DANKBETUIGINGEN

Men heeft mij ooit verteld dat schrijven een eenzame bezigheid is, en die opmerking klopt. Een manuscript komt echter nooit in een vacuüm tot stand, zeker niet als het wordt gepubliceerd, en in mijn geval hebben steeds velen een helpende hand geboden.

Allereerst Pam Ahearn, een buitengewoon literair agent die bij elke storm rustig vaarwater wist te bereiken. Vervolgens Mark Tavani, een opmerkelijk redacteur die me een kans gaf. Dan zijn er nog Fran Downing, Nancy Pridgen en Daiva Woodworth, drie verrukkelijke vrouwen die elke woensdagavond tot iets bijzonders maakten. Ik vond het een eer ‘een van de meiden’ te zijn. De romanschrijvers David Poyer en Lenore Hart hadden niet alleen praktische lessen voor me, maar brachten me ook in contact met Frank Green, die er de tijd voor nam me bij te brengen wat ik moest weten. Ook Arnold en Janelle James, mijn schoonouders, van wie ik nooit een ontmoedigend woord hoorde. Ten slotte al degenen die naar mijn gebazel luisterden, mijn probeersels lazen, en lieten weten wat ze ervan vonden. Ik durf geen namen te noemen uit angst iemand te vergeten. Weet dat ieder van jullie belangrijk is en dat jullie tactvolle overwegingen me zonder twijfel verder hebben geholpen.

Er zijn echter twee speciale personen die meer voor me betekenen dan wie ook. Mijn vrouw Amy en dochter Elizabeth, die samen alles mogelijk maken, dit boek incluis.