholas, of als hij er niet is, Tanzan Nangi, die envelop openmaakt. Beloof me datje niets stoms zult uithalen. Je brengt dit direct naar Munch. Hij 334
zal wel een manier vinden — per overheidskoerier - om het naar Tokio te sturen.
Als er al iets met jou gebeurt.
Beloof het me, Manny.
Manny had het beloofd. En dus stond hij daar, midden in de nacht, in een straat in Washington. Het stortregende, en hij probeerde in de schaduw te blijven, buiten het aan-en uitfloepende rode licht van een stuk of zes politiewagens, die een gedeelte van de straat hadden afgezet. Er klonk een sirene, en terwijl Manny vanuit de schaduw toekeek, passeerde een ambulance de politieafzetting en kwam met gierende remmen naast het lichaam tot stilstand. Zoveel bloed. Manny, diep weggeschoten in zijn dikke jas, huiverde. Goeie God, dacht hij, waar was Harl bij betrokken geraakt?
Hij had Davis Munch thuis gebeld, het nummer dat Gaunt hem had gegeven, en had een boodschap op het antwoordapparaat achtergelaten. Misschien dat hij dat beter niet had kunnen doen, misschien werd Munchs telefoon wel door iemand afgeluisterd. Maar door wie? Munch werkte bij het Pentagon. Wie zou het in zijn hoofd halen een van hen af te luisteren? Manny schudde zijn hoofd bij het zien van de ijverige EHBO-ers. Zelfs vanaf die afstand kon hij wel zien dat hun aanwezigheid niet meer nodig was. Munch was dood, door het hoofd geschoten met een geweer van zwaar kaliber. Manny kneep zijn ogen dicht. Gaunt had Manny gewaarschuwd dat hij, wanneer hij Munch belde, niet zijn eigen nummer moest achterlaten, zelfs niet aan Munch zelf. Toen hij dan ook Munchs antwoordapparaat aan de lijn kreeg, had hij het nummer opgegeven van de openbare telefoon in de bar op de begane grond van de flat waar hij woonde. Hij had daar gegeten, waarna hij biertje na biertje bestelde, tot de telefoon rinkelde. Noem de Gouden Handschoen-bokser maar, had Gaunt gezegd. Dan weet hij wel watje bedoelt.
Gaunt had gelijk gehad. Na het eten had Munch hem teruggebeld. Er werden geen namen genoemd. Munch had afgesproken met Manny, vlak bij het hoofdkwartier van de FBI op de Negende Straat, waar vroeger het Lone Star Beef House had gestaan. De FBI was in de jaren zeventig gedwongen geweest die zaak - een topless bar nog wel - over te nemen, nadat ze hem in beslag hadden genomen van een bijzonder ondernemend lid van het Departement van Vervoer, die het had gekocht met geld dat hij door afpersing had verkregen.
Welk soort kogel deed de achterkant van een hoofd uit elkaar spatten als een op de grond gevallen meloen, vroeg Manny zich af terwijl hij de EHBO-ers een lijkenzakzag pakken en een stel kerels in donkere pakken vanuit alle mogelijk hoeken foto's van Munch maakten. Enkele van hen gingen zelfs in de stromende regen op hun knieën zitten om een paar close-ups te kunnen maken. Manny voelde de inhoud van zijn maag weer omhoogkomen en hij slikte wanhopig om te voorkomen dat hij zou overgeven. Hij deed zijn ogen weer dicht, maar raakte het beeld van Munchs hersenen, die een meter of drie bij hem vandaan op straat lagen, niet kwijt. Hij had nog aan de overkant van de straat in de schaduw 335
gestaan toen de inslag van die kogel Munch tegen de gevel van het gebouw had geslagen. Had hij zich daarvoor zo gehaast? Om de dood te zien langskomen?
Tussen de bar en hun ontmoetingsplaats had een brand gewoed en de taxi had vertraging opgelopen door een verkeersopstopping, afgesloten straten en verstopt geraakte omleidingen. Uiteindelijk was Manny eerder uitgestapt en had hij het laatste stuk gehold. En nog was hij een kwartier te laat geweest.
Nadat de mannen met de fotocamera's klaar waren en hun handte-kening hadden gezet onder een formulier van de EHBO-ers, verdween Munch in de glanzende lijkenzak. Daar was hij deze avond veiliger, dacht Manny, dan op straat.
Die brand had zijn leven gered. Hij draaide zich om. Met het wegvallen van Munch was ook de reden van zijn aanwezigheid daar verdwenen. Of niet? Onder zijn dikke jas drukte hij de envelop nog steviger tegen zijn borst.
Hij haastte zich naar huis en bleef daar lang genoeg om een koffer te pakken en een stapeltje honderdjes onderde vloerplanken van zijn slaapkamer vandaan te halen. Vergat hij nog iets ? Zijn pas! Zenuwachtig ging hij op zoek en het zweet brak hem uit vóór hij het document had gevonden waar het altijd lag. In de binnenzak van een goedkope, plastic reistas die hij het jaar daarvoor van het reisbureau had gekregen voor zijn reis naar Israël. Hij propte wat toiletartikelen in de tas en maakte toen dat hij weg kwam. Na hetgeen Davis Munch was overkomen voelde hij zich, eerlijk gezegd, niet veilig meer in zijn flat of waar dan ook in Washington. Hij bracht de nacht door op Washington International Airport terwijl hij naar zijn spiegelbeeld in de donkere etalages van de gesloten souvenirwinkeltjes keek. Dat kalmeerde zijn overspannen zenuwen iets, maar niet veel.
Margarite en Croaker arriveerden precies om middernacht. Het huis eigenlijk meer een landhuis - stond als een parmantige vogel boven op een heuveltop, een van de vele in dit smaragdgroene landschap. Croaker drukte het raampje omlaag en snoof de rijke geur van paarden en hooi op. Dit was Potomac, Maryland, het hart van het land van de jacht. Hij leunde voorover en gaf de taxichauffeur een briefje van vijftig.
'Wacht hier op ons.'
'Prima,' knikte de taxichauffeur. 'Geen probleem.' Hij sloeg zijn armen voor zijn borst over elkaar, liet zich zakken en was weldra in diepe slaap verzonken.
Croaker zag een stuk of zeven wagens opzij van het huis geparkeerd staan - Jaguars, Rolls's, grote BMW's.
'Van wie is dat huis?' vroeg hij.
Margarite bleef strak voor zich uit kijken in de wolkeloze nacht. Een maansikkel, bleek als boter, stond aan de hemel. Ze bewoog zich, maar stapte niet uit; ze leek verlamd door de morbide gedachten die haar onveranderlijk overvielen, elke keer dat zij daar terugkwam.
'Margarite?'
336
'Shhh,' fluisterde ze. 'Zeg niets, beweeg je niet, anders moet ik denken aan wat hierna komt. Misschien is het onvermijdelijk, zoals de ene seconde de andere volgt, maar laat mij voor dit moment even dromen van ons samen in deze nacht.'
Croaker rook haar en de paarden. In gedachten zag hij haar terwijl ze een voet uit de stijgbeugel losmaakte en zich van het zachte, leren zadel liet glijden. Hij dacht zelfs het zachte gerinkel van metaal tegen metaal, het gekraak van leer en het gesnuif van het dier te horen. Toen knipperde hij met zijn ogen, en bereikte slechts de zware, regelmatig ademhaling van de taxichauffeur zijn oren.
'Ik heb hier vaak paardgereden,' fluisterde Margarite, 'toen ik jonger was.'
Ze leunde naar voren, liet zich tegen de deur zakken alsof ze uitgeput was, alsof ze berustte in wat er komen ging. Daarna maakte ze het portier open en stapte uit. Croaker volgde haar. Hij hoorde het knerpen van haar schoenen op het grind, wit als melk in het maanlicht. Het landhuis was opgetrokken in roodbruine baksteen. De ramen gingen schuil achter roomkleurige luiken en de imposante entree werd bekroond door een halfrond glas-in-loodraam dat zeker honderd jaar oud was. Achter hen was de kronkelige oprit afgezet met gesnoeide kersebomen en bij het huis zelf reikten kaarsrechte magnolia's en hemlockdennen naar het leien dak. De stenen treden naar de entree waren afgezet met eenjarigen, die nu kaal waren, en de zwarte grond eromheen was bestrooid met compost. Een schrale, koude wind blies door de donkergroene hinoki-dwergcipressen. Onder het lopen verkende hij de omgeving. Bij het verlaten van het restaurant in Alexandria was hij omzichtig te werk gegaan. Het restaurant was hem immers aanbevolen door de hotelmanager en dus wist men waarheen zij gingen. Margarite had kennelijk dezelfde gedachte gehad. Zij had erop gestaan dat ze na het verlaten van het restaurant eerst een stuk zouden lopen en daarna niet de eerste taxi zouden aanroepen die hen voorbijkwam. De aanwijzingen die zij de chauffeur had gegeven, waren uitermate omslachtig. Ze wilde per se niet dat iemand wist waarheen ze gingen. Staande voor de houten deur draaide Margarite zich naar hem om, en zei: 'Ik wil dat je één ding goed begrijpt, Lew. Ik ben hier nergens verantwoordelijk voor, voor niets. Dit huis is méér dan een privé-eigendom.'
Hij keek haar aan, trachtend de vreemde transformatie te begrijpen die zij had ondergaan nadat ze de foto's van Ginnie Morris op Lille-hammers tafel had gezien. Zij raakte even zijn pols aan, probeerde te glimlachen en liet toen de koperen klopper neerkomen. Een moment later werd de deur geopend en stond er een mooie vrouw voor hen, gekleed in een zwarte, wollen pantalon, een roomkleurige zijden blouse en een geborduurd Spaans jasje van zwarte stof. Dit ensemble, dat een fotomodel niet zou hebben misstaan, accentueerde haar slanke figuur.
'Margarite! God zij dank datje gekomen bent!'
337
De glimlach van die vrouw, metaalachtig als het getik van afkoelend staal, maakte dat Croaker haar nog eens beter bekeek. Er zaten rimpels in haar gezicht, bij haar oog-en mondhoeken langs haar bovenlip. Hij zag dat de sporen van de jaren op haar drukten, niet zo zwaar als bij veel andere vrouwen, maar toch.
Alleen al door die glimlach wist Croaker dat zij een gevaarlijke vrouw was. Nu begreep hij de angst en de weerzin van Margarite om hier te komen ook beter.
'Kom binnen, lieveling,' zei de vrouw terwijl ze de deur achter hen sloot. Ze omhelsde Margarite en kuste haar op Europese wijze op beide wangen. 'Wat heerlijk om je te zien! Het lijkt wel alsof niets meer hetzelfde is sinds de dood van Dom. Ondanks al mijn pogingen te weten te komen wat er precies met hem is gebeurd, is het of ik tegen een muur sta te praten, zelfs bij de senator van Minnesota, die mij toch heel wat verschuldigd is.'
'Ik denk dat wij elkaar wat dat betreft wel kunnen helpen,' zei Margarite gespannen.
'Lieveling, dit is het beste nieuws dat ik in weken heb gehad,' zei Renata. 'Het is jou wel toevertrouwd iets te weten te komen. Dom had altijd een hoge dunk van jou.'
Terwijl ze Margarite op armslengte van zich af hield, trokken haar wenkbrauwen zich samen, en Croaker zag nog meer rimpels verschijnen, als woorden, geschreven in onzichtbare inkt, die in het licht van een infrarode lamp zichtbaar werden.
'Maar, lieverd, je bent hier met een vreemdeling. Waar is Anthony?'
Margarite draaide zich om naar Croaker en hij kon duidelijk de pijn in haar ogen lezen.
'Lew Croaker,' zei ze, 'dit is mijn stiefmoeder, Renata Loti.'
Renata glimlachte vriendelijk en gaf Croaker een stevige hand. 'Kom binnen. Mijn dochter is té vriendelijk. Ik heb in mijn leven vele namen gehad. Renata Loti is de naam waaronder ik in Washington bekend ben. Maar in voorbije tijden kende men mij als Faith Goldoni. Die naam kent u wel, nietwaar, Mr. Croaker?'
Dit is de moeder van Dominic Goldoni, dacht Croaker verbluft. Goeie God!
Ze nodigde hen niet uit hun jassen uit te doen, maar draaide zich om en ging hen voor door een lange gang. Croaker zag dat zij enigszins mank liep. Ze passeerden een dubbele deur waarachter de geluiden van een ingetogen feestje klonken.
'Het grote huis is vannacht vol gasten,' zei ze. 'Mijn dochter kennende, weet ik zeker dat wij wel enige beslotenheid kunnen gebruiken.'
Ze liepen door een provisiekamer, waar het heerlijk rook, door een ruime, betegelde keuken, waar de geur van verse salie, olijfolie en rode wijn hing. Een jonge kok in een wit schort en met een toque de cuisinier op was bezig met een perentaart en had nauwelijks erg in hen. Renata pakte een met bont afgezette zwarte regenjas van een haak en sloeg die om haar schouders. De achterdeur kwam uit op een kruidentuin en, meteen linksaf, op een houten loggia, waarlangs Renata hen voor338
ging. Dikke wisteria en houtige wijnranken boden hun beschutting tegen de kou van de heldere novembernacht.
De keukengeurtjes maakten algauw plaats voor de scherpe, koppige geur van paarden, hooi en mest. Renata knipte een lamp aan en opende een brede deur naar de stallen.
De paarden snoven en stampten, en Croaker moest denken aan dat moment van zinsbegoocheling in de taxi, alsof hij Margarites herinnering had staan afluisteren. Grote, vochtige paardeogen keken hen onrustig en wantrouwig aan. Er klonk een paar keer hoog gehinnik terwijl de paarden zich aan die nieuwe geuren aanpasten.
Hij bekeek het interieur nauwkeurig, zoals hij altijd deed. 'Vreemd,'
zei hij. 'Een vuurwapen hier.'
Renata wierp een blik op de revolver die in een oude, gehavende leren holster aan de achterwand hing. 'Dat is een Colt. En in prima staat. Ik heb hem gekocht toen ik deze stallen hier liet bouwen. Een paar kilometer verderop heb ik ooit een paard met een gebroken been meer dan een uur zien lijden, terwijl iemand op zoek was naar een vuurwapen om het dier op een menselijke manier uit zijn lijden te helpen. Toen ik besloot zelf te gaan paardrijden, heb ik mij voorgenomen dat geen van mijn dieren ooit zo zou hoeven lijden.'
Croaker keek haar een tijdje onderzoekend aan terwijl hij trachtte de informatie die zij hem zojuist had verschaft te rijmen met haar elegante voorkomen. 'Eerlijk gezegd, hebt u mij nogal overrompeld,' zei hij ten slotte.
'O?'
'Ik dacht eigenlijk... en volgens mij denkt de FBI dat ook, dat Faith Goldoni enige tijd geleden was gestorven. Ik heb met eigen ogen de overlijdensverklaring gezien in het dossier over de Goldoni's dat ik te lezen kreeg.'
'Daar twijfel ik geen moment aan. Ik ben een aantal jaren geleden ook overleden. Tenminste, als Faith Goldoni. Op dat moment werd Renata Loti geboren en zij verhuisde hierheen, vlak in de buurt van Capitol Hill, waar zij het meeste goed kon doen.' Ze stond tegen een paardebox geleund en ontwarde met vlugge vingers een aantal leren riemen. 'Natuurlijk is het aannemen van een andere identiteit niets nieuws voor mij. Gedurende de Tweede Wereldoorlog diende ik in het Amerikaanse leger onder de naam Faith Sawhill.'
Croaker schudde zijn hoofd. 'Aangenomen dat dit allemaal waar is, waarom vertelt u dat dan tegen mij ? Als zelfs de federale agenten met wie ik samenwerk niet weten wie u bent, waarom neemt u dan dit risico?'
'Ten eerste bent u geen federale agent. Ten tweede weet ik wie u bent.'
Renata's doordringend blauwe ogen gleden van Croaker naar Margarite.
'Ten derde heeft mijn dochter u hierheen meegenomen.' Ze maakte een vreemd geluid achter in haar keel en de paarden spitsten hun oren. 'En dat heeft ze zelfs nog nooit met haar echtgenoot gedaan.'
Blijkbaar kreeg Margarite er genoeg van, want ze haalde een dik, 339
opgevouwen stuk papier te voorschijn. Terwijl ze dat aan Renata gaf, zag Croaker dat het een foto was.
Met de opgevouwen foto in haar hand keek Renata haar stief dochter in de ogen.
'Ginnie Morris,' zei Margarite met toonloze stem. 'Haar lichaam is in hetzelfde huis bij dat van Dom gevonden. Er is een verticale halvemaan in haar voorhoofd gekerfd.'
'Lieve God,' fluisterde Renata. 'Geen wonder datje hierheen gekomen bent.' Ze leunde nu niet langer nonchalant tegen de paardebox maar greep de foto vast met vingers die wit zagen van de spanning.
'Ik neem aan dat u weet wie Ginnie Morris is,' merkte Croaker op, hoewel hij het antwoord wel vermoedde.
'Ik dacht niet dat mijn zoon geheimen voor mij had,' zei Renata. 'Hij was, in alle opzichten, een bijzonder mens.' Haar ogen richtten zich heel even op Croaker. 'Hoe u ook over hem denkt, hij was een man voor wie het woord Trouw altijd in hoofdletters zou moeten worden geschreven. Wat zijn seksuele afdwalingen betreft, dat had hij niet altijd in de hand.'
Ze liet een glimlachje zien. 'Wie van ons heeft dat wél?'
Croaker bekeek haar op de manier waarop hij had geleerd naar eventuele verdachten te kijken. Hij voelde een koude rilling over zijn rug lopen. Zou het mogelijk zijn dat zij wist dat Margarite met hem naar bed was geweest?
'Er is nog meer,' zei Margarite zachtjes, 'dan alleen die halvemaan op haar voorhoofd.'
Nadat Renata de foto had opengevouwen, bekeek zij het onaangename beeld van een vrouwentorso dat op regelmatige afstand van elkaar zeven snijwonden vertoonde. In de onderste en zevende snede was de veer van de zeldzame witte ekster gestoken.
'Komt iets op die foto u bekend voor?' vroeg Croaker.
Renata wendde haar ogen niet van de foto af. Croaker probeerde iets uit haar gezicht te lezen, maar de uitdrukking daarop veranderde niet. De paarden schudden hun hoofden in de gespannen atmosfeer. Misschien voelden ze dat er een storm op komst was.
'De Ladder van de Ziel,' zei Renata ten slotte.
'Pardon?' vroeg Croaker. Hij moest zich vooroverbuigen om haar te kunnen horen.
'Dit hoort bij een ritueel van mensen die de Messulethe genoemd worden. Psycho-magiërs, die ouder zijn dan de Chinese beschaving. Volgens sommigen waren zij de Cycladen, zwervers van de zee, afstammelingen van de Titanen, anderen -'
Renata haalde haar schouders op en wees naar de foto. 'Ziet u wel, zeven snijwonden. In de legendes, rond de Messulethe wordt geloofd dat de menselijke ziel in het leven en na de dood zeven fasen doormaakt. De Messulethe-priester creëert deze Ladder van de Ziel vaak, bijvoorbeeld bij erg zieke mensen, door zeven incisies in het bovenlichaam te maken teneinde de ziel te helpen zijn reis te vervolgen.'
Ze ging met haar tong langs haar lippen, het enige waaraan te merken was dat zij bedroefd was. 'In tijden van extreme ontberingen - zoals 340
droogte, wanneer men dacht dat de kosmische orde verstoord was - werd vaak een dier op deze manier geofferd, zodat het evenwicht in de wereld weer hersteld werd.'
'Dus het is een soort ritueel - van wat? Voodoo?'
Renata's lippen krulden zich in een sardonische grijns. 'Dit is Ngohmeih-yuht,' zei ze. 'Dat komt uit een onduidelijk, Chinees dialect en betekent letterlijk "de halve maan". Maar natuurlijk is dat hier niet de betekenis. Het is bijna een synoniem van een ander woord, Gim, wat een soort tweesnijdend zwaard is. De Gim is het symbool van de Messulethe-priester: de verticale halvemaan, omgeven door donkere verf.'
Croaker, die met toenemende fascinatie had staan luisteren, vroeg:
'Hoe komt het dat u zoveel van deze mensen af weet?'
Renata haalde haar schouders op. 'Mr. Croaker, wanneer je in Venetië
woont, wanneer je zoveel tijd doorbrengt tussen de zee en het land, in een lagune van mist en magie, dan voel je de behoefte de oorsprong van alle dingen te ontdekken. Vooral wanneer je niet in Venetië geboren bent en dat elke dag onder je neus gewreven krijgt.' Ze keek niet naar Margarite, maar Croaker had het gevoel dat haar antwoord aan Margarite was gericht.
'Je zou kunnen zeggen dat ik van nature hebzuchtig ben, hebzuchtig naar kennis.' Haar ogen stonden nu duister. 'Verder ben ik, op aandringen van mijn overleden man, de vader van Margarite, op zoek gegaan naar de mythe van al die verschillende afkomsten. Hij was een Venetiaan. Door hem, door Margarites moeder, en dus door haar, stroomde het bloed van de Cycladen. Dat beweerden zij zelf tenminste.' Ze haalde haar schouders op, waarbij ze zelfs aan dit onopvallende gebaar een zekere betekenis wist te geven. 'Ik mag wel zeggen dat veel oude culturen verondersteld worden de grondleggers van Venetië te zijn, zelfs de laatste geleerde overlevenden van Troje. Ze schijnen op hun vlucht voor de gebroeders Menelaos en Agamemnon in Venetië te zijn neergestreken.'
Hoewel Croaker geboeid stond te luisteren, hield hij Margarite binnen zijn gezichtsveld. Hij zag dat zij, terwijl Renata sprak, haar gezicht meer en meer in de schaduw terugtrok. Het leek wel alsof deze twee een lange geschiedenis van psychologische strijd achter de rug hadden, waarbij de ene krachtige persoonlijkheid het tegen de andere moest opnemen. Was dit de reden dat Margarite het zo moeilijk vond om daar terug te keren?
'Ik verwacht niet dat u ooit van hen gehoord zult hebben,' ging Renata verder, 'maar in het gebergte van Noord-Vietnam en zuidelijk China leeft een stam die de Nungs genoemd wordt. Die Nungs brengen de Ngoh-meih-yuht in praktijk, de leer van de Messulethe. Het zijn geen kannibalen of koppensnellers. Maar zij geloven dat in de ongebroken botten van zowel mens als dier de essentie van de "ziel" leeft. Daaruit zou, met behulp van de juiste rituelen en gebeden, transcendente verlichting - energie en wijsheid - gereconstrueerd kunnen worden.'
Renata had een manier van vertellen dat het meest fantastische verhaal geloofwaardig deed klinken. Niet dat Croaker ook maar één moment geloofde dat zij dit verhaal aan veel vreemden vertelde.
'De Nung-priesters geloven dat Ngoh-meih-yuht de enige ware weg 341
naar het nirvana is. Anderen hebben in hun traditionele gebruiken een aloude weg naar macht ontdekt die in de moderne wereld aangewend kan worden.' Croaker kreeg het gevoel alsof ze door de muren van de stallen een andere wereld zag, een andere tijd.
'Zoals de man die Dominic en Ginnie heeft vermoord.'
Renata knikte.
'Ik zou het waarderen als u mij wat details kunt uitleggen,' zei hij.
'Bijvoorbeeld, wat is de betekenis van die witte eksterveer?'
'U hebt dus al enig onderzoek verricht.' Ze nam abrupt een andere houding aan alsof ze zich in het nauw gedreven voelde. De hengst naast haar stampte en hinnikte. Hij leek met zijn primitieve hersenen de voorbode van het kwaad te voelen. 'Zal ik u over de veer vertellen?' vroeg ze retorisch. 'Als ik eenmaal begin, ben ik waarschijnlijk wel verplicht het verhaal af te maken.' Ze draaide haar hoofd in Croakers richting, en hij kon de hitte in haar ogen voelen.
Wat denkt Margarite nu ? vroeg Croaker zich af bij het zien van de schaduwen die over haar wangen speelden. Ze moet dit geweten hebben. Ze heeft mij hier gebracht. Zij had het geweten vanaf het moment dat zij de zeven snijwonden zag, de veer van de witte ekster. Misschien is het onvermijdelijk, zoals de ene seconde de andere volgt, had zij gefluisterd vlak vóór zij hier naar binnen waren gegaan.
'In Ngoh-meih-yuht,' zei Renata, 'neemt de witte ekster een bijzondere plaats in. U moet begrijpen dat in elke cultuur op de wereld de kunst van het vliegen een van de grootste krachten van een sjamaan is. De vogel is een symbool... niet alleen van de vliegkunst... maar van de transformatie van mens in God.'
Croaker liet dit even tot zich doordringen. Zijn ervaringen met Nicholas hadden hem voorbereid om in de meest fantastische dingen te geloven. Hij wist uit de eerste hand dat er een andere, zelden waargenomen en vaak verkeerd begrepen werkelijkheid bestond achter het front van de gewone realiteit.
'Wat heeft Ginnie Morris met die transformatie te maken?' vroeg hij.
'Niets. Het is - hoe zal ik het zeggen - een ondertekening.'
'Een ondertekening?'
'Ja.' Renata knikte. 'De witte ekster zegt iets over de beoefenaar van Ngoh-meih-yuht, maar niets over het slachtoffer.'
Croaker deed een stap voorwaarts, zijn hart klopte in zijn keel. 'Wilt u daarmee zeggen dat die veer u kan vertellen wie de moord heeft gepleegd?'
'Precies. Het is bekend dat de Nung-priesters bij hun initiatie een dier als totem aannemen. Ik denk dat geen van hen heden ten dage de witte ekster zal kiezen.' Ze draaide zich om. Haar kleine, witte tanden stonden in haar onderlip gedrukt.
'Als u weet wie uw zoon heeft vermoord, moet u het mij vertellen.'
Renata ging met haar vingers langs haar voorhoofd alsof ze een paar losse haren wegstreek. 'De witte ekster is bij de Nungs een vogel met buitengewone krachten. Het is een vogel door wie God met de priesters praat. Hij is goddelijk. Degene die zijn veren gebruikt...'
342
De stilte leek als een pas geteerde weg over hen heen te rollen. Croaker begon iets te zeggen, maar bedacht zich toen hij naar Margarite keek. Ze zweeg, haar ogen waren half gesloten alsof een felle lamp haar verblindde. Renata haalde diep adem, leek zich toen schrap te zetten. 'Zoals ik zei, is de witte ekster een vogel met buitengewone krachten, maar om hem als totem aan te nemen, is bijna altijd catastrofaal. Hij roept, eenvoudig gezegd, de vernietiging door de goden over zich uit.' Haar neusgaten verwijdden zich, alsof zij een nieuwe geur opsnoof.
'In de geschiedenis van de Nungs zijn degenen die via de witte ekster de stem van God trachtten op te vangen...'
'Gek geworden?' maakte hij de zin voor haar af.
Weer dat vreemde glimlachje. 'Nee, het resultaat van die overtreding was geen krankzinnigheid. Het was iets veel ergers.' Renata draaide zich half om, zodat de hengst haar zowel kon zien als ruiken. Ze legde haar hand op zijn manen en streelde hem.
'Wat kan erger zijn dan krankzinnigheid?' vroeg Croaker zich hardop af.
'Luister. Er zit een zekere logica in,' zei Renata, terwijl ze haar aandacht op het paard richtte, alsof de beweging van haar hand over de manen van het dier het voorgevoel en de angst kon omzetten in innerlijke rust. 'Zij die goddelijk wensen te worden, worden langzaam levend gevild. Laag voor laag wordt hun menselijkheid verwijderd - hun vermogen om gevoelens te hebben, om door de wereld rondom hen heen geraakt te worden. Langzaam glijden zij weg in een schaduwwereld. En hoewel zij in staat zijn de wereld om hen heen aan te raken, zijn zij niet in staat om er zelf door aangeraakt te worden. Zij zijn wandelende doden.' Ze keek hem somber aan. 'Hier hebben we de oorsprong van zombies, vampiers, en de rest die door het mensdom de ondoden worden genoemd.'
Renata's ogen leken wel gekleurde juwelen, waardoor Croaker als het ware het schaduwspel van een andere wereld kon waarnemen. 'Het is geen gewoon mens die deze moorden heeft begaan.' Ze aarzelde slechts een moment. 'Hij kan niet via gewone methodes worden opgespoord.'
'Ik moet méér doen dan hem opsporen. Ik moet hem tegenhouden.'
'Dat zou weieens onmogelijk kunnen zijn.'
'Dat kan ik niet accepteren.'
Een sardonische glimlach speelde rondom Renata's lippen. 'U hebt die persoon niet ontmoet. U en Margarite en ik, wij leven van het vlees van de dieren der aarde. Deze man is anders, dat kan ik u verzekeren. Hij teert op andere bronnen.'
'Maar hij is sterfelijk.'
Renata antwoordde hem niet meteen. Ten slotte zei ze: 'Als u een kogel door zijn hersens schiet of een mes in zijn hart steekt, dan zal hij sterven. In die zin is hij inderdaad sterfelijk. Maar hij is ook een Messulethe, en als u hem niet onmiddellijk doodt, bevindt u zich in dodelijk gevaar.'
'U bedoelt dat hij gewond en wel beter zal kunnen functioneren dan ik.'
'Wat ik bedoel, is dat u niet moet vergeten wat ik u over de witte ekster 343
en zijn krachten heb verteld.' Renata liet haar blik even op de foto van de Ladder van de Ziel vallen. Toen keek ze weer op, haar hoofd een beetje opzij. 'U lijkt er niet sceptisch tegenover te staan.'
Croaker schudde zijn hoofd. 'Dat ben ik ook niet.' Denkend aan Nicholas, voegde hij eraan toe: 'Ik heb een vriend die een zelfde soort beheersing over zijn lichaam heeft.'
Hij was zich ervan bewust dat Renata hem nu onderzoekend opnam. Het paard streelde zij niet meer.
'Hoe heet die man?' vroeg Croaker.
'Hij heeft vele namen,' antwoordde Renata. 'Eens kijken. In dit land heeft hij de namen Donald Truc en Robert Ashuko gebruikt.'
Robert, dacht Croaker, met een blik op Margarite. Maar haar hoofd was gebogen en haar haren hingen er als een sluier omheen. Renata bewoog zich. 'Zijn Vietnamese moeder noemde hem Do Duc. Toen hij Saigon ontvluchtte, nam hij een Japanse achternaam aan, Fujiru. Hij had zijn werkgever vermoord, een Franse wapenhandelaar, die hem min of meer heeft opgevoed. God alleen kent zijn werkelijke achternaam. Zijn vader is onbekend.'
Croaker nam de tijd om dat alles in zich op te nemen. 'Mag ik u vragen hoe het komt dat u zo veel over deze man weet?'
'In Vietnam was hij een vriend van Michael Leonforte. Die twee samen met een zekere Rock - hebben daar heel nare dingen uitgehaald.'
Ze hief haar hand op. 'Vraagt u mij alstublieft niet hoe ik aan zoveel informatie over de Leonfortes kom. Dat is geheim.'
'Maar, zoals u al zei, u weet wie ik ben en dat Margarite mij voldoende vertrouwt om mij hierheen te brengen.'
Renata knikte. 'Dat is zo, Mr. Croaker. Maar aan de andere kant, u moet verantwoording afleggen aan William Justice Lillehammer.'
'Wat is daar verkeerd aan?'
Renata veegde haar handen aan elkaar af en keek hem recht in de ogen. 'Ik vraag me af hoezeer ik u kan vertrouwen.'
'Wilt u mij soms vertellen dat Lillehammer dingen doet waar ik niets van afweet?'
'Waarom zou ik? Blijkbaar weet u dat zelf al.'
'Ik heb zo'n vermoeden, maar dat is niet hetzelfde.' Croaker haalde zijn schouders op. 'Hoe dan ook, wat Lillehammer ook in zijn schild voert, ik ben er te diep bij betrokken om nu af te haken. Ik moet nu ook aan Margarite denken.'
'Margarite is een getrouwde vrouw,' zei Renata op scherpe toon.
'U vergat het bijvoeglijk naamwoord gelukkig.'
Renata gaf geen krimp. 'Ja, inderdaad.'
Croaker voelde intuïtief dat hij op zijn hoede moest zijn, anders zou dat waardevolle gesprek voortijdig worden afgebroken. 'Zij heeft Tony D. nodig,' zei hij. 'Ik zal haar niet in de weg staan om te doen wat zij móet doen.'
Nu knipperde Renata wél met haar ogen, en hij wist dat hij een belangrijk punt in zijn voordeel had gescoord.
'Laten we maar naar buiten gaan,' zei Renata.
344
De bleke maan stond aan een heldere hemel. Het regende niet meer, maar de wind was toegenomen. Ze stonden echter beschut achter de wijnranken van de loggia. Daarachter hing het maanlicht als een gordijn van zilveren kant neer. Ze stonden heel dicht bij elkaar.
'Margarites lot werd bezegeld door de dood van mijn zoon,' zei Renata. 'Do Duc heeft hem vermoord, en dat is beslist gebeurd op bevel van Caesare Leonforte, maar er is een reden waarom Caesare Do Duc heeft uitgekozen. Hij wilde Dominic niet slechts uit de weg geruimd hebben. Hij wilde zich toeëigenen wat in Dominics hoofd zat.'
Nu draaide Margarite zich om in het maanlicht en Croaker kon zien dat ze stil had staan huilen. Haar verdriet sneed hem door het hart.
'Wilt u zeggen dat Dominic gefolterd is vóór hij werd vermoord?'
Renata knikte langzaam, haar blik op Margarite gericht. 'Daar kan geen twijfel over bestaan. De vraag is: wat heeft mijn zoon weten achter te houden voor Do Duc?'
Croaker zei: 'U kent deze man beter dan wij. U -'
'Je kunt er zeker van zijn dat Dom Do Duc heeft verteld wat hij weten wilde.' De woorden leken uit Margarites mond geperst te worden. Renata was lijkwit geworden en Croaker kon zien dat zij zich slechts met moeite wist te beheersen. Uiteindelijk stelde ze het feit vast: 'Je hebt hem ontmoet.'
'Ja.'
Croaker vond het typisch dat Margarite verder niets vertelde en dat Renata er niet naar vroeg. Na lange tijd, waarin alleen de paarden in hun stallen zich leken te kunnen bewegen of zelfs maar te ademen, wendde Renata zich tot Croaker. 'Als dat het geval is, moeten wij voor het ergste vrezen. Mr. Croaker, u moet zo snel u kunt naar Japan vertrekken.'
'Waarom? Wat is er zo dringend?' Hij keek van het raadselachtige gezicht van de ene vrouw naar het gesloten gezicht van de andere.
'Dominics bron van informatie bevindt zich in Tokio?'
Renata knikte alleen maar.
Weer moest hij aan Nicholas denken. Nu hij naar Tokio ging, zou Nicholas beslist in staat zijn hem te helpen. Zijn hart bonsde wild bij de gedachte dat hij zijn vriend weer zou zien.
'Ik moet dit wel allemaal doorgeven aan Lillehammer.'
'Ik denk dat dat zeer dom zou zijn,' meende Renata. 'Hij is waarschijnlijk niet zo onbevooroordeeld en vol begrip als u.'
'Dat is waar, maar ik heb in elk geval een pas nodig, fondsen en ondersteuning. Zonder Lillehammers steun in zo'n vreemd land als Japan ben ik als een kat in een vreemd pakhuis.'
'Ik kan u alles geven wat u nodig hebt,' zei Renata zó haastig, dat Croaker onmiddellijk begreep hoe verrassend deze verandering van zijn status voor haar moest zijn. 'Daarenboven kan ik u tegen hem beschermen.'
'Tegen wie? Do Duc? Met hetgeen u mij al hebt gegeven, denk ik wel dat ik voor mezelf kan zorgen.'
Renata schudde haar hoofd. 'Ik bedoelde Will Lillehammer.'
345
Onder haar jas haalde ze een opgerold exemplaar van de Washington Post van die dag vandaan. Ze gaf de krant aan hem.
'DIRECTEUR COMPUTERGIGANT DOOD AANGETROFFEN', luidde de kop, en daaronder stond een foto van Harley Gaunt, Nicholas' eerste man in Amerika. Volgens een hooggeplaatste regeringsfunctionaris, die niet met name werd genoemd, stonden Gaunt, Nicholas en Sato-Tomkin op het punt onderzocht te worden door de commissie van senator Rance Bane, las Croaker met toenemende vrees. Volgens het artikel had Gaunt besloten mee te werken aan het onderzoek van de commissie. Blijkbaar had de moord op de hoofdgetuige het hele onderzoek in de openbaarheid gebracht. Nicholas Linnear was in Tokio gedagvaard om antwoord te komen geven op ernstige, maar tot dan toe ongedefinieerde aanklachten wegens wanbeheer, maar had geweigerd daaraan te voldoen. Nu was Gaunt dood; een man met directe kennis over alle handelingen van Sato-Tomkin, die op het punt stond alles aan de commissie te vertellen. De implicatie door de onbekende, hoge regeringsfunctionaris was duidelijk. Linnear had, vanuit zijn schuilplaats in Japan, bevel gegeven Gaunt het zwijgen op te leggen.
Croaker keek Renata aan, zag het maanlicht in haar ogen schitteren. Wat las hij daar, een heimelijke aanduiding van tevredenheid, een gebrek aan genade?
Renata haalde diep adem en zei: 'De nacht vóór Mr. Gaunt werd vermoord, is hij bij mij geweest. Ik heb hem bepaalde informatie gegeven over een man - bezwarend bewijsmateriaal. Die man was Will Lillehammer. Maar ik -' Voor de eerste keer wist zij geen woorden te vinden.
'Ik had nooit gedacht dat dat zou uitlopen op Gaunts dood.'
'U had bezwarend bewijsmateriaal en u hebt het niet zelf gebruikt?
Waarom niet?'
'Ik had het idee dat ik Mr. Gaunt hielp. Hij leek ziek van vertwijfeling, en ik... dacht het geneesmiddel te hebben.'
Het bleef even stil, en Croaker nam haar onderzoekend op. 'Vertelt u mij eens, waarom kwam Gaunt naar u?'
'Iemand had hem mij aangeraden. U weet hoe het in deze stad toe gaat. Je contacten zijn alles, en God helpe je wanneer je dom of naïef genoeg bent om hen te verwarren met vrienden.
Ik heb Mr. Gaunt verteld dat Lillehammer in het geheim voor de commissie van senator Bane werkte. Dat leek precies de informatie te zijn die Mr. Gaunt nodig had. Ik gaf hem een wapen -'
'Als u hem een wapen wilde geven, had dat beter een houwitzer kunnen zijn.' Croaker keek haar aan alsof zij een cobra was die zojuist uit een mandje te voorschijn was gekomen. 'Met uw wapenarsenaal had u zelf achter Will Lillehammer aan kunnen gaan.'
'Als het mij alleen maar om Lillehammer te doen was geweest, had ik dat wel gedaan, dat verzeker ik u. Maar mijn vijandschap gaat veel dieper.'
'En dus hebt u Gaunt gebruikt om -'
'Hou op!' Margarite kwam ertussen vóór Renata antwoord had kunnen geven. Ze keek Croaker aan. 'Ik heb je niet hierheen gebracht om 346
elkaar de strot af te bijten.' En op zachte toon, zodat alleen hij het kon horen: 'Lew, we hebben allemaal onze eigen motieven, nietwaar?' Haar amberkleurige ogen schitterden in het maanlicht. 'Luister naar me,' fluisterde ze. 'Zelfs rechercheurs zijn niet immuun voor emoties.'
'U zou er goed aan doen naar haar te luisteren,' merkte Renata op.
'Zij heeft de wijsheid van haar voorvaderen geërfd.' Ze glimlachte, bijna verlegen, en Croaker dacht dat hij haar nu zag zoals ze was geweest als een bloedmooie vrouw van in de twintig.
Ze raakte zijn arm aan en zei zó zacht dat zelfs de bomen haar overstemden: 'Dit is het laatste geheim dat mijn zoon mij heeft verteld, de identiteit van de man die zijn kracht, zijn bron van informatie was.' Zij boog zich naar hem toe, legde haar lippen tegen Croakers oor. 'Zelfs Margarite weet dit niet. Ik heb Dominic beloofd nooit te zullen herhalen wat hij mij in vertrouwen vertelde, maar nu vereisen de omstandigheden dat ik zijn naam uitspreek teneinde zijn leven te redden. Nishiki is Mikio Okami, de Kaisho, het hoofd van alle oyabun van de Japanse Yakuza.'
347
15
Tokio/Washington
Toen Do Duc het siliconenpolycarbonaat masker over zijn hoofd trok, was het alsof er vlees en bloed, huid en botten over een gezicht bestaande uit rook en dromen werd geplakt. Hij voelde zich, in één woord, veilig. Ik wil voelen, zei hij bij zichzelf.
Zijn gevoel was per slot van rekening datgene wat hem was ontnomen door Ao, de Nung-sjamaan, tijdens de lange, zware inwijdingsceremonie in de bergen van Noord-Vietnam. Niet dat de jonge Do Duc zich daar destijds van bewust was geweest. Maar zelfs als hij het wél had geweten, zou hij dan geprotesteerd hebben, gezien de schitterende nieuwe wereld die Ao hem aanbood? Het deed er niet toe. Die vraag zou nooit bij de jonge Do Duc zijn opgekomen.
Gevoel was uiteindelijk wat hij zo onverdroten uit zijn slachtoffers had gezogen, zoals nog maar zo kort geleden uit Ginnie Morris en Margarite Goldoni DeCamillo. Maar zelfs hij moest toegeven dat Margarite anders was geweest. Hij kon haar niet doden; kon het niet omdat hij het niet wilde. Voor de eerste keer had Do Duc een essentiële oprechtheid van de natuur begrepen, hoewel alleen met betrekking tot Margarite dat het doden van een ander menselijk wezen op een of andere mysterieuze manier de eigen ziel aantastte. In de dagen nadat hij haar had laten gaan, had hij haar vaak vlak bij zich gevoeld - haar zachte huid, de zware geur van haar oksels, haar knieholten, de koraalrode plooien tussen haar dijen. Eerst was hij in staat geweest zichzelf wijs te maken dat die band was ontstaan door wat hij, zonder haar medeweten, van haar had afgenomen.
Hij was niet bang voor wilde beesten, of voor zwarte kunst, maar het groeiende besef van zijn band met Margarite joeg hem angst aan. Ten eerste was hij niet langer alleen in het universum; ten tweede waren zijn gedachten aan haar zó intens dat hij al het andere vergat. Die aspecten van de realiteit waren hem volkomen vreemd, even absurd en angstaanjagend als de magie die hij bezat voor anderen. Met zijn handen schoof hij het masker goed op zijn plaats. De lijm, die hij zelf had samengesteld, verbond de polymeren zó volkomen met zijn huid dat hij, wanneer hij het masker aanraakte, het gevoel had zijn eigen huid aan te raken. En zo moest het ook. Wat had je aan een masker als het je niet veranderde?
Hij stak zijn tong uit terwijl hij het in de spiegel bekeek. Hij likte zijn 348
lippen, of eigenlijk de lippen van het masker. In elk geval de lippen van Nicholas Linnear. Hij zou de informatie die zijn meesters van Linnear wilden horen uit hem krijgen, en daarna mocht hij met zijn gevangene doen wat hij wilde. Wat een gelukkig toeval dat hij met een Tau-tauexpert te maken had! Op het moment dat Do Duc Linnears ware aard ontdekte, had hij inwendig gesidderd bij de gedachte dat hij het onbekende kon doorbreken, en het pad kon volgen waarop zelfs de oude Ao zich niet had gewaagd.
Do Duc zou zijn totem oproepen, de heilige witte ekster, en met zijn hulp zou hij de verboden Zesde Poort openen. Hij zou zijn verdoemde ziel afwerpen en zich die van Linnear toeëigenen. Hij zou die rechtstreeks uit hem zuigen en slechts een lege huls met Do Ducs gezicht achterlaten. Op die manier kon hij zijn eigen geschiedenis vernietigen. Maar zijn triomfantelijke gedachten waren van korte duur bij Margarites geestelijke aanwezigheid. Hij knielde neer. 'Ach, Boeddha, help mij,' fluisterde hij door lippen die niet van hem waren. Wat moest hij doen? Al zijn kracht, al zijn magie hielp hem niet om haar herinnering te verdrijven.
Het was tijd de spiegel te verlaten. Hij kwam overeind, riep al zijn energie bijeen om de geest van Margarite, die zich om zijn ziel wond, uit te bannen, en hij liep met stijve benen naar de metalen kooi die hij in de robotfabriek in elkaar had gezet.
Zodra hij de deur had geopend en naar binnen was gegaan, vulden zijn gedachten zich met de uitlopers van Nicholas Linnears dromende brein.
Do Duc knipte de halogeen schijnwerpers aan. Hij richtte ze op Nicholas' gezicht en sloeg hem eerst hard op de ene en daarna op de andere wang. Geen wonder dat hij zo nu en dan droomde, dacht Do Duc. De hoeveelheid gif die hij hem in Parijs had toegediend, zou een hele kudde buffels op de knieën krijgen. Maar met de grote kracht van Nicholas'
psyche had hij geen andere keus gehad. In dit geval was een overdosis veel beter dan het tegenovergestelde.
Hij legde zijn vingertoppen tegen Nicholas' voorhoofd en wangen om de pasvorm te voelen. Het was ongelofelijk wat computers vandaag de dag allemaal konden. Een serie foto's was omgezet in een holografisch beeld, en die driedimensionale weergave was gereduceerd tot een ingewikkelde formule van nullen en eentjes. Die formule was ingevoerd in de computer, waarna het softwareprogramma die formule omzette in een replica van de werkelijkheid, die daarna tot een masker werd gevormd. Het paste perfect, het plakmiddel had zijn werk gedaan. Alles was er, poriën, haarzakjes, onvolkomenheden, moedervlekjes, alles. Zelfs een geliefde zou niet met zekerheid kunnen zeggen of die huid echt was of niet. Zolang de afdichting niet werd verbroken, kon je met dat ding op zwemmen, douchen of vrijen. Het maakte geen enkel verschil. Nicholas knipperde met zijn ogen, en Do Duc zette de spiegel achter zich zodanig dat zijn gevangene zijn eigen gezicht zou kunnen zien. Op het moment dat Nicholas hem aankeek, kreeg Do Duc een aanval 349
van duizeligheid. Hij drukte zijn vingers in de biceps van zijn gevangene teneinde te voorkomen dat hij zou vallen. Het enige dat hij rook, was Margarite, alsof zij een paard was in de wintervacht waarvan hij zijn gezicht had begraven. Verteerd als hij werd door het beeld van haar wendde hij knarsetandend de geestelijke discipline aan die Ao hem had geleerd en bond haar storende beeld vast aan een boom in het oerwoud van zijn geest. Als iemand op dat moment een mes in zijn borst had gestoken, zou hij minder pijn hebben gevoeld dan hij nu voelde. Ontzet door de folterende pijn, zei hij met Nicholas' stem, en met Nicholas' gezicht: 'Nu je beseft dat je leeft, wordt het tijd dat je te zien krijgt wie je geworden bent.' Hij deed een halve stap naar links om het spiegelbeeld van Nicholas aan het door de computer gemaakte masker te laten zien.
Hij voelde een schok door zijn gevangene heen gaan, alsof hij een elektrische stroom op zijn testikels had gezet. Het samentrekken van de spieren onder zijn handen kalmeerde hem, bevestigde de plaats die hij voor zichzelf in het universum had geschapen.
Hij boog zijn gezicht naar dat van Nicholas.
'Kijk maar wie je geworden bent.' Zijn fluistering weerklonk als de doordringende kreet van een havik hoog boven de bomen. 'Kun je het geloven? Ja, geloof het maar. Jij bent mij en ik ben jou.'
Hij kon de geur van het zweet op Nicholas' huid ruiken, voelde het onder zijn handpalmen. Hij legde zijn oor tegen de warme ribbenkast van zijn slachtoffer en hoorde zijn hart wild kloppen, als van een vogel die gevangen zit achter een glazen raam. Het geluid verwarmde zijn botten als het eerste lentezonnetje na een lange, strenge winter. Toen verloor Nicholas weer het bewustzijn en bleef Do Duc alleen achter met de robots. De zwarte sluier over het beeld van Margarite verdween als sneeuw voor de zon, en nu bleek ze nog dichter bij hem te zijn dan hij voor mogelijk had gehouden.
Hij herinnerde zich een verhaal dat zijn moeder hem had verteld toen hij nog heel erg klein was. Een jonge boer werd verliefd op de vrouw van zijn dromen, een beeldschoon meisje, een weeskind uit het naburige dorp. Ze trouwden en leefden heel gelukkig, tot zij tijdens de winter ziek werd en stierf. De wanhopige boer begroef haar met zijn eigen handen onder een kerseboom, die zij n kale takken naarde bewolkte hemel ophief. De boer was zó overmand door verdriet dat hij zeker wist dat hij zou sterven zonder zijn geliefde. De duisternis viel, en zonder zich iets aan te trekken van de smeekbeden van vrienden en familie lag hij ineengedoken naast het verse graf van zijn vrouw. Hij kon het niet verdragen haar te verlaten en weende de hele nacht bittere tranen. Toen, een uur vóór zonsopgang, wanneer de wereld uit louter mist en stilte lijkt te bestaan, hoorde hij geritsel aan de rand van het bos. Op hetzelfde moment zag hij een prachtige rode vos uit de schaduwen te voorschijn komen.
De vos was zó mooi, zó mysterieus, dat de boer heel even zijn verdriet vergat en ophield met huilen. Maar plotseling deed de schoonheid van 350
de vos hem zó aan zijn dode vrouw denken dat hij opnieuw in tranen uitbarstte.
De vos stond naar de boer te kijken en vroeg hem waarom hij weende. De boer, opgegroeid met verhalen over de toverkracht van vossen, antwoordde hem.
'Je praat over je vrouw alsof zij de liefde zelfwas,' zei de vos.
'Dat was ze ook,' antwoordde de boer met een zucht. 'De liefde stierf mét haar, en zonder liefde kan ik niet verder leven.'
'De liefde is overal om je heen,' verzekerde de vos hem, maar de boer schudde verdrietig zijn hoofd.
'Niet voor mij.'
'Dan moet jij je vrouw terug krijgen zodat je kunt leren wat er over de liefde te leren valt.'
'Maar dat is onmogelijk,'
De vos hief zijn ene voorpoot op als in een vreemde zegening. 'Ga nu slapen. Weldra komt de nieuwe dag, en daarmee jouw vrouw.'
Op aandringen van de vos legde de boer zijn hoofd op zijn armen en zodra hij zijn ogen sloot, viel hij in een diepe, droomloze slaap. Hij ontwaakte door de zon die tussen de takken van kerseboom door in zijn gezicht scheen.
De boer knipperde met zijn ogen, ging geschrokken rechtop zitten. Zijn hart klopte in zijn keel. Hij was alleen, de vos was verdwenen. Had hij het allemaal gedroomd, de vos en dat vreemde gesprek? Dat moest dan wel, dacht hij, terwijl hij opstond en de takjes en blaadjes van zijn kleren veegde.
Toen voelde hij haar, niet naast zich, maar in zijn gedachten. Zijn geliefde vrouw leefde! Hij had het bestaan van de vos niet gedroomd. Hij voelde de aanwezigheid van zijn vrouw in zijn gedachten, en hij was dolgelukkig in het vooruitzicht van een intimiteit die hij nooit had kunnen bereiken toen zij beiden nog van vlees en bloed waren. Wat zou het leven heerlijk zijn met hun liefde diep in zijn gedachten, voor eeuwig en altijd!
Maar binnen een maand vond de familie van de boer hem dood op het graf van zijn vrouw liggen. Zijn levenloze handen om het handvat van een jachtmes dat hij in zijn buik had gedreven. Vreemd genoeg was de aarde boven het graf omgeploegd door diepe groeven. De plaatselijke politie stond voor een raadsel. Ze besloot dat de boer op de laatste momenten voor hij zich van het leven benam, getracht moest hebben bij het lijk van zijn vrouw te komen. Verder ging zij ervan uit dat de boer gek geworden was van verdriet, en bedroefd begroeven zij hem naast zijn geliefde vrouw, waarna zij overgingen op dringender zaken. De kerseboom en de twee graven bleven eenzaam achter, maar tijdens de nacht van de vollemaan verscheen er een vos uit de besneeuwde schaduwen van het woud, die met een ernstige en wetende kop een rondje om de grafstenen liep.
Misschien was de vos de enige die de waarheid kende: dat de boer méér over de liefde had geleerd dan hij ooit had willen weten. Van iemand houden was iets heel anders dan je geliefde als een spook in de nacht 351
door je gedachten en herinneringen te laten dwalen. Het samenwonen in een huis was iets heel anders dan het samenwonen in de geest, waar geen geheimen waren, geen moment rust en, met twee mensen in één geest, nooit een moment stilte.
Stilte en de geluiden van robots die in elkaar werden gezet. Hetzelfde getik, gepiep en gezoem ging dag en nacht door. Dat vormde nu Do Ducs enige gezelschap.
Waarom moest hij nu aan dat vreselijke verhaal denken? Als kind had het hem angst bezorgd. Nadat hij het had gehoord, probeerde hij elke nacht tevergeefs in slaap te komen, waarbij hij zich voorstelde dat terwijl hij sliep iemand van wie hij hield zich als een duivel van zijn geest meester had gemaakt. Uiteindelijk kroop hij uit wanhoop in het bed van de Fransman, of die nu alleen sliep of met een vrouw. De Fransman liet Do Duc dicht tegen hem aan kruipen, veilig en wel, en hij had er nooit een woord over gezegd.
Waarom ging ik niet naar mijn moeder? vroeg Do Duc zich nu af. Waarom ging ik naar de Fransman ? Hij staarde naar zijn eigen gezicht, dat op het gezicht van Nicholas was geplakt, en stelde zichzelf de volgende en laatste vraag: Waarom heb ik de enige persoon vermoord die van mij...
Hij keerde zich af van zijn slachtoffer en greep blindelings de tralies van de kooi vast, waarna hij zijn voorhoofd zó hard tegen het metaal drukte tot er sterretjes van de pijn achter zijn ogen uiteenspatten. Kon hij het woord uitspreken, zelfs in zichzelf? Hoe kreeg hij het over zijn lippen? Bewees het verhaal van de boer en zijn vrouw niet het gevaar dat daarin school? Hadden alle harde, bloedige lessen, die hij ouder wordend, had geleerd, dat ook niet bewezen?
Liefde betekende dood.
Ja. Maar hij hield van Margarite.
Daar, hij had het gezegd, nu was hij zeker verdoemd. Hij kreunde, hield het niet langer uit.
Hij gooide zijn hoofd achterover, uitte een hese, onverstaanbare kreet, beladen met pijn en zielsangst. Buiten de kooi werden de stalen dienaren met geregelde tussenpozen geboren.
Toen greep hij Nicholas bij de schouders, trachtte hem wakker te schudden. Omdat dat niet lukte, boog hij zich naar voren en beet gemeen in het vlees van Nicholas' bovenarm. Nicholas bewoog zich, zijn ogen gingen open. Het saffierblauwe licht flikkerde.
Do Duc zei: 'Wakker worden! Het is tijd om te sterven!'
'Die ploert van een Munch,' zei Lillehammer.
'Spaar je gramschap voor iemand die het kan voelen.'
Met moeite wist Lillehammer een huivering te onderdrukken. De airconditioning stond hoog en het was daar zo koud als op de noordelijke ijsvlakten. Lillehammer, die de hitte en vochtigheid van Zuidoost-Azië
miste, kreeg tijdens deze gesprekken altijd blauwe lippen van de kou. De Rode Koningin leunde achterover in zijn draaistoel. 'Ik heb in geen tijden een geweer afgeschoten. Vertel eens, hoe voelde dat?'
352
'Verrukkelijk.'
De Rode Koningin glimlachte. 'Ik had een weddenschap met mezelf afgesloten. Ik wist dat je dat zou zeggen.'
Het was hier, verdomme, zo koud als in het lijkenhuis, dacht Lillehammer. Maar misschien lag het ook wel aan hemzelf; hij sliep niet langer dan één uur achter elkaar. De enorme spanning vanwege het uitvoeren van een operatie tegen het uitdrukkelijke verbod van zijn superieuren in woog zwaar op hem.
'Je had moeten wachten.'
'Wat?' Lillehammer boog zich naar voren.
De Rode Koningin keek hem recht in de ogen. 'Als je had gewacht, had je hen allebei neer kunnen leggen.'
'Als ik had gewacht, had ik Munch niet te pakken gekregen. Hij was zo schichtig als wat. Een halve minuut langer en hij was ervandoor gegaan. En u weet dat kerels als Munch, als ze eenmaal ondergronds gaan, bijna niet meer naar boven zijn te krijgen. Nu zijn we er tenminste zeker van dat hij onschadelijk is.'
'Ik hou niet van onafgemaakte zaken. Wat voerden die twee mensen van jou afgelopen nacht in vredesnaam bij Renata Loti uit?'
'Hoeveel mensen hielden hen in de gaten?'
De Rode Koningin lachte. 'Alleen die ene die jij erop hebt gezet. Maar hij heeft zowel aan mij als aan jou rapport uitgebracht.' Weer lachte hij.
'Begrijp me goed, niet dat ik jou opeens niet meer vertrouw, maar ik kan me heel goed voorstellen hoe een... iemand als Do Duc Fujiru je dwars kan zitten.'
'Als u soms denkt dat ik mijn objectiviteit kwijt ben -'
'Nog niet,' zei de Rode Koningin op scherpe toon. 'Je hebt in Nam ook je hoofd erbij weten te houden. Maar dat was vóór de Dierentuin, hè?' Zijn koude ogen glinsterden. 'Will, jij snakt ernaar die Do Duc op te ruimen. Maar neem mijn raad aan nu je er zo dichtbij bent: doe het rustig aan. Ik heb geen zin naar het lijkenhuis te moeten om een plastic zak voor jou op te halen.'
'Ja, meneer.'
'Ik wil dat je eens bij Renata Loti gaat uitvissen wat jouw mensen daar uitvoerden.'
'Dat zal heel voorzichtig gedaan moeten worden. Loti heeft heel wat machtige vrienden op de Hill.'
'Dat is waar. Maar ze is geen vriendin van Rance Bane, dus heeft ze de laatste tijd wat minder hoog van de toren moeten blazen. Maar ik moet wél zeggen dat ze voor een dame prima met die oudgedienden in de senaat weet om te gaan. Dank zij haar zijn er in heel wat vastgelopen zaken compromissen uitgedokterd waaruit iedereen als overwinnaar te voorschijn leek te komen.' De Rode Koningin hief een hand op en liet die zacht op het stalen bureau neervallen. 'Je weet wat je te doen staat. Maar kijk uit, ze is zo link als de duivel zelf.'
Lillehammer knikte. 'Om op Davis Munch terug te komen, senator Bane ging helemaal door het lint bij het nieuws over de dood van Gaunt, en nu weer die moord op Munch. Misschien dat ik hem beter -'
353
'Laat Rance maar aan mij over,' zei de Rode Koningin ijzig. 'Ik heb hem gebracht waar hij nu zit. Ik heb de verkiezingen voor hem gekocht, contacten voor hem verzorgd, invloed gecreëerd en ervoor gezorgd dat die ouwe jongens op de Hill hem tot één van hen maakten vóór ik hem als een dolle hond op hen af stuurde. Als hij nu een kamer binnenkomt, weten ze niet waar ze het zoeken moeten.'
'Toch zou Rance Bane lastig kunnen worden. Kan ik hem niet beter het raam uit laten lopen'?'
De Rode Koningin keek hem koud aan. 'Will, soms geloof ik wérkelijk dat jij je alleen maar in oorlogsgebied gelukkig kunt voelen.' Hij tikte met een vinger tegen de zijkant van zijn neus. 'Maak je geen zorgen, Rance Bane heeft jouw maatregel niet nodig. Ik heb hem opgebouwd uit angst, vooroordeel en onwetendheid. Door die drie gevoelens is hij aan de macht gekomen en daardoor zal hij ten val komen, dat geef ik je op een briefje. Maar pas wanneer wij hem niet meer nodig hebben.'
Buiten het kantoor zat Vesper achter haar tekstverwerker. Hoewel zij alle reizen voor de agenten van de Toverspiegel regelde, de bewapening, de financiën en de valse reisdocumenten, en hoewel ze wist waar iedere agent zich op welk tijdstip van de dag of de nacht bevond, durfde Lillehammer er gif op in te nemen dat zij geen idee had van wat er allemaal wérkelijk gebeurde. De Rode Koningin was zo'n veiligheidsfanaat, die vertelde het zijn eigen reet nog niet wanneer hij schijten moest. Vespers blauwe ogen namen Lillehammer koeltjes op terwijl haar lange, gelakte nagels over het toetsenbord dansten. Haar dikke, blonde haar hing langs een rozige wang naar beneden. Na het kantoor van de Rode Koningin was het een verademing om haar kantoor binnen te stappen, dat in warme aardetinten was geschilderd. Maar wat nog beter was, de temperatuur was hier hoog genoeg om een mens in leven te houden. Vespers wijsvinger drukte de ENTER-toets in. 'O, verdomme,' mopperde ze. 'Ik kan uw geld niet bij de boekhouding opvragen, omdat haar software achterloopt. Dit systeem is helemaal uit de tijd. Als ik nu aangesloten was op de hardware van het Hive Project, had ik u uw bonus in een mum van tijd kunnen doorgeven.'
Bonus was een eufemisme voor de extra beloning die de agenten van de Toverspiegel ontvingen voor succesvol uitgevoerde eliminaties. De Rode Koningin verdedigde deze gewoonte door erop te wijzen dat bij andere ondernemingen al jaren geleden gevarengeld was ingevoerd. Waarom bij deze onderneming dus niet?
'Geeft niet. Ik wacht wel.'
'Overigens, ik geloof dat hij zijn bui weer heeft.'
Lillehammer spitste zijn oren.
'Er hing vanochtend weer zo'n paranoïde sfeer in dat kantoor. Hij had een zekere Loti aan de lijn.'
'Renata Loti?' vroeg Lillehammer, terwijl hij zich afvroeg waarom de Rode Koningin daar niets over had gezegd. Zijn argwaan stak de kop op.
'Ja, zo heette ze. Maar ik moet zeggen dat het niet bepaald een vriendelijk gesprek was.'
354
Dit was niet de eerste keer dat Vesper hem inlichtte over het heilige der heiligen, en hij wist er altijd zijn voordeel mee te doen.
'Het liep zelfs uit op een ordinaire scheldpartij. Ik weet niet waar het over ging, maar ik hoorde de naam Douglas Moon vallen, en het woord chantage. Dat was het moment dat hij door het lint ging.'
Lillehammer dacht dat hij zou flauwvallen. Renata Loti wist van hem en Douglas? Goeie genade! Onbewust bracht hij een hand naar zijn wang, waar hij het bloed voelde kloppen. Hoe was ze daarachter gekomen? Hij was zó voorzichtig geweest, zelfs ondanks Dougs onophoudelijk geklaag dat zijn uitgebreide voorzorgsmaatregelen elke spontaniteit bij hun samenzijn de kop indrukte. Een homoseksuele relatie op zich was al erg genoeg - de eventuele risico's voor de veiligheid waren niet te overzien - maar dan waren er ook nog de dingen die hij en Doug samen deden. Wie anders dan alleen andere extremen zouden zulk bizar gedrag kunnen begrijpen? Hoe had dit kunnen gebeuren?
Toen dacht hij razend van woede: die schoft Doug heeft zich verveeld en is toen over mij gaan lullen!
'Hoe dan ook,' babbelde Vesper vrolijk verder, 'het leek mij duidelijk dat hij wilde dat er iets aan haar gedaan zou worden.'
'Ik weet nergens van.' Hij werd verscheurd door een gevoel van zelfbehoud en voorzichtigheid. 'Zij heeft zeer hoog geplaatste vrienden.'
'Is dat zo? Dat wist ik niet. Wat zei hij ook weer toen hij de hoorn erop gooide? "Ergens ligt er op die vrouw een ongeluk te wachten."'
Lillehammer kreeg het opeens benauwd. 'Hoever ben je met mijn bo-nus?' vroeg hij langs zijn neus weg. Vesper wierp een korte blik op haar monitor en schonk hem een stralende glimlach. 'Eindelijk! Die achterstand schijnt weggewerkt te zijn. Uw cheques komen eraan.'
Een moment later kwamen zijn cheques uit de printer gerold. Vesper glimlachte liefjes toen zij ze aan hem gaf, en Lillehammer struikelde bijna in zijn haast om weg te komen.
Nangi stond voor het woonhuis dat tussen de twee grote pakhuizen was ingeklemd. Deze buurt, vlakbij de Sumida, zag er bij daglicht heel anders uit. Lachende kinderen speelden waar 's nachts uitgemergelde honden rusteloos heen en weer hadden gelopen, en door de drukte en het lawaai leek de sombere armoede van de buurt minder erg.
Op zijn kloppen werd opengedaan door een jonge vrouw. Ze was kort en gedrongen, had een onopvallend gezicht en haar dikke, zwarte haar was gekruld volgens de laatste mode, wat haar niet stond.
'Ja?' vroeg ze, terwijl ze haar hoofd om de zware deur stak. Nangi maakte een buiging en gaf haar een kaartje, één van de vele verschillende die hij van tijd tot tijd liet maken. Hij had in de loop van de jaren ontdekt dat hij veel gemakkelijker waardevolle inlichtingen verkreeg achter het masker van een andere - anonieme - identiteit. Wat de mensen nooit aan Tanzan Nangi, directeur van een grote keiretsu, zouden vertellen, vertelden ze zonder aarzelen aan een handelsreiziger, een 355
verzekeringsagent of een voorman bij een metaalbedrijf, iemand tegenover wie zij zich superieur konden voelen. Deze ochtend was hij Seizo Abe, een vertegenwoordiger van het ministerie van Woningbouw, die zogenaamd in die regio een onderzoek uitvoerde naar huizen van twintig jaar oud of ouder.
Hij kwam binnen in een kleine, ovalen hal waarin zich een centraal trappehuis bevond, met aan het plafond een kristallen kroonluchter. De kleuren bruin en oranje overheersten. Op een gevlamd marmeren console stond een schaal met een overvloed van verse bloemen, die in deze tijd van het jaar uit een broeikas afkomstig moesten zijn. De jonge vrouw nam zijn schoenen aan en ging hem voor door een met kersehout betimmerde gang. Aan de rechterkant van de gang stonden een paar deuren open. Daarachter kon Nangi een bibliotheek zien met boekenplanken tot aan het plafond en een kristallen kroonluchter, iets kleiner dan die in de hal.
De jonge vrouw schreef hem in. Op de vloer lag een versleten Perzisch tapijt. Links stonden een paar stoelen met hoge rug tegenover een met fluweel beklede sofa. Aan de andere kant van de kamer stond een glazen vitrinekast langs de muur waarin een torso met een schitterende, vroegzeventiende-eeuwse samoeraiharnas. Daar vlakbij was een Franse secrétaire zó neergezet dat wie op de stoel achter de secrétaire zat, een onbelemmerd uitzicht op het harnas had.
Toen hij alleen werd gelaten, keek Nangi om zich heen. Dit was duidelijk de kamer van een geleerde, van een ordelijke, erudiete geest, die de rol van elk element van het leven had bestudeerd.
'Ik zie aan uw kaartje dat u van beroep bent verandert.'
Nangi schrok op bij het horen van de zachte vrouwenstem die links van hem klonk. Hij draaide zich om.
'Pardon?'
'En ik moet zeggen dat u er niet op vooruit bent gegaan.'
Hij boog zich naar voren, met een geconcentreerde frons op zijn voorhoofd. Hij kende die stem, maar wist zeker dat hij hem heel lang niet had gehoord.
'Nu, waar wacht u op?' zei de vrouwenstem. 'Ik heb thee laten brengen.'
Nangi liep met kreupele pas naar de stoelen met de hoge rug en toen hij dichterbij kwam, merkte hij dat op de ene stoel een kleine, tengere vrouw zat, met edele gelaatstrekken. Haar huid was bleek doorschijnend, ze had hoge jukbeenderen en levendige, zwarte, amandelvormige ogen. Het was dat hij haar kende, dat hij zeker wist dat zij vóór in de zeventig moest zijn.
'Kisoko!' riep hij verwonderd uit. 'Jij bent wel de laatste die ik hier verwachtte aan te treffen!'
'De gewone wereld kan vaak ontwapenend veel op de wereld vanAlice in Wonderland lijken.' Het geruis van zware zijde klonk toen zij haar arm bewoog en de wijde mouw van haar kimono langs haar porseleinen huid streek. Roze, witte en koraalkleurige kersebloesem waren door de 356
ontwerper tegen een achtergrond van indigoblauw over de borst en de bovenkant van de mouwen uitgestrooid.
Kisoko was nog steeds even betoverend als tien jaar geleden. Hij werd weer bezield met het verlangen dat hij tien jaar geleden voor haar had gevoeld en wenste vurig dat hij haar in de glorie van haar jeugd had gekend. De gewelfde mond straalde een eigen belofte uit, de smeulende oogopslag, de precieze bewegingen, die getuigden van gratie en intelligentie, dat alles was zoals hij het zich herinnerde. Wanneer Nangi zich in het ochtendlicht in zijn bed omdraaide, stelde hij haar vaak voor als een katholieke non, een geheime fantasie van jaren geleden die zó verboden was dat het onuitsprekelijk heerlijk was geweest.
'Kisoko,' zei hij nu, zijn gedachten nog gevangen in de geur van de herinnering, 'ik heb gehoord dat Mikio Okami wordt vermist. Weet jij iets van dat mysterie?'
Die gloeiende, inktzwarte ogen keken hem aan. 'Ik heb geen nieuws over mijn broer,' zei ze effen. 'Maar als je wilt gaan zitten, zal ik de thee bereiden.'
Hij ging in de stoel aan haar linkerhand zitten en keek als gehypnotiseerd toe terwijl zij de groene thee zette. Nadat ze allebei hun eerste kopje hadden gedronken, zei ze: 'Ik weet niet of mijn broer dood is of nog leeft, ik weet alleen dat zijn vijanden tegen hem in actie zijn gekomen. Wat er verder zal gebeuren, kan ik niet zeggen.'
Ze zette haar kopje opzij, legde haar wijsvinger op het kaartje dat hij aan de jonge vrouw had overhandigd en schoof dat over de glimmend gepoetste tafel naar hem toe.
Met haar vingertop nog op het kaartj e, zei ze: 'Je bent onder een andere naam en onder valse voorwendsels hierheen gekomen. Vertel mij eens, Nangi-san, wat moet ik hiervan denken?'
'Kisoko, ik wist niet, van wie dit huis was. Je kent mijn manier van doen. Mijn eigen naam is te bekend om in bepaalde situaties de waarheid boven tafel te brengen.'
Kisoko zat hem enige tijd aan te kijken. Nangi hoorde de zware klank van een bronzen klok en het gekraak van de balken boven hun hoofd. Maar geen enkel geluid van buiten drong door tot deze bibliotheek. Het was alsof de wereld niet bestond. Alleen hier, tussen hen tweeën, ging het leven verder.
'En welke waarheid verwachtte je hier in de vermomming van Seizo Abe boven tafel te brengen?'
Vanaf het moment dat hij Kisoko had herkend, had Nangi zich afgevraagd wat Seiko te zoeken had in het huis van Mikio Okami's zus. Misschien was het een vergissing om Seiko te wantrouwen; misschien dat haar betrokkenheid bij een Vietnamees van twijfelachtig gehalte niets te maken had met Vincent Tinhs verraad en zijn daaropvolgende moord. Met hun gedeelde geschiedenis kon hij onmogelijk Kisoko verdenken van dubbelhartigheid.
'Ik ben vanochtend hierheen gekomen omdat ik mij iets afvroeg omtrent een personeelslid van mij, Seiko Ito,' zei hij ten slotte. 'Ik schaam me om te bekennen dat ik haar gisteravond naar hier heb gevolgd. Zij 357
maakt zich zorgen en wellicht is ze in moeilijkheden. Ik wilde haar alleen maar helpen als ik daartoe in staat zou zijn.'
'Zonder het haar te laten weten.'
'Ik ben bang dat zij het anders niet zou toelaten.'
'Ik snap het.' Kisoko's vinger tikte op Seizo Abes kaartje . Nangi zag dat ze over iets moeilijks zat na te denken.
'Kisoko, ik wil je wél vertellen dat mijn bezorgdheid voor Seiko gemeend is.'
Kisoko knikte.
'Zij is een zeer gewaardeerd lid van mijn staf. Nu doet de mogelijkheid zich voor dat zij als mijn zaakwaarneemster naar Saigon gestuurd zou kunnen worden. Je ziet dus waarom ik er absoluut zeker van moet zijn dat ik op haar kan rekenen.'
Kisoko lachte. 'Maar dat is schitterend nieuws, Nangi-san, en volgens mij het beste wat haar kon overkomen.' Ze zuchtte. 'Zo'n droevig meisje. Maar met zoveel talent! Ze komt hier omdat ze denkt dat ze mij helpt, wat ook het geval is. Maar ik help haar ook. Zij heeft een goed hart, Nangi-san, maar ik vrees dat haar hart haar al vaak heeft bedrogen.'
'Dus jij hebt haar onder je vleugels genomen?'
Ergens in het huis rinkelde een telefoon. Kisoko maakte geen aanstalten op te nemen. Na een moment hield het rinkelen op.
'O, niet zo formeel. Dat zou Seiko nooit toestaan.' Kisoko haalde haar schouders op. 'Ik neem aan dat ze eraan gewend is geraakt alleen te zijn, om haar leven af te schermen tegen anderen.' Ze glimlachte triest. 'Wat dat betreft, is zij niet zo anders als de rest van ons, neh, Nangi-san?' Ze schudde het hoofd. 'Het beste wat ik kon doen, was een afspraak maken. Zij geeft mij advies over investeringen en ik bezorg haar, voor zover ze mij dat toestaat, een emotionele basis.' Kisoko wierp hem een licht afkeurend glimlachje toe. 'Weet je, zij heeft geen familie meer. Ze heeft behalve mij niemand anders.' Ze haalde haar schouders op. 'Ik geloof dat onze overeenkomst eerlijk is en nuttig.' Ze hield haar hoofd iets scheef. 'Heb ik je gerustgesteld?'
Nangi knikte. 'De waarheid is niet wat ik verwachtte. Eerlijk gezegd, ben ik heel opgelucht.'
'Mooi. Ik denk dat Seiko zal opbloeien onder die verantwoordelijkheid. Saigon zal goed voor haar zijn.'
'Dat is dan geregeld.'
De deuren van de bibliotheek gingen open. Nangi draaide zich om en zag een breedgeschouderde man in een rolstoel. Zijn gespierde borstkas, armen en schouders waren in een poloshirt geperst. Hij keek Nangi met zachtbruine ogen aan. Er lag iets onuitgesprokens in zijn blik, wellicht een verdriet dat zijn lange, knappe gezicht een in zichzelf gekeerde uitdrukking gaf.
'Dat telefoontje was voor u,' zei hij met een zware, prettig klinkende stem tegen Kisoko.
Kisoko zei: 'Nangi-san, mijn zoon, Ken.'
Ken, die Nangi's wandelstok zat te bestuderen alsof hij daar een zin las die ontleed moest worden, boog abrupt zijn hoofd.
358
'Zoon?' Nangi hield zijn hoofd schuin. 'Ik wist niet datje een kind had.'
Kisoko glimlachte, en hij had het gevoel alsof hij het ijs in de diepvries hoorde smelten. 'Ken was niet bij mij toen wij... elkaar kenden. Hij zat op kostschool. Ik zag geen enkele reden om over hem te praten.'
Ze had natuurlijk gelijk. Hij had een relatie met haar gehad, niet met haar familie.
Ze stond op en haar hand raakte heel even de zijne aan. 'Ik moet even de telefoon aannemen. Het duurt niet lang.'
Nangi en Ken bleven achter terwijl ze elkaar als twee sumo-worstelaars zaten op te nemen. Nangi vermeed het naar Kens krachteloze benen te kijken en hij probeerde het medelijden dat hij voelde niet tot zijn gezicht te laten doordringen.
'Het is lang geleden datje moeder en ik elkaar gezien hebben.'
'Dat weet ik.'
Nangi deed net of hij geïnteresseerd in het rond keek. 'Dit is een schit-terend huis.'
'Mijn moeder heeft het geërfd.'
Ken zei het met zoveel ingehouden woede dat Nangi verbaasd opkeek.
'Dan heeft zij geluk gehad,' zei hij.
'Vindt u?'
Verontrust door zijn afstandelijke houding liep Nangi met kreupele pas over het vloerkleed naar Ken, die doodstil bleef zitten. 'Nou, ik bedoelde alleen maar...'
Er leek iets te gebeuren in Kens gezicht. Hij keek nieuwsgierig op naar Nangi, alsof die zojuist van kleur of sekse was veranderd. Zijn blik bleef op Nangi's stok rusten en hij zei: 'Dat heeft moeder mij nooit verteld. Doet het erg pijn?'
Méér had Nangi niet nodig. 'Soms. Op andere momenten is het best uit te houden.'
Ken leek hier enige tijd over na te denken. 'Weet u, ik heb vaak over u gedroomd. Ja, écht waar. Ik verbeeldde me altijd dat ik u haatte, maar vreemd genoeg, nu ik u heb ontmoet, lijk ik die haat niet langer te kunnen oproepen.'
'Daar ben ik blij om. Ik heb je moeder wellicht gekwetst, maar heb nooit opgehouden van haar te houden.'
'Misschien is dat wel zo. U was de tweede man op wie zij gek was en die haar pijn deed. Misschien was dat van jullie allebei niet de bedoeling.'
Hij haalde zijn schouders op. 'Karma, neh, Nangi-san? Mijn moeder riep bepaalde reacties op bij mannen. Die konden er net zomin iets aan doen als zijzelf.' Hij sloot zijn ogen. 'Ze is nog mooi.' Hij keek Nangi weer aan. 'Ik zou u graag iets laten zien.'
Nangi knikte en zij verlieten de bibliotheek, passeerden een trap. Ken opende een smalle deur, die eigenlijk niet in dat huis leek te passen. Het bleek een kleine lift te zijn en Ken drukte op het knopje waarop 3 stond. Toen de lift stopte, opende Ken de deur en ging hem voor door een gang waarin een loper lag, terwijl de muren behangen waren met een patroon van pioenrozen. De gang rook naar olie en staal. 359
Ken opende de deur en rolde zijn stoel naar binnen. Nangi volgde hem. Ze bleken zich in een dojo te bevinden. De ruimte had geen ramen en het licht viel via een daklicht in het midden van het hoge plafond naar binnen. Langs de vier wanden, vanaf de tatami-vloer tot ongeveer op heuphoogte van een man van normale lengte, hing de verbazingwekkendste verzameling messen en zwaarden die Nangi ooit had gezien. Van het grote dai-katana, het traditionele wapen van de samoerai, tot een serie zwaarden van meer normale afmetingen, katana, wakizashi, de lange messen die onder andere werden gebruikt omseppuku, rituele zelfmoord, te plegen; antieke ijzeren oorlogswaaiers met versierde randen die zo scherp als scheermessen waren; manrikigusari, spies-en-kettingwapens; allerlei soorten shuriken, kleine, puntige projectielen die vaak door ninja's werden gebruikt.
Ken zat aan de rand van de tatami. 'Ik denk dat u één exemplaar wel zult kunnen waarderen. Het is afkomstig uit het begin van de zeventiende eeuw.'
Nangi, wetend dat de rolstoel niet over de tatami kon worden gerold, overwoog even Ken te zeggen dat hij er geen belangstelling voor had. Maar hij vermoedde dat Ken dat als gezichtsverlies zou opvatten. Ken draaide op een of andere manier zijn bovenlijf zonder zijn benen te bewegen. Nangi keek gebiologeerd en met afschuw toe terwijl Ken zich uit zijn rolstoel op de tatami liet zakken. Hij begon op een vreemde manier te kruipen, waarbij hij gebruik maakte van zijn machtige schouders en armen. Nangi hinkelde op kousevoeten achter hem aan. Ken bereikte de muur waar een hele rij katana's hingen in scheden van gelakt leer, versierd met zilver. Die diepbruine ogen gingen zijn verzameling langs. Toen haalde hij er een van de muur en langzaam, liefdevol, trok hij het zwaard in het licht. Het staal, zó scherp geslepen dat de rand onzichtbaar leek, golfde toen Ken het bewoog, zodat het niet langer op een vast voorwerp leek, maar op een rivier van licht.
'Het is vreemd,' zei hij. 'Toen ik nog gezond was, dacht ik nooit na over wapens. Pas naderhand gingen ze iets voor mij betekenen.'
Eerbiedig stak hij het zwaard weer in de schede, waarna hij het geheel aan Nangi overhandigde, die het bestudeerde alsof hij curator aan een museum was.
Ken, duidelijk verheugd met zijn belangstelling, zei: 'Ik dacht wel dat u de kunst van de wapensmid zou kunnen waarderen.'
'Zij waren kunstenaars en Zen-filosofen, die oude meesters.' Nangi hief het zwaard op. 'De katana vertegenwoordigt de kunstenaar en de afbeelding, de hogere en de lagere ik, liefde en wilskracht, net zo verschillend als gewoonte en geheugen.' Hij zwaaide het zwaard door de lucht alsof hij een vijand doormidden kliefde.
Kens glimlach gaf hem het uiterlijk van een kleine jongen, in plaats van dat van een man van zo'n veertig jaar. Hij leek eindelijk tevreden gesteld.
'De tijd lijkt hier in huis stil te staan,' zei hij, terwijl hij de katana weer van Nangi overnam. Maar toen hij hem in zijn handen hield, verscheen er een frons boven zijn ogen, alsof hij zich een nare droom herinnerde. 360
'Nangi-san,' zei hij, terwijl hij het hoofd ophief, 'u bent vanwege Seiko Ito hierheen gekomen.'
'Ja, inderdaad.'
Ken knikte. 'Ik maak me zorgen om haar. Zij is een koppige vrouw met, volgens mij, de neiging tot zelfvernietiging.'
Nangi keek van de katana naar Kens knappe gezicht en vroeg: 'Hoe kom je daarbij ?'
'U weet dat zij zich verantwoordelijk voelt voor de dood van haar broer.'
'Daar weet ik niets van.'
'Het is een vreselijk geheim dat zij met zich meedraagt. Hij was zwakbegaafd en woonde bij haar. Ze liet hem alleen in zijn bad terwijl zij met haar vriend, die juist terug was van een reis van drie maanden naar Vietnam, naar bed ging. Haar broer is uitgegleden en verdronken.'
Nangi voelde zich warm worden, alsof Seiko's schaamte de zijne was geworden.
'Dat was zes jaar geleden,' zei Ken, 'en ik geloof niet dat zij nog dezelfde is als vóór dat tijdstip.'
'In welk opzicht is zij volgens jou veranderd?'
Ken haalde zijn schouders op. 'Op zoveel manieren. Ze begon, bijvoorbeeld, met gevaarlijke mensen om te gaan.'
'Hoe bedoel je, gevaarlijk?'
'Mensen die niet deugden. Mensen die alles zouden doen, welke misdaad dan ook zouden plegen om aan geld te komen.'
Nangi stond als aan de grond genageld, terwijl hij het bloed in zijn aderen hoorde zingen. 'Is dat nu nog zo?'