27
Om een paar minuten voor zeven kom ik op het politiebureau aan. Mona zit bij de telefooncentrale een appel te eten, met haar voeten op het bureau en haar gebruikelijke leesvoer ernaast.
‘Hoi, Chief.’ Ze zet haar voeten op de grond. Haar ogen worden iets groter als ze naar me kijkt. ‘Zware nacht gehad?’
Ik heb niet veel geslapen na Tomasetti’s vertrek, en ik vraag me af of ik er net zo brak uitzie als ik me voel. ‘Niet zo zwaar dat een kopje van wat je daar ook aan het brouwen bent me er niet overheen kan helpen.’
‘Het is kaneel-hazelnoot.’ Ze overhandigt me een paar notities. ‘Doc Coblentz kan waarschijnlijk pas halverwege de ochtend met de autopsie beginnen.’
Dat komt me goed uit. Nu ik zeker weet dat Daniel Lapp niet de moordenaar is, wil ik deze ochtend bekijken of de dader verhuisd zou kunnen zijn.
‘Volgens de weerman krijgen we nog meer sneeuw,’ zegt ze.
‘Dat zegt hij al een week.’
‘Ik geloof dat hij deze keer gelijk heeft.’
Op weg naar mijn kantoor neem ik een kop koffie mee. Ik kruip achter mijn bureau en pak het dossier van de Slachthuismoordenaar, plus een nieuwe blocnote. Terwijl mijn computer opstart, toets ik Skids mobiele nummer in. ‘Heeft drc nog iemand opgeleverd, behalve Starkey?’
‘Hij was de enige.’
‘Heb je ziekenhuizen gecontroleerd?’ vraag ik. ‘Instellingen?’
‘Ik ben alles nagegaan, Chief. Sorry.’
‘Het was een poging waard.’
‘Hebt u nog nieuws?’
‘Ik ben ermee bezig. Ik zie je zo.’
Ik hang op en googel een paar minuten op verhuisbedrijven binnen een actieradius van vijfenveertig kilometer van Painters Mill. Er is er niet één met een adres in Painters Mill, maar ik vind een website van een verhuisbedrijf in Millersburg, waar ze aanhangers en bestelauto’s verhuren. Ik pak de blocnote en noteer de gegevens. Ik weet dat mijn zoektocht niet veel kans heeft, maar iets anders heb ik niet. Ik toets het nummer van Great Midwest Movers in, waar ik, na in de wacht te zijn gezet, word doorgeschakeld.
‘U spreekt met Jerry Golan, wat kan ik voor u doen?’
Ik stel me voor en kom meteen ter zake. ‘Ik ben bezig aan een zaak en daarvoor heb ik de namen nodig van mensen die tussen 1993 en 1995 uit deze streek verhuisd zijn. Hebben jullie die gegevens nog?’
‘Gaat het over die moorden die er gepleegd worden?’
‘Ik kan er verder niets over zeggen.’ Ik demp mijn stem. ‘Maar onder ons gezegd en gezwegen: er zou een verband kunnen bestaan. Ik zou het op prijs stellen als dit tussen ons blijft.’
‘Ik zwijg als het graf.’ Hij dempt op een samenzweerderige manier zijn stem, en ik hoor aan de andere kant van de lijn getik op een toetsenbord. ‘Het goede nieuws is dat we al onze gegevens nog hebben sinds we hier in 1989 zijn begonnen. Het slechte nieuws is dat ze overal staan. In 2004 zijn we verhuisd. Alles zit in dozen. Een deel ervan is ergens opgeslagen en een ander deel staat hier op kantoor.’
‘Het enige wat ik nodig heb, zijn de namen en contactgegevens.’
Ik hoor hem fluiten. ‘Dat kan even duren.’
‘Kan er niet wat spoed achter gezet worden voor de commissaris van politie?’
‘Tja, jeetje, ik zou misschien een uitzendkracht kunnen aannemen.’
‘Zou het helpen als ik zeg dat jullie de rekening naar mij kunnen sturen?’
Een stuk opgewekter zegt hij: ‘Ja, mevrouw. Dat zou zeker helpen.’
Er is geen budget voor een uitzendkracht, maar ik zorg wel dat het op de een of andere manier geregeld wordt. Nadat ik heb opgehangen ga ik naar de website van Coshocton County. Ik werk me eerst door een paar pagina’s heen voordat ik vind waar ik naar op zoek ben. Op de site staan gegevens over onroerende goederen en overdrachten. Ik klik op Verder Zoeken . ‘Bingo,’ zeg ik zachtjes als ik zie waar ik naar op zoek ben.
Helaas gaat de databank niet verder dan tien jaar terug. Ik klik op Contact en mail of ze me een lijst kunnen sturen van verkoopgegevens in deze streek tussen 1 januari 1993 en 31 december 1995.
Vervolgens ga ik naar de website van Holmes County. Ik constateer vergenoegd dat de site een ‘verkoop-zoekfunctie’ heeft die is ingedeeld op district. Er zijn tientallen districten, onderverdeeld in stad en dorp.
Mijn telefoon gaat. Ik zie Glocks mobiele nummer op de display en neem op. ‘Hoi.’
‘Er is iets gaande,’ valt hij meteen met de deur in huis. ‘Auggie Brock belde zojuist en vroeg me of hij me kon spreken op het bureau. Hij zei dat het dringend was.’
‘Wat?’ Ik word overvallen door ongerustheid. ‘Zei hij ook waar het over ging?’
‘Nee, maar ik dacht dat u het wel zou willen weten. Ik ben onderweg.’
Hij heeft de verbinding verbroken.
Verontrust staar ik naar de telefoon. Ik schrik op als hij weer gaat. Mona’s nummer komt in beeld en ik neem op. ‘Auggie en zijn gevolg zijn zojuist binnengekomen,’ fluistert ze. ‘Ze komen uw kant op.’
Als ik opkijk zie ik Auggie Brock voor mijn deur staan. Ik hang op. Achter Auggie zie ik Janine Fourman. Ik krijg een onaangenaam gevoel wanneer ik zie dat Detrick en John Tomasetti de achterhoede vormen.
Mijn hartslag neemt toe. ‘Wat is er aan de hand?’
Niemand zegt iets. Eerst denk ik dat er weer een moord is gepleegd. Dan dringt ineens als een vuistslag de waarheid tot me door. John heeft hen ingelicht over Lapp. Over wat ik heb gedaan. Ze komen me ontslaan. Misschien zelfs arresteren. Ik voel me verlamd van angst. Van schaamte en een pijnlijk gevoel van verraad. Van de wetenschap dat ik zwaar in de problemen zit.
Ik kijk naar John. Hij kijkt met de kille blik van een politieman terug. Klootzak, denk ik. Klootzak!
‘We willen even met je praten,’ begint Auggie.
Ik sta op, mijn ongerustheid gaat over in ongeremde, onstuitbare paniek. ‘Wat is er aan de hand?’
Auggie schraapt zijn keel. ‘Chief Burkholder, uw dienstbetrekking bij Painters Mill wordt met onmiddellijke ingang beëindigd.’
Ik voel me alsof ik word getaserd. Ik staar hem aan. Ik staar hem sprakeloos aan, mijn hoofd tolt. ‘Op welke gronden?’
Vol ongeduld zegt Janine: ‘We hebben een klacht gekregen over de manier waarop u het onderzoek naar deze moorden leidt.’
‘Een klacht? Van wie?’ Maar ik weet het antwoord al.
‘Op dit moment doen namen er niet toe,’ zegt ze.
‘Dat geloof ik best.’ Ik kijk naar John. Hij kijkt zonder blikken of blozen terug, en ik vraag me af of hij dit al wist en me er niets van heeft verteld. Ik richt me tot de burgemeester. ‘U kunt beter van wal steken.’
‘We hebben vanochtend een vergadering achter gesloten deuren gehad,’ zegt Auggie.
‘Wie?’
Hij gebaart naar de groep. ‘Wij allemaal. Daarin is het besluit genomen.’
Ik zie Glock achter John staan en krijg het gevoel dat het mes steeds een stukje dieper in me wordt gestoken. Wist hij hiervan?
Janine Fourman kijkt naar me als een moeder naar een kind dat zich misdraagt. ‘Dit is niet persoonlijk bedoeld, Kate. We handelen in het belang van Painters Mill.’
Auggie haalt een vel papier tevoorschijn en reikt het me aan. ‘Je bent om gegronde redenen van je plicht ontslagen. Volgens het oordeel van de raad heb je deze zaak door gebrek aan ervaring niet op de juiste manier aangepakt.’
Ik val hem in de rede. ‘Gebrek aan ervaring?’
Auggie negeert mijn vraag en vervolgt: ‘Deze bevinding is gebaseerd op het feit dat je niet om assistentie heb gevraagd van andere politiediensten, met name van de fbi, het bci en het bureau van de sheriff in Holmes County. Er is een officiële klacht ingediend. Die hebben we serieus onderzocht. De raad heeft unaniem besloten dat je je ambt moet neerleggen totdat alle feiten bekend zijn. Tot die tijd zal sheriff Detrick de leiding overnemen.’
Ik voel opluchting wanneer ik constateer dat er geen stoffelijke resten ter sprake zijn gebracht. ‘Het lijkt wel alsof je de hele nacht bent opgebleven om dit uit je hoofd te leren, Auggie.’
Hij heeft het lef om te blozen. ‘Dit is geen aantijging tegen jou, maar tegen je gebrek aan ervaring en de moeilijke omstandigheden waaronder deze moorden hebben plaatsgevonden.’
‘Ik doe alles wat menselijkerwijs gesproken mogelijk is om deze zaak op te lossen.’ Ik vind het vreselijk dat er wanhoop in mijn stem klinkt. ‘We werken er praktisch dag en nacht aan.’
Janine trekt een grimas; het eerste vertoon van niets anders dan zelfingenomenheid. ‘We weten dat je hard hebt gewerkt. We weten dat je betrokken bent. Daaraan wordt niet getwijfeld. Het gaat er alleen om dat we het gevoel hebben dat jij niet over de erváring beschikt om een zaak van een dergelijke omvang aan te kunnen.’
‘Niet doen,’ zeg ik tegen Auggie.
De burgemeester wendt zijn blik af. ‘Het besluit staat vast.’
Ik kijk hen stuk voor stuk aan, maar ik kan net zo goed naar een stenen muur kijken. Ze hebben hun besluit genomen. Ik weet dat het meer een beleidskwestie is dan iets persoonlijks, maar daardoor doet het niet minder pijn. Ik heb hier persoonlijk wel iets bij te verliezen. Ik wil doorgaan met die zaak. ‘Jullie maken een fout.’
Auggie knikt naar Glock. ‘Brigadier Maddox, wilt u de commissaris haar insigne en wapen afnemen? Kate, je hebt een paar minuten de tijd om je spullen te pakken, als je wilt. Ik ben bang dat je de Explorer moet achterlaten, aangezien die van de gemeente is. Brigadier Maddox zal je even thuisbrengen.’
Glock werpt hem een blik toe alsof hij wil zeggen: ‘Krijg de pest’, en blijft bij de deur staan.
Ik kijk op mijn bureau. Op mijn computerscherm is nog steeds de website van Holmes County te zien. Ik kan me niet voorstellen dat ik mijn spullen pak en wegloop. Dit werk is dan misschien mijn leven, maar deze zaak is een obsessie geworden.
Auggie loopt hoofdschuddend mijn kantoor uit. Janine lacht me vilein toe en volgt hem. Ik keek even de gang in, maar Tomasetti is verdwenen. Ik voel me door hen allemaal in de steek gelaten en verraden.
Ik kijk Glock aan. ‘Ga je kijken of ik geen paperclips meepik?’
Hij ontwijkt mijn blik niet. ‘Dit wordt me door een stel klootzakken opgedragen, Chief.’
De loyaliteit die uit zijn woorden spreekt zou een troost voor me moeten zijn, maar dat is het niet. Ik laat me in mijn stoel zakken en probeer de dingen in het juiste perspectief te zien.
Glock zijgt neer op de stoel voor bezoekers. ‘Die klootzak van een Johnston.’
Ik wrijf in mijn ogen. ‘Had Tomasetti ermee te maken?’
‘Dat weet ik niet.’
Ik kijk even naar de papieren die op mijn bureau liggen. Mijn notities en theo-rieën en rapporten. Het Slachthuismoordenaar-dossier. De foto’s van de plaatsen delict. Tientallen nummers die ik terug moet bellen. Hoe kan ik hier weggaan als er nog zo verdomd veel gedaan moet worden?
‘Chief, als er geen baby op komst was, zou ik weggelopen zijn,’ zegt hij. ‘Klotezorgverzekering.’
Ik kan me niet voorstellen dat ik nooit meer achter dit bureau zal zitten. Ik denk ergens in mijn achterhoofd dat ik, als ik die deur uit loop, gewoon door zal lopen en nooit meer terugkom. Maar ik weet beter dan wie ook dat je niet kunt weglopen voor je verleden.
‘Ik geloof dat ik moet gaan pakken.’
Glock kijkt ongelukkig.
Ik bel Mona via de binnenlijn. ‘Kun je me een doos brengen?’
Een behoedzame stilte. ‘Waarvoor?’
‘Doe nou maar wat ik zeg, Mona, oké?’
Ik hang op. Even later verschijnt ze in de deuropening met een lege doos van het kopieerpapier. Haar blik schiet van mij naar Glock en weer terug naar mij. ‘Wat hebben ze gezegd?’
Ik reageer niet, maar ik zie in haar ogen dat ze op de hoogte is. ‘Chief? Hebben ze…’ Ze maakt haar vraag niet af.
‘Ja,’ zeg ik.
‘Dat kunnen ze niet doen.’ Ze kijkt van mij naar Glock en weer naar mij. ‘Kunnen ze dat zomaar doen?’
‘Het staat in mijn contract.’
‘Maar u bent de beste commissaris die deze stad ooit heeft gehad.’
‘Het is een beleidskwestie,’ bromt Glock.
Ik begin zonder echt te zien wat ik doe spullen in de doos te gooien. Een paar ingelijste foto’s. Een koperen presse-papier die Mona me met kerst cadeau heeft gedaan. Mijn diploma en certificaten die aan de muur hangen. Maar wat ik echt zal moeten achterlaten, tegen mijn wil: die verdomde zaak.
Een paar minuten slaan Glock en Mona me gade terwijl ik inpak. De telefooncentrale rinkelt en Mona schudt haar hoofd. ‘Ik kan het niet geloven,’ zegt ze en ze rent weg om aan te nemen.
Ik voel me vernederd wanneer Detrick binnenkomt. Hij kijk van mij naar Glock, dan naar de doos op mijn bureau, en ten slotte blijft zijn blik op mij rusten. ‘Het spijt me dat het zo gegaan is.’
Ik wil lucht geven aan de woede die door me heen raast. Ik wil hem uitmaken voor kontenlikker, hem voor de voeten werpen dat hij in de schijnwerpers wil staan, dat hij mijn zaak heeft ingepikt. In plaats daarvan gooi ik een geurkaars in de doos en kijk hem fronsend aan. ‘Heb jij de federale politie erbij gehaald?’
‘Ze sturen iemand. Die komt morgen hierheen,’ antwoordt Detrick.
Ik knik en vraag me af of John het wist en zich niet geroepen voelde het me te vertellen. ‘Veel succes met de zaak.’
Detrick doet er het zwijgen toe.
Ik pak de doos en loop de deur uit.