XIII

De vernietigingsprocedure verliep in Auschwitz als volgt: de voor vernietiging bestemde Joden werden zo rustig mogelijk – mannen en vrouwen gescheiden – naar de crematoria geleid. In de uitkleedruimte kregen ze van de daar werkzame gevangenen van het speciale commando in hun eigen taal te horen dat ze hier waren om te douchen en te worden ontluisd, dat ze hun kleren netjes moesten opvouwen en de plek goed moesten onthouden, zodat ze na het ontluizen hun spullen vlug terug konden vinden. De gevangenen van het speciale commando hadden er zelf het grootste belang bij dat de procedure snel, rustig en zonder incidenten verliep. Na zich uitgekleed te hebben gingen de Joden de gaskamer in, die, voorzien van douchekoppen en waterleidingbuizen, echt de indruk van een wasruimte maakte. Eerst kwamen de vrouwen met de kinderen binnen, daarna de mannen, die getalsmatig immers altijd in de minderheid waren. Dat ging bijna altijd heel rustig omdat de angstige en hun lot misschien voorvoelende Joden door de gevangenen van het speciale commando gerust werden gesteld. Ook bleven deze gevangenen en een SS-man tot op het laatst in de kamer.

De deur werd daarna vlug dichtgeschroefd en het gas werd onmiddellijk via de luiken in het plafond van de gaskamer door de gereedstaande ontsmetters in een tot op de vloer doorlopende luchtschacht gegooid. Dat had tot gevolg dat het gas zich onmiddellijk ontwikkelde. Door het kijkgat in de deur was te zien dat degenen die het dichtst bij de plek stonden waar het gas naar binnen was gegooid, onmiddellijk dood neervielen. We kunnen stellen dat ongeveer een derde onmiddellijk dood was. De anderen begonnen te wankelen, te schreeuwen en naar lucht te happen. Het geschreeuw ging echter al spoedig over in gerochel en binnen enkele minuten lag iedereen op de grond. Na hoogstens twintig minuten bewoog er niemand meer.

Een halfuur na het toedienen van het gas werd de deur geopend en de ontluchtingsinstallatie aangezet. Onmiddellijk werd begonnen met het naar buiten trekken van de lijken. Een lichamelijke verandering was niet te zien, geen verkramping en ook geen verkleuring, pas als ze een hele tijd hadden gelegen, dus na een aantal uren, werden op de drukplekken de gebruikelijke lijkvlekken zichtbaar. Ook verontreiniging door uitwerpselen kwam zelden voor. Verwondingen van enigerlei aard werden niet vastgesteld. De gezichten vertoonden geen vertekeningen.

Het speciale commando verwijderde vervolgens de gouden tanden uit de lijken en knipte het haar van de vrouwen af. Daarna werden ze met de lift naar boven gebracht, waar intussen de ovens brandden. Afhankelijk van de lichamen werden er maximaal drie lijken in een ovenkamer gedeponeerd. Ook de duur van de verbranding was afhankelijk van de lichamen. Gemiddeld duurde het twintig minuten.

Tijdens de onafgebroken verbranding viel de as door de roosters en werd meteen verwijderd en fijngestampt. Het meel van de as werd met vrachtauto’s naar de Weichsel gereden en daar in de rivier geschept, waar het onmiddellijk wegdreef en oploste.