De sterkste boeken zijn die die vertrekken van iets echts – een beeld, een voorval, een anekdote – maar het transformeren tot iets wat de oorspronkelijke kiem ver achter zich laat. Bijvoorbeeld – Leo Tolstoj die op een tafel in een station het lijk ziet van een hem onbekende vrouw die zich voor een trein heeft gegooid, en vervolgens Anna Karenina schrijft. Moet schrijven, zelfs, om de oorzaak, het waarom van die zelfmoord te achterhalen. Hij wil begrijpen. Want geen schrijver die met zinloosheid vrede heeft. Onbegrijpelijkheid.
Jongetjes die aanbellen om petunia’s te verkopen. ‘Hebt u kinderen, mevrouw?’ – ‘Ja.’ – ‘Dat dacht ik al. U hebt grijze haren. Mijn moeder zegt dat ze grijs haar van mij krijgt.’ Niet brutaal of zo. Gewoon zakelijk. Een haast wetenschappelijke observatie.
15/1
Gedroomd dat mama en papa een gigantisch huis hadden gekocht. Ik liep er van kamer naar kamer, ontdekte steeds nieuwe kamers, de ene al ruimer dan de andere, en telkens bleek dat iemand anders de kamer had opgeëist, maar dat was geen probleem want er waren kamers zat. Ten slotte vond ik de kamer die de mijne zou worden – het uitzicht viel tegen maar de kamer zelf was prima. Overal in het huis liepen mensen rond, en ook in mijn kamer stond een echtpaar, van wie de vrouw aan het bellen was, maar ik wist dat ze zouden ophoepelen. Wel vroeg ik me af of mama iets geregeld had om het huis te laten leeghalen, want het stond nog propvol met het meubilair van de vorige bewoners, die blijkbaar een uitgesproken voorliefde voor tapijten en gordijnen hadden. Het huis had toebehoord aan de ouders van Miche, die me schouderophalend vertelde dat ze ook niet wist waarom ze het hadden verkocht.
Nabespreking examen toneel 2e jaar studio. Nav een studente die erg zwak had gespeeld zodat het leek of ze niets van het stuk had begrepen: ‘O, maar ze begreep het wel,’ zei de spelbegeleidster. ‘Niemand begreep het zo goed als zij.’ Waarop wij allen concludeerden dat je een stuk erg goed kunt spelen zonder het te begrijpen, maar ook kunt begrijpen en toch slecht spelen. Ik, bijvoorbeeld, zou een stuk perfect kunnen begrijpen zonder het ooit te kunnen spelen.
Er gebeurt niets, absoluut niets.
17/1
Bart woest vanwege mijn vermeende asociale gedrag. Nou ja, vermeend. Was aan tafel naast mensen gedropt met wie ik geen zin had te praten. Zij waren trouwens druk in gesprek met anderen en met elkaar – het was niet zo dat ze zonder mijn bijdrage de maaltijd in stilte moesten nuttigen. ’t Schijnt trouwens gezond te zijn om stilzwijgend te eten. Bart deelde deze visie helaas niet. Noemde mij zelfs ‘onmenselijk’. Enfin – ik weet wel dat ik niet met mijn tafelgenote heb gepraat, maar ik dacht: er komt wel een moment waarop ze het woord echt tot me richt en dan beginnen we te praten. Dat moment is er tot Barts afgrijzen niet gekomen. Heb hem beloofd mijn leven te beteren. Want het gaat van kwaad tot erger. Minder en minder zin om hem te vergezellen op ‘het sociale pad’.
Bart: ‘Betekent dat dan dat wij nergens meer samen kunnen komen?’ – Ik: ‘Ik zal mijn best doen, echt waar. Maar jij moet me daar een beetje bij helpen. Duwtje geven in de goede richting.’
Voelde vooral hoe noodzakelijk hij mij geworden is. En misschien ik ook hem.
Er komt soms zo weinig uit.
19/1
Winternachten Den Haag. Samen met Antjie Krog door Elsbeth Etty geïnterviewd. Ik – voorafgaand aan het gesprek – tegen Elsbeth (nav haar vraag waar ik nu mee bezig was): ‘Begin maart verschijnt er een roman. Weet je, soms beneemt het besef dat Hans Warren er een recensie over zal schrijven me alle lust om ooit nog iets te publiceren.’ Waarop Elsbeth: ‘Hans Warren is dood.’ – Ik: ‘O ja? Echt waar? Maar dat is ontzettend goed nieuws!’ (Mijn god, heb ik dat werkelijk gezegd? Ja, ik heb het zelfs herhaald!)
Connie (Palmen) – die daar ook rondliep – giechelend over Tien voor taal: ‘Wat was jij slecht! Jij kon geen zin maken! En je zo uitsloven! Wat deed jij je best!’ En ze had nog gelijk ook.
Antjie erg lief en warm. ‘Weet je,’ zei ze, ‘dat ik dankzij Herman over de Truth And Reconciliation Commission ben gaan schrijven. Hij zei dat ik het moest doen – in april ’96 in Kaapstad tijdens dat domme schoolreisje naar Oudshoorn waar jij ook bij was. In Zuid-Afrika was daar geen interesse voor, maar hij wilde stukken van me.’ – ‘Je faxte ze,’ zei ik. – ‘Ja. Voor het NWT. Omdat Herman me gevraagd had erover te schrijven. Hij voelde dat ik die behoefte had.’ – Ik (plotseling bleek, trillend): ‘Ja, hij had die gave. Hij gaf ideeën en inspiratie. En hij voelde wat je in je had. Hij was ongewoon gul in dat opzicht. Hij gunde andere schrijvers veel.’
‘Wat vreemd,’ zeg ik tegen de Haagse dagbladverkoopster, ‘dat The Guardian hier 2,70 euro kost en bij ons maar 2,15 euro.’ – ‘Dat komt,’ zegt de vrouw gedecideerd, ‘omdat de euro niet overal evenveel waard is. De Nederlandse euro is 2,20 NLG waard, de Spaanse slechts 1,60 NLG. Wij steunen hun economie. Zo gaat dat in Europa.’ – ‘Dus wanneer je met Nederlandse euro’s een brood koopt, dan betaal je meer dan wanneer dat je dat met Spaanse doet?’ – ‘Precies.’ Maar hoeveel een Belgische euro waard is kan ze me niet vertellen.
Miche bij het zien van een foto van de tempeltjes met bakstenen op Madagaskar: dat bij hen in Mollem ook nog op die manier bakstenen worden gebakken. Dat die eigenaar hard heeft moeten zeuren om zijn vergunning te behouden. De laatste dergelijke oven in België. Kareeloven genaamd, zegt Miche.
22/1
Gisteren lezing voor madammen van Actueel Denken in Aalst. Hard werken om de zaal te ontdooien, maar toen had ik ze ook alle vijfhonderd mee. ‘U bent een monument,’ kwam er eentje na afloop zeggen. ‘U spreekt zelfs als u zwijgt.’ Voelde me blozen. Straks gaan ze mij nog beschermen.
‘U hebt duidelijk erg veel fantasie.’ (interviewster Opzij) Het was als compliment bedoeld maar het klonk als kritiek. Deed me denken aan die beroemde linguïst die jaren geleden op KUB een lezing kwam geven – Lakoff, geloof ik, George Lakoff, maar het kan ook iemand anders zijn geweest. Halverwege zijn betoog vertelde hij dat onderzoek had uitgewezen dat iedereen bij het horen van een bepaalde uitdrukking hetzelfde beeld krijgt. Conclusie: uitdrukkingen verwijzen naar archetypen, en zijn dus niet willekeurig of toevallig maar noodzakelijk. Voorbeeld ‘to kick the bucket’. Of je daarbij een volle dan wel een lege emmer ziet. Iedereen zag een volle, met uitzondering van Hemmerechts, die behulpzaam tekst en uitleg verschafte: ‘Ik zie een omgekeerde emmer waarop iemand staat met een strop om zijn hals. Dan schopt hij de emmer weg. He kicks the bucket.’ Mijn interventie werd niet gewaardeerd. ‘You obviously have a lot of fantasy,’ zei hij afgemeten op die toon die leerkrachten hanteerden wanneer ze je ervan verdachten met een vraag hun gezag te willen ondermijnen. De orde te verstoren. – ‘We hebben hier genoeg van uw fantasiekes gehad! Denkt ge daar nu echt origineel mee te zijn? U te doen opvallen?’ Want dat is iets eigenaardigs, fantasie, hoe je dat als kind hebt en mag hebben, maar daarna komt het ernstige werk en wordt fantasie iets voor je vrije tijd. Iets waar je je eigenlijk over hoort te schamen. Een afwijking. ‘Waar haalt ge ’t allemaal vandaan?’ zeggen mensen soms als ze een boek van mij gelezen hebben. ‘Dat begrijp ik niet, waar gij dat allemaal vandaan haalt.’ En ook dat is nooit als compliment bedoeld. Mensen voor wie alleen bestaat wat ze met hun ogen zien en met hun oren horen. Als je ’t mij vraagt, is dat de afwijking.
Ik was al ver zwanger van Rob toen die Lakoff trots met zijn verhaal over archetypische uitdrukkingen uitpakte – hij had het ook over ‘spilling the beans’, maar wat je daarbij verondersteld werd te zien herinner ik me niet. Buik of geen buik, een man haalde het tijdens die studiedag in zijn hoofd om verliefd op mij te worden. Misschien had die ook te veel fantasie. Maar Steve was woest toen ik het hem vertelde. Ziedend zelfs. Want ik zou het wel hebben uitgelokt. Met zo’n buik zeker.
Die interviewster van Opzij had moeite met het feit dat Karen nog kan denken, hoewel ze eigenlijk al dood is. Moest me beheersen om niet te zeggen: U hebt zeker nog nooit een Zuid-Amerikaanse roman gelezen?
23/1
Mailtje papa. Dat mama gisteren met de bus naar Kortenberg is geweest en dolgelukkig is thuisgekomen. Maw, het was een prettig bezoek aan Veerle. Nochtans laat het beeld mij niet los. Mama die eerst de bus naar Brussel-Noord neemt, dan de bus naar Kortenberg om Veerle voor de zoveelste keer te bezoeken.
Telefoontje van een zekere Ingeborg Deblende. Of er een plek is waar ik bijzonder veel van hou. En of zij mij daar dan over mag interviewen. Zelf heeft ze zo’n magische plek, ergens in Andalusië. Voelde me – zoals vaak in interviews – de slechte student die op een mondeling examen met haar mond vol tanden staat. Magische plek, magische plek. Als ik het werkelijk over één bepaalde plek zou moeten hebben, dan zou ik zeggen: dit huis.
‘Je klinkt vermoeid,’ zegt Leon tegen mij aan de telefoon, en ik durf hem niet te zeggen dat ik gewoon niet graag telefoneer. Telefoneren moet kort en krachtig. En functioneel. Niet keuvelend. Ben hoe dan ook geen keuvelaar.
Telefoontje van Het Nieuwsblad. Wat ik vond van al die babes die hun borsten laten vergroten. Want ik had ooit naakt geposeerd om een gewone vrouw te laten zien, en nu dacht hij dat ik tegengas zou kunnen geven. Hij zei net niet: want u hebt kleine tieten. Ik zei net niet: maar ik ben helemaal geen gewone vrouw. Wat ik zei was: ‘In alle eerlijkheid moeten ze doen wat ze niet kunnen laten. Zolang ze mij maar niet dwingen om zo’n operatie te ondergaan.’
Een zekere Gourmont in The Guardian geciteerd over het kunstenaarschap. ‘The artist “se transvasait goutte à goutte” (decanted himself drop by drop)’. De kunstenaar die zichzelf druppelsgewijs leeggiet. I like that.
Ann Soen en ik die met elkaar nooit een woord wisselen over het weduwe zijn, het weduwe zijn van een geliefd iemand, iemand die niet alleen een vrouw en familie maar ook vele vrienden verweesd achterlaat – net zoals ik met mijn oma nooit praatte over het verlies van haar en mijn zoontjes. Alsof je wilt dat jouw ervaring uniek is; alsof je niet verdraagt dat iemand anders precies hetzelfde heeft meegemaakt.
A widow too many – het zinnetje dat altijd door mijn hoofd speelt als Ann en ik ergens samen aan tafel zitten.
Daarnet een vrouw uit Strombeek ontmoet die zei dat zij en ik dikwijls samen in de tram hadden gezeten, ’s morgens onderweg naar school. ‘Maar ik ging te voet naar school.’ – ‘Dan zal het je zus zijn geweest.’ – ‘Die ging ook te voet naar school.’
Met de regelmaat van een klok ontmoet ik mensen die beweren aan mij les te hebben gegeven of bij mij in de klas te hebben gezeten, maar dan op scholen waar ik nooit een voet heb gezet.
En dat dat soms zo moeilijk is, liefde. Dat het een last kan zijn waarvan je bevrijd wilt zijn, zelfs al gaat het goed.
25/1
In mijn droom vannacht gaf ik een groot feest in het huis van mijn ouders. Rond zeven uur kwamen de gasten. Ze zaten in groepjes aan tafel met hun rug naar mij gekeerd zodat ik hen niet goed kon zien. Tot mijn afgrijzen stapte iedereen rond halfnegen op. Nee, zei mijn moeder, het was geen succes. Over haar arm lagen lappen rauw vlees: eten dat niet was opgegeten.
Meer en meer bij Bart last van wat me ook bij Herman plaagde: een onvermogen hem te bereiken. Ik heb hem en ik heb hem niet. Het vechten tegen de onvermijdelijke grens die ons van elkaar scheidt. Of muur. En dus wild verlangen en frustratie. En verwarring bij Bart die niets van mijn heftigheid en boosheid begrijpt. Maar ik begrijp die zelf ook dikwijls niet. Goddank is Bart ‘a rock’.
26/1
Biografie over Vivienne Eliot eindelijk uitgelezen – de eerste mevrouw Eliot. Van de eerste tot de laatste bladzijde aan Veerle gedacht. Dezelfde manier om zich volstrekt onmogelijk te maken, maar ook dezelfde onvoorwaardelijke trouw en gouden eerlijkheid. En voor de zoveelste keer gedacht dat ik haar verhaal zou moeten schrijven. Niet het verhaal over mijn jeugd met haar, maar háár verhaal. Maar misschien is het al geschreven. In deze biografie.
27/1
Casteleintje giechelde haast toen hij eindelijk begreep wat ik bedoelde als ik zei dat liefde en verliefdheid zo’n last kunnen zijn. Dat ik hem kan vervloeken omdat ik van hem hou, naar hem verlang en dus ook afhankelijk van hem ben. En dat ik er dus soms naar verlang om van die liefde, die afhankelijkheid verlost te zijn. ‘Zot wuf,’ zei hij. Lieve lieve Bart.
28/1
Kathy die zegt dat Barnabé heeft aangeboden om een nieuwe draadloze telefoon te kopen. Want met de telefoon die we hebben kun je alleen nog zelf bellen maar niet meer gebeld worden. Maar waarom zou Barnabé een nieuwe kopen? – Nou, zegt Kathy, mag ík dan een nieuwe kopen? – Misschien kan Bart hem maken, zegt zuinigelaten-we-niets-weggooien-wat-we-misschien-nog-kunnen-gebruiken-moeder. En wat later Bart die de koptelefoon waaronder Herman altijd naar muziek zat te luisteren en die toen al maar aan één kant werkte, repareert. Maar met de draadloze telefoon weet ook hij geen raad.
29/1
‘Ik schaam me zo.’ (Jacqueline over haar echtscheiding en de verkoop van haar huis. Over dat onmogelijk grote bord met Te Koop in haar voortuin.) En al hoeft ze zich uiteraard nergens over te schamen, ik begrijp haar wel. Zich schamen om onder de mensen te komen. Om toe te geven: ja, ik kon mijn man niet houden. Hij is weg.
Bush en Rumsfeld weigeren de gevangengenomen Taliban-soldaten als krijgsgevangenen te erkennen. Het zijn geen ‘prisoners of war’ maar wel ‘illegal combatants’. Waaruit wij dus mogen concluderen dat elke oorlogsdaad tegen de VS ‘illegal’ is.
Bart die zich aan mijn manier van denken ergert, een hardop aftasten van ideeën en mogelijkheden, een uitproberen van theorieën en oplaten van ballonnetjes die nog geen uur later kunnen worden doorgeprikt. Blijkbaar spreekt hij zich pas uit als zijn besluit vaststaat. Maar hoe kan een visie ooit vaststaan? Panta rei. Alles beweegt. Vloeit. Vervloeit.
Op het parkeerterrein bij de Singel bijna tegen een andere auto gereden; gezien dat de bijna-botsing een getuige had, een sjofele jongen met donkere huid; gedacht dat indien ik tegen die auto was geknald en vervolgens vluchtmisdrijf had gepleegd, niemand hém zou hebben geloofd. Indien hij zich al de moeite zou hebben getroost om te gaan getuigen.
30/1
Franks kritiek op mijn tekst over de Vivienne-biografie: dat ik van haar en van haar man personages heb gemaakt. Maar zij zijn natuurlijk allang personages geworden – in de film Tom en Viv, bijvoorbeeld. En in de vele biografische geschriften over hen. Zou het mogelijk zijn om over iemand te schrijven zonder van hem of haar een personage te maken?
31/1
Gedichtendag Rotterdam. Hugo moe en sukkelachtig. Lief als altijd, maar op een afwezige, gehaaste manier. Eerder iemand die zich lieve gebaren herinnert en ze imiteert. O ja, lief zijn. Hoe deed je dat ook weer? Hij leest voor met de helft van zijn oude stemvolume maar met dezelfde meeslepende kracht. Goddank blijven de gedichten knap, de thema’s vertrouwd. (‘En zij die ’s nachts in bed knabbelt en sabbelt aan haar bruidsjurk van twintig jaar geleden? Kan zij onbewezen blijven zoals poëzie?’)
Leon las mooi, maar zag er ook al slecht uit. Très Herman, zijn winnende gedicht. Niet weten wat te moeten met dit leven, maar als de dood voor de dood.
Komrij grappig bij presentatie van het eerste nummer van Awater. ‘Poëzie is nou ook weer geen epidemische ziekte die absoluut verspreid moet worden.’ Heb hem eindelijk aangesproken over ‘het misverstand’. Dat ik hem geen rouwkaart zou hebben gestuurd na Hermans dood omdat ik hem ervan verdacht de man achter het pseudoniem Patrick Demompere te zijn. Zo had hij ooit in een interview met Humo beweerd. Het ene heeft niets met het andere te maken, zei ik. Jouw adres zal niet in Hermans adresboek hebben gestaan. Nou ja, zei hij, maar al die andere mensen die in Lissabon waren hadden wel een kaart gekregen, terwijl hij bij de zaak erg betrokken was geweest omdat hij Portugees spreekt. Kreeg niet de kans om de verwarring en chaos na zo’n plotseling overlijden te schetsen. En dat we ons echt niet met het opstellen van een zwarte lijst hadden beziggehouden. We hebben een advertentie geplaatst waarin iedereen van harte werd uitgenodigd om de begrafenis bij te wonen, zei ik. – Nou ja, zei hij, een advertentie. Enfin, hij gaf me drie kussen. Zoenen ter verzoening. Ik zei ook: ‘Die Demompere-geschiedenis heb ik nou echt wel achter me gelaten.’
Vlamingen hebben het over een doodsbrief; Nederlanders over een rouwkaart.
1/2
Iedereen wordt oud. Of klinkt het.
2/2
Dikwijls als ik mezelf als afzender op een omslag vermeld de neiging om mijn eerste adres op te geven, het adres dat nu zelfs niet meer dat van mijn ouders is.
‘Jij bent wel erg streng voor jezelf.’ (Bart als ik gisteren rond kwart voor elf eindelijk bij hem kom zitten en hem vertel dat ik tot twee minuten terug aan mijn tekst voor VN over het huwelijk van Alexander en Máxima heb zitten prutsen.) Sta even met mijn mond vol tanden. Heb alleen nog maar gehoord dat ik veeleisend voor anderen ben maar misschien ben ik dat in de eerste plaats voor mezelf.
Akelige, vermoeiende droom. Moest examen afleggen – Engelse taalkunde voor de verandering – maar kon nergens de vragen vinden. Die stonden tussen drukke reclameboodschappen in een brochure. Algauw bleek dat ik met het verkeerde boekje werkte én dat ik het aantal opgaven ernstig had onderschat. Een assistent kwam kijken wat ik ervan bakte, en samen met hem begreep ik dat ik niet zou slagen en bijgevolg zou moeten herkansen. Daar kon ik me mee verzoenen want ik had me in alle eerlijkheid voor dit examen volstrekt niet voorbereid. Ik sloeg het boekje met vragen en reclame dicht, en zag hoe met witloof gevulde hamrolletjes naar buiten werden geperst.
Ongeveer op het moment dat Bart en ik de trap op gingen om te gaan slapen, kwam Tomas thuis. Huwelijk andermaal in het slop, en dus hebben hij en Vera besloten dat het beter is even afstand te houden. Later, als Bart al slaapt, luister ik naar Tomas’ stap op de trap, vraag me af of ik die zou hebben herkend als ik niet had geweten dat hij het was. Probeerde in gedachten te verhuizen naar mijn ‘oude’ slaapkamer, de kamer waar Kathy nu slaapt maar die vroeger van Herman en mij was. Daar liggend heb ik ontelbare keren Tom horen thuiskomen, maar zijn stap was veel zwaarder toen. Bruter, hoekiger, ongeduriger. Meer een soldaat die door de trappenhal marcheerde.
Merk hoe ik langzaam van dit dagboek genees. Nog elf dagen. Tot 15/2 had ik me voorgenomen en dat blijkt nu te zijn: tot na mijn bezoek aan Veerle. Dat zal de weg zijn die ik in dit dagboek afleg: de weg naar haar; de weg die van mijn egoïsme en pijn naar haar pijn voert. Of gewoon de weg van zus naar zus.
En misschien genees ik langzaam van al het schrijven – daarnet bij Heddy op visite geweest en beseft dat het me weinig uitmaakt of we nou samen een film maken of niet; of ik dus dat scenario schrijf of niet. Het was goed om met haar te praten – te luisteren naar haar gedetailleerde vertellen maar ook de weldaad te ondergaan van haar geconcentreerde gehoor. Haar aandachtige oor. En toen waren we het plotseling heftig oneens over Gloed, dat zij zo’n schitterend boek vond en dat ik met grote moeite heb uitgelezen. Zo bleken wij ondanks alles twee erg verschillende mensen te zijn. En zo hoort het ook.
(Maar omdat ik dus een vat vol tegenstrijdigheden ben, zit ik nu – nauwelijks drie uur later – te denken aan hoe ik dat scenario zou aanpakken.)
Altijd als ik een boek af heb, denk ik: Nu kan ik sterven. Maar dan begin ik aan een nieuw boek.
5/2
‘Als een mens hard valt, valt hij buiten de taal.’ (Christa/Anna Enquist in NRC 1.2.02) Verder grote woede en agressie, en volstrekte ontroostbaarheid. ‘Is er iets waaruit u troost kunt putten?’ – ‘Nee, er zijn hoogstens dingen die ik verdraag. Muziek, bijvoorbeeld.’ Zeer herkenbaar, allemaal. En ook: ‘Zolang ik nog heftig verdriet heb, onderhoud ik naar mijn gevoel contact met Margit. Het is een manier van haar onder de levenden te houden.’
6/2
Heimwee naar Herman, heimwee naar Steve, heimwee naar Engeland, dom dom heimwee, want in Engeland heimwee naar België en in België heimwee naar Engeland. Ik ben de heimweevrouw, madame nostalgie, lady homesickness.
Maar van doodsangst heb ik dan weer bijzonder weinig last. Vond het altijd zelfs bizar hoe Herman door zijn sterfelijkheid geobsedeerd werd, er al op zijn twintigste gedichten over schreef – schone gedichten, dat wel. Een beetje contradictorisch ook want hij deed er alles aan om zijn sterfelijkheid maximale slaagkansen te geven. En die werden dan ook benut. Zou het abnormaal zijn om je zo weinig aan je sterfelijkheid gelegen te laten liggen?
The only thing that can redeem a woman is the unconditional support for and loyalty towards a man, be it a father, her sons(s), her husband, her lover. Neem bijvoorbeeld Madonna: nu ze getrouwd is en voor de tweede keer moeder, zijn al haar zonden haar vergeven…
7/2
‘We zijn niet in een roman van u, Kristien. We zijn in de realiteit.’ (Vera in een moeizaam telefoongesprek over haar scheiding van Tomas.)
‘Ge zult u wel eens wat meer bij mama en papa moeten laten zien als ge iets wilt erven.’ (mijn broertje in een kregelige bui)
‘Het zal je ook maar overkomen dat je dat talent hebt.’ (een student bij het lezen van gedichten van Leonard Nolens)
‘Ik wandel en ik kom dingen tegen.’ (Josse De Pauw in Zone 03)
‘Jij bent een ongeslepen diamant.’ (Bart)
Gisteren naar Tomas zitten staren. Vader in zoon gezien. Alleen de mond en de lippen zijn radicaal anders.
Napels Revisted. Mailtje van papa om mij te herinneren aan de bewogen nacht in 1971 toen een windhoos over het kampeerterrein raasde en ongeveer alle tenten platlegde met uitzondering van de onze. Mailtje van Steve om mij te herinneren aan de pizzakramen in Napels waar wij zomer 1978 voor geen geld pizza’s kochten. Mailtjes om mijn geheugen te sturen. Bij te sturen.
Koop VN op de luchthaven. Mijn stuk over Máxima en Alexander op de cover aangekondigd. Glunder, glunder.
10/2
Vermicelli vongole gegeten bij Bellini – in de reisgids niet onterecht een klassieker genoemd, al zaten er erg foute Duitsers die uit een bad Deutschmark en euro’s gerezen leken en aan de tafel naast de onze neergezet. Maar misschien ben ik niet minder snobistisch want ik vond dat Kathy geen dag langer kon leven zonder vongole te hebben geproefd – zeker in het licht van haar vrijage met een telg uit de Italië-minnende Adriaensfamilie. Onderweg naar Bellini op de Via dei Tribunali om de haverklap door Vespa’s en motorfietsen net niet aangereden. Steenoude straat met ook in het kleinste pand winkeltjes of bedrijfjes, waar al sinds de Romeinen handel lijkt te worden gedreven. Opvallend veel zaken waar je katholieke rekwisieten kunt kopen: kruisbeelden, kaarsen, Mariabeelden, missalen, kelken, monstransen, kazuifels, stolen, wierookvaten, patenen.
Vesuvius in dichte mist beklommen; guur en onherbergzaam; een krater vol watten; wolken die over de weg kuieren. Kathy raapte verrukt stenen op, slaakte opgewonden kreetjes omdat de kristallen zo prachtig waren afgetekend. Familietraditie voortgezet: mijn moeder sprokkelde potscherven en mozaïeksteentjes, mijn dochter verzamelt stenen tout court. En allebei kunnen ze bij elk steentje – hoe onooglijk ook – een heel verhaal vertellen.
Daarna met de Circumvesuviano naar Pompeï – vooral genoten van het lupanarium of bordeel. Aan Kathy verteld dat toen ik met mijn ouders hier was, de afbeeldingen van Priapus met een of meerdere gigantische fallussen achter slot en grendel werden gehouden, terwijl nu iedereen ze mag zien. Kathy: ‘Mij intrigeert op welk moment de beslissing is genomen om die fresco’s onbedekt te laten. Op een bepaald ogenblik moet een langzame mentaliteitsverandering in een daad omgezet worden. Een beleid.’ En ik glimlach omdat dat het soort dingen is dat ik mij ook afvraag.
11/2
Zalige dag. Eerst Solfatare – kokende modder die blubblub zegt en zwavelwalmen die opstijgen; daarna ferry naar Capri. Tochtje met boot naar grotten en stalactieten, wandeling over het eiland en ons eerste ijsje van de reis. Terug in Napels te voet door de oude wijk, chaos van winkeltjes en kerken, de ene al groter dan de andere. Het oude Napels ziet eruit alsof God het er vanaf zijn wolk kerken heeft laten regenen. Aangestoken door het katholieke elan koopt Kat een zilveren mini-wijwatervat. (En waar in huis moet je zoiets hangen? En waar kun je wijwater krijgen?) Zelf hard tegen de verleiding moeten vechten om een Mariabeeld te kopen met een kitscherige krans lichtjes om haar hoofd. Tussendoor beseft hoe ik in mijn jeugd kilo’s en kilo’s cultuur in mijn schoot geworpen heb gekregen. En hoe handig dat is.
Kat voortdurend belaagd door obers. Zoals altijd in Italië.
Italianen behandelen euro’s als lires: alsof het geen geld is.
‘Hitler,’ zegt de taxichauffeur, ‘heeft tegen de joden moeten vechten omdat ze alles van de Duitsers en de Oostenrijkers afpakten.’ De man komt uit Jordanië en ontvouwt ongevraagd zijn visie op de wereldgeschiedenis. Hij heeft ons horen praten en denkt dat we uit Duitsland komen. Vandaar. ‘Alles was van de joden; de Duitsers werkten als slaven in hun fabrieken. En dus heeft hij ze gedood. Hij moest iets doen om Duitsland te redden. Helaas hebben de rijke joden op tijd kunnen vluchten. Hij heeft alleen de kleintjes vermoord. Dat is het probleem. Amerika steunt de joden omdat ze voor hen de atoombom hebben gemaakt. De joden waren spionnen voor Engeland, Rusland én Amerika. Wat kon Hitler doen? Hij moest zijn land verdedigen. Hij had geen keuze.’
12/2
Napels maakt zich klaar voor carnaval. Overal kinderen, verkleed als prinses of clown of astronaut of wat dan ook. Confetti en baldadigheid. Chaos en drukte nog een tikkeltje uitbundiger dan anders. Maar wat een zalige stad, althans voor de toerist. Vanmorgen de funicolare ontdekt. Beseft dat wij ons hier hebben verplaatst te voet, per taxi, met de tram, de bus, de trein, de metro, de funicolare én de ferry!
13/2
Als hij zijn vinger in haar kut steekt, spuiten haar borsten goud.
Alles altijd in cirkels. Tomas die hier nu opnieuw woont tot Vera een appartement heeft gevonden en hij weer in zijn eigen huis kan trekken. Opnieuw zijn stap op de trap en in de gang; opnieuw het briesende geluid aan de ontbijttafel: Tomas die zijn neus snuit.
De fysieke weldaad van mijn werkkamer en werktafel terug te vinden na vier dagen vrijwillige ballingschap.
Merkwaardige telefoon journalist van Telefacts. Dat ze een aflevering aan Viacrème gaan wijden want Vlaanderen loopt er storm voor. En nu willen ze een aantal vrouwen een staaltje Viacrème bezorgen om vervolgens hun ervaringen en bevindingen te peilen. Ik: ‘Ik denk dat ik dat liever privé hou.’ Hij herhaalt zijn verzoek. Ik herhaal mijn antwoord.
Zo meteen komt Vera Tomas ophalen om voor de eerste keer te gaan scheiden. Om bij de notaris te verschijnen, zoals dat officieel heet. Valentijnsdag: ze weten hun dagen te kiezen. Herinner me haarscherp onze eerste keer: Steve kwam me ophalen op de universiteit – hij had de auto net zoals Vera nu de auto heeft – en leek haast net zo opgewonden als toen we gingen trouwen.
Daarnet journalist van Het Nieuwsblad over de vloer om me over Donderdagmiddag. Halfvier. te interviewen. Alleen bleek zowat meteen dat hij het boek niet had gelezen. Wat hem betrof was dat geen probleem. Ik moest maar vertellen, hij zou wel opschrijven. Ik kreeg er geen half woord uit. Wat moest ik in ’s hemelsnaam vertellen? Ik zei: ‘Sorry ik kan dit niet. U zult me wel een lastige vinden.’ – ‘O,’ zei hij, ‘ik heb altijd geweten dat jij lastig was.’ Dat heet dan ‘adding insult to injury’.
Vanavond eindelijk Veerle opgezocht. Veerle erg lief en aardig. Vooral blij dat ik er was. Achteraf bij Steve langs geweest. Terugnaar-vroeger-avond. Achterwaarts geleefd.
15/2
Veerle die over haar medepatiënten klaagt omdat ze altijd maar over hun problemen zagen. Die opnieuw stout Veerleke is als ze over het café vertelt waar ze dikwijls een cola light gaat drinken en waar ze iedereen kent en iedereen haar kent. En dat het daar plezant is, ‘maar niet aan mama vertellen, Kiki. Zweer dat je het niet aan mama zult vertellen’. Ik zweer het en schrijf dus ook hier niet wat ik niet aan mama mag vertellen.
Iets van mijn oude liefde voor haar sijpelt terug in mijn hart; de steen die ik ervan had gemaakt smelt – want stenen kunnen smelten, denk ik van Kathy te hebben geleerd – en ik kan opnieuw met een glimlach denken: zus, mijn zus. Ze doet geen pijn meer, die liefde. Het is een oude, wijze liefde. Liefde die zelf niets in ruil hoeft te krijgen.
‘Hoeveel weegt gij nu, Kiki? Iemand had u op teevee gezien en gezegd dat gij verdikt waart, maar gij zijt niet verdikt, ik heb eerder de indruk dat ge vermagerd zijt.’
‘Is dat een trouwring die ge draagt? Nee? Maar gaat ge met Bart trouwen? ’t Schijnt dat dat ne schone jongen is. Maar zijt ge niet bang voor als gij zestig zijt en hij vijftig, zijt ge daar niet bang voor?’
‘Ik drink al jaren niet meer, want ik en alcohol, olala…’
‘En hoe is het met Katrientje?’
‘Ze zeggen dat ge kunt zien dat wij zussen zijn. Vindt gij dat wij op elkaar gelijken?’
‘Ja, Veerle, dat kunt ge zien.’
Veerle die mij op de hoek van de straat in de kou staat op te wachten. Die breed lacht als ze mij ziet. Tien over acht. Ik had beloofd er om acht uur te zijn. Maar ze verwijt mij niets. De hele avond komt er geen enkel verwijt over haar lippen.
Bizarre verwarring op vernissage foto’s Patrick de Spiegelaere in Zwarte Panter. In mijn ijle hoofd waren Patrick en Stephan Vanfleteren tot één persoon versmolten. Dus informeerde ik bij Patrick naar de tweeling die Stephan onlangs heeft gekregen, en herinnerde ik hem aan een factuur die Stephan mij nog altijd moet sturen. Patrick werd door te veel mensen aangesproken om lang bij dit alles stil te staan, maar Bart achtte de tijd rijp om mij naar een asiel te brengen. Voor honden of zo.
Kus gekregen van Raymond. Dat maakte veel goed. Alles zelfs.