|
Toen ze klaar waren met eten, ging de familie Schat naar de zitkamer, waar meneer Schat een lied zong en zijn vrouw hem op de piano begeleidde. Kleine Michiel grijnsde van oor tot oor toen hij toekeek hoe Wendy met Jan danste. Zijn broer zag er indrukwekkend uit in zijn donkerblauwe, militaire jasje. Op de spierwitte revers van het jasje zat een grote, glanzende medaille met lintjes vastgespeld. Op zijn hoofd droeg Jan een grote, driekantige hoed. Hij leek erg op zijn idool, Keizer Napoleon Bonaparte van Frankrijk. Terwijl de familie Schat danste en zong, zat tante Madelief in een schommelstoel te breien. Af en toe wierp ze achterdochtige blikken naar Nana. De hond was diep in slaap, ze lag lekker opgerold voor het haardvuur. Eindelijk was het lied uit, en Wendy en Jan lieten zich uitgeput en vrolijk op de bank vallen. ‘Wendy’s beurt!’ riep Michiel. Jan knikte. ‘Wendy moet ons een verhaal vertellen.’ ‘Vertel over Cecco,’ zei Michiel. ‘Die zijn naam op de directeur in Goa had getatoeëerd!’
‘En over Noedel, met zijn handen achterstevoren,’ zei Jan. Tante Madelief was ontzet. ‘Lieve hemel,’ riep ze uit met haar handen in de lucht. ‘En Haak!’ zei Michiel triomfantelijk.
‘Haak?’ vroeg tante Madelief verbijsterd. ‘Haak!’ zei Jan opgewekt. ‘Een piraat wiens ogen rood worden als hij je ingewanden eruit haalt.’ ‘Oh wat vreselijk, dat soort verhalen,’ zei tante Madelief. ‘Het is een schande zoals kinderen tegenwoordig worden opgevoed!’
‘Ik ben bang dat ik helemaal niet geleerd ben, tante,’ legde Wendy uit. ‘Maar ik weet wel wat van piraten. Ik ben van plan een boek te schrijven, in drie delen, over mijn avonturen.’
Tante Madelief knipperde met haar ogen. ‘Welke avonturen?’
‘Ik moet ze nog beleven,’ zei Wendy met een zucht. ‘Maar ze zullen geweldig opwindend zijn.’ Tante Madelief streelde over Wendy’s haar. ‘Maar kindje,’ kirde ze. ‘Schrijvers hebben niet veel aanzien in de maatschappij, en vrouwelijke schrijvers al helemaal niet. En het is voor een schrijver heel moeilijk om te trouwen.’ Nu was het Wendy’s beurt om verbijsterd te zijn. ‘Trouwen?’ ‘Maar tante Madelief!’ protesteerde mevrouw Schat. ‘Wendy is nog geen dertien.’
‘Ja, maar kijk eens naar haar!’ riep tante Madelief uit. ‘Wendy heeft al de kin van een vrouw.’ Iedereen keek naar Wendy’s kin.
‘En heb je het nog niet gezien?’ ging tante Madelief verder. ‘Kijk eens naar haar mond.’ Iedereen keek naar Wendy’s mond.
‘Daar, verborgen in de rechterhoek van Wendy’s mond… Zie ik daar een kus?’
‘Een kus,’ fluisterde Michiel tegen Jan, die knikte. ‘Net als mama’s kus,’ zei hij.
‘De speciale kus die we niet kunnen krijgen,’ zei Michiel. ‘Een verborgen kus,’ zei tante Madelief. ‘Maar opvallend voor degenen die hem kunnen zien. En het is een bijzonder persoon die die kus kan zien.’ ‘Waar is hij voor?’ vroeg Wendy zacht. Tante Madelief glimlachte. ‘Hij is voor het grootste avontuur van allemaal. Wie hem vindt, is in de hemel geweest.’ ‘Wat vindt?’ vroeg Wendy.
‘Degene aan wie de kus toebehoort,’ antwoordde tante Madelief. Haar ogen stonden opeens droevig. ‘De bijzondere persoon die speciaal voor jou gemaakt is.’ Mevrouw Schat stond op en jaagde Nana en de kinderen naar de kinderkamer. Maar de jongens waren ongehoorzaam. In plaats van naar hun kamer te gaan, bleven ze op de trap zitten om naar hun ouders te luisteren. ‘Mijn Wendy, een vrouw?’ zuchtte meneer Schat. ‘En al zo snel.’
‘Bijna een vrouw,’ verbeterde tante Madelief. ‘Ze moet minder tijd met haar broertjes doorbrengen en meer tijd met mij. En ze moet de kinderkamer uit en een eigen kamer krijgen.’
Toen ze dat hoorden, keken Jan en Michiel elkaar onthutst aan.
‘Geen avonturen meer,’ jammerde Michiel.
‘Geen piraten meer,’ zuchtte Jan.
‘Geen Wendy meer,’ riepen ze samen uit.
‘En Julius,’ ging tante Madelief verder. ‘De dochter van een
administrateur kan niet in zulke hoge kringen trouwen als
die van een manager. Je moet wat vaker een praatje maken
met je bazen bij de bank. Je moet opvallen. Geestig zijn.
Dat is erg in op het moment.’
Julius knikte. Als elke vader wilde meneer Schat alles doen om zijn dochter gelukkig te maken.
Later die avond, in de kinderkamer, lag Wendy in bed. Somber staarde ze naar het plafond. ‘Dit is mijn einde,’ zei ze. ‘Mijn Waterloo.’
‘Nooit!’ zei Jan vanaf de andere kant van de kamer. ‘Ze zeiden bijna een vrouw. Weet je nog, die vriendin van mama die wel tien jaar lang negenentwintig was. Als zij dat kan…’ ‘Dan kan ik het ook!’ zei Wendy, en ze voelde zich al beter. Toen was ze even stil. ‘Maar hoe?’ vroeg ze zich af. Jan had geen antwoord en Michiel sliep al. Even later sliep Wendy ook.
Bleek maanlicht stroomde de kamer in en er was een licht briesje in de lucht.
Toen er een haarlok over haar wang gleed, werd Wendy wakker. Opeens gingen haar ogen wijdopen van verbazing en ze smoorde een kreet.
Dat was onmogelijk, het gezicht van een jongen zweefde boven haar hoofd! De jongen, die al net zo geschrokken leek, sprong gewichtloos door de kamer. Bij het raam stopte hij even en keek Wendy aan.
Opeens stormde Nana uit haar mand en sprong naar het spookachtige figuurtje. De tanden van de hond misten de jongen, maar raakten een hoekje van zijn schaduw. Koppig sloeg Nana haar nagels in de vloer en trok. De vreemde, vliegende jongen werd teruggetrokken. Opeens klonk er een scheurend geluid en het raam sloeg dicht. Nana blafte toen Wendy naar het raam rende. Maar de jongen was verdwenen. Waar was hij naartoe? vroeg Wendy zich af. Was hij gevallen?
Ze rende de kinderkamer uit de gang op. Er stond een zware ladekast met huishoudelijke spullen. Ze trok een la open, greep er een kaars uit en rende naar de trap. Blaffend rende Nana de gang op, ze probeerde nog steeds de schaduw van de jongen te pakken te krijgen. Langzaam zakte de schaduw van de muur naar beneden. Toen hij in de la sprong die Wendy open had laten staan, dook Nana vooruit. Ze sloeg met haar poten de la dicht en had de geheimzinnige schaduw gevangen.
Intussen had Wendy de kaars aangestoken en rende ze de voordeur uit. Ze zocht op straat naar de jongen die haar raam was uitgevlogen. Maar er was niemand, want er was niemand naar beneden gevallen.
Toen keek Wendy omhoog. Het raam van de kinderkamer was tien meter boven de grond. Als de jongen niet was gevallen, waar was hij dan gebleven? vroeg ze zich af. Kon hij gewoon zijn weggevlogen?
Opeens zag ze iets ver voorbij het raam van de kinderkamer - zo ver als je je maar kunt voorstellen. Het leek een streep vuur aan de nachthemel, een flits als een vallende ster.
De volgende dag op school moest Wendy steeds weer aan de vreemde verschijning van die nacht denken. Bestond de spookachtige jongen echt? Had hij haar echt bezocht? Of was het gewoon een droom?
De kunstles aan de meisjesschool van mevrouw Knijpstra moest serieus genomen worden. Er werd van de meisjes verwacht dat ze hun tijd creatief zouden besteden. Sommigen borduurden. Anderen schilderden of schikten bloemen. Wendy maakte een tekening. Het was een tekening van een meisje dat in bed lag. Boven haar zweefde een jongen.
‘Als dit jouw bed is, wie is dat dan?’ vroeg mevrouw Knijpstra.
‘Een jongen,’ antwoordde Wendy.
‘Jongedame!’ riep mevrouw Knijpstra uit. ‘Dit moet ik direct aan je ouders melden!’
Even later zag Wendy met schrik dat mevrouw Knijpstra een boodschappenjongen een brief gaf. De brief was geadresseerd aan meneer Schat bij de bank. Wendy wist dat ze problemen zou krijgen zodra haar vader de brief van haar lerares had ontvangen.
Later op de dag, toen Nana Jan, Michiel en Wendy van school naar huis bracht, zag Wendy een bekend gezicht - de boodschappenjongen! Hij reed op de fiets in de richting van meneer Schats bank. ‘Wacht!’ gilde Wendy. ‘Stop!’
Maar de boodschappenjongen reed door. Hij moest een belangrijke brief naar ene meneer Schat brengen in de Vertrouwde Bank en Verzekeringsmaatschappij. Niemand mocht hem afleiden!
Op datzelfde moment, in de bank, ging meneer Schat een praatje maken met zijn baas. Mijnheer Edward QuillerCouch, de president van de bank, was een norse man, maar hij hield er wel van als zijn ondergeschikten een praatje met hem maakten en geestig waren. Om die reden had meneer Schat het ‘praatje maken’ de hele middag geoefend. Nu ging hij het advies van tante Madelief uitvoeren en een praatje maken met mijnheer Edward. ‘Ik adviseer u deze lening te weigeren, mijnheer,’ zei meneer Schat en hij gaf mijnheer Edward een brief. ‘Het lijkt me dat Lord Caversham alleen maar voor zijn plezier leeft.’
Mijnheer Edward bekeek de brief kritisch. ‘Hoe zou een lid van het Hogerhuis dan moeten leven?’ vroeg hij. ‘Voor de goedkeuring van zijn schuldeisers, mijnheer,’ antwoordde meneer Schat.
Tot meneer Schats opluchting brulde mijnheer Edward van het lachen.
‘Goed gezegd, jongeman!’ riep mijnheer Edward uit. ‘Ik zal deze lening weigeren, en een oogje op jou houden.’ Nog steeds lachend sloeg mijnheer Edward meneer Schat op zijn schouder. ‘En wat is je naam?’ Voordat meneer Schat kon antwoorden, hoorde hij een bezorgde stem achter zich.
‘Papa, ik kan het uitleggen!’ riep Wendy uit en ze rende over de marmeren vloer van de bank. Ze probeerde wanhopig de boodschappenjongen tegen te houden, maar die verdraaide jongen was vastbesloten. Hij bleef maar volhouden! Een seconde later stormde Nana de bank binnen, ze achtervolgde Wendy. Toen ze binnen was, probeerde ze haar vaart in te houden, maar de vloer was te glad en ze gleed met een klap tegen Wendy aan.
‘Whoeaa!’ gilde Wendy en ze viel over Nana’s rug. De hond bleef over de gladde vloer glijden, met Wendy op haar rug, en knalde vervolgens tegen meneer Schat en mijnheer Edward aan. De twee mannen vielen om als bowlingballen. En Nana bleef maar doorglijden, tegen managers, bankbediendes en zelfs tegen een paar klanten aan. Al snel was de marmeren vloer van de Vertrouwde Bank en Verzekeringsmaatschappij bezaaid met gevallen lichamen, die allemaal probeerden op te krabbelen. En allemaal boos waren.
‘Het spijt me, papa,’ snikte Wendy.
Maar meneer Schat was te kwaad om te luisteren. Die avond haalde meneer Schat het mutsje van Nana’s hoofd en nam de hond mee naar buiten naar het hondenhok.
‘Ik heb een kindermeisje nodig,’ zei meneer Schat met een zucht, ‘en geen hond.’ Toen ging hij naar zijn dochter Wendy. ‘Wendy,’ zei hij vriendelijk, ‘morgen beginnen je lessen bij tante Madelief om te leren hoe je een echte dame kan worden!’