4
We hielden de William Floyd Parkway voor gezien en begaven ons oostwaarts over de Montauk Highway. Kate loodste me door het leuke dorpje Westhampton Beach.
Daarna staken we de brug over bij de Moriches Bay. Deze brug voerde naar een smal barrière-eiland, waar we de enige weg namen die het eiland rijk was, ofwel Dune Road, in westelijke richting. Aan de weg stonden nieuwe woningen — rechts de huizen die op de baai uitkeken, links de huizen met uitzicht op de oceaan.
‘Vijf jaar geleden stond dit alles er nog niet,’ zei Kate.
Hoewel deze opmerking, deze observatie, misschien voor de vuist weg was geplaatst, was het waarschijnlijker dat ze bedoelde dat dit gebied er in de periode van de crash in grotere mate afgezonderd bij lag en dat ik dus alles wat ik dadelijk te zien en te horen kreeg in die context moest plaatsen.
Binnen tien minuten bereikten we een bord waarop stond dat we ons in het Cupsogue Beach County Park — na zonsondergang officieel gesloten — begaven. Maar aangezien ik officieel met onofficiële politietaken bezig was, reed ik het grote parkeerterrein op.
We lieten het parkeerterrein achter ons. Kate loodste me naar een zandweg, in feite een natuurpad, althans volgens het bord waarop bovendien stond aangegeven dat dit gebied verboden was voor gemotoriseerd verkeer. Het pad was gedeeltelijk versperd door een oprolbare afrastering, dus zette ik de Jeep in de vierwielaandrijving en reed om de afrastering heen. De lichtbundels van mijn koplampen verlichtten het pad dat steeds smaller werd, inmiddels de breedte van de Jeep, met aan weerszijde duinen en struikgewas.
Toen we het einde van het natuurpad hadden bereikt, zei Kate: ‘Ga hier naar beneden, in de richting van het strand.’
Ik reed tussen twee duinen door over een lichte glooiing naar beneden, waarbij ik onderweg een eikenboompje vermoordde.
‘Let een beetje op de begroeiing, wil je. Bij deze duin sla je rechtsaf.’
‘Stop,’ zei ze toen ik bij de rand van die duin was afgeslagen.
Ik deed wat ze van me vroeg. Ze stapte uit.
Ik zette de motor af, deed de lichten uit en volgde haar.
Kate stond dicht bij de voorkant van de Jeep en staarde over de donkere oceaan. ‘Goed...’ zei ze, ‘... op de avond van 17 juli 1996 heeft een voertuig, waarschijnlijk een met vierwielaandrijving, net als die van jou, de weg verlaten en ongeveer op deze plaats geparkeerd gestaan.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Uit een politierapport van het bureau Westhampton Beach. Vlak na de vliegtuigcrash werd een politiesurveillancewagen, een SUV, hierheen gestuurd. De agent was opgedragen over het strand te lopen om te kijken of hij zich nuttig kon maken. Hij arriveerde hier om veertien minuten voor negen ’s avonds.’
‘Wat voor hulp hadden ze dan in gedachten?’
‘De precieze plaats van de crash was toen nog niet bekend. Mogelijk waren er overlevenden... mensen in reddingsvesten of -boten. De agent had een zaklamp bij zich en zag bandensporen in het zand; ze hielden ongeveer op deze plaats op. Hij dacht er verder niet over na en liep verder de glooiing af naar het strand.’
‘Heb jij dat rapport ingezien?’
‘Ja. Er waren honderden op schrift gestelde rapporten over elk denkbaar aspect van de crash, aangeleverd door tientallen politiebureaus tot en met de kustwacht en piloten van lijnvluchten en privé-vliegtuigen, en van vissers en ga zo maar door. Deze aantekening viel mij echter op.’
‘Waarom?’
‘Omdat het een van de vroegste berichten betrof, en bovendien een van de minst belangrijke.’
‘Maar jij dacht daar anders over. Heb jij die agent gesproken?’
‘Ja. Hij zei dat hij naar beneden in de richting van het strand was gelopen.’ Ze liep over de glooiing naar het water. Ik volgde haar.
Bij de vloedlijn hield ze haar pas in, wees voor zich uit en zei: ‘Achter die inham ligt Fire Island en het Smith Point County Park, waar even geleden de herdenkingsdienst werd gehouden. Die agent kon ver weg aan de horizon de brandende kerosine op het water zien liggen. Hij scheen met zijn zaklamp naar het water, maar zag slechts een kalm, spiegelend wateroppervlak. In zijn rapport had hij aangegeven dat hij niet had verwacht dat hij overlevenden op het strand zou zien aanspoelen, in elk geval niet in zo’n vroeg stadium, en waarschijnlijk ook niet zo ver van de vliegtuigcrash vandaan. Hoe dan ook, hij besloot naar de top van een duin te klimmen, waar het uitzicht beter was.’
Ze draaide zich om en liep naar de glooiende duin, vlak bij de plaats waar ik de Jeep had geparkeerd. Ik volgde haar.
We bereikten de voet van de duin. ‘Goed...’ zei ze, ‘... hij vertelde dat hij verse sporen had gezien van mensen die naar de top van deze duin waren geklommen, of naar beneden... of naar boven en beneden. In feite volgde de man die voetstappen niet; hij was alleen maar op zoek naar een goed uitkijkpunt van waaruit je beter kon zien of er zich iets in het water bevond. Dus klom hij naar de top van deze duin.’
‘Wil dat zeggen dat ik ook moet gaan klimmen?’
‘Volg me.’
We klauterden over de glooiing van de duin naar boven, waarbij ik zand in mijn schoenen kreeg. In mijn jonge jaren als rechercheur hield ik me bezig met ensceneringen die soms vermoeiend waren en waarbij je kleren smerig werden. Tegenwoordig laat ik dat alles liever in mijn hoofd afspelen.
We stonden op de top van de duin. Kate zei: ‘Beneden in dat kleine dal, tussen deze duin en de volgende, zag die politieman een deken liggen.’ We liepen de bescheiden laagte in.
‘Dat was ongeveer hier,’ vervolgde ze. ‘Een deken voor op het bed. Als je hier in de buurt woont, heb je waarschijnlijk je eigen katoenen stranddeken van goede kwaliteit tot je beschikking. Het betrof een synthetische deken, misschien afkomstig van een of ander hotel of motel.’
‘Heeft iemand wat dat betreft de plaatselijke hotels en motels gecontroleerd?’
‘Ja, een ATTF-team is op pad gegaan. Ze vonden verscheidene hotels en motels die een deken van dat merk in gebruik hadden. Uiteindelijk kwamen ze bij een hotel uit waar een dienstmeisje had doorgegeven dat er uit een kamer een deken was verdwenen.’
‘Hoe heet dat hotel?’
‘Ben je geïnteresseerd om verder onderzoek te doen?’
‘Nee. In feite hebben jij en Liam Griffith mij duidelijk gemaakt dat ik me erbuiten moet houden.’
‘Inderdaad.’
‘Goed. Trouwens... waarom zijn we hier?’
‘Ik dacht dat je dit misschien interessant zou vinden. Je zou die kennis misschien kunnen integreren in een van de lessen die je aan het John Jay geeft.’
‘Je denkt ook altijd aan mij.’
Ze reageerde daar niet op.
Maar inmiddels had John Corey natuurlijk al toegehapt, en Kate Mayfield was haar buit langzaam aan het binnenhalen. Volgens mij is dit de manier waarop ik in het huwelijksbootje ben gestapt. Twee keer.
‘Op die deken stond een koelbox,’ vervolgde ze. ‘En volgens het rapport van die agent lag er half gesmolten ijs in. Op de deken bevonden zich bovendien twee wijnglazen, een kurkentrekker en een lege fles witte wijn.’
Wat voor wijn?’
‘Een dure Franse Pouilly-Fumé. In die dagen kostte zo’n fles ongeveer vijftig dollar.’
‘Zaten er vingerafdrukken op die fles? Heeft iemand die veilig gesteld?’ vroeg ik.
‘Ja. Hetzelfde geldt voor de wijnglazen. En de koelbox. Veel uitstekende vingerafdrukken. Van twee personen. De FBI heeft ze door de computer gehaald, maar daar is niets uitgekomen.’
‘Lippenstift?’ vroeg ik.
‘Ja, aan één glas.’
‘Zijn er aanwijzingen dat ze het op die deken met elkaar hebben gedaan?’
‘Er is geen sperma aangetroffen... geen condooms,’ antwoordde Kate.
‘Misschien hebben ze orale seks gehad en heeft zij alles doorgeslikt.’
‘Bedankt dat je me daarop attent maakt. Goed, de technische recherche heeft mannelijke en vrouwelijke epitheelcellen gevonden. En lichaamsbeharing, hoofdhaar, wat schaamhaar. Op zeker moment had dat stel zich waarschijnlijk helemaal uitgekleed.’ Ze voegde eraan toe: ‘Maar het zou ook het haar en epitheel van iemand anders geweest kunnen zijn. Per slot van rekening had het er alle schijn van dat het om een hoteldeken ging.’
‘Vezels van ongewone origine?’
‘Veel vezels. Maar ook in dit geval zouden die van wel tien verschillende bronnen afkomstig kunnen zijn. Op de deken is ook wat witte wijn aangetroffen,’ voegde ze eraan toe.
Ik knikte. In feite vormden zaken die in en op hoteldekens werden aangetroffen niet bepaald forensisch bewijsmateriaal waarmee je juridisch gezien uit de voeten kon. ‘Zand?’ vroeg ik.
‘Ja. Een gedeelte van dat zand was nog vochtig. Het zou dus kunnen dat ze naar beneden zijn gegaan, naar het strand.’
Ik knikte en vroeg: ‘Heeft die agent een of meer voertuigen gezien die van dit strand wegreden?’
‘Ja. Hij heeft vermeld dat hij een lichtgekleurde Ford Explorer van een oud type uit deze richting... Dune Road... heeft zien komen rijden. Maar aangezien hij reageerde op een noodgeval en zich niet met misdaadvervolging bezighield, heeft hij het kenteken niet genoteerd en evenmin opgelet of er passagiers in die auto zaten. Er werd geen vervolgonderzoek gedaan.’
Ik knikte. Ford Explorers waren in deze contreien zo talrijk als zeemeeuwen. Net als Jeeps. Een onderzoek starten was om die reden zonde van de tijd en moeite.
‘Goed, dat is ongeveer alles,’ zei Kate. ‘Zou jij een poging willen doen de gebeurtenissen te reconstrueren die op die avond hebben plaatsgevonden?’
‘In dit geval is een enscenering misschien beter dan een verbale reconstructie van mijn kant.’
‘Kom op nou, John.’
‘Ik probeer me te verplaatsen in de situatie.’
‘Vooruit. Het wordt al laat. Een reconstructie,’ zei ze. ‘Later doen we de enscenering.’ Ze glimlachte.
Ik glimlachte ook. ‘Goed. Een man en een vrouw. Ze verbleven mogelijk in een plaatselijk hotel; achter de naam ervan kom ik misschien op een later tijdstip. De dure wijn wijst erop dat het misschien middelbare lui zijn uit de bovenmodale sociale klasse. Ze besluiten naar het strand te gaan en nemen voor dat doel een hoteldeken mee. Ze hebben echter een koelbox bij zich. Dit uitje was dus misschien in zekere mate van tevoren gepland. Ze kennen dit afgelegen plekje, of ze hebben erover gehoord, of ze kwamen er toevallig bij uit. Volgens mij zijn ze hier in de namiddag of vroege avond gearriveerd.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Nou, ik herinner me waar ik was op het moment dat ik over die crash hoorde. Een heldere, zonnige dag, en je hebt niet vermeld dat er op de deken, aan de fles of aan de wijnglazen zonnebrandolie of -lotion is aangetroffen.’
‘Daar heb je gelijk in. Ga door.’
‘Goed. Dus deze man en vrouw, die misschien in een Ford Explorer reden, waren hier op een bepaald tijdstip vóór eenendertig minuten over acht, het moment dat het vliegtuig verongelukte. Ze spreidden de deken uit, maakten de koelbox open, haalden de wijn eruit, openden de fles met behulp van de kurkentrekker en schonken vervolgens in. Ze dronken de hele fles leeg. Op zeker moment waren ze wellicht in hun blootje en hebben ze misschien seks met elkaar gehad.’
Ze zei daar niets op en ik vervolgde: ‘Goed... gezien het feit dat het aangetroffen zand op de deken vochtig was, zouden we kunnen aannemen dat ze naar het strand zijn gelopen, het water in, al dan niet in hun blootje. Op zeker moment, om eenendertig minuten over acht ’s avonds om precies te zijn, zagen en hoorden ze de explosie in de lucht. Ik weet niet waar ze op dat moment stonden. Wel mag ik aannemen dat ze zich realiseerden dat deze spectaculaire gebeurtenis mensen naar het strand zou trekken. Dus maakten ze dat ze wegkwamen. Ze waren verdwenen op het moment dat de politie hier arriveerde, om veertien minuten voor negen. De twee voertuigen zijn elkaar misschien tegengekomen op de smalle weg die naar dit strand voert,’ voegde ik eraan toe. ‘Volgens mij waren die twee mensen niet met elkaar getrouwd.’
‘Waarom niet?’
‘Veel te romantisch.’
‘Doe niet zo cynisch. Misschien waren ze niet op de vlucht. Het zou best kunnen dat ze haast hadden omdat ze zo snel mogelijk hulp wilden inroepen.’
‘En die zoeken ze zeker nog steeds. Ze wilden niet samen gezien worden.’
Ze knikte. ‘Dat is de algemene consensus.’
‘Over wie heb je het?’
‘De FBI-agenten van de Anti-Terrorist Task Force die dit vijf jaar geleden hebben onderzocht.’
‘Nou zou ik jou graag iets willen vragen. Om welke reden werden deze mensen zo belangrijk dat de FBI al die moeite heeft gedaan?’
‘Waarschijnlijk zijn ze ooggetuigen geweest van de crash.’
‘Nou en? Er waren zeshonderd ooggetuigen die de explosie hebben waargenomen. Ruim tweehonderd van hen hebben een lichtstreep gezien die naar het vliegtuig rees voordat het toestel explodeerde. Als de FBI deze tweehonderd mensen niet op hun woord heeft geloofd, waarom zijn die twee onbekenden dan opeens zo belangrijk?’
‘O ja, dat was ik vergeten. Nog één detail.’
‘Ah.’
‘Op de deken lag ook het plastic lenskapje van een JVC-videocamera,’ zei ze.
Ik liet die informatie even op me inwerken terwijl ik om me heen keek naar het duingebied en de lucht. ‘Hebben jullie ooit nog iets van die mensen vernomen?’ vroeg ik aan haar.
‘Nee.’
‘Dat zal ook nooit gebeuren. Kom, we gaan.’
5
We reden terug via het dorp Westhampton Beach. ‘Naar huis?’ vroeg ik.
‘Nog één tussenstop. Maar alleen als jij daarmee akkoord gaat.’
‘Hoeveel tussenstops komen er nog?’
‘Twee.’
Vluchtig keek ik naar de vrouw die naast me in de passagiersstoel zat. Mijn echtgenote, Kate Mayfield. Ik vermeld dat expliciet omdat ze soms speciaal agent Mayfield is, en op andere momenten is er sprake van tegenstrijdigheden met betrekking tot degene die ze werkelijk is.
Op dit moment kon ik merken dat ze voor Kate doorging. Dit was voor mij dus het moment om enkele zaken helder te krijgen.
‘Jij zei tegen mij dat ik me niet met deze zaak mocht bemoeien,’ bracht ik te berde. ‘Vervolgens neem je me mee naar het strand waar dat stel klaarblijkelijk getuige is geweest van de crash en die mogelijk op video heeft vastgelegd. Zou je het erg vinden om die ogenschijnlijke tegenstrijdigheid te verklaren?’
‘Nee. En van een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid is geen sprake,’ voegde ze eraan toe. ‘Het kwam alleen bij me op dat jij dat misschien interessant zou vinden. We waren dicht bij dat strand, en ik heb jou die plaats laten zien.’
‘Goed. Wat zal ik bij de volgende tussenstop interessant vinden?’
‘Dat zul je dan wel zien.’
‘Wil je dat ik me in die zaak ga verdiepen?’ vroeg ik.
‘Daar kan ik geen antwoord op geven.’
‘Nou, één keer knipperen met je ogen is ja, twee keer knipperen is nee.’
‘John, je zult begrijpen dat ik niet in deze zaak verwikkeld mag raken. Ik ben FBI-agent, dat is mijn werk. Ik zou ontslagen kunnen worden.’
‘En ik dan?’
‘Maakt het jou wat uit of je al dan niet ontslagen wordt?’
‘Nee. Ik heb een arbeidsongeschiktheidsuitkering, vijfenzeventig procent, als voormalig diender van het NYPD. Belastingvrij,’ voegde ik eraan toe. ‘Ik zit er trouwens niet bepaald op te wachten om voor jou te gaan werken.’
‘Jij werkt niet voor mij, maar met mij.’
‘Wat dan ook. Wat wil je dat ik ga doen?’ vroeg ik opnieuw.
‘Gewoon goed om je heen kijken en je oren openhouden, waarna je datgene gaat doen wat je vindt dat je moet doen. Ik wil er echter niets over weten.’
‘Stel dat ik gearresteerd word wegens rondsnuffelen?’
‘Ze kunnen je niet arresteren.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Absoluut. Ik ben advocaat.’
‘Misschien zullen ze proberen me van kant te maken,’ zei ik.
‘Dat is belachelijk.’
‘Nee, dat is het niet. Ons voormalig CIA-teamlid, Ted Nash, heeft een paar keer gedreigd dat hij me zou vermoorden.’
‘Dat geloof ik niet. Nou ja, hoe dan ook, hij is overleden.’
‘Er lopen meer van zulke mensen rond.’
Ze lachte.
Niet grappig. ‘Kate, wat verwacht je van mij dat ik ga doen?’ vroeg ik echter opnieuw.
‘Van deze zaak je geheime parttimehobby maken.’
Dat bracht opnieuw in mijn herinnering dat mijn ATTF-collega meneer Liam Griffith mij zeer duidelijk had geadviseerd dat niet te doen. Ik parkeerde aan de kant van de weg en zei: ‘Kate... kijk me aan.’
En dat deed ze.
‘Je bent met mij aan het sollen, schat,’ zei ik tegen haar. ‘En dat vind ik niet leuk.’
‘Pardon?’
‘Wat wil je precies dat ik ga doen, lieveling?’
Ze dacht even na en antwoordde toen: ‘Gewoon goed om je heen kijken en je oren openhouden. Daarna besluit jij wat je wilt gaan doen.’ Ze glimlachte geforceerd en zei: ‘Wees gewoon John Corey.’
‘Wees jij dan gewoon Kate,’ zei ik.
‘Dat probeer ik ook. Dit is zo... zo verknipt. Ik voel me echt verscheurd als het om deze zaak gaat... ik wil niet dat wij... dat jij in de problemen verzeild raakt. Deze zaak knaagt dan ook al vijf jaar aan me.’
‘Veel mensen zitten ermee in hun maag. Maar het dossier is gesloten. Houd het zo, net als de doos van Pandora.’
Ze zweeg even, waarna ze zachtjes zei: ‘Volgens mij is er geen recht gedaan.’
‘Het was een ongeluk,’ antwoordde ik. ‘Het heeft niets met recht doen te maken.’
‘Geloof jij dat?’
‘Nee. Maar als ik me zorgen had gemaakt om elke zaak waarin geen recht werd gedaan, zou ik langdurig door een psychiater zijn behandeld.’
‘Dit is niet elke zaak, en dat weet jij best.’
‘Goed. Maar ik zal niet het knulletje worden dat zijn vinger in het vuur steekt om te voelen of het ook echt heet is.’
‘Laten we dan maar naar huis gaan.’
Ik reed de weg weer op. Na een minuutje of zo zei ik: ‘Goed, waar gaan we heen?’
Ze loodste me naar de Montauk Highway, in westelijke richting. En vervolgens naar het zuiden, richting kust.
De weg eindigde bij een terrein dat met een stevig hek omheind was, compleet met een poort en een wachthuisje. De lichtbundels van mijn koplampen verlichtten een bord waarop stond: UNITED STATES COAST GUARD - CENTER MORICHES - VERBODEN VOOR ONBEVOEGDEN.
Een geüniformeerde man van de kustwacht, gewapend met een pistool in de holster, kwam uit het wachthuisje te voorschijn, opende de poort en stak vervolgens zijn hand omhoog. Ik stopte.
De man liep naar me toe. Ik hield mijn FBI-legitimatiebewijs omhoog. Nadat hij er een vluchtige blik op had geworpen, keek hij Kate aan en zei vervolgens zonder te vragen wat we kwamen doen: ‘Rijd u maar door.’
Het mocht duidelijk zijn dat we werden verwacht en dat iedereen wist wat we van plan waren, behalve ik. Ik reed door de open poort en over een asfaltweg verder het terrein op.
Verderop stond een pittoresk wit houten gebouw met rode dakkapellen, en met een vierkante uitkijktoren. Een karakteristiek kustwachtgebouw van weleer.
‘Zet de auto daar maar neer,’ zei Kate.
Ik parkeerde op de daarvoor geëigende plaats voor het gebouw, zette de motor af en stapte uit de Jeep.
Ik volgde Kate naar de achterzijde van het gebouw, met uitzicht op de oceaan, en zag in een zee van licht een kustwachtinstallatie voor me liggen. Het complex bevond zich op een landtong die zich in de Moriches Bay uitstrekte. Aan de waterkant bevonden zich enkele botenhuizen, en rechts daarvan een lange aanlegplaats waar twee boten van de kustwacht lagen afgemeerd. Een van die boten leek op het vaartuig dat had meegedaan aan de herdenkingsdienst. Hoewel de wachtpost anders deed vermoeden, leek de basis verlaten.
‘Direct na de crash werd hier de commandopost opgezet,’ zei Kate tegen me, waarna ze vervolgde: ‘Alle reddingsboten kwamen via deze baai binnen. Hier werden de brokstukken van het toestel gedeponeerd, waarna alles met vrachtwagens naar de hangar op de marinevliegbasis Calverton werd vervoerd om weer in elkaar te worden gezet. Dit was ook de plaats waar ze de lijken heen brachten voordat men ze, in een later stadium, naar het mortuarium vervoerde,’ voegde ze eraan toe. Ze zweeg even, waarna ze zei: ‘Ik heb hier gewerkt, in ploegendienst, twee maanden lang. Ik logeerde vlakbij in een motel.’
Ik reageerde daar niet op, maar liet mijn gedachten gaan over hetgeen ze had gezegd. Ik kende enkele mannen en vrouwen van het NYPD. Dag en nacht hadden ze aan deze zaak gewerkt, weken-, maandenlang, met alleen een koffer als bagage, en kregen na het zien van de lijken last van nachtmerries, en dronken veel te veel in de plaatselijke kroegen. Niemand, zo werd me verteld, kwam er zonder een of ander trauma vanaf. Vluchtig keek ik naar Kate.
We maakten oogcontact, waarna zij zich van me afwendde. Ze zei: ‘De lijken... de lichaamsdelen... kinderspeelgoed, speelgoeddieren, poppen, koffers, rugzakken... veel jonge mensen gingen naar Parijs voor een zomercursus. Een meisje had geld in haar sok zitten. De bemanning van een van de reddingsboten had een klein sieradendoosje opgevist waarin een verlovingsring zat. Iemand zou zich gaan verloven in Parijs...’
Ik legde mijn arm om haar heen, en zij liet haar hoofd op mijn schouder rusten. We stonden daar een tijdje terwijl we uitkeken over de baai. Zij is voor geen kleintje vervaard, maar zelfs geharde mensen worden soms overweldigd door het leven.
Ze rechtte haar rug en ik liet toe dat ze van me vandaan liep, en terwijl ze zich naar de aanlegsteiger begaf zei ze onder het lopen: ‘Toen ik hier aankwam, op de dag na de crash, stond men op het punt deze basis te sluiten en was het terrein niet meer onderhouden. Het gras kwam tot aan mijn heupen. Binnen enkele dagen stond dit terrein vol met cateringwagens, busjes van de technische recherche, ambulances, en daar bevond zich een grote tent van het Rode Kruis, en vrachtwagens, mobiele mortuaria... we waren voorzien van mobiele douches om de... de verontreinigende stoffen... van ons af te spoelen... ongeveer een week later hadden ze op het gazon twee geplaveide heliplatforms aangelegd. Er werd goed gereageerd. Uitstekend zelfs. Ik was echt trots dat ik in de gelegenheid werd gesteld met die mensen samen te werken. De kustwacht, het NYPD, de lokale en de staatspolitie, het Rode Kruis, en veel plaatselijke vissers en schippers die dag en nacht bezig waren geweest om lijken en brokstukken te vinden... het was echt verbazingwekkend.’ Ze keek me aan en zei: ‘We zijn mensen van de bovenste plank, weet je dat? We zijn egoïstisch, geheel op onszelf gericht, verwend. Maar als de pleuris uitbreekt, zijn we op ons best.’
Ik knikte.
We bereikten de andere kant van de aanlegsteiger. Kate wees naar het westen, waar de TWA 800 vijf jaar geleden op deze avond boven de oceaan was geëxplodeerd. ‘Als het een ongeluk is geweest, dan zij het zo, en de mensen van Boeing en de National Transportation Safety Board, en verder iedereen die betrokken is bij de vliegveiligheid, kunnen zich dan helemaal richten op die storing, en misschien hoeft zich dan in de toekomst verder niemand meer zorgen te maken over een centrale brandstoftank die tijdens de vlucht kan exploderen.’ Ze haalde diep adem en voegde eraan toe: ‘Maar als het moord was, dan moeten we te weten komen dat het ook daadwerkelijk moord is geweest vóór er sprake van kan zijn dat we recht kunnen doen.’
Ik dacht even na, waarna ik antwoordde: ‘Ik heb naar moordenaars gezocht toen vrijwel niemand dacht dat er een moord was gepleegd.’
‘En? Succes gehad?’
‘Een keer. Sommige zaken komen jaren later te voorschijn. Je opent dan opnieuw het dossier. Heb jij iets gevonden?’ vroeg ik.
‘Misschien. Ik heb jou gevonden,’ voegde ze eraan toe.
Ik glimlachte. ‘Zo goed ben ik nu ook weer niet.’
‘Wat goed is, is dat jij je met een open blik en een heldere geest in deze zaak kunt verdiepen. Wij zijn anderhalf jaar lang dag en nacht met deze zaak bezig geweest, tot het dossier werd gesloten. Volgens mij waren we overweldigd door de omvang van deze tragedie, en door het papierwerk dat er bij kwam kijken... de rapporten van de technische recherche, de tegenstrijdige theorieën, de veldslagen betreffende de jurisdictie, de druk van buiten af, het mediacircus, de ophef. Er moet een kortere weg zijn door deze bullshit. En iemand moet die weg vinden.’
Eerlijk gezegd waren de meeste zaken die ik had opgelost het resultaat van het gebruikelijke, noeste politiewerk, van forensische rapporten, en zo meer. Maar zo nu en dan had het oplossen van een zaak alles te maken met de mazzel dat je de gouden sleutel vond die de deur opende naar een kortere weg door de bullshit. Zulke dingen gebeuren, maar niet in een zaak als deze.
Kate wendde zich af van de oceaan en keek naar het kustwachtstation in de verte. Achter sommige ramen brandde licht, maar er was geen teken van activiteit. ‘Sereen plekje,’ merkte ik op.
‘Alles is weer in rustiger vaarwater gekomen,’ antwoordde ze. ‘Deze basis is gebouwd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog met als doel de jacht op Duitse onderzeeërs die voor de kust op de loer lagen. Die oorlog is voorbij, net als de Koude Oorlog, en de crash van de TWA 800 is vijf jaar geleden gebeurd. Alleen een terroristische dreiging of aanslag zou ervoor kunnen zorgen dat het hier weer bruist van activiteit.’
‘Dat is zo. Het is echter niet de bedoeling dat we er een bedenken.’
‘Inderdaad. Maar jij hebt lang genoeg bij de Anti-Terrorist Task Force gewerkt om te weten dat er een reële dreiging bestaat waar noch de regering noch de bevolking aandacht aan besteedt.’
Ik reageerde daar niet op.
‘Niet ver hiervandaan bevindt zich het biologisch researchlaboratorium op Plum Island. Verder het Brookhaven National Laboratory, de Groton Naval Submarine Base en de kerncentrale New London bij de Long Island Sound. En laten we de aanval op het World Trade Center in februari 1993 niet vergeten.’
‘En laten we meneer Asad Khalil niet vergeten...’ vulde ik aan, ‘... die nog steeds van plan is mij te vermoorden. Of beter gezegd ons.’
Een moment lang zweeg ze en staarde voor zich uit, waarna ze zei: ‘Ik heb het gevoel dat ons iets verschrikkelijks boven het hoofd hangt. Iets dat veel erger is dan Asad Khalil.’
‘Laten we hopen van niet. Dat was de grootste, gemeenste klootzak die ik ooit ben tegengekomen.’
‘Denk je dat? Wat zou je zeggen van Osama bin Laden?’
Ik ben niet goed in Arabische namen, maar deze kende ik. Sterker nog, ik had een GEZOCHT-poster van hem zien hangen in de koffiebar van de ATTF. ‘Ja, dat is die vent die achter de aanslag op het USS Cole zat,’ zei ik.
‘Hij is ook verantwoordelijk voor de aanslag op een kazerne van het Amerikaanse leger in Riad, Saoedi-Arabië, in november 1995, waarbij vijf Amerikaanse soldaten om het leven kwamen. Vervolgens, in juni 1996, zat hij achter de aanslag op het appartementencomplex Khobar. Towers in Dhahraan, eveneens in Saoedi-Arabië. Er was Amerikaans militair personeel in gehuisvest. Negentien doden. Hij was het brein achter de aanslag op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania, in augustus 1998, waarbij tweehonderdvierentwintig doden vielen en nog eens vijfduizend gewonden. Het laatste wat we van hem gehoord hebben was negen maanden geleden... de aanslag op het USS Cole, in oktober 2000. Er kwamen toen zeventien marinemensen om het leven. Dat is Osama bin Laden.’
‘Wat een strafblad. Wat voert-ie sindsdien uit?’
‘Hij zit in Afghanistan.’
‘Met pensioen?’
‘Reken daar maar niet op,’ antwoordde Kate.
6
We liepen terug naar de Jeep. ‘Waar gaan we nu heen?’ vroeg ik aan Kate.
‘We zijn hier nog niet klaar.’
Ik had gedacht dat dit voor Kate alleen maar een trip was om herinneringen op te halen, en voor mij een plaats om inspiratie op te doen. Kennelijk zat er nog meer aan te komen.
‘Jij wilde een getuige ondervragen,’ zei ze tegen me.
‘Ik zou heel veel getuigen willen ondervragen.’
‘Vanavond zul je je tevreden moeten stellen met maar één getuige.’ Ze maakte een gebaar naar een van de achterdeuren van het houten kustwachtgebouw. ‘Als je die deur neemt, arriveer je bij de uitkijktoren. Ga naar de bovenste verdieping.’
Kennelijk ging ze niet met me mee, dus nam ik de hordeur naar de begane grond van de toren en vond het trappenhuis.
Trede voor trede ging ik naar boven. Drie verdiepingen, wat mij deed terugdenken aan de vier verdiepingen die ik in mijn jeugd in Manhattans Lower East Side altijd moest nemen. Trappen konden me gestolen worden.
De laatste trap kwam uit in het midden van het glazen vertrek met een weids uitzicht. Hoewel de kamer niet verlicht was, kon ik enkele tafels en stoelen onderscheiden, en een bureau met telefoons, en een radio die van militaire origine leek te zijn. De radio gaf een gloed af en zoemde in het verstilde vertrek. In de kamer bevond zich niemand.
Door de panoramavensters van spiegelglas zag ik een omgang met reling die rondom de vierkante toren liep.
Ik opende de hordeur en begaf me op de omgang.
Ik wandelde rond de vierkante toren. Bij de zuidwesthoek hield ik mijn pas in. Aan de andere kant van de Moriches Bay zag ik de buitenste barrière-eilanden en de Moriches Inlet, die de scheiding vormde tussen Fire Island en het duinlandschap van Westhampton en het Cupsogue Beach County Park, waar in vulgaire politietaal gesproken iemand had liggen neuken en misschien een stukje bewijsmateriaal op video had gezet dat ervoor kon zorgen dat de hele TWA-zaak ondersteboven kwam te liggen.
Achter de barrière-eilanden lag de Atlantische Oceaan. Ik kon de lichten zien van kleine boten en grote schepen. Aan het firmament twinkelden de sterren, en ik zag de navigatielichten van vliegtuigen die in oostelijke en westelijke richting de kustlijn volgden.
Ik richtte mijn blik op een vliegtuig dat naar het oosten vloog en zag hoe het in de buurt van Smith Point County Park kwam te hangen. Langzaam klom het toestel vanaf ongeveer drieduizend meter, circa tien tot twaalf kilometer uit de kust en pakweg boven het gebied waar de TWA 800, die de gebruikelijke vliegroute vanaf Kennedy Airport naar Europa had gevolgd, plotseling in de lucht was geëxplodeerd.
Ik probeerde me datgene voor te stellen wat ruim tweehonderd personen hadden gezien. Iets dat uit het water was gekomen om zich vervolgens met grote snelheid naar het vliegtuig te begeven.
Misschien stond ik op het punt een van die mensen te ontmoeten — of iemand anders.
Ik liep terug de uitkijktoren in en ging tegenover de trap aan een bureau in een draaistoel zitten. Na enkele minuten hoorde ik voetstappen op de krakende traptreden. Uit gewoonte, en omdat ik alleen was, trok ik mijn persoonlijke .38 Smith & Wesson uit mijn enkelholster en stak het achter mijn rug achter de broeksband onder mijn katoenen overhemd. In het trappenhuis zag ik het hoofd en de schouders van een man te voorschijn komen, zijn rug naar me toegekeerd. Hij liep het vertrek in, keek om zich heen en zag mij zitten.
Zelfs in het halfduister kon ik zien dat hij ongeveer zestig jaar moest zijn. Een lange man, die er goed uitzag, met kort grijs haar, gekleed in een bruine broek en blauwe blazer. Ik had de indruk dat hij wel eens een militair kon zijn.
Hij liep naar me toe. Ik ging staan. Toen hij naderbij kwam, zei hij: ‘Meneer Corey, ik ben Tom Spruck.’ Hij stak zijn hand naar me uit, waarna we elkaar de hand schudden.
‘Mij werd gevraagd om met u van gedachten te wisselen,’ zei hij. ‘Door wie?’
‘Juffrouw Mayfield.’
Feitelijk had hij het over mevrouw Mayfield, of speciaal agent Mayfield, of soms mevrouw Corey, maar dat was niet zijn probleem. Hoe dan ook, hij was beslist een militair, waarschijnlijk een officier. Speciaal agent Mayfield wist hoe ze een goede getuige eruit moest pikken.
Aangezien ik niets zei, vervolgde hij: ‘Ik was getuige van de gebeurtenissen die plaatsvonden op 17 juli 1996. Maar dat weet u inmiddels.’
Ik knikte.
‘Wilt u hier blijven of gaat u liever naar buiten?’ vroeg hij. ‘Hier. Neemt u plaats.’
Hij liet een draaistoel op wieltjes naar het bureau rollen en ging zitten. ‘Waar zal ik het eerst over praten?’
Ik zat achter het bureau en antwoordde. ‘Vertelt u me eens wat over uzelf, meneer Spruck.’
‘Goed, ik ben voormalige marineofficier, afgestudeerd aan Annapolis, met pensioen gegaan in de rang van kapitein-ter-zee. Ik heb met F-4 Phantoms vanaf vliegdekschepen gevlogen. Tussen 1969 en 1972 heb ik boven Noord-Vietnam tijdens drie operationele periodes honderdvijftien missies uitgevoerd.’
‘Dus u weet hoe vuurwerk er tijdens de avondschemering boven water uitziet,’ merkte ik op.
‘En of.’
‘Goed. Hoe zag dat vuurwerk eruit op 17 juli 1996?’
Hij staarde uit het raam naar de oceaan en zei: ‘Ik zat in mijn Sunfish... een kleine eenpersoons zeilboot. Elke woensdagavond hielden we informele races in de baai.’
‘Wie zijn wij?’
‘Ik ben lid van het Westhampton Yacht Squadron in Moriches Bay. Rond acht uur waren de wedstrijden afgelopen. Iedereen maakte aanstalten terug te gaan naar het clubhuis om daar te barbecuen. Ik besloot echter via de Moriches Inlet naar de oceaan te zeilen.’
‘Waarom?’
‘De zee was ongewoon kalm, met een windsnelheid van zes knopen. De omstandigheden zijn maar zelden zo gunstig dat je met een Sunfish de oceaan op kunt. Om ongeveer twintig minuten over acht...’ ging hij verder, ‘... had ik de inham achter me en bevond ik me op de oceaan. Ik had voor een westelijke koers gekozen, langs de kust van Fire Island tegenover het Smith Point County Park.’
‘Als ik u even mag onderbreken. Is datgene wat u mij nu vertelt algemeen bekend of niet?’
‘Dit is wat ik de FBI heb verteld. Ik heb geen idee of dit algemeen bekend is of niet.’
‘Hebt u, nadat u de FBI had gesproken, in het openbaar verklaringen afgelegd?’
‘Nee. Mij werd opgedragen dat niet te doen,’ voegde hij eraan toe. ‘Door wie?’
‘Door de agent die mij het eerst heeft ondervraagd, en daarna door andere FBI-agenten tijdens daaropvolgende ondervragingen.’
‘Ik begrijp het. En wie heeft u het eerst ondervraagd?’
‘Uw vrouw.’
Zij was in die periode nog niet mijn echtgenote, maar ik knikte toch en zei: ‘Gaat u door, alstublieft.’
Opnieuw keek hij vluchtig naar de oceaan en zei: ‘Ik zat in de Sunfish en keek naar de loef van het zeil. In een zeilboot breng je op die manier de meeste tijd door. Het weer was heel rustig, verstild, ik genoot van het zeiltochtje. De zonsondergang was officieel om eenentwintig minuten over acht, maar het nautische equivalent zou ongeveer om kwart voor negen een feit zijn. Ik keek op mijn horloge, een digitale, verlicht en zeer precies, en zag dat het dertig minuten en vijftien seconden over acht was. Ik besloot terug te keren en de inham vóór het donker binnen te varen.’
Kapitein-ter-zee Spruck hield op met praten en kreeg een peinzende blik in zijn ogen. Vervolgens zei hij: ‘Ik keek omhoog naar mijn zeil. Er was iets in de lucht, in zuidwestelijke richting, dat mijn aandacht trok. Een heldere lichtstreep die de hoogte in rees. Het licht was roodachtig oranje en zou ergens vanaf een punt aan de horizon afkomstig kunnen zijn.’
‘Hoorde u ook iets?’
‘Nee. De lichtstreep kwam ergens vanaf een plaats op de oceaan vandaan, in de richting van het land, schuin in mijn richting, en klom in een steile hoek van misschien vijfendertig, veertig graden, en leek te versnellen, hoewel dat moeilijk is vast te stellen door de hoeken en het gebrek aan een vaste achtergrond waaraan je kunt refereren. Maar als ik de snelheid moest schatten, dan zou ik zeggen ongeveer honderd knopen.’
‘En u becijferde dit alles in... hoeveel seconden?’
‘Ongeveer drie seconden. Meer tijd krijg je niet in de cockpit van een jachtbommenwerper.’
In gedachten telde ik tot drie en realiseerde me vervolgens dat je minder tijd kreeg om een kogel te ontwijken.
‘Maar zoals ik dat ook al tegen de FBI heb gezegd,’ voegde kapitein-ter-zee Spruck eraan toe, ‘besefte ik dat er te veel variabelen en onbekende factoren waren om absoluut zeker te zijn van ongeacht welke berekeningen die ik had gemaakt. Ik wist niet waar het object vandaan kwam, en al evenmin de precieze afstand tussen mij en het object. Om die reden was het bepalen van de snelheid een gok.’
Wil dat zeggen dat u er niet zeker van bent wat u precies hebt waargenomen?’
‘Ik weet heel goed wat ik heb gezien.’ Hij keek door het raam en vervolgde: ‘Ik heb heel wat vijandelijke luchtdoelraketten gezien die op mij of mijn squadron werden afgevuurd. Ik kan me wat betreft dat soort zaken dus wel een idee vormen.’ Hij glimlachte gespannen en zei: ‘Wanneer ze op je af komen, zien ze er groter en sneller uit, en ze lijken dichter bij je te zijn dan in werkelijkheid het geval is. Alles verdubbelen of in tweeën delen,’ voegde hij eraan toe.
Ik glimlachte en zei: ‘Ik heb eens meegemaakt dat iemand een kleine Beretta op me had gericht, terwijl ik dacht dat het een .357 Magnum was.’
Hij knikte.
‘Hebt u volgens u beslist een rode lichtstreep gezien?’ vroeg ik.
‘Daar ben ik heilig van overtuigd. Een roodachtige, oranje streep helder licht. En in de punt daarvan bevond zich een witgloeiende vlek, waardoor ik de indruk kreeg dat dat het ontbrandingspunt betrof van waarschijnlijk een vaste stuwstof, met daarachter een roodachtige, oranje naverbranding.’
‘Meent u dat?’
‘En óf ik dat meen.’
‘Maar hebt u het projectiel daadwerkelijk... gezien?’
‘Nee.’
‘Rook?’
‘Een witte rookpluim.’
‘Hebt u dat toestel... die 747... opgemerkt, het vliegtuig dat daarna explodeerde?’
‘Ik zag het heel even voordat mijn aandacht naar die lichtstreep werd getrokken. Ik kon de fonkeling zien, de gloed, de laatste zonnestralen die tegen de aluminium buitenbekleding weerkaatsen. En ik heb de navigatielichten gezien. En vier witte condensatiestrepen.’
‘Goed... laten we ons weer met die lichtstreep gaan bezighouden.’
‘Aandachtig keek ik naar die roodachtige, oranje lichtstraal, die steeds hoger en hoger ging.,. ‘ vervolgde kapitein-ter-zee Spruck.
‘Sorry. Wat was uw eerste indruk?’
‘Mijn eerste, tweede en laatste indruk was dat het een raket betrof die vanaf de grond of het water werd afgevuurd.’
Ik had al die tijd geprobeerd te voorkomen dat ik het woordje ‘misschien’ zou uitspreken. Maar daar was het dan eindelijk. Ik vroeg: ‘Waarom? Zou het misschien een vallende ster geweest kunnen zijn? Of de bliksem? Een vuurpijl?’
‘Het was een grond-luchtwapen.’
‘De meeste mensen zeiden dat het een overgebleven vuurpijl van de Vierde Juli is geweest. Dat was althans hun eerste indruk.’
‘Het was niet alleen een raket, maar ook een geleide raket. Tijdens de klim maakte het een bescheiden zigzagbeweging, alsof het een koerscorrectie uitvoerde. Vervolgens leek het gedurende een halve seconde te vertragen, en het maakte duidelijk een bocht naar het oosten, naar mijn positie. Opeens was het projectiel verdwenen, misschien achter een wolk; het zou ook kunnen dat de stuwstof verbruikt was en de raket ballistisch was geworden. Misschien werd mijn zicht op de raket geblokkeerd door het doelwit.’
Doelwit. Een TWA Boeing 747, aangeduid als TWA 800, met bestemming Parijs en met tweehonderdertig mensen aan boord, was een doelwit geworden.
We zwegen even. In de tussentijd evalueerde ik de uitspraken van kapitein-ter-zee Spruck. En zoals we geacht werden te doen, nam ik zijn algemene houding in overweging, en of zijn voorkomen een sfeer van waarheidsgetrouwheid uitstraalde, en ik schatte zijn intelligentie in. Als het ging om de geloofwaardigheid van een ooggetuige gooide Spruck in al die categorieën hoge ogen. Maar soms vallen goede ooggetuigen aan het einde van het verhaal door de mand. Zoals in het geval van een zeer intelligente man die in een verdwijningszaak met goed ooggetuigenmateriaal kwam, maar die zijn verklaring eindigde met zijn theorie dat de vermiste persoon was ontvoerd door buitenaardse wezens. Plichtsgetrouw had ik in mijn rapport met behulp van een sterretje aangegeven dat ik niet honderd procent overtuigd was.
Ooggetuigen beginnen onder de druk van een ondervraging ook vaak inconsequent te worden, dus vroeg ik aan kapitein-ter-zee Spruck: ‘Vertelt u me nog eens hoe ver dat object van u verwijderd was.’
Geduldig antwoordde hij: ‘Zoals ik al zei, geloof ik, maar ik kan daar niet zeker van zijn, dat het object achter de horizon verscheen; bij een kalme zee kan het gezichtsveld, op het water, ongeveer tien kilometer zijn. Maar de afstand zou natuurlijk ook groter kunnen zijn.’
‘Dus u hebt niet gezien waar het object... laten we zeggen, werd afgevuurd?’
‘Nee.’
‘Hoe zou dat eruit hebben kunnen zien? Ik bedoel, hoeveel licht zou zoiets produceren.’
‘Heel veel. Ik zou in staat zijn geweest een gloed te zien die de donkere horizon verlichtte, zelfs als de raket vijftien tot dertig kilometer van me vandaan werd afgevuurd.’
‘Maar die gloed hebt u niet gezien?’
‘Om eerlijk te zijn weet ik niet wat het eerst mijn aandacht trok... de lichtflits tijdens de lancering of de roodachtige, oranje lichtstraal die vanaf de horizon de hoogte in ging.’
‘Hebt u iets gehoord?’
‘Nee. Het afvuren van een raket klinkt niet zo luid, vooral niet als er zo’n afstand mee gemoeid is, of als de wind in de richting van de lanceerplaats waait.’
‘Ik begrijp het. Hoe hoog was dat object op het moment dat u het herkende als een stijgende lichtstreep?’
‘Daar kan ik pas zeker van zijn wanneer ik de afstand weet. De hoogte bepaal je met behulp van de afstand en de hoek ten opzichte van de horizon. Basale trigonometrie.’
‘Goed.’ Ik voelde me niet helemaal in mijn element nu hij deze dingen erbij haalde, maar de ondervragingstechnieken bleven hetzelfde. ‘Doet u eens een serieuze gok,’ zei ik.
Hij dacht even na en antwoordde vervolgens: ‘Toen ik het object voor het eerst opmerkte, bevond het zich misschien tussen de vierhonderdvijftig en zeshonderd meter boven het wateroppervlak. Deze indruk, in het begin, werd versterkt terwijl ik de raket zag klimmen. Toen pas kreeg ik een idee van de snelheid en de baan van het object. Het steeg niet in een boog, maar in een rechte lijn, met kleine koerscorrecties in de vorm van zigzagbewegingen. Uiteindelijk was er sprake van een bocht, waarna de raket automatisch volgde.’
‘Wat volgde het dan?’
‘Het doelwit.’
‘Goed. Hebt u de CIA-animatiefilm gezien over wat er volgens de federale instanties is gebeurd?’ vroeg ik.
‘Ja. Ik heb een videoband in mijn bezit.’
‘Inderdaad, ik moet er ook een te pakken zien te krijgen. Goed, in die animatiefilm wordt geopperd dat brandstofdampen in de centrale brandstoftank per ongeluk explodeerden als gevolg van een elektrische kortsluiting. Ja? Datgene wat de ooggetuigen zagen was een stroom brandende kerosine die uit een gescheurde vleugeltank te voorschijn kwam en naar beneden viel. Dus niet een lichtstraal die naar boven ging, in de richting van het toestel. Kortom, de mensen zagen datgene wat er was gebeurd in gedachten precies andersom. Ze hoorden de explosie voordat ze die zagen, waarna ze omhoogkeken en de brandende stroom kerosine per abuis voor een afgevuurde raket aanzagen. Wat vindt u van die zienswijze?’
Hij keek me aan, wees met zijn duim omhoog en vroeg: ‘Die kant is omhoog, hè?’
‘De laatste keer dat ik dat gecontroleerd heb wel,’ zei ik tegen hem. ‘Een andere mogelijkheid, zoals getoond in de animatiefilm, is dat het toestel feitelijk verder ging met klimmen, pakweg enkele honderden meters. Datgene wat de ooggetuigen zagen betrof het brandende toestel dat nog steeds aan het klimmen was. Vanaf de grond zou dat eruit hebben gezien als de lichtstraal van een raket. Wat vindt u daarvan?’ vroeg ik aan hem.
‘Ik denk dat ik het verschil wel weet tussen een klimmende lichtstreep die in snelheid toeneemt, met in het kielzog ervan een witte rookpluim, en een brandend vliegtuig tijdens de laatste seconden van de vlucht. Ik heb dat alles namelijk al eens eerder gezien.’
De knagende gedachte dat speciaal agent Mayfield kapitein-ter-zee Spruck beter had ondervraagd dan ik nu deed, vond ik verontrustend. ‘Hebt u dezelfde verklaring afgelegd aan mevrouw Mayfield?’
‘Ja.’
‘Kwam ze met goede vragen op de proppen?’
Hij keek me aan alsof ik zojuist een stomme vraag had gesteld. Maar hij antwoordde beleefd: ‘Ja. Langer dan een uur hebben we de opeenvolgende gebeurtenissen onder de loep genomen,’ voegde hij eraan toe. ‘Ze zei dat ze zou terugkomen en of ik alsjeblieft nog eens goed wilde nadenken over datgene wat ik had gezien, en dat ik haar vooral moest opbellen zodra me iets nieuws te binnen zou schieten.’
‘Hebt u dat gedaan?’
‘Nee. Twee heren... FBI-agenten... zochten me de volgende dag op. Ze zeiden tegen me dat ze een voortzettingsinterview kwamen doen en dat agent Mayfield inmiddels met andere ooggetuigen bezig was. Kennelijk deed zij de eerste vraaggesprekken; volgens de nieuwsberichten waren er tussen de zeshonderd en achthonderd ooggetuigen, van wie ongeveer tweehonderd een lichtstraal in de lucht hadden waargenomen. De rest had alleen de explosie gezien.’
‘Dat heb ik ook gelezen. Nou dan, die twee mannen... hebben ze zich aan u voorgesteld?’
‘Ja. En ze gaven me hun visitekaartje.’ Hij haalde twee kaartjes uit zijn zak en overhandigde ze aan mij. Ik deed de bureaulamp aan en las wat er op het eerste visitekaartje stond. Liam Griffith. Dat verbaasde me min of meer, maar ook weer niet zo erg. Van het tweede kaartje was ik echt verbaasd. Een FBI-kaartje, maar de naam was van iemand die voor de CIA werkte. Ene meneer Ted Nash, om precies te zijn. Hij was de man die ik voor het eerst had ontmoet tijdens die Plum Island-zaak, waarna ik feitelijk met hem had samengewerkt aan de Asad Khalil-zaak. Ted had veel vervelende gewoonten. Maar twee ervan staken met kop en schouders boven de rest uit. De eerste gewoonte was dat hij altijd veel visitekaartjes en identiteitsbewijzen bij zich had die hem legitimeerden als werknemer van ongeacht welke overheidsinstantie die op dat moment aan zijn doel of zijn stemming beantwoordde. De tweede vervelende gewoonte bestond uit zijn nauwelijks verholen bedreigingen om me te vermoorden zodra ik hem chagrijnig maakte, wat vaak gebeurde. Hoe dan ook, dat alles hadden Ted en ik achter ons gelaten, vooral omdat hij was overleden.
‘Mag ik die visitekaartjes houden?’ vroeg ik aan Spruck.
‘Ja. Juffrouw Mayfield zei dat ik die aan u kon geven.’
‘Goed. En hebt u ook het visitekaartje van mevrouw Mayfield in uw bezit?’
‘Nee, dat kaartje heeft meneer Nash meegenomen.’
‘Meent u dat? Goed, waar hebben die twee mannen het met u over gehad?’
‘Ze hadden de op band opgenomen verklaring die ik aan juffrouw Mayfield had afgelegd bestudeerd. Ze zeiden dat ze die nog eens met mij wilden doornemen.’
‘Hebt u ooit een getranscribeerde verklaring van dat opgenomen vraaggesprek ondertekend?’
‘Nee.’
Heel ongewoon. ‘Goed, hadden die heren ook een bandrecorder bij zich?’
‘Ja. In feite wilden ze dat ik datgene herhaalde wat ik de vorige dag had gezegd.’
‘En hebt u dat gedaan?’
‘Ja. Ze probeerden strijdige, inconsequente zaken te ontdekken in datgene wat ik tegen hen zei en wat ik juffrouw Mayfield duidelijk had gemaakt.’
‘Hebben ze die gevonden?’
‘Nee.’
‘Hebben ze u vragen gesteld over uw gezichtsvermogen?’
‘Meerdere malen. Ik kon indertijd veraf goed zien, en dat kan ik nog steeds.’
‘Hebben ze u gevraagd of u aan de drank of aan de drugs was?’
‘Ja. En ik heb ze duidelijk gemaakt dat ik hun vragen beledigend vond. Ik ben niet aan de drugs en ik ga nooit zeilen wanneer ik gedronken heb.’
Om de sfeer wat minder drukkend te krijgen, zei ik: ‘Ik drink alleen met andere mensen, of wanneer ik alleen ben.’
Hij had drie seconden nodig voordat hij het grapje begreep. Daarna lachte hij, min of meer.
‘Kortom,’ zei ik, ‘en ik bedoel dit niet in ongunstige zin, ze hebben geprobeerd uw verklaring aan het wankelen te krijgen.’
‘Ik neem aan van wel. Ze legden uit dat het hun werk was om dit te doen voor het geval ik ooit zou worden opgeroepen om als getuige voor de rechter te verschijnen.’
‘Dat is zo. Hoe eindigde dat vraaggesprek?’
‘Ze zeiden dat ze opnieuw contact met me zouden opnemen. In de tussentijd raadden ze me ten stelligste af om publieke verklaringen aan de nieuwsmedia of aan wie dan ook af te leggen. Ik ging daarmee akkoord.’
‘Hebt u ze opnieuw gesproken?’
‘Ja. Een week later. Ze hadden nog iemand bij zich. Iemand die ze voorstelden als meneer Brown van de National Transportation Safety Board, hoewel ik zijn visitekaartje nooit onder ogen heb gekregen.’
‘Waar hebben die heren het toen met u over gehad?’
‘Hetzelfde laken een pak. Een uur lang hebben we mijn verklaringen opnieuw doorgenomen. En dat is lang voor een gebeurtenis die in minder dan twee minuten achter de rug was. Ditmaal kwamen ze met de informatie dat de explosie wellicht het gevolg was van een ongeluk, veroorzaakt door een mechanisch defect.’
‘Wat voor een mechanisch defect?’
‘Dat zeiden ze niet. En ik heb hen daar niet naar gevraagd.’
‘Waarom niet?’
‘Ik weet wat ik gezien heb.’
‘Goed. U zegt dus dat de dingen die u hebt gezien... een lichtstreep, waarna het vliegtuig explodeerde... met elkaar in verband staan.’
‘Dat heb ik nooit expliciet gezegd. Hoe zou ik dat ook kúnnen zeggen?’
‘Ik waardeer het dat u zich bij de feiten houdt. Het zou dus kunnen dat het toeval was dat die lichtstreep en dat exploderende vliegtuig vrijwel gelijktijdig werden waargenomen.’
‘En wat voor een toeval.’
‘Toch zou dat kunnen. Hoe is het vraaggesprek met die heren Beeindigd?’
‘Inmiddels was ik zelf met enkele vragen op de proppen gekomen. Ik vroeg hun hoe het zat met de radargegevens, en met andere ooggetuigen, en met de militaire oefeningen die op die avond op de oceaan hadden plaatsgevonden.’
‘Over welke oefeningen hebt u het?’
‘In de media is dat breed uitgemeten. Op zee bevindt zich een militaire zone van enkele duizenden vierkante kilometers, W-105 genoemd. Die avond was dat gebied opengesteld voor. gevechtsoefeningen.’
‘Ja, dat kan ik me herinneren. Nou, hebben de heren antwoord gegeven op uw vragen?’
‘Nee, ze zeiden dat het hun niet vrij stond om zich tegenover anderen over het ongeluk uit te laten zolang het onderzoek gaande was.’
‘Waren ze aardig toen u ze met die vragen confronteerde?’
‘Ze waren beleefd, maar resoluut.’ Hij voegde eraan toe: ‘Die andere kerel, Nash, was dat echter niet. Hij gedroeg zich...’
‘Neerbuigend?’ probeerde ik. ‘Geërgerd, schofterig?’
‘Zoiets.’
Dat was precies de Ted die ik gekend had. Alleen Ted Nash was in staat een poging te wagen een aan Annapolis afgestudeerde piloot van een jachtbommenwerper, een veteraan, het gevoel te geven dat laatstgenoemde onbekwaam was. ‘Hoe werd het gesprek beëindigd?’ vroeg ik aan kapitein-ter-zee Spruck.
‘Ze gaven me opnieuw het advies geen publieke verklaringen af te leggen en zeiden dat ze weer contact met me zouden opnemen.’
‘En gebeurde dat ook?’
‘Nee.’
‘Ik durf te wedden dat ze in een mum van tijd weer voor uw deur zouden staan als u publiekelijk een verklaring had afgelegd.’
‘Ze namen aan dat ik als actieve reserveofficier zou doen wat de overheid me had opgedragen,’ antwoordde hij.
Ik knikte, waarna ik vroeg: ‘Daar liet u het dus bij? Ik bedoel, met betrekking tot uw eigen geweten?’
‘Nou ja... ik ging ervan uit dat het onderzoek zijn loop zou hebben en dat ze contact met me zouden opnemen zodra ze dat nodig achtten. Er waren zoveel andere ooggetuigen... en ze hadden een begin gemaakt met het bergen van de brokstukken om het verkeersvliegtuig vervolgens in Calverton weer in elkaar te zetten... Ik nam aan dat ze steeds dichter bij de oplossing van het raadsel zouden komen... FBI-agenten ondervroegen hier iedereen over mogelijk verdachte personen, over mensen die op die avond in boten de jachthaven hadden verlaten. En ze vroegen informatie op over de passagiers van dat vliegtuig... dat alles heb ik op het nieuws gevolgd... het was een gigantisch onderzoek... dus wachtte ik af... en ik wacht nog steeds,’ voegde hij eraan toe.
‘Het dossier is gesloten,’ informeerde ik hem. ‘U zult er van wie dan ook nooit meer iets over horen.’
‘Dat heb ik van uw vrouw vernomen. En nu van u,’ zei hij. ‘Nee, dat hebt u niet.’
Hij knikte, waarna hij tegen me zei: ‘Door de jaren heen heb ik vaak de neiging gehad om Nash of Griffith op te bellen.’
‘Ted Nash is overleden,’ zei ik.
Die informatie overrompelde hem, maar hij zweeg.
‘En als ik u was zou ik Liam Griffith niet opbellen,’ voegde ik eraan toe.
Hij knikte.
Ik ging staan en zei: ‘Ik ga nu naar buiten. U kunt met me meelopen of weggaan.’
Ik liep door de hordeur de omgang op en bleef bij de reling staan, met mijn rug naar de deur gewend. Het was altijd een goed idee om een gunstig gezinde ooggetuige een adempauze te gunnen en de kans te geven na te denken over datgene waarin hij of zij verwikkeld was. Het was ook voor mij een kans om na te denken over datgene waarin ik betrokken raakte.
7
Het briesje was aangewakkerd, het werd wat kouder buiten.
Achter mijn rug hoorde ik de hordeur opengaan. Zonder me om te draaien vroeg ik aan kapitein-ter zee Spruck: ‘Denkt u dat het een gevechtsoefening betrof die op een verschrikkelijk manier verkeerd ging?’
‘Nee.’
‘Ik vond dat in die tijd een van de betere complottheorieën.’
Hij ging naast me staan en antwoordde: ‘Het is absoluut onmogelijk om een ongeluk van die omvang in de doofpot te stoppen. Honderden mensen van het marine- en luchtmachtpersoneel zouden dan gedwongen betrokken raken bij een doofpotaffaire aangaande het afvuren, of per ongeluk afvuren, van een slechtgerichte raket.’
Ik gaf daar geen antwoord op, waarna hij vervolgde: ‘Het gemiddelde personeelslid van de marine praat al te veel wanneer hij nuchter is. Maar zodra hij dronken is, vertelt hij aan de bar iedereen die het maar weten wil over zijn werk bij de marine, de vlootsterkte en -capaciteit, en alles wat hij nog meer weet. Waar denkt u dat de uitdrukking “loslippigheid laat schepen zinken” vandaan komt?’
‘Goed. En als ik de woorden “Arabische terroristen” zou laten vallen, wat zou u daar dan van denken?’
‘Als ik niet eens kon zien waar die raket vandaan kwam, hoe moet ik dan in hemelsnaam weten bij welke religie of ras de mensen hoorden die deze raket zouden hebben afgevuurd?’
‘Heel goed. Stel dat ik zou zeggen dat een of andere groepering schade wilde toebrengen aan de Verenigde Staten?’
‘Dan zou ik zeggen dat er vlak achter de TWA 747 een El Al 747 vloog, en dat dat toestel van El Al te laat was opgestegen, en dat dat vliegtuig misschien het beoogde doelwit is geweest.’
‘O ja? Dat kan ik me niet herinneren.’
‘Het heeft in alle kranten gestaan. De zoveelste complottheorie.’
‘Goed. Daar hebben we er meer dan genoeg van.’
‘Wilt u iets over de explosie horen?’ vroeg Spruck.
‘Zeker. Maar ik ben niet zozeer geïnteresseerd in de explosie als in die lichtstreep. Laat ik u dit vragen... er zijn vijf jaar verstreken sinds u hebt gezien wat u zag. In die vijf jaar hebt u veel gelezen en gehoord over die zaak, is het niet zo? Heeft iets, wat dan ook, u ertoe bewogen uw oorspronkelijke verklaringen te heroverwegen? U weet wel, iets waardoor u zou kunnen denken dat u zich vergist hebt, of dat datgene wat u zag op een andere manier geïnterpreteerd zou kunnen worden. Nu u zogezegd getrouwd bent met uw oorspronkelijke verklaringen, wilt u die op geen enkele wijze herroepen omdat u anders niet echt slim voor de dag komt. Begrijpt u wat ik zeg?’
‘Ik begrijp u heel goed. Ik ben geen koppig of egoïstisch mens, meneer Corey. Ik realiseer me heel goed wat ik heb gezien. Binnen zestien uur na die gebeurtenis stond juffrouw Mayfield in mijn woonkamer en vroeg me wat ik had waargenomen. Op dat moment had ik nog geen enkele verklaring van andere ooggetuigen gehoord. Er was kortom niets dat mijn perceptie van wat ik had gezien zou kunnen kleuren.’
‘Maar in die periode waren er wel nieuwsberichten over mensen die een lichtstreep hadden gezien.’
‘Inderdaad, maar meteen na het incident heb ik met mijn mobiele telefoon naar het kustwachtstation gebeld en alles gerapporteerd wat ik had waargenomen, waarbij inbegrepen die lichtstreep. Op dat moment was ik, voor zover ik weet, de enige op de hele wereld die gezien had wat ik had gezien.’
‘Heel goed.’
‘Ik heb dat ook duidelijk proberen te maken aan die FBI-mensen. Zij bleven echter doorvragen over de mogelijkheid dat mijn perceptie gekleurd zou zijn door de daaropvolgende nieuwsberichten. Hoe kon mijn rapportage direct na het voorval in godsnaam gekleurd zijn door de daaropvolgende verslaggeving? Mijn telefoongesprek met de kustwacht is opgetekend,’ voegde hij eraan toe, ‘maar ik heb nooit mogen lezen wat de dienstdoende officier daarover in het dossier heeft genoteerd.’
Waarschijnlijk heeft hij ‘Verhaal van een halvegare’ opgeschreven, dacht ik. Maar de daaropvolgende telefoontjes en gebeurtenissen hadden hem ertoe bewogen dat uit zijn logboek te wissen.
Kapitein-ter-zee Spruck vervolgde: ‘Bovendien ben ik naar mijn beste weten een van de twee ooggetuigen, meer waren er niet, die feitelijk zo’n raket hebben gezien die vanaf de grond of het water wordt afgevuurd, in het echt en in kleur, en van zeer dichtbij.’
Deze man was perfect in zijn verklaringen. Te perfect? ‘Wie is die andere man die zo’n raket in het echt en van dichtbij heeft gezien?’ vroeg ik aan Spruck.
‘Een man die destijds technicus op het gebied van elektronische oorlogvoering was. Hij heeft publiekelijk verklaringen afgelegd die overeenkomen met de mijne, die ik voor me heb gehouden.’
‘Kent u die man?’
‘Nee. Ik heb alleen in de kranten zijn verklaringen gelezen. Hij was gefrustreerd door de richting waarin het onderzoek zich bewoog, en door het feit dat zijn ooggetuigenverklaring niet serieus werd genomen, waardoor hij de media opzocht.’
‘Hoe heet die man?’
‘Dat kan uw vrouw u wel vertellen. Of u kunt dat opzoeken.’
‘Goed.’
‘Ik had dat hele gedoe niet nodig,’ informeerde kapitein-ter-zee Spruck me, ‘en had er geen enkel belang bij om ook maar iets te zeggen over die lichtstreep. Ik had gewoon de kustwacht kunnen opbellen om simpelweg melding te maken van wat ik dacht dat een vliegtuigcrash was, en om ze de plaats van het ongeluk door te geven. En dat was wat ik aanvankelijk ook deed. Maar toen ik uitleg ging geven over die lichtstreep en de dienstdoende officier een beetje raar begon te reageren, gaf ik mijn naam, adres en mijn telefoonnummer aan hem door. Hij bedankte me en hing op. Tegen de middag, de volgende dag, stond uw vrouw voor mijn deur. Ze is trouwens heel mooi,’ zei hij, zijn persoonlijke mening. ‘U mag zich gelukkig prijzen.’
‘O, maar ik dank God elke dag opnieuw.’
‘Dat mag ook wel.’
‘Goed. Dus u hebt problemen met het feit dat uw ooggetuigenverklaring in het definitieve rapport niet zonder meer voor waar werd aangenomen. U hebt het gevoel dat men u niet geloofde, of dat de FBI destijds de conclusie trok dat u zich, wat betreft datgene wat u hebt waargenomen, had vergist of in verwarring was gebracht.’
‘Zij zijn in verwarring gebracht. Wat ik heb gezien, meneer Corey, laat daar geen misverstand over bestaan, was een grond-luchtwapen dat klaarblijkelijk het doelwit heeft vernietigd... een Boeing 747, een verkeersvliegtuig. En sindsdien is er niets gebeurd dat mijn verklaring over wat ik heb gezien kan laten wankelen, of dat ik spijt heb dat ik ermee naar buiten ben getreden.’
‘Van enige spijt moet toch sprake zijn. U zei net dat u “dat hele gedoe niet nodig had”.’
‘Ik... ik heb daar veel moeite mee gehad... ik deed mijn plicht en blijf dat doen, wanneer dat ook van mij gevraagd wordt.’ Hij keek me aan en vroeg: ‘Waarom bent u hier? Het dossier is toch gesloten?’
‘Dit is mijn vrije dag en ik probeer simpelweg mijn vrouw blij te maken.’ Uiteraard had ik me inmiddels gerealiseerd dat ook meneer John Corey niet gelukkig was met de officiële versie van de gebeurtenissen, dankzij mevrouw Mayfield en kapitein-ter-zee Spruck.
‘De andere mensen met wie ik aan het zeilen was, gingen terug naar de jachtclub om te barbecuen,’ deelde Spruck me mee. ‘Ze waren met pakweg vijftien personen, samen met echtgenotes, echtgenoten en andere gezins- of familieleden. Ongeveer twaalf van hen hadden die lichtstreep gelijktijdig gezien terwijl ze zich achter het clubpand op het gazon bevonden of op de veranda zaten. Dit was geen massahallucinatie.’
‘Weet u, kolonel, ik denk niet dat iemand eraan twijfelt dat de tweehonderd mensen die de lichtstreep hebben waargenomen die ook daadwerkelijk hebben gezien. De vraag is wat het precies is geweest. En of dat fenomeen iets te maken heeft gehad met de explosie en de crash van de 747.’
‘Ik heb u verteld wat het is geweest.’
‘Goed, dan gaan we het weer over die lichtstreep hebben,’ zei ik tegen hem. ‘Gedurende de laatste momenten dat de raket werd gezien, was het projectiel even uit het zicht verdwenen. Is dat juist?’
‘Dat is juist. En dat strookt met het gegeven dat een raket dicht bij een doelwit is als het doelwit zich tussen degene die observeert en de raket bevindt. Volgt u me nog?’
‘Ja. Het vliegtuig bevond zich vóór de raket.’
‘Inderdaad. Mogelijk was de stuwstof verbruikt en werd de raket ballistisch. Maar enkele seconden daarvoor, vóór ik zag dat de raket van koers veranderde, en vóór die uit het zicht verdween, merkte ik opnieuw de 747 op. Mijn intuïtie... mijn training en ervaring maakten mij duidelijk dat deze raket op een koers lag die het in botsing zou brengen met dat vliegtuig,’ vervolgde hij. Spruck haalde diep adem en zei: ‘Om eerlijk te zijn kreeg ik er kippenvel van en sloeg mijn hart een slag over.’
‘En u was prompt weer in Noord-Vietnam.’
Hij knikte en zei: ‘Maar gedurende een moment... keek ik weer naar het vliegtuig en verdeelde ik mijn aandacht tussen het toestel en die lichtstreep. Het licht verdween, zoals ik al zei, en twee seconden later zag ik een lichtflits uit het vliegtuig komen, ergens uit het middengedeelte, bij de vleugels, en een seconde later zag ik een enorme explosie die het vliegtuig in minstens twee gedeelten scheurde.’
‘Hoe zou u die opeenvolging van gebeurtenissen willen verklaren?’
‘Nou, als die opeenvolging van gebeurtenissen als oorzaak een explosie in de centrale brandstoftank had, dan zou de eerste explosie het gevolg zijn geweest van de raketinslag die de brandstofdampen in de centrale brandstoftank liet ontploffen, waarna die explosie op haar beurt een van de volle vleugeltanks tot ontploffing bracht; volgens de crashonderzoekers was dat de linkervleugeltank, ofwel de oorzaak van de catastrofale explosie.’
‘Bent u meteen tot die conclusie gekomen?’ vroeg ik aan hem.
‘Nee, een moment lang concentreerde ik me op het vliegtuig, zoals het in brokstukken uiteenviel...’ Heel even wist hij niet hoe hij die gebeurtenis onder woorden moest brengen, waarna hij zei: ‘Het... het neusgedeelte kwam los en viel bijna loodrecht naar beneden in zee. Vervolgens, zonder het gewicht van het neusgedeelte terwijl de motoren als gevolg van de brandstof in de leidingen nog niet waren stilgevallen, won het middengedeelte van de romp nog enkele seconden lang hoogte, steeds hoger en hoger, waarna het om zijn as ging draaien en vervolgens naar beneden stortte.’
Ik liet enkele seconden verstrijken en zei: ‘Ik neem aan dat u vliegtuigen hebt gezien die door grond-luchtwapens naar beneden werden gehaald.’
‘Inderdaad. Zeven toestellen. Maar zo’n spectaculaire crash als deze... nee, nog nooit.’
‘Bent u er wat door van streek geraakt?’
Hij knikte en zei: ‘Ik hoop dat u nooit te zien krijgt hoe een vliegtuig uit de lucht wordt gehaald. Maar als u daar in de toekomst wel getuige van zult zijn, zult u dat nooit meer vergeten.’
Ik knikte.
Kapitein-ter-zee Spruck keek even naar de lucht en zei: ‘Er verstreken ongeveer dertig tot veertig seconden vanaf het moment dat ik de explosie zag tot het ogenblik dat ik die hoorde.’ Hij keek me aan en vervolgde: ‘Geluid legt elke vijf seconden ongeveer anderhalve kilometer af, dus bevond ik me volgens mijn berekeningen pakweg elf kilometer van de explosie vandaan, de hoogte met betrekking tot de afstand meegerekend. Vrijwel iedereen die de lichtstreep heeft waargenomen, zag die voordat de explosie werd gehoord, en niet andersom zoals de officiële lezing je wil doen geloven.’
Ik leunde met mijn billen tegen de reling, mijn rug naar de oceaan gewend. Spruck bleef kaarsrecht naar de oceaan staan staren, net een scheepskapitein, dacht ik. Hij hield de wacht, was alert terwijl de donkere zee en de lucht hem tegelijkertijd hypnotiseerden. Hij zei, alsof hij het tegen zichzelf had: ‘Inmiddels dreef de brandende kerosine op het water, en in de lucht verscheen door de vele branden een gloed... er vormde zich een deken van zwarte en witte rook... ik overwoog op dat moment om naar de brandende brokstukken te zeilen... maar op de oceaan is dat een hele reis voor een Sunfish... en als ik al zover zou komen, zou ik niet in staat zijn de Sunfish om de grote hoeveelheid brandende kerosine heen te loodsen.’ Hij keek me aan en vervolgde: ‘Ik wist dat er geen overlevenden zouden zijn.’
Ik zweeg even, waarna ik vroeg: ‘Hebt u enig idee wat voor soort projectiel dit geweest zou kunnen zijn? Ik bedoel, als het al een raket was. U weet wel, een hittezoekende raket die warmtebronnen opspoort. Hoe heet die andere soort?’
‘U hebt het over geleide wapens, radar of infrarood.’ Vervolgens vroeg hij aan mij: ‘Wilt u een stoomcursus over grond-luchtwapens?’
‘Ja.’
‘Nou, ik kan u vertellen wat die raket niet was. Het was geen hittezoekend projectiel dat vanaf de schouder wordt afgevuurd.’
‘Hoe weet u dat?’
‘Om te beginnen is de actieradius daarvan te klein om een doelwit te zoeken dat zich op ongeveer vierduizend meter hoogte bevindt. Bovendien zou elke hittezoekende raket de grootste warmtebron opzoeken, de motor. Alle vier de motoren van de 747 zijn zonder noemenswaardige schade teruggevonden. Blijft dus over een radar- of infraroodgeleid wapen. Het radargeleide wapen kunnen we uitsluiten omdat die een sterk radarsignaal uitzendt dat wordt opgepikt door een ander radarsysteem, en dan met name de militaire radarsystemen die op die avond actief waren. Bovendien werden er op de grond of in de lucht geen radarsignalen waargenomen die erop duidden dat er een object naar de 747 op weg was. Er werd één keer een abnormale blip gemeten tijdens één enkele omwenteling van een verkeersleidingradar in Boston. Dat werd echter als een storing beschouwd. Het zou echter ook de feitelijke waarneming van een infraroodwapen kunnen zijn geweest waarvan de radarkenmerken bijna onzichtbaar zijn vanwege de kleine afmetingen en de hoge snelheid van de raket. Kortom, we zouden wel eens te maken kunnen hebben met een derde generatie infraroodgeleid grond-luchtwapen, afgevuurd vanaf een boot of vanuit een vliegtuig, hoewel een boot waarschijnlijker is.’
Ik dacht hierover na en vroeg: ‘Wie heeft dat soort raketten? Hoe kun je er een in je bezit krijgen?’
‘Alleen de Verenigde Staten, Rusland, Engeland en Frankrijk fabriceren zulke geperfectioneerde grond-luchtwapens. Wel zijn er op de zwarte markt waarschijnlijk honderden hittezoekende raketten te krijgen die vanaf de schouder worden afgevuurd. De infraroodgeleide raketten voor de lange afstand zijn veilig opgeslagen en worden nooit aan andere landen verstrekt of verkocht. Het opslagsysteem van Rusland is echter niet waterdicht, dus is het mogelijk dat een van die infraroodraketten voor het juiste bedrag in verkeerde handen is gekomen.’
Ik liet mijn eerste les over geleide raketten bezinken en vroeg: ‘Hebt u dit aan een van de FBI-agenten verteld?’
‘Nee, in die periode wist ik dit nog niet. Mijn ervaringen met grond-luchtwapens waren beperkt tot de oude SA-2 en de SA-6 van de voormalige Sovjet-Unie. De Noord-Vietnamezen beschoten ons daarmee. Ze waren niet echt feilloos, vandaar dat ik nu nog leef en hier sta,’ voegde hij eraan toe.
‘Goed. U hebt dus kennis opgedaan over infraroodgeleide raketten... wanneer?’
‘Erna. Die kennis is niet bepaald geheim. Jane’s heeft er veel informatie over.’
‘Wie is Jane?’
‘Jane’s. Een uitgeverij die boeken op de markt brengt over ’s werelds wapenarsenalen. U kent dat wel, boeken als Jane’s Fighting Ships, Jane’s Air-Launched Weapons, en ga zo maar door. Er is een Jane’s-boek over projectielen en raketten.’
‘Goed. Die Jane dus. Wat is er zo duidelijk verkeerd aan dat scenario, en wel zo verkeerd dat het van tafel werd geveegd?’ vroeg ik. ‘Vertelt u het me maar, meneer Corey.’
‘Goed, ik zal u vertellen wat u en verder iedereen die erover gelezen heeft al weet. Ten eerste werden er op en in de geborgen brokstukken geen residuen van explosieven gevonden. Ten tweede was er geen sprake van een duidelijke scheuring van materiaal, van stoelen of... van mensen... Een scheuring die zou kunnen duiden op een explosie door een raketinslag. Ten derde, tevens de meest overtuigende aanwijzing, is er door de duikers of bergingsschepen die de oceaanbodem hebben afgedregd niet één fragment van een raket gevonden.
Zelfs als er maar één miniem scherfje van dat materiaal was aangetroffen, zouden wij hier nu niet staan.’
‘Dat is waar.’
‘Het kan dan misschien wel zo zijn dat tweehonderd mensen een rode lichtstreep hebben gezien, uzelf inbegrepen, kolonel, er zijn in en op de brokstukken of in het gebied waar de brokstukken zijn aangetroffen echter geen aanwijzingen gevonden die zouden kunnen duiden op een raketinslag. Wat heeft dat alles dan te betekenen?’
Hij keek me even aan, glimlachte en zei: ‘Uw vrouw heeft me verteld dat u uw eigen conclusies moet trekken, en dat u niet-beïnvloedbaar, cynisch en sceptisch zou zijn als het gaat om wat wie dan ook heeft gezegd, behalve als het uw eigen conclusies betreft.’
‘Ze is een schat. Nou dan, wilt u dat ik een conclusie trek betreffende het totale gebrek aan explosievenresiduen en raketmateriaal?’
‘Ja. Maar u mag niet concluderen dat het geen raket is geweest.’
‘Goed...’ Ik dacht even na en zei: ‘Misschien is de raket door de explosie totaal vernietigd, er is niets van overgebleven.’
Hij schudde zijn hoofd en praatte me bij. ‘Goeie genade, textiel heeft die explosie doorstaan. Negentig procent van de 747 werd teruggevonden, evenals vrijwel alle lichamen van de tweehonderddertig passagiers en het boordpersoneel. Raketten worden niet volledig vernietigd. Ze exploderen in honderden fragmenten, grote en kleine. En een deskundige is in staat ze allemaal te identificeren, en dus ook fragmenten van een raket. Ook zeer explosief materiaal, zoals u net zei, laat duidelijke sporen achter.’
‘Goed. Hé, misschien was het een laserstraal. U weet wel, zo’n dodelijke lichtstraal.’
‘Die mogelijkheid is reëler dan u misschien zou denken. Maar dit was geen laserstraal. Een laserstraal of een plasmastraal is vrijwel meteen bij het doelwit en laat geen rookpluim achter.’
Hij bleef me aankijken en ik realiseerde me dat ik nog steeds aan slag was. Nadat ik enkele ogenblikken had nagedacht, zei ik: ‘Wel... misschien is dat projectiel niet geëxplodeerd. Misschien ging die raket dwars door het vliegtuig heen om vervolgens achter het doorzochte gebied waar de brokstukken lagen terecht te komen. Door de inslag explodeerden de brandstoftanks. Wat denkt u?’
‘Ik denk dat u iets op het spoor bent, meneer Corey. U schetst namelijk een kinetisch projectiel. Zoals een kogel of een pijl die op zijn weg zo’n kracht heeft dat de weerstand overwonnen wordt en het projectiel door blijft vliegen. Geen raket met een explosieve lading. Alleen kinetische energie en de daarmee samenhangende vertragingskrachten die alles verscheuren wat zich voor het object bevindt. Zoiets zou een vliegtuig naar beneden kunnen halen indien het iets essentieels raakt dat nodig is om het toestel in de lucht te houden.’
‘Is alles in een vliegtuig niet essentieel om het in de lucht te houden?’
‘Nee. Als er geen gaten in het toestel zitten, dan is dat mooi meegenomen. Maar soms maakt het niet uit of die gaten er zijn.’
‘Meent u dat? Dus als een brandstoftank doorboord wordt door een kinetische raket...’
‘Het mag duidelijk zijn dat de brandstof naar plaatsen stroomt waar die brandstof niet hoort te zijn. Op zichzelf hoeft dat geen explosie te veroorzaken. Zo gemakkelijk ontbrandt kerosine nou ook weer niet. Maar de brandstofdampen in een tank kunnen wel tot ontploffing komen, en de meningen zijn onverdeeld als het gaat om de theorie dat de centrale brandstoftank het eerst explodeerde. Wellicht is de 747 geëxplodeerd door een kinetische raket die dwars door onderdelen van de airconditioningsystemen is gegaan, die zich pal achter de centrale brandstoftank bevinden. De raket vernietigde de airconditioning, gevolgd door de centrale brandstoftank, waarna beschadigde elektrische bedrading in contact kwam met de brandstofdampen, met als resultaat een wat wij noemen brandstof-luchtexplosie, waardoor een van de volle vleugeltanks eraan moest geloven. Het projectiel baande zich een weg door het vliegtuig en viel uiteindelijk in de oceaan, kilometers van het gebied waar de brokstukken van het toestel terechtkwamen.’
‘Denkt u dat zoiets is voorgevallen?’
‘Het verklaart in elk geval waarom er geen explosievenresiduen of fragmenten van een raket zijn aangetroffen.’
Ik gaf geen antwoord, waardoor Spruck dacht dat ik me sceptisch opstelde.
Hij zei, met in zijn toon een zweem van ongeduld: ‘Luister eens, het is heel eenvoudig. Ruim tweehonderd mensen hebben een lichtstreep gezien, en uiteindelijk zeggen velen dat het een raket is geweest. Vervolgens wordt er niet één fragment van een projectiel gevonden. Dus sluit de FBI een raket uit. Wat ze zouden hebben moeten zeggen is dat ze geen aanwijzingen hebben gevonden dat er sprake is van een raket met een explosieve lading. Dit is geen raketwetenschap...’ Hij grinnikte. ‘Nou ja... volgens mij toch wel. Kinetische projectielen,’ informeerde hij me, ‘maken niet bepaald deel uit van een nieuwe technologie. Een pijl is namelijk een kinetisch projectiel. Net als een musketballetje en een kogel. Je overlijdt eraan omdat ze dwars door je heen gaan.’
Zelf kreeg ik tijdens één schietpartij drie kogels in mijn lijf, maar niet één ervan raakte mijn centrale brandstoftank. ‘Waarom werd dit soort projectiel gebruikt?’ vroeg ik.
‘Ik weet het niet. Misschien was er niets anders voorhanden. Het leger kiest geschut uit dat beantwoordt aan het doel dat vernietigd moet worden. Andere groeperingen hebben die luxe niet altijd.’
Ik vroeg me af wie hij met ‘anderen’ bedoelde, maar dat wist hij niet, en ik evenmin, en misschien waren er helemaal geen ‘anderen’. ‘Waarom bestaat zo’n projectiel überhaupt?’ vroeg ik. Wat is er mis met een honderd procent betrouwbare raket die van een explosieve lading is voorzien?’
‘Tegenwoordig zijn geleide systemen zo accuraat dat je niet eens een explosieve lading nodig hebt om een vliegtuig uit de lucht te halen, of een andere raket. Raketten zonder explosieve lading zijn goedkoper en veiliger in het gebruik, en er is meer plaats voor stuwstof. Een kinetisch projectiel zou het geschikte wapen zijn wanneer je een vliegtuig wilt laten crashen zonder een spoor van bewijsmateriaal achter te laten,’ voegde hij eraan toe. ‘Je zou je kunnen voorstellen dat de afdeling Speciale Operaties van zoiets gebruikmaakt.’
Ik dacht na over deze informatie en vroeg me af of kapitein-ter-zee Spruck terecht of onterecht op de proppen was gekomen met het enige mogelijke scenario dat paste in zijn verklaringen en in die van de andere ooggetuigen. ‘Waarom heeft de FBI dit niet op z’n minst als een mogelijkheid naar voren gebracht?’
‘Ik weet het niet. Die vraag moet u aan de FBI voorleggen.’
Ja, zal wel. ‘Bent u van mening dat daar ergens een raket moet liggen?’ vroeg ik aan Spruck.
‘Ik schoot een pijl in de lucht en weet niet waar die terechtkwam,’ antwoordde hij.
‘Is dat een ja?’
‘Volgens mij ligt er ergens op de oceaanbodem een tamelijk intacte kinetische raket, waarschijnlijk een met een lengte van ongeveer drieeneenhalve meter, dun en waarschijnlijk zwart. Het ding ligt kilometers verwijderd van het gebied waar de marine, de FBI en de bergingsvaartuigen naar brokstukken en andere restanten hebben gezocht. Bovendien zoekt niemand naar die raket, want men gelooft niet dat die bestaat. En als je er al naar zou zoeken, heb je het over de spreekwoordelijke naald in een hooiberg.’
‘Hoe groot is die hooiberg?’
‘Als je het hebt over de baan van een raket nadat die dwars door een vliegtuig is gegaan, dan praten we wellicht over een zeebodem-oppervlakte van honderd vierkante mijl. Het zou best kunnen dat die raket Fire Island heeft bereikt en zich diep in het zand heeft geboord,’ voegde hij eraan toe. ‘Het gat als gevolg van de inslag zie je niet, en het zand heeft het gat inmiddels weer gevuld.’
‘Nou... als dat al waar is, dan nog zal niemand een zoekoperatie starten die miljoenen dollars gaat kosten.’
Kennelijk had Spruck hierover nagedacht. ‘Ik denk dat ze dat wel zouden doen,’ antwoordde hij, ‘als de regering ervan overtuigd zou zijn dat het een raket is geweest.’
‘Nou, dat is dan het probleem, hè? Ik bedoel daarmee te zeggen dat we vijf jaar verder zijn, het dossier is gesloten, er zit een nieuwe president in het Witte Huis en de budgetten zijn niet om over naar huis te schrijven. Maar ik zal het er met mijn congreslid over hebben zodra ik erachter ben gekomen wie dat is.’
Kapitein-ter-zee Spruck negeerde mijn spotternij en zei: ‘Gelooft u in dit scenario?’
‘Eh... ja, maar dat is niet belangrijk. De zaak is gesloten. Zelfs een spectaculaire theorie zal er niet voor zorgen dat dat dossier weer geopend wordt. Je zult met harde bewijzen moeten komen om die duikers en bergingsvaartuigen weer in touw te krijgen.’
‘Het enige bewijs dat ik heb, is datgene wat ik met mijn eigen ogen heb gezien.’
‘Goed.’ Het zou kunnen dat kapitein-ter-zee Spruck in ruste te veel vrije tijd heeft, dacht ik. ‘Bent u getrouwd?’
‘Ja.’
Wat vindt uw vrouw hiervan?’
‘Zij vindt dat ik al het mogelijke heb gedaan. Weet u wel hoe frustrerend dit is?’ vroeg hij aan me.
‘Nee, vertelt u eens.’
U zou het begrijpen wanneer u had gezien wat ik heb gezien.’
‘Waarschijnlijk wel. Weet u, volgens mij hebben de meeste mensen die gezien hebben wat u hebt gezien hun leventje weer opgepakt.’
‘Ik zou niets liever willen. Maar ik zit hier erg mee in mijn maag.’
‘Kolonel, ik denk dat u dit veel te persoonlijk opvat, en u bent nijdiig omdat u honderd procent overtuigd bent van uzelf, en voor het eerst in uw leven neemt niemand u serieus.’
Kapitein-ter-zee Spruck zweeg.
Ik wierp een blik op mijn horloge en zei: ‘Nou, bedankt dat u de tijd hebt genomen om met mij van gedachten te wisselen, kolonel. Mag ik u opbellen wanneer ik nog meer vragen of ideeën heb?’
‘Ja.’
‘Trouwens, kent u de groepering die FIRO wordt genoemd?’
‘Natuurlijk.’
‘Bent u daar lid van?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Ze hebben me niet gevraagd.’
‘Waarom niet?’
‘Dat heb ik u verteld... ik treed hier niet mee in de openbaarheid. Als ik dat had gedaan, zouden ze nu boven op me zitten.’
Wie?’
‘De FIRO en de FBI.’
‘Reken maar.’
‘Ik ben niet happig op publiciteit, meneer Corey. Ik ben op zoek naar de waarheid. En ik wil dat er recht wordt gedaan. Ik neem aan dat u zich daar ook in kunt vinden.’
‘Ja... nou, waarheid en gerechtigheid zijn prima, maar moeilijker te vinden dan een raket op de oceaanbodem.’
Hij gaf geen antwoord, waarop ik hem pro forma vroeg: ‘Bent u eventueel bereid te getuigen in een of andere officiële hoorzitting?’
‘Daar wacht ik al vijf jaar op.’
We gaven elkaar een hand, waarna ik me omdraaide en naar de deur van de uitkijktoren liep. Halverwege draaide ik me om naar kapitein-ter-zee Spruck en bracht hem in herinnering: ‘Dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden.’