4. Wakker worden

De tijd gaat voorbij. Zelfs wanneer dat onmogelijk lijkt. Zelfs wanneer elke tik van de secondewijzer pijn doet als het kloppen van het bloed achter een blauwe plek. Hij gaat onregelmatig voorbij, in vreemde sprongen en eindeloze pauzes, maar hij gaat voorbij. Zelfs voor mij.

Charlie's vuist sloeg op tafel. ‘Nou is het mooi geweest, Bella! Ik stuur je naar huis.’

Ik keek op van mijn muesli, waar ik meer boven zat te peinzen dan dat ik er van at, en staarde Charlie geschokt aan. Ik had het gesprek niet gevolgd – ik was er me er eerlijk gezegd niet bewust van geweest dat we een gesprek aan het voeren waren – en ik begreep niet helemaal wat hij bedoelde.

‘Ik bén thuis,’ mompelde ik in de war.

‘Ik stuur je naar Renée, naar Jacksonville,’ verduidelijkte hij.

Charlie keek geërgerd toe terwijl ik langzaam doorkreeg wat hij zei.

‘Wat heb ik gedaan?’ Ik voelde mijn gezicht betrekken. Het was zo oneerlijk. Mijn gedrag was de afgelopen vier maanden onberispelijk geweest. Na die eerste week, waar we allebei nooit meer over begonnen, was ik nog geen dag niet op school of op mijn werk geweest. Mijn cijfers waren perfect. Ik was altijd op tijd thuis – ik ging überhaupt nergens heen waardoor ik niet op tijd thuis zou kunnen zijn. Ik zette maar heel af en toe kliekjes op tafel.

Charlie keek me kwaad aan.

‘Je hébt niets gedaan. Dat is het hem nou juist. Je doet nooit iets.’

‘Wil je dat ik mezelf in de nesten werk?’ vroeg ik verward, met opgetrokken wenkbrauwen. Ik deed mijn best om op te letten. Dat was niet makkelijk – ik was er zo aan gewend alles buiten te sluiten dat het leek of mijn oren dichtzaten.

‘Dat zou nog beter zijn dan dat… dat lusteloze geknies de hele tijd!’

Dat stak een beetje. Ik had zorgvuldig geprobeerd alle vormen van somberheid te vermijden, geknies inbegrepen.

‘Ik zit niet te kniezen.’

‘Verkeerde woordkeuze,’ gaf hij onwillig toe. ‘Kniezen zou beter zijn – dan zou je tenminste nog íéts doen. Je bent gewoon… levenloos, Bella. Ik denk dat dat het woord is wat ik zoek.’

Deze beschuldiging was raak. Ik zuchtte en probeerde wat meer levendigheid in mijn antwoord te leggen.

‘Het spijt me, pap.’ Mijn verontschuldiging klonk vlak, dat hoorde ik zelfs. Ik dacht dat hij er ingetrapt was. Charlie niet laten lijden was het enige doel van al deze moeite. Hoe deprimerend om te bedenken dat alle moeite voor niks geweest was.

‘Ik wil niet dat je je verontschuldigt.’

Ik zuchtte. ‘Wat wil je dan dat ik doe?’

‘Bella.’ Hij aarzelde en keek nauwlettend toe hoe ik op zijn woorden reageerde. ‘Lieverd, je bent niet de eerste die zoiets meemaakt.’

‘Dat weet ik ook wel.’ Mijn bijgaande grimas was zwak en niet erg indrukwekkend.

‘Moet je horen, lieverd. Ik denk dat je – dat je misschien wat hulp nodig hebt.’

‘Hulp?’

Hij was even stil en zocht opnieuw naar woorden. ‘Toen je moeder wegging,’ begon hij fronsend, ‘en jou meenam…’ Hij haalde diep adem. ‘Nou ja, dat was een vreselijke tijd voor mij.’

‘Ik weet het, pap,’ mompelde ik.

‘Maar ik kon er mee omgaan,’ bracht hij naar voren. ‘Lieverd, jij kunt er niet mee omgaan. Ik heb gewacht, ik hoopte dat het beter zou gaan.’ Hij keek me aan en ik keek snel naar beneden. ‘Ik denk dat we allebei weten dat het niet beter gaat.’

‘Het gaat prima.’

Hij negeerde me. ‘Misschien, nou ja, als je er met iemand over praat. Een professioneel iemand.’

‘Wil je dat ik naar een psycholoog ga?’ Mijn stem werd iets scherper toen ik besefte waar hij het over had.

‘Misschien helpt het.’

‘En misschien helpt het wel geen barst.’

Ik wist niet zo heel veel van psychoanalyse, maar ik was er vrij zeker van dat het alleen werkte als de persoon in kwestie redelijk eerlijk was. Jazeker, ik zou natuurlijk de waarheid kunnen vertellen – als ik de rest van mijn leven in een isoleercel door wilde brengen.

Hij keek onderzoekend naar mijn koppige uitdrukking en ging toen over op een andere aanvalstactiek.

‘Ik weet het allemaal ook niet meer, Bella. Misschien dat je moeder…’

‘Luister,’ zei ik op vlakke toon. ‘Ik ga vanavond wel uit, als je wilt. Ik bel Jessica of Angela wel.’

‘Dat is niet wat ik wil,’ wierp hij gefrustreerd tegen. ‘Ik denk niet dat ik het aankan om te zien hoe je nóg beter je best gaat doen. Ik heb nog nooit iemand zo zijn best zien doen. Het doet pijn om naar te kijken.’

Ik probeerde te doen alsof ik het niet snapte en staarde naar de tafel. ‘Ik begrijp het niet, papa. Eerst ben je boos omdat ik niets doe, en dan zeg je dat je niet wilt dat ik uitga.’

‘Ik wil dat je gelukkig bent – nee, dat niet eens. Ik wil alleen maar dat je je niet zo vreselijk ellendig voelt. Ik denk dat je daar meer kans op maakt als je weggaat uit Forks.’

Door mijn ogen flitste het eerste sprankje gevoel dat ik voor het eerst sinds ik me kon bedenken gehad had.

‘Ik ga niet weg,’ zei ik.

‘Waarom niet?’ wilde hij weten.

‘Ik zit in mijn laatste semester op school – dan raakt alles in de war.’

‘Je bent een goede leerling – je vindt heus wel een oplossing.’

‘Ik wil mama en Phil niet lastigvallen.’

‘Je moeder kan niet wachten tot je terugkomt.’

‘Florida is te warm.’

Zijn vuist sloeg weer op de tafel. ‘We weten allebei wat hier eigenlijk aan de hand is, Bella, en het is niet gezond voor je.’ Hij haalde diep adem. ‘Het is maanden geleden. Geen telefoontjes, geen brieven, geen contact. Je kunt niet op hem blijven wachten.’

Ik keek hem kwaad aan. De warmte kwam bijna, maar niet helemaal, tot mijn gezicht. Het was een hele tijd geleden dat ik gebloosd had, van welke emotie dan ook.

Dit hele onderwerp was ten strengste verboden en dat wist hij maar al te goed.

‘Ik wacht helemaal nergens op. Ik verwacht helemaal niets,’ zei ik met lage, monotone stem.

‘Bella…’ zei Charlie schor.

‘Ik moet naar school,’ gooide ik ertussen en stond op terwijl ik mijn onaangeraakte ontbijt van de tafel griste. Ik kwakte mijn kom in de gootsteen zonder hem af te wassen. Ik kon het niet aan om hier nog over door te praten.

‘Ik ga iets doen met Jessica,’ riep ik over mijn schouder terwijl ik mijn schooltas omhing, zonder hem aan te kijken. ‘Misschien ben ik wel niet thuis met het eten. Dan zijn we in Port Angeles naar de film.’

Ik was de deur uit voordat hij kon reageren.

In mijn haast om van Charlie weg te komen, was ik uiteindelijk een van de eersten op school. Het voordeel daarvan was dat ik een supergoede parkeerplek had. Het nadeel was dat ik nu niets te doen had, en ik probeerde koste wat kost altijd iets te doen te hebben.

Ik haalde snel mijn wiskundeboek tevoorschijn, voordat ik over Charlie's beschuldigingen na kon gaan denken. Ik sloeg het open bij het hoofdstuk waar we vandaag aan zouden beginnen en probeerde er wijs uit te worden. Wiskunde lezen was nog erger dan er naar luisteren, maar ik werd er al beter in. De afgelopen paar maanden had ik tien keer zoveel tijd besteed aan wiskunde dan ooit tevoren, met als gevolg dat ik telkens achten en negens haalde. Ik wist dat meneer Varner dacht dat mijn vooruitgang geheel en al te danken was aan zijn onovertroffen lesmethode – en als hij daar gelukkig van werd, ging ik hem niet uit de droom helpen.

Ik dwong mezelf door te gaan tot de parkeerplaats vol was, en uiteindelijk moest ik toch nog naar Engels rennen. We waren bezig met Animal Farm, een makkelijk onderwerp. Ik had niets tegen het communisme, het was een welkome afwisseling van alle vermoeiende romantiek waar onze boekenlijst vol mee stond. Ik ging er eens goed voor zitten, blij met de afleiding die meneer Berty's verhaal bracht.

De tijd ging gemakkelijk voorbij op school. De bel ging maar al te snel. Ik begon mijn tas in te pakken.

‘Bella?’

Ik herkende de stem van Mike, en ik wist wat zijn volgende woorden zouden zijn voordat hij ze uitsprak.

‘Ben je morgen op het werk?’

Ik keek op. Hij leunde over het gangpad naar me toe met een bezorgde blik in zijn ogen. Elke vrijdag vroeg hij hetzelfde. Niet dat ik me ook maar één keer ziek had gemeld. Nou ja, op één dag na dan, maanden geleden. Maar er was geen reden om zo ongerust naar me te kijken. Ik was een voorbeeldige werknemer.

‘Morgen is het zaterdag, toch?’ zei ik. Omdat ik er net door Charlie op gewezen was, realiseerde ik me hoe levenloos mijn stem eigenlijk klonk.

‘Ja, dat klopt,’ beaamde hij. ‘Ik zie je bij Spaans.’ Hij zwaaide even voordat hij zich omdraaide. Hij nam niet de moeite meer met me mee te lopen naar mijn volgende les.

Ik sjokte met een chagrijnig gezicht naar wiskunde. Dit was de les waar ik naast Jessica zat.

Het was weken, misschien wel maanden geleden dat Jessica me ook zelfs maar gegroet had als ik haar in de gang tegenkwam. Ik wist dat ik haar beledigd had met mijn asociale gedrag, en dat ze boos was. Het zou niet makkelijk worden om weer met haar te praten – en al helemaal niet om haar om een gunst te vragen. Ik woog de mogelijkheden zorgvuldig af terwijl ik buiten het lokaal bleef staan treuzelen.

Ik wilde Charlie niet weer onder ogen komen zonder een of ander sociaal gebeuren te kunnen melden. Ik wist dat ik niet kon liegen, hoewel het idee om in mijn eentje naar Port Angeles en weer terug te rijden – om zeker te weten dat mijn kilometerteller de juiste afstand aangaf, mocht hij het controleren – erg verleidelijk was. Maar Jessica's moeder was de grootste roddeltante van de stad, en Charlie zou haar eerder vroeg dan laat tegenkomen. En dan zou hij zeker weten over ons uitstapje beginnen. Liegen was geen optie.

Met een zucht duwde ik de deur open.

Meneer Varner wierp me een donkere blik toe – hij was al met de les begonnen. Ik haastte me naar mijn plek, en Jessica keek niet op toen ik naast haar ging zitten. Ik was blij dat ik vijftig minuten had om mezelf geestelijk voor te bereiden.

Deze les vloog nog sneller voorbij dan Engels. Een klein deel van die snelheid was te danken aan mijn brave voorbereiding vanochtend in de auto – maar het kwam toch grotendeels door het feit dat de tijd altijd sneller ging als ik wist dat er iets vervelends aan zat te komen.

Mijn gezicht vertrok toen meneer Varner vijf minuten voor tijd de les eindigde. Hij glimlachte, alsof hij iets aardigs deed.

‘Jess?’ Mijn neus rimpelde terwijl ik in elkaar kromp en wachtte tot ze op de aanval over zou gaan.

Ze draaide zich om in haar stoel met haar gezicht naar me toe en keek me ongelovig aan. ‘Heb je het tegen míj, Bella?’

‘Natuurlijk.’ Ik zette grote ogen op om onschuldig over te komen.

‘Wat is er? Moet ik je helpen met wiskunde?’ Ze klonk een beetje bitter.

‘Nee.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik wilde eigenlijk vragen of je… met mij naar de bioscoop wilt vanavond? Ik heb echt behoefte aan een meidenavondje.’ De woorden klonken stijfjes, als in een slecht geacteerd toneelstuk, en ze keek argwanend.

‘Waarom vraag je dat aan míj?’ vroeg ze, nog steeds onvriendelijk.

‘Jij bent de eerste aan wie ik denk als ik iets met vriendinnen wil doen,’ glimlachte ik en ik hoopte dat het oprecht leek. Het was waarschijnlijk wel waar. Ze was in elk geval de eerste aan wie ik dacht als ik Charlie wilde ontlopen. Het kwam op hetzelfde neer.

Ze leek een beetje bij te trekken. ‘Ik weet het niet, hoor.’

‘Heb je al plannen?’

‘Nee… ik kan wel met je meegaan. Naar welke film wil je?’

‘Ik weet niet precies wat er draait,’ zei ik om me in te dekken. Dit was het lastigste stuk. Ik pijnigde mijn hersens voor een aanwijzing: had ik niet iemand iets horen vertellen over een film de afgelopen tijd? Een poster zien hangen? ‘Wat dacht je van die ene over die vrouwelijke president?’

Ze keek me bevreemd aan. ‘Bella, die draait al ééuwen niet meer.’

‘O.’ Ik fronste. ‘Is er iets wat jij zou willen zien?’

Jessica's aangeboren opgewektheid begon onwillekeurig naar boven te borrelen terwijl ze hardop nadacht. ‘Nou, die nieuwe romantische komedie heeft hele goede recensies. Die wil ik nog zien. En mijn vader heeft net Dead End gezien, en hij vond hem heel goed.’

Ik klampte me vast aan deze veelbelovende titel. ‘Wat is dat voor film?’

‘Iets met zombies of zo. Hij zei dat het de engste film was die hij in jaren had gezien.’

‘Dat klinkt perfect.’ Ik had liever zombies dan dat ik naar een liefdesverhaal moest kijken.

‘Oké.’ Mijn antwoord leek haar te verbazen. Ik probeerde me te herinneren of ik van enge films hield, maar ik wist het niet zeker meer. ‘Zal ik je na school ophalen?’ bood ze aan.

‘Prima.’

Jessica glimlachte aarzelend naar me voordat ze wegging. Ik lachte net een beetje te laat terug, maar ik dacht dat ze het nog wel zag.

De rest van de dag ging snel voorbij, mijn gedachten waren gericht op de voorbereidingen voor vanavond. Ik wist uit ervaring dat als ik Jessica eenmaal aan het praten kreeg, ik me ervan af kon maken met wat instemmend gemompel op de juiste momenten. Ik zou zelf nauwelijks iets hoeven zeggen.

De mist waarin ik mijn dagen tegenwoordig doorbracht kon soms verwarrend zijn. Het verbaasde me dat ik opeens in mijn kamer was, terwijl ik me de rit van school naar huis of zelfs het opendoen van de voordeur niet goed kon herinneren. Maar dat maakte niet uit. Ik wilde geen besef van tijd meer hebben, dat was alles wat ik van het leven vroeg.

Ik vocht niet tegen de mist terwijl ik naar mijn kast liep. De verdoofdheid was op sommige plaatsen harder nodig dan andere. Ik merkte nauwelijks waar ik naar keek toen ik de deur openschoof, waardoor de berg troep zichtbaar werd in de linkerkant van mijn kast, onder de kleren die ik nooit droeg.

Mijn ogen dwaalden niet af naar de zwarte vuilniszak waar het cadeau van mijn afgelopen verjaardag in zat, zagen de vorm van de stereo niet waar het zwarte plastic omheen spande; ik dacht niet aan hoe mijn bloedende, kapotte nagels eruitgezien hadden toen ik hem eindelijk uit het dashboard geklauwd had.

Ik rukte het oude handtasje dat ik nauwelijks gebruikte van het haakje waar het aan hing en schoof de deur weer dicht.

Net op dat moment hoorde ik getoeter. Ik deed snel mijn portemonnee van mijn schooltas in het handtasje. Ik had haast, alsof de avond dan op de een of andere manier sneller voorbij zou gaan.

Ik wierp een blik op mezelf in de spiegel in de gang voordat ik de deur opendeed, vertrok mijn gezicht zorgvuldig in een glimlach en probeerde het zo te houden.

‘Fijn dat je meegaat vanavond,’ zei ik tegen Jessica terwijl ik naast haar ging zitten, en ik probeerde een dankbare toon aan te slaan. Het was alweer een tijdje geleden dat ik echt nagedacht had over wat ik tegen iemand zei, op Charlie na. Bij Jess was het moeilijker. Ik wist niet zeker welke gevoelens ik het beste kon veinzen.

‘Tuurlijk. En, hoe kwam dit zo opeens?’ vroeg Jessica terwijl ze mijn straat uitreed.

‘Kwam wat opeens?’

‘Waarom heb je opeens besloten… om iets leuks te gaan doen?’ Het klonk alsof ze haar vraag halverwege veranderde.

Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik had gewoon even behoefte aan iets anders.’

Op dat moment herkende ik het nummer op de radio en ik stak snel mijn hand uit naar de afstemknop. ‘Mag ik?’ vroeg ik.

‘Ga je gang.’

Ik ging alle zenders af totdat ik er een gevonden had die geen kwaad kon. Ik gluurde naar de uitdrukking op Jessica's gezicht toen de nieuwe muziek door de auto klonk.

Haar ogen vernauwden zich. ‘Sinds wanneer luister jij naar rap?’

‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Al een tijdje.’

‘Vind je dit leuk?’ vroeg ze bedenkelijk.

‘Tuurlijk.’

Het zou veel te ingewikkeld worden om normaal met Jessica om te gaan als ik ook nog mijn best moest doen om de muziek niet te horen. Ik knikte met mijn hoofd op en neer in de hoop dat ik in de maat zat.

‘Oké…’ Ze staarde met grote ogen uit het raam.

‘En, hoe gaat het met jou en Mike tegenwoordig?’ vroeg ik snel.

‘Jij ziet hem vaker dan ik.’

Mijn vraag had haar niet aan het praten gekregen zoals ik gehoopt had.

‘Het praat nogal moeilijk op het werk,’ mompelde ik en probeerde het opnieuw. ‘Heb je nog afspraakjes gehad de laatste tijd?’

‘Niet echt. Ik ga af en toe met Conner uit. En ik had twee weken geleden een afspraakje met Eric.’ Ze rolde met haar ogen en ik bespeurde een lang verhaal. Ik greep de mogelijkheid met beide handen aan.

‘Eric Yórkie? Wie had wie gevraagd?’

Ze kreunde en begon er helemaal in te komen. ‘Hij mij natuurlijk! Ik kon geen aardige manier bedenken om nee te zeggen.’

‘Waar zijn jullie heen gegaan?’ vroeg ik en ik wist dat ze mijn gretigheid als belangstelling zou interpreteren. ‘Ik wil alles horen.’

Ze brandde los en ik ging wat meer op mijn gemak achterover zitten. Ik lette goed op, begripvol murmelend en vol afschuw naar adem snakkend op de gewenste momenten. Toen ze uitverteld was over Eric ging ze direct zonder aandringen verder met een vergelijkend verhaal over Conner.

We gingen naar de vroege film, dus stelde Jessica voor dat we daarna zouden eten. Ik vond het best om alles te doen wat zij wilde, ik kreeg immers ook wat ik wilde – Charlie die me met rust zou laten.

Ik hield Jessica aan de praat tijdens de voorfilmpjes zodat ik ze makkelijker kon negeren. Maar ik werd zenuwachtig toen de film begon. Een jong stel wandelde over het strand, ze zwaaiden hun ineengestrengelde handen op en neer en praatten op een slijmerige neptoon over hun gevoelens voor elkaar. Ik onderdrukte de neiging mijn handen over mijn oren te leggen en te gaan neuriën. Ik had niet gerekend op romantiek.

‘Ik dacht dat we naar de zombiefilm zouden gaan,’ siste ik tegen Jessica.

‘Dit ís de zombiefilm.’

‘Waarom wordt er dan niemand opgegeten?’ vroeg ik wanhopig.

Ze keek me met grote ogen bijna verschrikt aan. ‘Dat zal heus nog wel komen,’ fluisterde ze.

‘Ik ga popcorn halen. Wil jij ook?’

‘Nee, dank je.’

Iemand achter ons siste dat we stil moesten zijn.

Ik nam uitgebreid de tijd bij het buffet terwijl ik de klok in de gaten hield en afwoog hoeveel procent van een anderhalf uur durende film aan een romantische introductie besteed zou worden. Ik besloot dat tien minuten meer dan genoeg was, maar voor de zekerheid bleef ik binnen nog heel even staan. Ik hoorde vreselijk gegil uit de speakers komen, dus ik had lang genoeg gewacht.

‘Je hebt alles gemist,’ murmelde Jess terwijl ik terug in mijn stoel schoof. ‘Bijna iedereen is al een zombie.’

‘Lange rij.’ Ik bood haar wat popcorn aan. Ze nam een handvol.

De rest van de film bestond uit gruwelijke zombieaanvallen en eindeloos gekrijs van het handjevol mensen dat nog over was. Ik had gedacht dat daar niets bij zou zitten waar ik niet tegen zou kunnen. Maar ik voelde me niet op mijn gemak, en ik kon eerst niet bedenken waarom.

Pas helemaal op het einde, terwijl ik naar een verwilderde zombie keek die achter de laatste, gillende overlevende aan schuifelde, realiseerde ik me wat het probleem was. De scène ging telkens van het doodsbange gezicht van de heldin naar het doodse, emotieloze gezicht van haar achtervolger, heen en weer terwijl de afstand kleiner werd.

En ik realiseerde me wie van hen het meest op mij leek.

Ik stond op.

‘Waar ga je heen? Het duurt nog twee minuten of zo,’ siste Jessica.

‘Ik moet wat drinken,’ mompelde ik terwijl ik naar de uitgang spurtte.

Ik ging buiten op een bankje naast de ingang zitten en probeerde heel hard om de ironie niet te zien. Maar het was ironisch, alles bij elkaar, dat ik uiteindelijk eindigde als zómbie. Die had ik niet aan zien komen.

Niet dat ik er niet ooit van gedroomd had een mythisch monster te worden – alleen niet een grotesk, levend lijk. Ik schudde paniekerig mijn hoofd om die gedachtegang te verjagen. Ik kon het me niet veroorloven om te denken aan waar ik ooit van gedroomd had.

Het was deprimerend om te bedenken dat ik de heldin niet meer was, dat mijn verhaal afgelopen was.

Jessica kwam door de deur van de bioscoop en aarzelde, ze vroeg zich waarschijnlijk af waar ze me het beste kon gaan zoeken. Toen ze me zag, keek ze opgelucht – heel even maar. Daarna keek ze geïrriteerd.

‘Vond je de film te eng?’ vroeg ze verbaasd.

‘Ja,’ zei ik instemmend. ‘Ik ben gewoon een schijterd, denk ik.’

‘Ook raar.’ Ze fronste. ‘Ik had helemaal niet het idee dat je bang was – ik zat de hele tijd te gillen, maar ik heb jou niet één keer gehoord. Dus ik snapte niet zo goed waarom je wegging.’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik was gewoon bang.’

Ze ontspande een beetje. ‘Dat was echt de engste film die ik ooit gezien heb, volgens mij. Ik durf te wedden dat we vannacht nachtmerries krijgen.’

‘Zeker weten,’ zei ik en probeerde mijn stem normaal te houden. Het was onvermijdelijk dat ik nachtmerries zou krijgen, maar die zouden niet over zombies gaan. Haar ogen schoten naar mijn gezicht en weer terug. Misschien was mijn normale stem niet gelukt.

‘Waar wil je eten?’ vroeg Jess.

‘Maakt me niet uit.’

‘Oké.’

Tijdens het lopen begon Jess over de mannelijke hoofdrolspeler. Ik knikte terwijl ze maar doorkletste over hoe geweldig hij was, maar ik kon me niet herinneren dat ik ook een man gezien had die geen zombie was.

Ik lette niet op waar Jessica me naartoe bracht. Ik was me er maar vaag van bewust dat het hier donker en stiller was. Het duurde langer dan zou moeten voordat ik doorhad waaróm het stil was. Jessica was opgehouden met kletsen. Ik keek haar verontschuldigend aan en hoopte dat ik haar niet gekwetst had.

Jessica keek niet naar mij. Haar gezicht stond strak, ze keek recht voor zich uit en liep hard door. Terwijl ik naar haar keek, flitsten haar ogen snel naar rechts, naar de andere kant van de straat, en weer terug.

Ik keek voor het eerst om me heen.

We liepen op een kort stuk stoep dat niet verlicht was. De winkeltjes hier waren allemaal al gesloten, de etalages donker. Een paar straten verder waren de lantaarnpalen weer aan, en verderop zag ik de felverlichte, gouden bogen van de McDonald's waar ze naartoe wilde.

Aan de andere kant van de straat was één zaak open. Er zaten luiken aan de binnenkant van de ramen en ervoor hingen brandende neonreclames voor allerlei soorten bier. De grootste reclame, in felgroen, was de naam van de bar: One-Eyed Pete's. Ik vroeg me af of het binnen in piratenstijl was ingericht, wat je van buitenaf niet kon zien. De metalen deur stond open; het was halfdonker binnen, en het lage gemompel van veel stemmen en het tinkelende geluid van ijsblokjes in glazen zweefde over de straat. Tegen de muur naast de deur leunden vier mannen.

Ik keek weer naar Jessica. Haar ogen waren strak gericht op de weg voor haar en ze liep snel. Ze keek niet bang, alleen maar waakzaam in een poging geen aandacht op zichzelf te vestigen.

Ik hield zonder erbij na te denken in en keek met een sterk déjà vu-gevoel achterom naar de vier mannen. Dit was een andere straat, een andere nacht, maar de situatie was zo bekend. Een van hen was zelfs ook klein en donker. Terwijl ik stilstond en me naar hen omdraaide, keek hij belangstellend op.

Ik staarde terug, verstijfd op de stoep.

‘Bella?’ fluisterde Jess. ‘Wat doe je?’

Ik schudde mijn hoofd, ik wist het zelf ook niet precies. ‘Volgens mij ken ik hen…’ mompelde ik.

Waar was ik mee bezig? Ik zou zo hard mogelijk weg moeten rennen van deze herinnering, het beeld van de vier rondhangende mannen uit mijn hoofd moeten bannen, mezelf moeten beschermen met de verdoofdheid waar ik niet zonder kon. Waarom liep ik als verdwaasd de straat op?

Het leek te toevallig dat ik met Jessica in Port Angeles was, in een donkere straat zelfs. Mijn ogen concentreerden zich op de kleinste man, probeerde zijn gelaatstrekken te vergelijken met de herinnering aan de man die me toen die nacht, bijna een jaar geleden, bedreigd had. Ik vroeg me af of ik de man überhaupt zou herkennen, als het hem echt was. Dat gedeelte van die avond was heel vaag. Mijn lichaam kon het zich beter herinneren dan mijn hoofd: de spanning in mijn benen terwijl ik probeerde te besluiten of ik zou rennen of vechten, mijn droge keel toen ik mijn best deed een behoorlijke schreeuw te produceren, mijn huid die strak over mijn knokkels spande omdat ik mijn handen tot vuisten gebald had, de rillingen over mijn rug toen de donkerharige man me ‘schatje’ had genoemd…

Er hing een onbestemde, onuitgesproken dreiging om deze mannen heen die niets te maken had met die andere keer. Hij kwam voort uit het feit dat ze vreemden waren, dat het hier donker was, dat zij met meer waren – heel algemene dingen. Maar het zei genoeg dat Jessica's stem oversloeg van paniek toen ze me achterna riep.

‘Bella, toe nou!’

Ik negeerde haar en liep langzaam naar voren zonder dat ik bewust besloten had mijn voeten te bewegen. Ik begreep niet waarom, maar de vage dreiging die de mannen vormden, trok me naar hen toe. Het was een onzinnige opwelling, maar ik had al zo lang geen enkele opwelling meer gehad dat ik eraan toegaf.

Er stroomde iets onbekends door mijn aderen. Adrenaline, besefte ik, dat zo lang niet in mijn systeem gezeten had en nu mijn hartslag sneller deed bonken en tegen het gebrek aan emotie vocht. Het was vreemd – waarom adrenaline als er geen angst was? Het was bijna alsof het een echo was van de vorige keer dat ik hier zo gestaan had, in een donkere straat in Port Angeles met vreemde mannen.

Ik zag geen reden voor angst. Ik kon niets op deze wereld bedenken waar ik nog bang voor zou kunnen zijn, niet fysiek in elk geval. Dat was een van de weinige voordelen van alles kwijt zijn.

Ik was halverwege de straat toen Jess me inhaalde en me bij mijn arm greep.

‘Bella! Je mag daar niet naar binnen!’ siste ze.

‘Ik ga niet naar binnen,’ zei ik afwezig en schudde haar hand van me af. ‘Ik wil even iets controleren…’

‘Ben je gek geworden?’ fluisterde ze. ‘Wil je soms zelfmoord plegen?’

Die vraag trok mijn aandacht, en mijn ogen richtten zich op haar.

‘Nee, dat wil ik niet.’ Mijn stem klonk verdedigend, maar het was wel waar. Ik wilde geen zelfmoord plegen. Zelfs in het begin, toen de dood zonder meer een opluchting geweest zou zijn, had ik het niet overwogen. Ik was Charlie te veel verplicht. Ik voelde me te verantwoordelijk voor Renée. Ik moest aan hen denken.

En ik had beloofd om geen domme of roekeloze dingen te doen. Om al die redenen haalde ik nog steeds adem.

Toen ik aan die belofte dacht, voelde ik me even schuldig, maar wat ik nu aan het doen was telde niet echt. Ik zette nou niet bepaald een mes op mijn polsen.

De ogen van Jess waren groot en haar mond hing open. Haar vraag over zelfmoord was retorisch geweest, realiseerde ik me te laat.

‘Ga maar vast eten,’ zei ik bemoedigend en wuifde in de richting van het junkfood. Ik vond de manier waarop ze me aankeek maar niks. ‘Ik kom er zo aan.’

Ik draaide me weer om, terug naar de mannen die met geamuseerde, nieuwsgierige ogen naar ons keken.

‘Bella, houd hier onmiddellijk mee op!’

Mijn spieren blokkeerden, deden me verstijfd op mijn plek staan. Want dit was niet de stem van Jessica die me tot de orde riep. Het was een woedende stem, een vertrouwde stem, een prachtige stem – zacht als fluweel, ook al was hij ziedend.

Het was zíjn stem – ik dacht bijzonder angstvallig niet aan zijn naam – en het verbaasde me dat de klank ervan me niet met geweld op mijn knieën deed vallen, me niet op de stoep ineen liet krullen, gekweld door verlies. Er was geen pijn, helemaal niet zelfs.

Op het moment dat ik zijn stem hoorde, werd alles heel helder. Alsof mijn hoofd plotseling bovenkwam uit donker water. Ik was me meer bewust van alles – wat ik zag, wat ik hoorde, het gevoel van de koude wind waarvan ik niet gemerkt had dat hij hard in mijn gezicht waaide, de geuren die uit de openstaande cafédeur kwamen.

Ik keek geshockeerd om me heen.

‘Ga terug naar Jessica,’ beval de heerlijke stem, nog steeds boos. ‘Je hebt het beloofd – geen domme dingen.’

Ik was alleen. Jessica stond een paar meter verderop en staarde me met angstige ogen aan. De vreemde mannen tegen de muur keken toe, in de war, en vroegen zich af wat ik aan het doen was, zo doodstil midden op straat.

Ik schudde mijn hoofd en probeerde het te begrijpen. Ik wist dat hij er niet was, en toch, hij voelde zo onwaarschijnlijk dichtbij, dichtbij voor het eerst sinds… sinds het einde. De boosheid in zijn stem was bezorgdheid, dezelfde boosheid die ooit heel vertrouwd geweest was – iets wat ik zo lang niet gehoord had dat het wel uit een vorig leven leek.

‘Houd je aan je belofte.’ De stem stierf weg, als het geluid van een radio dat zachter gedraaid werd.

Ik begon te vermoeden dat ik een soort hallucinatie had. Die werd ongetwijfeld opgeroepen door de herinnering, het déjà vu, de situatie die op zo'n vreemde manier bekend aandeed.

Ik ging snel de mogelijkheden na in mijn hoofd.

Optie één: ik was gek. Dat was de lekenterm voor mensen die stemmen hoorden in hun hoofd.

Zou kunnen.

Optie twee: mijn onderbewustzijn gaf me wat ik wilde. Dit was wensvervulling – een kortstondige verlichting van de pijn door de onjuiste veronderstelling dat het hém iets kon schelen of ik bleef leven of niet. Een projectie van wat hij zou zeggen als hij a) hier was en b) het om welke reden dan ook erg zou vinden als mij iets overkwam.

Waarschijnlijk.

Ik kon geen optie drie bedenken, dus ik hoopte dat de tweede optie klopte en dat dit alleen maar mijn onderbewustzijn was dat enigszins doordraaide, in plaats van iets waar ik voor opgenomen zou moeten worden.

Maar mijn reactie was in elk geval niet erg normaal: ik was dankbaar. Ik was zo bang geweest dat ik me zijn stemgeluid niet meer zou kunnen herinneren dat ik bovenal een overweldigende dankbaarheid voelde dat mijn onderbewustzijn dat geluid beter vastgehouden had dan mijn bewuste geest.

Ik mocht niet aan hem denken. Dat was iets waar ik erg streng in probeerde te zijn. Natuurlijk ging het soms mis, ik was ook maar een mens. Maar ik werd er steeds beter in, en daarom kon ik de pijn nu dagen achter elkaar weg laten blijven. Daarvoor in de plaats was de eeuwigdurende verdoofdheid gekomen. Ik moest kiezen tussen pijn en niets, en ik had gekozen voor niets.

Nu was ik aan het wachten op de pijn. Ik was niet verdoofd – mijn zintuigen leken abnormaal gevoelig na zoveel maanden wazigheid – maar de gebruikelijke pijn bleef uit. Het enige wat zeer deed was het feit dat zijn stem aan het wegsterven was.

Er was een moment van aarzeling.

Het zou verstandig zijn om weg te rennen voor deze mogelijk destructieve – en absoluut geestelijk labiele – ontwikkeling. Het zou dom zijn om hallucinaties te stimuleren.

Maar zijn stem stierf weg.

Ik deed nog een stap naar voren, als test.

‘Bella, draai je om,’ grauwde hij.

Ik zuchtte van opluchting. Die boosheid was wat ik wilde horen – vals, verzonnen bewijs dat hij om me gaf, een twijfelachtig cadeau van mijn onderbewustzijn.

Er waren maar een paar seconden voorbijgegaan terwijl ik dit allemaal bedacht. Mijn kleine publiek keek nieuwsgierig toe. Het zag er waarschijnlijk uit alsof ik gewoon aan het dubben was of ik naar ze toe zou gaan of niet. Hoe konden zij weten dat ik hier een onverwacht moment van krankzinnigheid aan het beleven was?

‘Hoi,’ riep een van de mannen, zijn stem tegelijkertijd zelfverzekerd en enigszins sarcastisch. Hij had een lichte huid en blond haar, en hij stond daar met het zelfvertrouwen van iemand die zichzelf behoorlijk knap vindt. Ik kon niet zeggen of hij dat ook was of niet. Ik was bevooroordeeld.

De stem in mijn hoofd antwoordde met een intens gegrom. Ik glimlachte, en de zelfverzekerde man leek dat als een aanmoediging op te vatten.

‘Kan ik je ergens mee helpen? Je ziet eruit alsof je verdwaald bent.’ Hij grijnsde en knipoogde.

Ik stapte voorzichtig over de goot, waar water door stroomde dat zwart was in de duisternis.

‘Nee. Ik ben niet verdwaald.’

Nu ik dichterbij was – en mijn ogen stonden opvallend scherp – keek ik eens goed naar het gezicht van de kleine donkere man. Het kwam me op geen enkele manier bekend voor. Ik bemerkte een vreemd gevoel van teleurstelling dat dit niet de verschrikkelijke vent was die me een jaar geleden had belaagd.

De stem in mijn hoofd was stil.

De kleine man zag dat ik naar hem keek. ‘Wil je iets drinken van me?’ bood hij aan, zenuwachtig, en hij leek gevleid dat ik hem uitgekozen had om naar te staren.

‘Ik mag nog geen alcohol,’ antwoordde ik automatisch.

Hij was van zijn stuk gebracht, vroeg zich af waarom ik dan naar ze toegekomen was. Ik voelde me genoodzaakt het uit te leggen.

‘Vanaf de overkant leek je op iemand die ik ken. Sorry, mijn fout.’

De dreiging die me over de straat had getrokken, verdween als sneeuw voor de zon. Dit waren niet de gevaarlijke mannen die ik me herinnerde. Dit waren hoogstwaarschijnlijk gewoon aardige kerels. Veilig. Ik verloor mijn belangstelling.

‘Maakt niet uit,’ zei de zelfverzekerde blonde man. ‘Blijf nog gezellig even bij ons.’

‘Bedankt, maar ik heb geen tijd.’ Jessica stond midden op straat te aarzelen, haar ogen groot van woede en verraad.

‘Toe nou, heel even maar.’

Ik schudde mijn hoofd, draaide me om en liep terug naar Jessica.

‘Laten we gaan eten,’ stelde ik voor, waarbij ik haar nauwelijks aankeek. Hoewel ik voor even bevrijd leek van mijn zombieachtige levenloosheid was ik net zo afstandelijk. Mijn gedachten werden volledig in beslag genomen. De veilige, verdoofde doodsheid kwam maar niet terug en ik werd met de minuut bezorgder.

‘Wat dacht je wel niet?’ snauwde Jessica. ‘Je kent ze helemaal niet – het hadden wel gekken kunnen zijn!’

Ik haalde mijn schouders op en hoopte dat ze erover op zou houden. ‘Ik dacht gewoon dat ik die ene kende.’

‘Je bent niet goed snik, Bella Swan. Ik heb het gevoel dat ik je helemaal niet ken.’

‘Het spijt me.’ Ik wist niet wat ik daar anders op moest zeggen.

We liepen zwijgend door naar de McDonald's. Ik durfde te wedden dat ze wou dat we met de auto waren gegaan in plaats van het stukje te lopen vanaf de bioscoop, zodat ze naar de drive-in kon gaan. Ze wilde nu net zo graag dat deze avond voorbij was als ik al vanaf het begin gewild had.

Ik probeerde een paar keer een gesprek op gang te brengen tijdens het eten, maar Jessica werkte niet mee. Ik had haar blijkbaar echt heel erg beledigd.

Toen we terug bij de auto waren stemde ze de radio weer af op haar favoriete zender en zette het geluid zo hard dat een normaal gesprek niet echt meer mogelijk was.

Ik hoefde niet zo hard mijn best te doen als normaal om de muziek te negeren. Ook al was mijn geest voor deze ene keer niet angstvallig verdoofd en leeg, ik had te veel om over na te denken om de songteksten te horen.

Ik wachtte tot de verdoofdheid terug zou komen, of de pijn. Want de pijn zat er ongetwijfeld aan te komen. Ik had me niet aan mijn eigen regels gehouden. In plaats van de herinneringen uit de weg te gaan, was ik ze enthousiast tegemoet gelopen. Ik had zijn stem zo duidelijk gehoord in mijn hoofd. Daar zou ik voor moeten boeten, dat kon niet anders. Helemaal als ik de mist niet meer op kon roepen om mezelf te beschermen. Ik was te opmerkzaam, en dat maakte me bang.

Maar opluchting was nog steeds de overheersende emotie in mijn lichaam – opluchting die vanuit het diepst van mijn ziel kwam.

Hoe ik ook mijn best deed om niet aan hem te denken, ik deed niet mijn best om hem te vergéten. Ik maakte me zorgen – 's avonds laat, als de uitputting door het gebrek aan slaap dwars door mijn verdediging heen brak – dat ik het allemaal kwijt aan het raken was. Dat mijn geheugen een zeef was, en dat ik me op een dag niet meer zou kunnen herinneren welke kleur zijn ogen precies hadden, hoe zijn koele huid aanvoelde, of hoe zijn stem klonk. Ik kon niet aan hem denken, maar ik moest me hem wel herinneren.

Want er was maar één ding waar ik in moest geloven om te kunnen blijven leven – ik moest weten dat hij bestond. Dat was alles. Al het andere kon ik verdragen. Als hij maar bestond.

Dat was waarom ik meer dan ooit tevoren gevangen zat in Forks, waarom ik ruzie maakte met Charlie als hij een verandering van omgeving voorstelde. Echt, het zou niets uit moeten maken, niemand zou hier ooit nog terugkomen.

Maar als ik naar Jacksonville ging, of een ander zonnig en onbekend oord, hoe zou ik er dan zeker van kunnen zijn dat hij echt was? Op een plek waar ik me hem nooit voor zou kunnen stellen zou de zekerheid misschien vervagen… en daar zou ik niet mee kunnen leven.

Verboden om te herinneren, doodsbang om te vergeten – het was een slap koord waar ik op moest dansen.

Ik was verbaasd toen Jessica voor mijn huis stopte. De rit had niet lang geduurd, maar ook al leek het kort, ik had niet gedacht dat Jessica zo lang zonder praten kon.

‘Fijn dat je met me meegegaan bent, Jess,’ zei ik terwijl ik mijn portier opendeed. ‘Het was… gezellig.’ Ik hoopte dat ‘gezellig’ het juiste woord was.

‘Nou,’ mompelde ze.

‘Het spijt me van… na de film.’

‘Het zal wel, Bella.’ Ze staarde door de voorruit in plaats van mij aan te kijken. Ze leek eerder nog bozer te worden dan te kalmeren.

‘Tot maandag?’

‘Ja. Dag.’

Ik gaf het op en sloeg het portier dicht. Ze reed weg, nog steeds zonder me aan te kijken.

Zodra ik binnen was, was ik haar alweer vergeten.

Charlie stond midden in de gang op me te wachten, zijn armen strak over elkaar met zijn handen tot vuisten gebald.

‘Hoi pap,’ zei ik afwezig terwijl ik om Charlie heen probeerde te glippen, op weg naar de trap. Ik was al te lang aan hém aan het denken, en ik wilde boven zijn voordat het me te pakken zou krijgen.

‘Waar ben je geweest?’ wilde Charlie op hoge toon weten.

Ik keek mijn vader verbaasd aan. ‘Ik ben in Port Angeles naar de film geweest, met Jessica. Dat had ik vanochtend toch gezegd?’

‘Hmmpf,’ gromde hij.

‘Mag dat?’

Hij keek onderzoekend naar mijn gezicht en zijn ogen werden groot alsof hij iets onverwachts zag. ‘Ja, natuurlijk. Heb je het leuk gehad?’

‘Absoluut,’ zei ik. ‘We hebben naar zombies gekeken die mensen opaten. Hartstikke leuk.’

Zijn ogen knepen samen.

‘Welterusten pap.’

Hij liet me erlangs. Ik liep snel naar mijn kamer.

Een paar minuten later lag ik in bed en onderging gelaten de pijn die eindelijk zijn intreden deed.

Het was verlammend, dat gevoel dat er een groot gat door mijn borst geboord was, waarbij mijn belangrijkste organen werden weggesneden en de rafelige, open wonden aan de randen maar bleven kloppen en bloeden, ondanks het verstrijken van de tijd. Rationeel gezien wist ik dat mijn longen nog heel moesten zijn, en toch hapte ik naar adem en tolde mijn hoofd alsof mijn inspanningen me niets opleverden. Mijn hart moet ook nog geklopt hebben, maar ik kon het geluid van mijn hartslag niet horen, mijn handen voelden blauw van de kou. Ik krulde me op, sloeg mijn armen om mijn ribben om mezelf bij elkaar te houden. Ik zocht wanhopig naar mijn verdoofdheid, mijn ontkenning, maar ik kreeg het niet te pakken.

En toch merkte ik dat ik kon overleven. Ik was bij bewustzijn, ik voelde de pijn – het schrijnende verlies dat uit mijn borst straalde en verwoestende golven van verdriet door mijn ledematen en hoofd zond – maar het was te doen. Ik kon ermee leven. Het voelde niet alsof de pijn minder was geworden met de tijd, maar eerder alsof ik sterk genoeg was geworden om het te verdragen.

Wat er ook gebeurd was vanavond – en of het nou kwam door de zombies, de adrenaline of de hallucinaties – het had me wakker geschud.

Voor het eerst in een heel lange tijd wist ik niet wat me de volgende ochtend te wachten zou staan.