15
‘Je laatste kans op een leuke jongen,’ zei Manon plagerig toen ze het restaurant verlieten.
Fleur slaakte een diepe zucht. ‘Ik moet er niet aan denken. Het enige wat ik wil is een zachte bank waarop ik kan uitbuiken. Met mijn hoofd op de leuning, lekker lui naar een wedstrijd schansspringen kijken, met deelnemers die onuitspreekbare namen hebben. Héérlijk!’
Manon haalde haar schouders op.
‘Eigenlijk heb ik ook weinig zin om naar de kroeg te gaan. Maar, ja, beloofd is beloofd.’
Ton pakte voorzichtig de mouw van haar jas en boog licht naar haar toe.
‘Drink een wijntje en pak een taxi. Ben je je afspraak nagekomen en toch op tijd thuis.’
Een windvlaag gierde door de straat. Hij zette snel de kraag van zijn jas op, al bood die weinig bescherming tegen de droge, snijdende kou.
‘Ja, ik denk dat ik dat doe. Om een uur of tien ben ik waarschijnlijk toch gebroken.’
Marga gaf haar dochter een vluchtige kus op haar wang.
‘Dan heb je nog anderhalf uur. Veel plezier.’
Ze keek naar hun auto die aan de overkant van de straat stond geparkeerd.
‘We gaan er nu vandoor, anders vries ik vast aan de stoep.’ Snel liep ze samen met Fleur naar de auto. Ton aarzelde. Hij kneep Manon nog even kameraadschappelijk in haar arm en glimlachte.
‘Topdag, of niet?’
Manon knikte.
‘Topdag, pap. Het is lang geleden dat ik het zo naar mijn zin heb gehad.’
Ton gaf haar een knipoog en liep snel naar de auto.
‘Fijne avond, pop. Ik zie je straks.’
Manon trok haar muts verder over haar oren en wandelde naar het centrum van Zell am See, dat een paar honderd meter verderop lag. In de namiddag had het flink gesneeuwd, zodat bij elke stap de hak van haar leren laars in de witte ondergrond verdween. In tegenstelling tot het trottoir was er op straat geen sneeuwvlokje te vinden. De pekelwagens hadden hun werk goed gedaan. De vrolijke, verse sneeuw was veranderd in een zielig bruin goedje dat tegen de trottoirband een langzame smeltdood stierf.
Het pak sneeuw had de binnenstad van Zell am See van een feeëriek tintje voorzien. Omdat op architectonisch gebied weinig commerciële concessies waren gedaan, leek het alsof ze in een middeleeuws stadje liep. Ondanks de snerpende kou hing er door de authentieke straatverlichting en de ouderwetse, soms Anton Pieck-achtige gevels en daken met een dikke sneeuwlaag, een knusse sfeer in de straatjes.
Ze had die ochtend flink aan de techniek van haar moeder gewerkt. Tijdens de lunch hadden ze haar lesdagen met het kinderklasje besproken. Manon was op de piste verschillende keren door instructeurs gegroet. Ze waren Kirsten en haar klasje een paar keer tegengekomen, en ook Heather had ze gezien. Blijkbaar waren de afgelopen dagen goed geweest voor Kirstens zelfvertrouwen, want ze leidde de groep nu in haar eentje. En zo te zien ging haar dat prima af.
Na de lunch was het gezin naar de rode piste gegaan. Het was voor Marga de eerste keer. Tot op dat moment had ze de steile hellingen vermeden. Pas tegen vieren gaf ze aan dat het voor haar genoeg was geweest. In de skilift sprak ze verwonderd en een beetje trots over haar overwonnen angst. Eenmaal beneden, dronken ze bij een après-skitent een wijntje. Om halfzes waren ze naar het chalet gereden om te douchen en zich om te kleden. Daarna waren ze naar Zell am See gereden om een hapje te eten.
Op haar gemak liep ze nu langs Hotel Steinerwirt. Volgens het uithangbord was het eigendom van de familie Schwaninger en bestond het sinds 1493. De straat ging over in een plein, de Stadtplatz. Eén gebouw viel op door de prachtige rood met witte luiken.
De kerk lag nu schuin rechts van haar. Volgens de aanwijzingen van Kirsten liep ze door tot Café Konditorei Mosskommer en ging naar links. Recht voor haar lag de kroeg waar ze naartoe ging. De straat maakte deel uit van het uitgaanscentrum van Zell am See. Toch waren de uitbaters erin geslaagd een groot deel van de authenticiteit te behouden. Schreeuwend neon was uit den boze. Op een enkel beschaafd uithangbord na, waren de namen van de cafés en winkels op de ramen geplakt of geschilderd.
De straat eindigde in een brede T-splitsing die sterk op een pleintje leek. Op de hoek rechts van haar bevond zich onder Gasthof Grüner Baum de après-skipub Greens, volgens Kirsten een van de tenten waar tot diep in de nacht werd gefeest. Manon hoefde daar vanavond niet te zijn en stapte aan de linkerkant kroeg Diele binnen.
Van het ene op het andere moment bevond ze zich in een andere wereld. Harde muziek schalde door de luidsprekers. Zeker de helft van de bezoekers zong mee. Er werden grote glazen geheven, waarbij het bier rijkelijk over de rand gutste.
Mijn god, dacht Manon. Ze kende deze taferelen nog van vorige wintersportvakanties en had hier totaal geen behoefte aan. Ze was nog steeds wat sloom en rozig door de overvloedige maaltijd en de actieve dag die ze op de piste had doorgebracht. Even overwoog ze om rechtsomkeert te maken.
‘Manon!’ Kirsten had haar ontdekt en schreeuwde boven het lawaai uit. Ze wurmde zich door de menigte en pakte Manon stevig vast.
‘Leuk om je te zien.’ Manon liep door de deinende menigte achter haar aan. Uit de vanzelfsprekendheid waarmee ze zich een weg baande bleek dat ze hier vaker kwam. Ze belandden bij een rond tafeltje in een hoek. Zes mannen en twee vrouwen stonden eromheen. Schijnbaar ongestoord door de muziek stonden ze te praten. Veel zwarte instructeursjacks. Ze telde er maar liefst vier. Met Kirsten erbij vijf.
‘Hoi Manon,’ zei Kurt.
Ze knikte hem vriendelijk toe.
‘Hé kanjer,’ grijnsde Stuart.
Hij kreeg een knipoog.
‘We hebben hier een landgenoot van je,’ zei de Engelsman. Hij wees naar een jonge man van hooguit begin twintig die met twee leeftijdsgenoten stond te praten. Omdat zijn collega hem niet verstond, trok hij stevig aan de mouw van diens zwarte jack.
‘Wat is er?’
Stuart knikte in de richting van Manon. ‘Mijn heldin is er,’ zei hij met een scheve grijns.
De jongeman boog naar voren en stak zijn hand uit. Hij glimlachte guitig, waarbij hij een perfect gebit toonde. Met zijn zwarte krullen en donkere ogen zag hij er goed uit en hij had een grappige uitstraling.
‘Hallo, ik ben Dirck van Laere,’ zei hij met een Vlaamse tongval. ‘Ik heb veel over je gehoord.’ Hij priemde met zijn duim naar Stuart. ‘Vooral van die brokkenmaker.’
Stuart gaf hem quasibeledigd een duw. ‘Kon jij maar half zo goed skiën als die dame, sukkel. Dan had je nu wel bij een fatsoenlijke skischool gezeten.’
Dirck trok een gezicht. ‘Zeker bij die Tsjechen...’ zei hij sceptisch.
Er viel een stilte. Kurt praatte snel over het ongemakkelijke moment heen.
‘Hoe kun jij nu weten dat ze goed kan skiën, maffe Engelsman? Volgens mij lag jij toen vol met je snufferd in de sneeuw!’
Een oorverdovend gelach volgde. Manon glimlachte braaf mee, maar kon zich niet aan de indruk onttrekken dat er naast vrolijkheid ook iets anders doorklonk. Opluchting, de instructeurs waren blij dat met een geintje een heikel onderwerp van tafel was geveegd.
Wat hadden Tsjechen hiermee te maken?
Dirck nam het woord van Kurt over. ‘Wij zijn trouwens geen landgenoten, Stuart. Nederland en België zijn twee verschillende landen. Wij noemen jou toch ook geen Ier, sukkel!’
Stuart maakte een wegwerpgebaar. ‘ Who gives a shit ...’
Kirsten zette een glas witte wijn voor haar neer. Zelf nam ze een slok van haar bier.
‘Op je gezondheid en bedankt voor de hulp.’
Manon nipte van de wijn. Na de uitstekende wijn die ze vanavond had geproefd, smaakte deze naar azijn. Met moeite wist ze haar gezicht in de plooi te houden.
‘Hoe is het met je groepje?’ vroeg ze snel. Praten was een prima excuus om deze troep niet te drinken.
‘Best wel goed. Vandaag hebben we de hele dag op de blauwe piste doorgebracht. Een stuk of vijf valpartijen, waaronder twee van Merel. Niets ernstigs. Verkeerde inschatting, onzekerheid, gebrekkige techniek, je kent het wel. Die kleintjes zijn pas net bezig, joh.’
Hoewel ze het met de gebrekkige techniek van Merel niet eens was, knikte ze instemmend. De progressie die het groepje had gemaakt was inderdaad bewonderenswaardig.
‘Die drie missen je wel, hoor. Vooral Merel. Bas doet gewoon zijn ding en van Rufus kan ik geen hoogte krijgen. Wat een apart kind is dat, een echte einzelgänger.’
Uit haar woorden bleek dat ze niets van Rufus’ historie wist. Blijkbaar had zijn vader hierover alleen met haar gesproken. Ze twijfelde of ze Kirsten op de hoogte moest brengen. Beter van wel.
‘Zijn moeder is nog niet zo lang geleden overleden. Daarom is hij zo stuurs.’
Voordat Kirsten kon reageren, sprak de jongen die naast Dirck stond Manon aan. Hij had donkerblond haar, een mager gezicht en was de puberteit nauwelijks ontgroeid.
‘Manon, wij zijn morgen op de rode piste.’ De Duitser had duidelijk nog wat moeite met Engels. Hij wees met zijn vinger naar de jongen die naast hem stond. ‘Wil... je, euh... ik bedoel... heb je soms zin om met ons mee te gaan?’ Terwijl hij het vroeg, leek hij te blozen.
De schuchterheid van de jongen vond ze vertederend.
‘Dat is heel vriendelijk van je...’ Ze keek hem vragend aan.
‘Tillman.’ Zijn tong struikelde bijna over zijn eigen naam.
‘Tillman. Maar ik heb mijn familie beloofd dat ik morgen met ze optrek. Misschien dat we elkaar nog op de piste tegenkomen, oké?’
Het diplomatieke antwoord scheen hem te bevallen. Tevreden knikte hij.
‘Cool.’
Zijn vriend leek minder gecharmeerd van de verkapte afwijzing. Hij was van dezelfde leeftijd als Tillman, maar hun uiterlijk was totaal verschillend. Hij had een kaalgeschoren hoofd, minstens twintig kilo overgewicht en zijn kraaloogjes keken venijnig de wereld in.
‘Je familie zie je elke dag,’ zei hij provocerend. ‘Ons maar één keer in je leven.’ Hij grijnsde hautain. ‘Of ben je soms bang dat we te hard voor je gaan?’
Dirck reageerde meteen.
‘Doe even normaal, Stephan! Anders blijf jij morgen lekker thuis.’
De Duitser keek hem geringschattend aan, draaide zich een kwartslag om en luisterde naar een gesprek dat een instructeur met twee jonge vrouwen voerde.
Dirck keek Manon aan. ‘Sorry,’ zei hij. ‘Haantjesgedrag en hormonen.’
‘Het is wel goed, joh. Laat hem maar stoer doen. Ik ben het alweer vergeten.’
Tillman wist zich duidelijk geen raad met de situatie. Hij keek een beetje ongemakkelijk. Ze gaf hem een vriendschappelijke knipoog.
Na een uur had ze met al haar tafelgenoten gesproken. Stephan hing nog even rond en merkte dat zijn gepoch door niemand in dank werd afgenomen. Opeens was hij verdwenen. Na wat gedraai ging zijn vriend Tillman hem toch achterna.
‘Ik ga ervandoor,’ zei Manon nadat ze met veel moeite haar tweede glas wijn half had opgedronken. Iedereen aan de tafel groette haar, waarna ze opstond en richting uitgang liep.
De twee mannen die aan de bar zaten waren haar niet opgevallen. Ze hadden doorsneegezichten en droegen donkere, leren jassen. Een beetje het type lokale bosarbeider van middelbare leeftijd. ‘Ben benieuwd,’ zei de magere man cynisch.
‘Waarnaar?’ wilde de ander weten. Hij was lang, had brede schouders en borstelige wenkbrauwen.
‘Of hij haar probeert te rekruteren. Volgens onze jongens voldoet die meid aan de toelatingseisen.’
De grote man schudde vertwijfeld.
‘Haal die militaristische termen uit je systeem, Ondrej. Die tijd is voorbij.’
De magere man gromde vervaarlijk. ‘Je weet anders donders goed wat ik bedoel. Trouwens, in die tijd was het nooit zover gekomen. Het is toch te gek voor woorden dat we nu geintjes verzinnen die we vroeger op de lagere school uithaalden? Dit is volstrekt zinloos, hiermee krijg je nog geen kleuter aan het schrikken.’
Zijn partner haalde zijn schouders op.
‘Het is niet anders. De zaken gaan hier anders dan thuis. Waarschijnlijk wil Pavel het juiste moment afwachten.’
De magere man beet op zijn lip.
‘Jan denkt er inmiddels anders over. Als het aan hem ligt pakken we het op de ouderwetse manier aan.’
Lukas Skacel glimlachte. Gedurende een lange periode in zijn leven had hij dingen gedaan en gezien waarvan hij tegenwoordig weleens slecht sliep. Gewelddadigheden hoorden nu eenmaal bij het beroep waar hij vanaf zijn jeugd in was gerold. Het had niet anders gekund. Meestal dommelde hij na deze geruststelling weer in. Al leek hij zichzelf steeds vaker te moeten geruststellen. Hij zou toch niet na al die jaren echt last van zijn geweten krijgen?
‘Pavel is de baas,’ antwoordde hij. ‘Jan is een heethoofd, hij moet nog veel leren.’
Hij nam een slok van zijn bier.
‘Waar maak jij je eigenlijk zo druk over? Overdag hangen we wat rond in de shop en ’s avonds houden we de concurrentie een beetje in de gaten. Een hele verbetering met de situatie thuis. Of ben jij soms vergeten dat we daar letterlijk moesten knokken voor onze poen?’
Ondrej Bokuva liet het glas bier tussen zijn handen draaien.
‘Dat is ook een manier om het te bekijken,’ antwoordde hij. Uit zijn toon bleek dat het niet zijn visie was.