21
‘Amerikanen!’ zei Soraya. ‘Allemachtig, wat is dit voor gekkenhuis?’
Ze verwachtte half en half een scherp antwoord van Amun, maar hij keek haar alleen maar met zijn grote keverogen aan.
‘Een eenheid Amerikaanse militairen die op het punt stond om te vertrekken hier uit Al Ghardaqah, krijgt een missie in Khartoum, twee weken voor een Iraans Kowsar 3-projectiel een Amerikaans passagiersvliegtuig neerhaalt in het Egyptische luchtruim. Het is gewoon niet te geloven.’ Ze harkte met een hand door haar dikke, zwarte haar. ‘Verdomme, Amun, zeg eens wat.’
Ze zaten in een restaurantje aan zee en aten, omdat ze wisten dat het moest; Soraya had geen trek en Amun blijkbaar ook niet veel. Drie van zijn mannen zaten in de buurt en bewaakten Stephen die op zijn maaltijd was aangevallen alsof het zijn galgenmaal was. De zon was een platte, rode schijf pal boven de horizon en boven hen hing een kolossale, op de een of andere manier naargeestige, wolkeloze lucht.
Chalthoum verschoof zijn eten over zijn bord. ‘Ik vind nog steeds dat hij liegt om zijn eigen huid te redden.’
‘Maar wat als hij dat nou niet doet?’ De man van de duikwinkel bevestigde zijn verhaal. Zo’n twee weken geleden hebben vier Amerikanen gedoken. Ze hebben drie dagen gedoken, contant betaald en waren ineens vertrokken, zonder met iemand te praten.’
‘Kan op alles en iedereen van toepassing zijn.’ Chalthoum keek kwaad in de richting van zijn gevangene. ‘Maar het is wel een meeslepend verhaal, hè?’
‘Amun, ik vind niet dat we het risico kunnen nemen om te denken dat hij liegt. Ik vind dat we naar Khartoum moeten.’
‘En dan de mogelijkheid dat de Iraanse terroristen in Egypte waren, laten vallen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Geen denken aan.’
Maar Soraya had haar mobiel al gepakt en toetste Veronica Harts nummer in. Als ze naar Khartoum wilde – met of zonder Amun – dan moest de CI-directeur dat besluit bekrachtigen. Soedan was een hachelijke zaak.
Ze fronste haar wenkbrauwen toen de mobiel maar bleef overgaan en niet op de voicemail overschakelde. Eindelijk kwam er een mannenstem. ‘Wie is dit?’
‘Soraya Moore. En wie ben jij, verdomme?’
‘Peter, Soraya. Peter Marks.’ Marks was hoofd CI-Operations, slim en betrouwbaar.
‘Waarom neem jij de mobiel van de CI-directeur op?’
‘Soraya, de CI-directeur is dood.’
‘Wat?’ Soraya werd doodsbleek en ze hapte naar adem. ‘Dood? Hoe...?’ Haar stem was amper te horen, ijl, ver weg. Vaag begreep ze dat ze een shock had. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Een explosief – we vermoeden een autobom.’
‘O, jezus.’
‘Er waren twee anderen bij haar: Moira Trevor en iemand genaamd Humphry Bamber, een ontwerper van software met zijn eigen bedrijf.’
‘Zijn die dood of leven ze nog?’
‘Waarschijnlijk nog levend. Maar dat is speculatie. We hebben geen idee waar ze zijn. Voor zover we nu weten zijn zij verantwoordelijk voor de dood van de CI-directeur.’
‘Of ze zijn gevlucht om hun leven te redden.’
‘Is ook een mogelijkheid. In ieder geval worden ze gezocht om ondervraagd te worden, want ze zijn de enige getuigen van het ongeluk. Het punt is, die Trevor-vrouw kent Jason Bourne.’
Voor Soraya ging het even te snel. ‘Waarom is dat relevant?’
‘Dat weet ik niet, maar ze kende ook Martin Lindros. Een paar maanden geleden heeft CI-directeur Hart dat verband onderzocht.’
‘Daar heb ik aan meegewerkt,’ zei Soraya. ‘Daar kwam helemaal niets uit. Moira Trevor en Martin waren vrienden. Punt.’
‘Toch zijn Lindros en Bourne nu allebei dood.’ Marks schraapte zijn keel. ‘Wist jij dat Trevor bij Bourne was toen die werd vermoord?’
Een slecht voorgevoel deed de rillingen over haar lijf lopen. ‘Nee.’
‘Ik heb wat speurwerk verricht. Wat opleverde dat Trevor vroeger voor Black River heeft gewerkt.’
Soraya’s hoofd tolde. ‘CI-directeur Hart ook.’
‘Interessant, hè? En er is meer: Trevor en Bamber waren minder dan twintig minuten na de explosie op de ER van het George Washington universiteitsziekenhuis. Niemand heeft ze zien vertrekken, maar – en let even goed op – een man met een overheids-ID heeft naar ze gevraagd, kende hun namen, minder dan vijf minuten nadat hun behandeling was begonnen.’
‘Iemand heeft ze gevolgd.’
‘Volgens mij wel,’ zei Marks.
‘Wat was de naam van die man en op welk ministerie zat hij?’
‘Ah, dat is de hamvraag. Niemand kon zich dat nog herinneren. Het was er een gekkenhuis. Dus heb ik het zelf nagekeken. Of niemand eist deze agent op, óf hij was niet van de overheid. Aan de andere kant zou het me niets verbazen als de DoD had geautoriseerd dat Black River-agenten een overheids-ID mochten dragen.’
Soraya haalde een paar keer diep adem om te kalmeren en om haar hoofd verbanden te laten zoeken. ‘Peter, de CI-directeur heeft me naar Egypte gezonden om informatie te verzamelen over die inlandse Iraanse vrijheidsstrijders met wie Black River contact had gelegd. Maar in mijn laatste gesprek met haar moest ik de theorie onderzoeken dat de Iraanse terroristen die ons vliegtuig neerschoten, misschien hulp hebben gehad bij het transport van het projectiel, mogelijk van de Saoedi’s.’
‘Jezus. En...?’
‘De reden dat ik haar nu bel is dat er een kans is dat de Iraniërs er helemaal niet bij betrokken waren.’
‘Wat?’ ontplofte Marks. ‘Je maakt een grapje.’
‘Was het maar zo. Twee weken geleden werden vier Amerikaanse militairen op verlof ineens op een missie naar Khartoum gestuurd.’
‘Dus?’
‘Amun Chalthoum en ik hebben gewerkt vanuit de veronderstelling dat de Saoedi’s de Iraanse terroristen hebben geholpen om het Kowsar 3-projectiel door Irak, over de Rode Zee naar ergens aan de oostkust van Egypte te brengen. Zijn mannen hebben de hele dag de kust afgezocht en geen bewijzen daarvoor gevonden, dus zijn we naar alternatieven gaan zoeken. De enige andere toegang tot Egypte is vanuit het zuiden.’
Marks zoog hoorbaar lucht naar binnen. ‘Dat zou Soedan zijn.’
‘En dan is Khartoum de meest logische stop, de plaats waar de Kowsar 3 onder de radar van iedereen ingevlogen kon worden.’
‘Ik snap het niet. Wat is het verband tussen onze militairen en die Iraanse terroristen?’
‘Daar gaat het nou net om. Dat is er niet. Het is een scenario zonder Iraniërs en Saoedi’s.’
Marks lachte ongemakkelijk. ‘Wat bedoel je? Dat we ons eigen vliegtuig uit de lucht hebben geschoten?’
‘Niet de overheid,’ zei ze bloedserieus. ‘Maar Black River wel.’
‘Die theorie is absurd.’
‘En wat als die afschuwelijke ongevallen thuis nu eens verband houden met wat er hier gebeurt?’
‘Vind je dat niet wat overdreven?’
‘Luister heel goed, Peter. CI-directeur Hart maakte zich zorgen over de huidige banden tussen NSA – vooral minister Halliday – en Black River. En nu is ze het slachtoffer geworden van een autobom.’ Voor ze verderging, liet ze dit even in de lucht hangen. ‘De enige manier om dit mysterie tot op de bodem op te lossen, is erbovenop te blijven zitten. Ik moet naar Khartoum.’
‘Soraya, Soedan is veel te gevaarlijk voor een directeur om...’
‘Typhon heeft een agent ter plaatse in Khartoum.’
‘Prima, laat hem het onderzoeken.’
‘Dit is veel te groot, Peter, veel te gecompliceerd. En trouwens, na alles wat er is gebeurd, vertrouw ik niemand meer.’
‘En die Chalthoum dan? Die is nota bene het hoofd van al Mokhabarat.’
‘Geloof me, die heeft in deze zaak net zoveel te verliezen als wij.’
‘Ik moet je er officieel op wijzen dat jouw agent in Khartoum niet voor je veiligheid kan instaan.’
Uit zijn toon wist ze dat hij had toegegeven. ‘Dat kan niemand, Peter. Houd de mobiel van Hart bij je. Ik houd je op de hoogte.’
‘Oké, maar...’
Soraya verbrak de verbinding en keek Amun aan. ‘Het hoofd van de Central Intelligence is net in Washington met een autobom vermoord. Het stinkt, Amun. We vechten niet tegen Iraanse terroristen, dat weet ik gewoon. Ga je met me mee naar Khartoum?’
Amun rolde met zijn ogen en stak zijn handen omhoog. ‘Azizti, laat je me dan een keus?’
Moira en Humphry Bamber waren in Foggy Bottom uit de taxi gestapt en hij nam haar mee over de brug Georgetown in. Hij was zenuwachtig en liep zo hard dat ze hem telkens moest vastpakken om hem langzamer te laten lopen, want hij was veel te bang om naar haar te luisteren. Onderweg keek ze in winkelruiten en autospiegeltjes om te zien of ze door een auto of lopend werden gevolgd. Minstens twee keer had ze hen uit voorzorg een rondje laten lopen of waren ze een winkel in geschoten om er zeker van te zijn dat ze absoluut niet gevolgd werden. Pas daarna mocht Bamber weer in de richting van hun doel lopen.
Dat bleek op R Street te zijn: een rood bakstenen huis in federale stijl met een koperkleurig mansardedak en vier dakvensters waar dikke duiven lui zaten te koeren. Ze liepen de leien trap op en Bamber klopte met de koperen klopper op de houten deur. Even later ging die naar binnen toe open en verscheen er een magere man met halflang, bruin haar, groene ogen en hoekige jukbeenderen.
‘H, je ziet er... wat is er met je gebeurd?’
‘Chrissie, dit is Moira Trevor. Moira, dit is Christian Lamontierre.’
‘De danser?’
Bamber stond al op de drempel. ‘Moira heeft mijn leven gered. Mogen we binnenkomen?’
‘Je leven...? Natuurlijk.’ Lamontierre stapte achterwaarts de smalle, schitterende gang in. Hij deed dat gracieus en toch zo krachtig, dat duidelijk was dat een ongetraind wezen dat nooit zou kunnen. ‘Waar zijn mijn manieren?’ Hij keek heel bezorgd. ‘Alles oké? Ik kan mijn dokter bellen.’
‘Geen dokter,’ zei Moira.
Hun gastheer deed de zware deur dicht en Bamber draaide die op slot.
Toen hij dat zag, zei Lamontierre: ‘Volgens mij kunnen we wel een drankje gebruiken.’ Hij ging hen voor naar een prachtig ingerichte woonkamer in matgrijs en crème. Een zee van rust en elegantie. Op de koffietafel lagen boeken over ballet en moderne dans en op planken stonden foto’s van Lamontierre op toneel en in ongedwongen poses met Martha Graham, Mark Morris, Bill T. Jones, Twyla Tharp en anderen.
Ze gingen op grijs-zilver gestreepte banken zitten, terwijl Lamontierre naar een dressoir liep, maar zich ineens omdraaide.
‘Jullie zien eruit alsof jullie meer behoefte hebben aan wat te eten en wat rust. Als ik nou eens naar de keuken dribbel en wat eetbaars in elkaar knutsel?’
Zonder op antwoord te wachten liet hij ze alleen. Moira was er blij om, want ze had heel wat vragen voor Bamber en ze wilde hem niet in verlegenheid brengen.
Maar Bamber was haar een stap voor. Zuchtend ging hij op de bank hangen en zei: ‘Toen ik dertig werd, begon het tot me door te dringen dat mensen niet waren voorbestemd om monogaam te leven, niet fysiek en niet emotioneel. We zijn voorbestemd om ons voort te planten, om ten koste van alles ons ras voort te zetten. Homo zijn verandert die biologische noodzaak niet.’
Moira herinnerde zich dat hij had gezegd dat hij haar ergens mee naartoe zou nemen waar zelfs Steven niets vanaf wist. ‘Dus je hebt een verhouding met Lamontierre.’
‘Het zou Stevens dood zijn geworden als we erover hadden gepraat.’
‘Je bedoelt dat hij het wist?’
‘Steve was niet dom. En ook zeer intuïtief, zo niet over zichzelf, dan zeker over de mensen om hem heen. Misschien vermoedde hij het, misschien ook niet. Ik weet het niet. Maar zijn zelfbeeld was niet zo goed; hij was altijd bang dat ik bij hem weg zou gaan.’ Hij stond op, schonk voor hen allebei wat water in glazen, kwam weer terug en gaf een glas aan haar.
‘Ik zou niet weg zijn gegaan. Nooit.’
‘Ik ga geen oordeel vellen, hoor.’
‘Nee? Dan ben je de eerste.’
Moira nam een grote slok water, ze was uitgedroogd. ‘Vertel over Noah Perlis en jou.’
‘Die klootzak.’ Bamber trok een gezicht. ‘Een keurige, kleine oorlog. Dat wilde Noah van mij. Iets wat hij in een schaal kon doen en zijn cliënt cadeau kon geven.’
‘Je bent er goed voor betaald.’
‘Daar hoef je me niet aan te herinneren.’ Bamber draaide zijn glas om en om. ‘Dat bloedgeld is linea recta naar aids-onderzoek gegaan.’
‘Terug naar Noah,’ zei Moira zacht.
‘Oké.’
‘“Een keurige, kleine oorlog”, leg eens uit.’
Maar toen hoorden ze Lamontierre roepen en geschrokken stonden ze op. Bamber voorop liepen ze door een gang, langs een toilet, naar de keuken aan de achterkant van het huis. Moira had graag het antwoord van Bamber gehoord, maar haar maag rommelde en om weer op krachten te kunnen komen wist ze dat ze wat moest eten.
Toen ze op huizenjacht was geweest, was Moira in dit soort huizen geweest. Lamontierre had een dakraam laten plaatsen, dus in plaats van de donkere, sombere ruimte die het moest zijn geweest, was het nu een zonnige, vrolijke keuken. De hoofdkleur was eidooiergeel, met spatpanelen achter het bruine granieten aanrecht met spiegeltegels in een ingewikkeld Byzantijns patroon van goud, groen en blauw.
Ze gingen aan een antieke houten tafel zitten. Lamontierre had roerei gemaakt met kalkoenspek en meergranentoast. Al etend bleef hij bezorgd naar Bamber kijken, want toen hij had gevraagd wat er was gebeurd, had die gezegd: ‘Ik wil er niet over praten.’ En omdat Lamontierre hierdoor gekwetst was, had hij daaraan toegevoegd: ‘Het is voor je eigen bestwil, Chrissie, geloof me.’
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen,’ zei Lamontierre. ‘Steven is dood...’
‘Hoe minder je zegt, hoe beter,’ onderbrak Bamber hem.
‘Sorry. Meer wilde ik er niet over zeggen. Sorry.’
Eindelijk keek Bamber op van zijn bord en probeerde een glimlach. ‘Bedankt, Chrissie. Ik waardeer het. En sorry dat ik zo’n allemachtige klootzak ben.’
‘Hij heeft vandaag een boel voor zijn kiezen gekregen,’ vertelde Moira.
‘Dat hebben we allebei.’ Bamber keek weer naar zijn bord.
Lamontierre keek van de een naar de ander. ‘Oké. Nou, dan ga ik maar trainen.’ Hij stond op. ‘Als jullie me nodig hebben, ben ik beneden in de studio.’
‘Bedankt, Chrissie.’ Bamber lachte lief naar hem. ‘Ik kom zo naar beneden.’
‘Doe maar rustig aan.’ Hij keek naar Moira. ‘Mevrouw Trevor.’ En hij liep de keuken uit. Geen van beiden hadden ze hem wat zien eten.
‘Dat ging goed,’ zei Moira om de sfeer wat te verbeteren. Maar dat mislukte.
Bamber verstopte zijn gezicht in zijn handen. ‘Ik gedraag me als een klootzak. Wat is er met me aan de hand?’
‘Stress,’ stelde Moira voor. ‘En een verlate shock. Dat krijg je als je twee pond zooi in een tas van een pond wil stoppen.’
Bamber lachte kort, maar toen hij weer opkeek, stonden de tranen in zijn ogen. ‘En jij? Horen autobommen bij jouw dagelijkse werk?’
‘Eerlijk gezegd wel. En niet alleen autobommen.’
Verbijsterd keek hij haar aan. ‘Jezus, waar heeft Noah me bij betrokken?’
‘Dat moet jij mij gaan vertellen.’
‘Hij zei dat hij een cliënt had die... hij wilde echte-levenscenario’s, zo dicht bij echte-wereldsimulaties als mogelijk was. Ik zei dat er niets op de markt was dat aan zijn criteria voldeed, maar dat ik een programma kon maken dat het wel deed.’
‘Voor geld.’
‘Uiteraard voor geld. Ik doe geen vrijwilligerswerk.’
Moira vroeg zich af waarom ze zo bitchy deed en realiseerde zich dat het niets met Bamber te maken had. Ze had dr. Firth op Bali gebeld en had met Willard willen bijpraten over Jasons herstel, maar had te horen gekregen dat Willard terug was naar Washington. Firth wist niet waar Bourne was – of beweerde dat. Ze had al een paar keer Bournes mobiel geprobeerd, maar werd iedere keer met zijn voicemail doorverbonden. Daar werd ze heel zenuwachtig van, hoewel ze zichzelf probeerde te kalmeren met de gedachte dat als Jason bij Willard was, hij dan in veilige en goede handen was.
‘Verder,’ zei ze opeens beschaamd. Ze beloofde zichzelf wat aardiger tegen Bamber te doen.
Bamber stond op en liep met hun borden naar de dubbele gootsteen, waar hij met een vork de restjes van de borden in de afvalemmer veegde en zette de borden en het bestek in de vaatwasser. Toen hij de tafel had afgenomen, ging hij achter zijn stoel staan met zijn handen om de bovenrand van de rugleuning, zijn knokkels waren wit. Hij had van angst zoveel nerveuze energie gekregen dat hij moest gaan staan.
‘Eerlijk gezegd dacht ik dat zijn cliënt een nieuwe hedgefondsformule wilde testen. Ik bedoel: Noah bood me zoveel geld dat ik dacht: wat kan het mij schelen, ik krijg dat fuck-jou-geld binnen een of twee maanden en wat er dan ook in mijn bedrijfstak gebeurt: ik ben binnen. Freelancen is heel hard werken, op het moment dat er een crisis komt, valt de boel bijna meteen plat, dat wil je niet geloven.’
Moira ging makkelijker zitten. ‘Wist je dan niet dat Noah voor Black River werkte?’
‘Hij stelde zich voor als Noah Peterson. Meer wist ik niet.’
‘Je bedoelt dat je nooit de identiteit van je cliënten checkt?’
‘Niet als ze tweeënhalf miljoen op mijn bankrekening storten.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En ik ben niet van de FBI.’
Ze snapte hem. En trouwens, ze wist zelf hoe overtuigend Noah kon zijn, hoe goed hij iemand anders kon spelen. Hij vond het heerlijk om een rol te spelen, net als een Hollywood-acteur, dan hoefde hij nooit zichzelf te zijn.
‘Heb je ooit, tijdens het creëren van Bardem, een aanwijzing gekregen dat het programma niet voor een hegdefonds was bedoeld?’
Bamber knikte ineens verdrietig. ‘Maar pas bijna op het eind. Zelfs nog niet toen Noah me instructies van zijn cliënt gaf voor de tweede revisie. Ik moest de parameters van de echte-leven-data zo uitbreiden dat overheidsreacties op terroristische aanvallen en militaire invallen en dergelijke er ook binnen vielen.’
‘En toen gingen er geen alarmbellen rinkelen?’
Bamber zuchtte. ‘Waarom? Dit zijn belangrijke factoren voor hedgefondsen, want ze hebben grote invloed op de financiële markten en ik heb begrepen dat sommige hedgefondsen in het leven zijn geroepen om te profiteren van de kortetermijnmarktontwrichtingen.’
‘En wanneer veranderde je van mening?’
Bamber beende door de keuken, zette dingen recht die niet rechtgezet hoefden te worden. ‘Bij iedere revisie namen de afwijkingen toe, nu zie ik dat pas.’ Hij viel stil.
‘Maar in die tijd?’ drong ze aan.
‘Ik bleef tegen mezelf zeggen dat alles oké was,’ zei hij vertwijfeld. ‘Ik verstopte mijn hoofd steeds dieper in de complexe algoritmen van Bardem. En ’s nachts, als de twijfels toesloegen, focuste ik me op de tweeënhalf miljoen in schatkistpapieren, mijn fuck-jou-geld.’ Met gebogen hoofd hing hij boven de gootsteen. ‘Maar een paar dagen geleden bereikte ik mijn grens, ik wist dat ik zo niet door kon gaan, maar wist niet wat ik moest doen.’
‘Dus heb je Steve over Bardem verteld, waarop hij Noah alsnog natrok – wat jij had nagelaten –, en ontdekte dat hij bij Black River werkte.’
‘En omdat Steve Steve is, kon hij die informatie niet stilhouden. Hij was veel te bang om naar zijn meerderen te stappen, dus gaf hij de memory stick aan de man naar wie hij toe zou zijn gegaan als zijn interne zoektocht bij de DoD niets over DoD had opgeleverd.’
‘Jay Weston,’ zei Moira. ‘Natuurlijk! Ik heb Jay voor de neus weggekaapt van Hobart, een ander privébedrijf voor militaire opdrachten. Die zou Noah meteen hebben geïdentificeerd.’
‘En nu is Steve dood,’ jammerde Bamber, ‘door mijn stomheid en hebzucht.’
Woedend sprong Moira op en liep de keuken door naar Bamber. ‘Verdomme, Bamber, verman jezelf. Dit is niet het moment voor zelfmedelijden.’
Hij keek haar aan. ‘Wat heb jij? Heb je dan geen greintje menselijkheid in je? Mijn partner is vandaag vermoord.’
‘Ik heb geen tijd voor sentimenteel gedoe of...’
‘En als ik het me goed herinner is er een vriendin van jou alle kanten op geëxplodeerd voor jouw ogen. Heb je dan helemaal geen hart, helemaal geen spijt? Zit er niets anders in jou dan wraakgevoelens richting Noah?’
‘Ik bedoel: dat is het, hè? Daar draait het allemaal om – jij en Noah die elkaar het licht in de ogen niet gunnen en ach, de puinhoop die daaruit voortkomt, jammer dan. Nou, fuck hem en fuck jou!’
Hij beende de keuken uit en Moira greep zich aan de gootsteen vast om op haar benen te blijven staan. Maar de keuken begon te draaien, ze was helemaal de kluts kwijt, wist niet meer wat de vloer en wat het plafond was.
Mijn God, dacht ze, wat heb ik? Ineens zag ze Ronnie Hart voor zich, met haar wanhopige ogen die haar vanuit de witte Buick aankeken, die wist dat het einde nabij was en wist dat ze er niets aan kon doen. Ze hoorde de explosie weer, die alle zicht, geluid en gedachten onmogelijk maakte.
Waarom heb ik haar niet gered? Omdat ik geen tijd had. Waarom heb ik het niet geprobeerd? Nog een keer: er was geen tijd en Bamber had me vast. Waarom heb ik me dan niet losgetrokken? Omdat de schok er toen al was, die haar naar achteren wierp en als ze dichterbij was geweest, dan had ze in die vuurzee gezeten, was ze nu dood geweest of erger: lag ze nu op een afdeling met brandwonden, haar huid opengescheurd en verkoold, bedekt met derdegraads brandwonden waardoor ze langzaam en zeer pijnlijk zou sterven.
Maar toch. Ronnie was dood. Zij leefde nog. Was dat rechtvaardig? Het rationele deel van haar hersenen vertelde het verdrietige, irrationale deel dat de wereld een chaos was, niet maalde om rechtvaardigheid, wat een menselijke vondst was en daarom onderhevig aan zijn eigen irrationaliteit. Maar niets van dit innerlijke debat kon de tranen binnenhouden die over haar wangen liepen. Ze huiverde alsof ze ziek was.
Bambers woorden echoden in haar hoofd. Draaide het allemaal daarom: een bloedvete tussen haar en Noah? Ze was weer terug in München met Bourne, op de vliegtuigtrap naar het vliegtuig dat hen naar Long Beach, California zou brengen. En toen stond daar ineens Noah in de deuropening, ze herinnerde zich nog de giftige blik in zijn ogen. Was dat jaloezie geweest? Destijds had ze er niet bij stilgestaan, was ze veel te veel gefocust op Long Beach. Maar nu deed die minachtende blik haar aan de scherpe smaak van bedorven voedsel denken. Hoe wist ze dat ze dat moment van destijds tussen hen nu niet verkeerd interpreteerde? Omdat, nu ze eraan dacht, zijn reactie op haar vertrek bij Black River persoonlijk was geweest, alsof hij haar afgewezen minnaar was. En van daaruit redenerend: kon haar besluit om een concurrerend bedrijf te beginnen met een paar van de beste mensen van Black River dan een soort wraak op Noah zijn, omdat hij haar niet de ruimte had gegeven toen hij dat kon? Nu herinnerde ze zich ook het gesprek met Jason die avond op Bali, toen ze alleen in het zwembad zaten. Toen ze hem vertelde dat ze een concurrent van Black River wilde worden en hij haar had gewaarschuwd dat ze dan een vijand van Noah zou worden en dat hij gelijk had gehad. Had hij toen al geweten hoe Noah over haar dacht? En hoe dacht zijzelf over Noah? ‘Zes maanden voor ik wegging bij Black River had ik het opgegeven om te proberen het hem naar zijn zin te maken. Dat was gekkenwerk,’ had ze die avond tegen Jason gezegd. Wat had ze daar precies mee bedoeld? Nu ze het zich weer herinnerde en kon combineren met alle andere subtiele onthullingen, klonk het als iets wat een gekwetste geliefde kon zeggen.
Godallemachtig, Noah en zij hadden er zo’n puinhoop van gemaakt!
Langzaam, als een lekke band, verdween die onredelijke woede uit haar lijf. Ze hield zich niet meer zo krampachtig vast en gleed op de grond. Als haar rug niet tegen de houten kastjes aan had gehangen, dan zou ze zijn gevallen.
Het leek een hele tijd later – maar dat kon niet – toen ze merkte dat er nog iemand in de keuken was. Eigenlijk twee personen. Op hun hurken naast haar.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Bamber. ‘Gaat het?’
‘Ik gleed gewoon uit en viel.’ Moira’s ogen waren nu kurkdroog.
‘Ik haal wat cognac voor je.’ Lamontierre in een wit tricot, balletschoenen en met een handdoek om zijn nek liep naar de woonkamer.
Moira negeerde Bambers helpende hand en stond voorzichtig op. Lamontierre kwam terug met een half gevuld glas met een amberkleurige vloeistof, dat ze in één keer leegdronk. De warmte gleed door haar keel haar lichaam in en ze kwam weer helemaal bij haar positieven.
‘Meneer Lamontierre, hartelijk dank voor uw gastvrijheid, maar eerlijk gezegd moet ik hoognodig met meneer Bamber onder vier ogen praten.’
‘Natuurlijk. Als het goed met u...’
‘Heel goed.’
‘Mooi. Dan ga ik douchen. H, als je zo lang hier wilt...’ Even keek hij naar Moira. ‘Nou, eigenlijk zijn jullie hier allebei welkom, zolang als het nodig is.’
‘Dat is ontzettend aardig van u,’ zei Moira.
‘Het is niets.’ Hij wuifde haar woorden weg. ‘Maar ik ben bang dat ik geen schone kleren voor u heb.’
Lachend zei Moira: ‘Dat kan ik zelf heel makkelijk regelen.’
‘Oké, dan.’ Lamontierre gaf Bamber een zoen en liet hun alleen.
‘Een goed mens,’ zei Moira.
‘Dat klopt.’
Ze liepen naar de woonkamer waar ze uitgeput op de banken neerploften.
‘En nu?’ wilde Bamber weten.
‘Nu ga jij me helpen om te weten te komen waar Noah Perlis Bardem voor gebruikt.’
‘O?’ Ze zag hem verstijven. ‘En hoe zou ik dat moeten doen?’
‘Wat dacht je van zijn computer hacken?’
‘Wat zou ons dat allebei goed uitkomen!’ Hij ging op het randje van de bank zitten. ‘Helaas is dat onmogelijk. Noah gebruikt een laptop. Dat weet ik omdat hij me de ge-update versies van Bardem van daaraf heeft toegestuurd.’
‘Jesses!’ Hoewel Wi-Fi-netwerken berucht hacker-vriendelijk waren, was het netwerk van Black River dat niet. Ze hadden hun eigen wereldwijde netwerk dat, voor zover zij wist, niet gehackt kon worden. Natuurlijk is in theorie geen enkel netwerk honderd procent veilig, maar het zou een peloton hackers jaren kosten om binnen te dringen. Tenzij...
‘Wacht eens even,’ zei ze ineens opgewonden, ‘als je een laptop had met de Black River Wi-Fi-versleuteling, zou dat helpen?’
Bamber haalde zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk wel, maar waar ga jij in hemelsnaam zo’n ding vandaan halen?’
‘Ik heb bij Black River gewerkt. Er staat er een in mijn appartement. Dat heb ik nog niet teruggestuurd.’
‘Maar we kunnen niet naar onze appartementen, weet je nog? Noahs mensen staan daar op ons te wachten.’
Maar Moira stond al en zocht haar jas. ‘Toch zal ik het moeten proberen.’