33.
Er is niets dan leegte. De dagen strekken zich voor me uit als de Stille Oceaan vanaf het strand van een onbewoond eiland. Ik heb niets te doen. Ik hoef niet te trainen, ik hoef niet te denken aan de ene of de andere koers, ik hoef me geen zorgen te maken over een nieuw contract. Ik hoef niets. Ik moet niets. Ik doe niets. De eerste dagen nadat ik ben gestopt als wielrenner lig ik vooral veel in mijn bed. Ik denk na. Nu mijn leven stilstaat is er alle tijd voor. Ik neem mezelf veel dingen kwalijk. Ik heb het vooral aan mezelf te wijten dat ik op mijn dertigste klaar ben met wielrennen. Ik heb gefaald. Ik heb veel te weinig uit mezelf gehaald.
Na een week van eenzame opsluiting in mijn eigen huis zegt Nathalie tegen me dat ik naar Los Angeles moet komen. Een dag later zit ik in het vliegtuig. Een retourticket heb ik niet geboekt. Nathalie krijgt een jongen in huis die niet weet wat hij met zijn leven aan moet. Maar dat vindt ze niet erg. Ze is niet onder de indruk van mijn problemen. Ik blijf wekenlang bij haar. Ze is een zegen voor me. Ze is alles wat ik nodig heb. We praten veel, we doen dingen die ik nog nooit gedaan heb. We gaan naar kunstbeurzen, naar musea en naar feestjes met mensen die ik alleen ken uit Hollywoodfilms. Ik weet niet wat er was gebeurd als ik Nathalie niet had gehad. Dan was het misschien anders gelopen. Dan was ik misschien weer in een met alcohol gevuld zwart gat gevallen. Dan was ik zoveel ongelukkiger geweest, met alle gevolgen van dien.
In Amerika is wielrennen letterlijk en figuurlijk ver weg. De afstand doet me goed. Ik kan dingen steeds beter in perspectief plaatsen. Ik zie dat ik jarenlang in dezelfde rondjes heb gerend, als een hond achter zijn eigen staart. Met wielrennen, met vrouwen, met alcohol: ik doe elke keer hetzelfde. Ik wil altijd méér, en daarom eindig ik meestal met niets. Als je nooit tevreden bent, als je nooit geduld hebt, als je alles tegelijk wilt, als je probeert honderd verschillende levens in één leven te proppen, hoe kun je dan ooit gelukkig zijn met je eigen leven? Ik heb jarenlang achter elke verleiding aan gerend die ik zag, zonder na te denken over de gevolgen. Ik heb mezelf uitgewoond. Ik heb mijn carrière gesloopt. Ik heb de mensen om me heen zoveel verdriet gedaan.
Soms betrap ik mezelf erop dat ik naar mezelf kijk als naar een ander persoon, uit een andere tijd, met een ander leven. Het is alsof ik mijn verleden thuis heb achtergelaten.
Tot dat ene telefoontje. Uit Zwitserland. Wéér Zwitserland.
Het verleden belt me. Aan de andere kant van de lijn hangt een advocaat van de UCI, Simon Geinoz. Hij zegt dat hij bezig is met een tuchtzaak tegen Michael Boogerd. Het is ze een doorn in het oog dat een dopingzondaar een eigen ploeg is gestart met daarin talloze jonge renners. Ze verzamelen bewijs tegen hem. De UCI wil Boogerd zo lang mogelijk schorsen wegens dopinggebruik, handel in doping en het faciliteren van doping bij andere renners. Hij zegt dat hij me een formuliertje opstuurt dat verwijst naar mijn uitspraken bij de Nederlandse Dopingautoriteit. Als ik dat even teken, dan wordt Michael voor acht jaar geschorst. En o ja, of ik er een beetje haast mee wil maken. Ze willen het nieuws van zijn schorsing graag naar buiten brengen voordat de Tour de France in Utrecht start. ‘Vanwege de publiciteit en zo. Een grote Nederlandse naam voor de Tourstart in Nederland – nou ja, je begrijpt het wel.’
Als hij ophangt blijf ik perplex achter.
Die avond, en de avonden erna, lig ik weer in mijn bed te malen. Wat moet ik doen? Moet ik tekenen? Of niet? Verdient hij die schorsing? Waarom hebben ze mijn handtekening überhaupt nodig? Ik heb toch alles al verteld? En vooral: waarom leggen ze de verantwoordelijkheid voor acht jaar schorsing bij mij? Waarom moet ík beslissen over de toekomst van Michael Boogerd?
Ik probeer het telefoontje te negeren. Maar dat is bijna onmogelijk: Geinoz mailt me en belt me. Hij zet me onder druk. Hij wil dat papiertje terug, ondertekend, zo snel mogelijk. Ik overleg met Nathalie en met Martijn en Eelco. Maar uiteindelijk zegt iedereen hetzelfde: dat ik zelf moet beslissen of ik het formulier onderteken. Ik overweeg om Michael zelf te bellen, maar ik doe het niet. Zeker niet als ik nog niet heb besloten wat ik doe.
Wat ik in elk geval níet doe is tekenen vóór de Tourstart in Utrecht. Ik vind het belachelijk dat de UCI Boogerd per se wil ophangen wanneer het Nederlandse wielrennen in de schijnwerpers staat. Ik doe niet mee aan een zieke publiciteitsstunt. Als ze bij de UCI hun imago willen oppoetsen, dan verzinnen ze maar een andere manier. Die tuchtzaak van Boogerd is sowieso een farce. Het is inmiddels meer dan twee jaar geleden dat hij bekend heeft. Sindsdien hebben ze er nauwelijks iets mee gedaan, dus dat maandje extra uitstel kan er ook nog wel bij. Maar Geinoz accepteert het uitstel niet. Hij stuurt me een mail waarin hij dreigt míj te laten vervolgen omdat ik niet meewerk. Hij laat me weten dat ik nóg een keer geschorst kan worden. Ik schiet in de lach wanneer ik dat lees. Ik ben niet eens wielrenner meer. Als ze me willen schorsen, dan doen ze het maar.
Maar intussen zit ik nog steeds met de situatie in mijn maag. In juli 2015 reis ik naar Frankrijk voor een commercieel project met een verzekeraar. Ik begeleid een groep oudere mannen die op tandems over het parcours van de Tour de France rijden. We rijden over de cols van de Tour, de kranten staan vol met wielrennen, op tv zie ik het peloton rijden – als ik mijn ogen dichtknijp zie ik mezelf ertussen. Ik had daar ook moeten rijden, in de groep met de favorieten. Het wielrennen is ineens weer dichtbij, en het doet me meer pijn dan ik dacht. Overdag fiets ik zelf of kijk ik naar fietsende mannen, ’s avonds drink ik meer dan goed voor me is, ’s nachts droom ik van papiertjes van de UCI. Op 15 juli ben ik te gast bij het tv-programma Tour du Jour, waarbij elke avond de Touretappe van die dag wordt besproken. Een van de andere tafelgasten is Michael Boogerd. Ik word live op tv door hem en presentator Wilfred Genee in de hoek van dader gedrukt. Minutenlang gaat het over de vraag wat ik gezegd heb bij de Dopingautoriteit. Michael hangt weer het slachtoffer uit. Ik moet ze eraan herinneren dat er maar één renner is geschorst voor een dopingovertreding: ik.
Na afloop van de uitzending blijft Michael in zijn slachtofferrol. Hij klaagt dat hij zoveel geld heeft moeten uitgeven aan advocaten en dat hij bang is dat de UCI hem schorst – wat moet hij zonder wielrennen? Hij komt ook even terug op de reden om me geen contract te geven bij Roompot. ‘Als ik jou nou een contract had gegeven en ik word zo meteen geschorst – wat heb ik daar dan aan?’ Ik kijk hem aan, fronsend. Daarna herhaalt hij het nog een keer. Ik merk dat er iets in me begint te borrelen. Hij heeft me geen contract gegeven omdat híj er niets aan heeft? Ik moet me inhouden om niet te schreeuwen. Ik bijt hem toe dat ik hem, als de situatie andersom was geweest, zelfs nog een contract had gegeven als hij een houten been had gehad.
Na de ontmoeting met Michael speel ik een paar dagen met het idee om het papiertje van de UCI te tekenen. Uit wraak. Als hij alleen aan zichzelf denkt, dan ik ook. Hij zal er kapot van zijn: hij rekent op een jaar of twee schorsing, niet meer. Maar er is veel te zeggen voor acht jaar. Hij heeft doping gebruikt, hij heeft mij geleerd om het te gebruiken, hij heeft Dynepo aan me verkocht, hij heeft me het telefoonnummer van Matschiner gegeven. Als Michael een Kazak was geweest met een minder sympathieke uitstraling, dan had iedereen het begrepen als hij voor de rest van zijn leven uit het wielrennen was verbannen. Ik weet dat hij het niet aankan, die acht jaar. Eén handtekening van mij en zijn wereld stort in.
Maar ik doe het niet. Natuurlijk niet. Ze kunnen bij de UCI fluiten naar mijn handtekening. Ik heb mijn verhaal aan de Dopingautoriteit verteld, ik ben naar het WADA geweest, ik heb mijn verhaal in de krant gedaan – als ze er iets mee willen doen, dan hebben ze bewijs genoeg. Mijn handtekening zal de UCI vast juridisch sterker maken in hun zaak tegen Boogerd – maar als ze het zo belangrijk hadden gevonden, dan hadden ze hem maar eerder moeten vervolgen. En bovendien wil ik niet degene zijn die Michaels kop eraf hakt. Ik pas ervoor om de verantwoordelijkheid voor die achtjarige schorsing in mijn schoenen geschoven te krijgen. En ik pas ervoor om Michael te laten opdraaien voor iets wat ik vooral zélf gedaan heb. Michael heeft me niet gedwongen om doping te gebruiken; ik ben er zelf naar op zoek gegaan. Er zijn talloze mensen betrokken geweest bij mijn dopinggebruik, maar over de vraag wie de hoofdverantwoordelijke is, bestaat geen enkele twijfel: ikzelf. Ja, ik ben soms gefrustreerd. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn frustraties op anderen moet afreageren.
Ik laat de UCI weten dat ik het papiertje niet teken. Ze schorsen Michael Boogerd voor twee jaar – alleen vanwege zijn eigen dopinggebruik, niet voor hulp aan anderen. Een paar weken na mijn beslissing om niet te tekenen krijg ik een mailtje vol excuses van Simon Geinoz. Hij schrijft dat hij te ver is gegaan met zijn dreigement om me te schorsen en dat zijn manier van communiceren niet op zijn plaats was. En hij bedankt me voor mijn ‘toegewijde bijdrage in de strijd tegen doping’. Ik lees zijn mailtje met een mengeling van verbazing en plezier.
Excuses en een bedankje van de UCI, ik had niet gedacht dat ik dat ooit nog eens zou meemaken.